ECLI:NL:RBOVE:2025:1952

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
C/08/300014 / HA ZA 23-274
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over aannemingsovereenkomst en installatiewerkzaamheden bij woningbouw

In deze zaak heeft eiseres, een bouwconstructiebureau, gedaagde opdracht gegeven voor installatiewerkzaamheden bij de bouw van een dubbele woning. Beide partijen beschuldigen elkaar van het niet nakomen van verplichtingen uit de aannemingsovereenkomst. De rechtbank heeft op 2 april 2025 een vonnis gewezen waarin eiseres in de gelegenheid is gesteld om zich bij akte uit te laten over bepaalde punten. De rechtbank heeft eerder op 16 oktober 2024 een tussenvonnis gewezen waarin het minderwerk is begroot op € 53.638,89 exclusief BTW. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd dat wijzigingen in het werk zijn goedgekeurd door eiseres. Eiseres maakt aanspraak op vervangende schadevergoeding tot een bedrag van € 133.659,39 inclusief BTW. De rechtbank heeft de zaak verwezen naar de rol van 30 april 2025 voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/300014 / HA ZA 23-274
Vonnis van 2 april 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. M.S. ten Feld-Sprik,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. J.F. Vanhommerig.

1.De procedure

De rechtbank heeft op 16 oktober 2024 een tussenvonnis gewezen. Ingevolge dat vonnis heeft [gedaagde] een akte met producties genomen en zijn op 26 november 2024 van de zijde van [gedaagde] drie getuigen gehoord. Vervolgens heeft [gedaagde] een akte na enquête en [eiseres] een antwoordakte genomen. Ten slotte is vonnis gevraagd. Vonnis is bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling van het geschil

de overeenkomst
2.1.
De rechtbank heeft al overwogen dat de in de calculatie van [gedaagde] van 28 mei 2021
genoemde prijzen voor de daarin genoemde werkzaamheden en materialen, voor zover die ook zijn verricht respectievelijk gebruikt, zijn te beschouwen als richtprijzen als bedoeld in artikel 7:752 BW. Die richtprijzen mogen niet met meer dan 10% worden overschreden, tenzij [gedaagde] zo tijdig mogelijk voor de waarschijnlijkheid van een verdere overschrijding heeft gewaarschuwd, om [eiseres] de gelegenheid te geven het werk te beperken en/of te vereenvoudigen.
de prijs van het werk
2.2.
In het tussenvonnis van 16 oktober 2024 heeft de rechtbank het minderwerk op het project begroot op een bedrag van in totaal € 53.638,89 exclusief BTW. Wat het meerwerk betreft is overwogen dat [gedaagde] heeft volstaan met het noemen van werkzaamheden/posten, zonder ten aanzien van ook maar enige post te onderbouwen welke kosten (materialen en/of uren) aan welk gesteld meerwerk verbonden zouden zijn en dat reeds op grond hiervan met het gestelde (en overigens ook betwiste) meerwerk geen rekening gehouden kan worden.
2.3.
Bij voormeld tussenvonnis heeft de rechtbank vastgesteld dat, gezien de waarde van het minderwerk, de richtprijs die volgt uit [gedaagde] calculatie van 28 mei 2021, het nader overeengekomen, hogere uurtarief en het feit dat met het gestelde meerwerk geen rekening kan worden gehouden, [gedaagde] [eiseres] in principe € 98.374,66 exclusief BTW plus 10% overschrijding is € 108.212,13 (€ 130.936,68 inclusief BTW) had mogen factureren. [gedaagde] heeft onvoldoende feitelijk onderbouwd dat zij [eiseres] zo tijdig als mogelijk heeft gewaarschuwd voor de waarschijnlijkheid van een verdere overschrijding om haar aldus de gelegenheid te geven het werk te beperken en/of te vereenvoudigen. [eiseres] heeft aan [gedaagde] betaald € 120.710,43, zodat in beginsel nog € 10.226,25 moet worden betaald.
gestelde gebreken en herstelkosten A2
2.4.
Partijen zijn het erover eens dat de tekeningen van [gedaagde] niet afwijken van de aan A2 ter beschikking gestelde tekeningen, waaronder de architecttekeningen en het licht- en elektraplan. [gedaagde] heeft haar stelling dat de daadwerkelijke bouw afweek van de tekeningen onvoldoende feitelijk onderbouwd. [gedaagde] heeft echter ook gesteld dat, voor zover de plaats van vloercontactdozen, spots, WTW-ventielen en verdelers afwijkt van de tekeningen, die afwijkingen door [eiseres] zijn geaccordeerd in het werk. De rechtbank heeft [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om het bestaan van feiten en/of omstandigheden te bewijzen waaruit blijkt dat [eiseres] door een daartoe bevoegde persoon wijzigingen van de plaatsing van vloercontactdozen, spots, WTW-ventielen en/of verdelers ten opzichte van de tekeningen heeft geaccordeerd en, zo ja, welke wijzigingen dat waren.
2.5.1.
[gedaagde] heeft drie getuigen laten horen, de heren [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] , allen werknemers van [gedaagde] . De rechtbank zal hieronder de meest relevante delen van hun verklaringen weergeven.
de heer [getuige 1]
“(…) Ik heb voornamelijk met [naam 1] [ [naam 1] , toevoeging rechtbank] contact gehad tijdens de bouw en een aantal keren met meneer [eiseres] zelf.
De instructies van het uit te voeren werk op de bouw kreeg ik van [naam 1] over het algemeen. Hij had een rechtstreekse lijn met de heer [eiseres] zelf. Als hij iets niet wist belde hij met de heer [eiseres] .
[naam 1] was een soort uitvoerder op de bouw. (..)”
de heer [getuige 2]
“(…) Op het moment dat ik aan het werk ben gegaan zijn wijzigingen geweest met name op het gebied van elektra. Bij mijn werk [natte ruimten, cv, waterleiding, riolering, toevoeging rechtbank] was er volgens mij geen wijziging over wat anders moest.
[naam 1] had de leiding op de bouw. Hij was er elke dag. [naam 1] is geïntroduceerd als uitvoerder. (…)
De vloerverwarmingsverdeler van de begane grond zat verkeerd. Dat lag aan de muren. (…) Volgens mij stond de muur niet goed. De verdeler zat op de verkeerde plek. Ik heb het niet nagemeten. (…) [naam 1] had daar de leiding. (…)”
de heer [getuige 3]
“(…) Mijn taak was het elektrawerk aanleggen. Dit omvat het leidingwerk naar de contactdozen en dergelijke toe. (…)
Wij hadden tekeningen gekregen van de architect van [eiseres] . Daar stonden ook de wandcontactdozen op getekend. Er was later een controle of alles er in zat. Indien nodig werd het werk later aangepast. (…) De tekeningen van [eiseres] zijn in onze tekeningen verwerkt. De wijziging die er was ten opzichte van de tekening van [eiseres] , was een wijziging van een muur die verplaatst werd op de begane grond.
Terwijl ik aan het werk was zijn er wel wat wijzigingen geweest, bijvoorbeeld dat er meer centimeter aan beton op een muur kwam. Dit hebben wij weer aangepast in het werk. Meer beton op de muur betekent dat de spots moesten worden verplaatst in het plafond.
(…)
Als ik aan het werk was hebben wij het leidingwerk volgens tekening aangelegd. Met [naam 1] hebben wij het daarover gehad. Hij had één op één contact met [eiseres] . Zij liepen door de bouw en als wij iets moesten aanpassen deden wij dat. [naam 1] was de uitvoerder op de bouw. Hij was aanspreekpunt van [eiseres] .
(…)
In het werk is mij niet gezegd dat verdelers ventielen etc. niet op de goede plek zaten.
Wat betreft de wandcontactdozen op de begane grond heb ik bij het eind van mijn werkzaamheden gezegd dat er overleg moest komen met [eiseres] of deze op de goede plek zaten. Er zat toen nog geen beton op de muur. Aan het eind van de dag vroeg ik [naam 1] of het goed was. dat heb ik één keer gedaan. Toen de begane grond zover klaar was en de eerste verdieping er nog niet op zat ben ik met [naam 1] gaan kijken en ik heb [naam 1] gevraagd of hij er met [eiseres] overheen wilde lopen of alles goed was. Wij hebben een aantal dingen aangepast en vervolgens is er beton gespoten. Via een GPS-systeem is bepaald waar de vloercontactdozen moesten komen. (…)
Toen de begane grond klaar was diende er nog wel wat aangepast te worden. De wandcontactdozen moesten worden verplaatst.
(…)
Wij hadden contact met [naam 1] en hij belde met [eiseres] als er iets niet goed was of gewijzigd moest worden. Als [eiseres] zelf op de bouw was hadden wij direct met hem contact.
(…)
De maatvoering in het plafond werd uitgezet aan de hand van de tekening van de architect. (…) De maten zijn bij de spotjes gezet in samenspraak met [naam 1] . [naam 1] had onze digitale tekening ontvangen. Vervolgens is hij naar kantoor gegaan om de tekening te bematen en nadat hij die tekening had is hij teruggekomen naar de bouw om de maten uit te zetten in de bouw. Er zijn samen met [naam 1] pijpjes gestoken door de dekvloer om te bepalen waar de spotjes moesten komen. (…)”
[gedaagde] heeft verder een e-mailbericht van [naam 2] aan [eiseres] van 7 juni 2021 in het geding gebracht.
2.5.2.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] niet is geslaagd in het opgedragen bewijs. Uit de getuigenverklaringen blijkt niet dat [naam 1] bevoegd was om namens [eiseres] wijzigingen in het installatiewerk te accorderen. Alle getuigen verklaren immers dat hij met [eiseres] moest overleggen als het ging om wijzigingen. Dat betekent dat hij niet zelf bevoegd was ter zake, zoals [naam 1] ook zelf schriftelijk heeft verklaard.
Dat [eiseres] zelf wijzigingen heeft goedgekeurd en, zo ja, welke, blijkt niet uit de getuigenverklaringen en het e-mailbericht van [naam 2] . Dat hij dat gedaan zou hebben, zou ook niet stroken met bijvoorbeeld het e-mailbericht van [eiseres] van 5 juni 2021, waarin erop wordt gewezen dat zaken niet zijn uitgevoerd conform tekening.
2.5.3.
Aangezien [gedaagde] niet heeft bewezen dat wijzigingen in het werk ten opzichte van de tekeningen zijn geaccordeerd door [eiseres] , heeft te gelden dat [gedaagde] de installaties niet heeft aangelegd zoals overeengekomen. De rechtbank heeft al overwogen dat [gedaagde] heeft geweigerd tot herstel over te gaan (zie 2.20. van tussenvonnis van 16 oktober 2024), zodat zij ter zake in verzuim verkeert.
2.5.4.
[eiseres] maakt aanspraak op vervangende schadevergoeding tot een bedrag van in totaal € 133.659,39 inclusief BTW overeenkomstig de berekening in het rapport van A2. A2 heeft de volgende schadeopstelling gemaakt:
- herstelkosten algemeen € 76.839,25
- herstelkosten inbouwspots € 8.642,69
- herstelkosten vloercontactdozen € 3.882,93
- herstelkosten WTW-ventielen € 9.782,48
- herstelkosten overige opleveringspunten en aanvullende gebreken € 20.420,96
- herstelkosten bouwkundige schade € 920,23
- eindschoonmaak (eigen beheer) € 1.020,-
- kosten onvoorzien (10%) € 12.150,85.
In de schadeopstelling gaat A2 er vanuit dat elke afwijking van de tekeningen een gebrek is dat recht geeft op vergoeding van de kosten van herstel. De rechtbank is echter van oordeel dat bij afwijking van de plaatsing van inbouwspots, vloercontactdozen, WTW-ventielen en verdelers van de tekeningen en bij de overige opleveringspunten pas sprake is van een gebrek, als die afwijking afbreuk doet aan de functionaliteit van de betreffende zaken (zoals de werking, de lichtopbrengst) of het esthetisch plan. Het enkele feit dat iets niet precies op de in de tekening weergegeven plaats is aangebracht, is onvoldoende om te kunnen spreken van een gebrek. De rechtbank zal daarom [eiseres] in de gelegenheid stellen nader te onderbouwen dat bij de afwijkingen en opleveringspunten die A2 heeft vastgesteld sprake is van gebreken in voormelde zin en tot welke herstelkosten die gebreken leiden. Verder dient zij de gestelde kosten van tijdelijk onderdak elders en de opslag van inboedelzaken nader te onderbouwen en toe te lichten op grond waarvan [eiseres] (in plaats van de bewoners) vergoeding van die kosten kan claimen. Tot slot wil de rechtbank van [eiseres] graag een toelichting op de algemene kosten, omdat de opstelling van A2 niet duidelijk is: zo wordt in het staartblad € 52.931,92 aan kosten onderaannemer opgevoerd, terwijl dat bedrag (tevens) de kosten van tijdelijk onderdak elders en opslagkosten lijkt te omvatten.
De rechtbank zal [eiseres] in de gelegenheid zich bij akte over voormelde punten uit te laten. De zaak wordt daarvoor verwezen naar de rol van 30 april 2025.
al herstelde gebreken (€ 4.891,96)
2.6.
Ten aanzien van deze gestelde schadeposten heeft de rechtbank al overwogen dat [eiseres] haar vordering onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd.
extra energiekosten (€ 6.895,55)
2.7.1.
Niet ter discussie staat dat [gedaagde] de warmtepomp heeft geïnstalleerd en dat zij de warmtepomp niet heeft aangesloten op de (bodem)bronnen, maar op het elektriciteitsnet.
Het staat verder vast dat [eiseres] begin 2022 exorbitant hoge energiekosten heeft gehad.
De rechtbank heeft overwogen dat het voor de hand lag dat de warmtepomp aangesloten zou worden op de bodembronnen. [gedaagde] is in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat en waarom de warmtepomp niet direct kan worden aangesloten op de bodembronnen.
2.7.2.
[gedaagde] heeft bij akte een e-mailbericht van 5 mei 2022 van [naam 3] , werkzaam bij [bedrijf] , overgelegd. Daarin staat dat hij de bewoners heeft verteld dat het opwarmen van een nieuwbouwwoning in koude periodes niet met de bron in de bodem, maar elektrisch moet gebeuren en dat hij de indruk had dat de bewoners dat begrepen. In de tekst, die met die mail is meegezonden, is vermeld dat het bij de opstart van een warmtepomp in een nieuwbouwwoning aan te raden is de warmtepomp de eerste drie maanden te ondersteunen met bijverwarming, zoals elektrische kachels. De heer [getuige 1] , uitvoerder bij [gedaagde] , heeft verklaard dat de warmtepomp is aangesloten op de bronnen, maar dat de bronnen toen niet in werking zijn gezet. In koude periodes moet de warmtepomp volgens hem niet op de bodembronnen worden aangesloten (die dan teveel worden uitgeput), maar op elektra. Hij durft niet te zeggen of dit met [eiseres] besproken is. [bedrijf] wist dat de warmtepomp aangesloten was op de elektra en heeft hem niet verteld dat hij de pomp alsnog moest aansluiten op de bodembronnen.
2.7.3.
De rechtbank is van oordeel dat uit de getuigenverklaring van de heer [getuige 1] en de door [gedaagde] overgelegde stukken niet blijkt dat de warmtepomp niet direct aangesloten kon worden op de bodembronnen. Uit de tekst die als bijlage is gevoegd bij het mailbericht van [naam 3] van 5 mei 2022 blijkt dat het niet wenselijk is de woning alleen met behulp van de warmtepomp op te warmen, maar niet dat de warmtepomp, aangesloten op bodem-bronnen, niet mede voor het opwarmen kan worden gebruikt, naast bijvoorbeeld elektrische kachels. Wel volgt uit de overgelegde stukken dat in de opwarmfase van de woning sowieso rekening gehouden moet worden met extra kosten van elektriciteit. De rechtbank ziet daarin aanleiding de helft van de kosten ad (afgerond) € 3.447,77 voor rekening van [eiseres] te laten. Het resterende deel, € 3.447,78, komt voor vergoeding door [gedaagde] in aanmerking.
2.8.
De zaak zal worden verwezen naar de rol van 30 april 2025 voor het nemen van de in 2.5.4. bedoelde akte door [eiseres] . Elke verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
stelt [eiseres] in de gelegenheid zich bij akte uit te laten als bedoeld in 2.5.4. en verwijst de zaak daarvoor naar de rol van woensdag 30 april 2025;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Haarhuis en in het openbaar uitgesproken op
2 april 2025.