ECLI:NL:RBOVE:2025:1958

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
C/08/325774 / HA ZA 24-475
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank Overijssel in geschil tussen eisende partij en gedaagde partijen met verwijzing naar rechtbank Zwolle

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel zich onbevoegd verklaard om van de vorderingen in de hoofdzaak ten aanzien van partij B2 kennis te nemen. De rechtbank heeft de zaak in de stand waarin zij zich bevindt verwezen naar de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle. De eisende partij, aangeduid als partij A, heeft vorderingen ingesteld tegen de gedaagde partijen, partij B1 en partij B2, die beiden gevestigd zijn te [vestigingsplaats]. De procedure is gestart met een dagvaarding waarin partij A tevens een incidentele vordering tot afgifte/inzage in stukken heeft ingediend. Partij B heeft zich in een incidentele conclusie beroepen op een forumkeuzebeding uit een koopovereenkomst, waarin de rechtbank Zwolle als bevoegde rechter is aangewezen. Partij A erkent dit, maar stelt dat er ook een agentuurovereenkomst is met partij B1, waarbij geen bevoegde rechter is aangewezen. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de rechtbank Zwolle exclusief bevoegd is voor partij B2, en dat de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, bevoegd is voor partij B1. De rechtbank heeft geoordeeld dat de zaak ten aanzien van beide gedaagden naar Zwolle moet worden verwezen, omdat de vorderingen op hetzelfde feitencomplex zijn gebaseerd. De proceskosten in het incident zijn toegewezen aan partij B, met een veroordeling van partij A tot betaling van € 792,00 aan kosten. Het vonnis is uitgesproken op 2 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/325774 / HA ZA 24-475
Vonnis in incident van 2 april 2025
in de zaak van
[partij A],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident,
hierna te noemen: [partij A] ,
advocaat: mr. T.H.I.M. Pierik,
tegen

1.[partij B1] B.V.,

2.
[partij B2] B.V.,
beiden gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partijen in de hoofdzaak, eisende partijen in het incident,
hierna tezamen te noemen [partij B]
en ieder afzonderlijk [partij B1] en [partij B2] ,
advocaat: mr. M.B. Bollen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van [partij A] tevens houdende de incidentele vordering tot afgifte/inzage in stukken (op grond van artikel 22 en 843a Rv), met producties
- de incidentele conclusie houdende exceptie van (relatieve) onbevoegdheid van [partij B] ;
- de incidentele conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident van [partij A] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het bevoegdheidsincident.

2.Het geschil in de hoofdzaak

[partij A] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
in het incident tot afgifte/inzage in stukken op grond van artikel 22/843 Rv
[partij B] ieder voor zich wordt bevolen om binnen één week na het in de hoofdzaak te wijzen vonnis inzage in en afschrift van de gerealiseerde omzet (exclusief btw) die door [partij B1] van [naam producten] producten is behaald in de periode 1 oktober 2022 tot en met heden, met de daarbij behorende (verkoop)facturen en administratie, zoals grootboekrekeningen en voorraadlijsten te verschaffen, althans [partij A] inzage in en afschrift van de door de rechtbank in goede justitie te bepalen bescheiden te verschaffen, primair op grond van artikel 22 Rv, subsidiair op grond van artikel 843a Rv;
[partij B] ieder voor zich te veroordelen om aan [partij A] ten titel van een dwangsom te betalen een bedrag van € 2.500,-, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, voor ieder(e) dag(deel) dat de betreffende gedaagde in strijd handelt met het onder I. genoemde bevel;
[partij B] hoofdelijk – des de één betalende de ander zal zijn bevrijd – te veroordelen in de proceskosten in dit incident;
in de hoofdzaak
[partij B] ieder voor zich te veroordelen om tot 1 oktober 2027 te voldoen aan de op hen op grond van de overeenkomst rustende verplichting maandelijks een overzicht aan te leveren van de gerealiseerde omzet, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag/dagdeel voor iedere dag na iedere maand dat de betreffende gedaagde verzuimt aan de op haar rustende verplichting te voldoen;
[partij B] hoofdelijk – des de één betalende de ander zal zijn bevrijd – te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 21.748,- exclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente in de zin van artikel 6:119a BW vanaf de datum van de dagvaarding tot het moment van algehele voldoening;
[partij B2] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.697,21, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente in de zin van artikel 6:119a BW over het bedrag van € 218,02 vanaf 1 januari 2023 en over het bedrag van
€ 1.479,19 vanaf 1 januari 2024 tot de dag van volledige betaling;
[partij B] hoofdelijk – des de één betalende de ander zal zijn bevrijd – te veroordelen tot betaling van € 1.200,90 aan buitengerechtelijke incassokosten, de beslagkosten, de proceskosten (inclusief nakosten), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente in de zin van artikel 6:119a BW over de beslag- en proceskosten.

3.Het geschil in het bevoegdheidsincident

3.1.
[partij B] vorderen dat de rechtbank zich, uitvoerbaar bij voorraad, onbevoegd verklaart om van de onderhavige zaak kennis te nemen en de zaak, in de stand waarin deze zich bevindt, verwijst naar de rechtbank Overijssel locatie Zwolle, met veroordeling van [partij A] in de rente en kosten van dit geding. [partij B] beroepen zich ter onderbouwing van deze incidentele vordering op het forumkeuzebeding dat is opgenomen in de tussen hen op 16 augustus 2022 gesloten koopovereenkomst. Op grond van dit forumkeuzebeding en artikel 108 lid 1 Rv. is volgens [partij B] de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle exclusief bevoegd om van het onderhavige geschil kennis te nemen.
3.2.
[partij A] erkent dat in de koopovereenkomst tussen [partij A] en [partij B2] de rechtbank in Zwolle is aangewezen om van het geschil kennis te nemen De rechtbank Overijssel, locatie Zwolle is daarom volgens [partij A] in beginsel bij uitsluiting bevoegd van de zaak kennis te nemen met betrekking tot de vordering van [partij B2] . Hij voert echter aan dat er tussen hem en [partij B1] een agentuurovereenkomst is gesloten waarbij geen bevoegde rechter is aangewezen. Daarom is ten aanzien van [partij B1] de hoofdregel van artikel 99 Rv van toepassing en is de rechter van de woonplaats van gedaagde bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen. Dat is volgens [partij A] de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, omdat [partij B1] is gevestigd in [vestigingsplaats] . Nu er sprake is van meerdere gedaagden en de rechtbank Overijssel, locatie Almelo relatief bevoegd is ten aanzien van [partij B1] is zij op grond van artikel 107 Rv eveneens bevoegd ten aanzien van [partij B2] , aldus [partij A] .

4.De beoordeling in het bevoegdheidsincident

4.1.
[partij B] hebben een getekende koopovereenkomst van 16 augustus 2022 tussen [partij A] en [partij B2] overgelegd. In artikel 5.5 van deze overeenkomst is opgenomen dat bij geschillen de rechter in Zwolle bevoegd is. Ten aanzien van [partij B2] is derhalve de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle bevoegd. In artikel 9.2 van de overgelegde (niet getekende) agentuurovereenkomst van 5 oktober 2022 tussen [partij A] en [partij B1] is opgenomen dat geschillen aan de bevoegde rechter in Nederland worden voorgelegd. Op basis van artikel 99 Rv is jegens [partij B1] de rechtbank Overijssel, locatie Almelo bevoegd. De vraag is nu of de rechtbank Overijssel, locatie Almelo op grond van artikel 107 Rv ook ten aanzien van [partij B2] bevoegd is zodat deze zaak door de rechtbank Overijssel, locatie Almelo kan worden behandeld.
4.2.
Deze vraag wordt ontkennend beantwoord.
De rechter voor wie een zaak is aangebracht verklaart zich op grond van artikel 108 Rv onbevoegd, indien partijen in de tussen hen gesloten overeenkomst een bevoegde rechter hebben aangewezen en de gedaagde partij zich tijdig op de onbevoegdheid van de aangezochte rechter beroept. Uit deze formulering volgt dat indien partijen een bepaalde rechter als exclusief bevoegde rechter hebben aangewezen, partijen niet van deze rechter kunnen worden afgehouden op grond van andere bepalingen die de relatieve bevoegdheid regelen, zoals artikel 107 Rv. Naar het oordeel van de rechtbank prevaleert het bepaalde in artikel 108 Rv boven het bepaalde in artikel 107 Rv.
4.3.
[partij B] hebben zich op grond van artikel 110 Rv tijdig, voor alle weren in de hoofdzaak, op de relatieve bevoegdheid beroepen. Nu artikel 108 Rv prevaleert boven artikel 107 Rv is de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle bij uitsluiting bevoegd om van de zaak jegens [partij B2] kennis te nemen. De rechtbank Overijssel, locatie Almelo zal zich daarom ten aanzien van deze gedaagde onbevoegd verklaren en de zaak verwijzen naar de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle.
4.4.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 107 Rv de zaak ten aanzien van [partij B1] ook te verwijzen naar de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle.
De vorderingen in de hoofdzaak zijn ten aanzien van beide gedaagden op hetzelfde feitencomplex gebaseerd en er worden hoofdelijke veroordelingen gevorderd.
De doelmatigheid en de goede procesorde rechtvaardigen dat de zaak jegens [partij B1] door dezelfde rechter wordt behandeld als de zaak jegens [partij B2] . Nu de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle jegens [partij B2] exclusief bevoegd is zal de zaak ook jegens [partij B1] naar deze locatie worden verwezen. Dat betekent dat de vordering van [partij B] in dit bevoegdheidsincident zal worden toegewezen.
4.5.
[partij A] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [partij B] in het incident worden veroordeeld, begroot op € 614,00
aan salaris advocaat (één punt, tarief II) en € 178,00 aan nakosten, in totaal € 792,00. De nakosten zullen voor het overige worden toegewezen op de in de beslissing vermelde wijze. Hetzelfde geldt voor de gevorderde wettelijke rente.

5.De beslissing

De rechtbank
in het bevoegdheidsincident
5.1.
verklaart zich onbevoegd van de vorderingen in de hoofdzaak ten aanzien van [partij B2] kennis te nemen,
5.2.
veroordeelt [partij A] in de kosten van het incident, tot dit vonnis begroot op
€ 792,00, te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis, vermeerderd met € 92,00 plus de kosten van betekening, indien [partij A] niet binnen genoemde termijn betaalt en vervolgens betekening van het vonnis plaatsvindt en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 792,00 vanaf de vijftiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
5.4.
verwijst de gehele zaak in de stand waarin zij zich bevindt naar de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Diggele en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2025.