ECLI:NL:RBOVE:2025:1940

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 april 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
08-317773-24 en 21-002186-22 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plaatsing in inrichting voor stelselmatige daders na productie en handel in harddrugs

Op 3 april 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 35-jarige man, die zich schuldig heeft gemaakt aan de productie en handel in harddrugs. De rechtbank legt de verdachte een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders op voor de duur van twee jaren. De verdachte is beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van aanzienlijke hoeveelheden cocaïne, MDMA, amfetamine, 3-MMC en GHB, en het bereiden en verkopen van deze middelen. De tenlastelegging omvat drie feiten, waarbij de verdachte op 16 oktober 2024 in Kloosterhaar samen met anderen betrokken was bij de handel in deze verdovende middelen. Tijdens de zitting op 20 maart 2025 heeft de verdachte bekend dat hij de onder feit 1 ten laste gelegde handelingen heeft gepleegd, maar heeft hij ontkend betrokken te zijn geweest bij de productie van GHB en amfetamine. De rechtbank heeft op basis van getuigenverklaringen en bewijsstukken vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2024 tot en met 16 oktober 2024 actief heeft gehandeld in harddrugs. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar heeft de bewezenverklaring van de overige feiten als wettig en overtuigend beschouwd. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte, die een hoog recidiverisico vertoont. De rechtbank heeft de ISD-maatregel opgelegd om de verdachte te beschermen en te werken aan gedragsverandering.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08-317773-24 en 21-002186-22 (tul) (P)
Datum vonnis: 3 april 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] ,
nu verblijvende in de [verblijfplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 maart 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R. Oude Breuil, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na aanpassing omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 20 maart 2025, kort en bondig, op neer dat verdachte:
feit 1:op 16 oktober 2024 in Kloosterhaar (samen met anderen) opzettelijk 75,31 gram cocaïne, 16,69 gram MDMA, 1.091,17 gram amfetamine, 8,16 gram 3-MMC en 385,2 gram GHB aanwezig heeft gehad;
feit 2:in de periode van 1 januari 2024 tot en met 16 oktober 2024 in Kloosterhaar opzettelijk amfetamine, GHB, MDMA en cocaïne heeft bereid en verkocht;
feit 3:op 16 oktober 2024 in Kloosterhaar (samen met anderen) voorbereidingshandelingen heeft gepleegd met betrekking tot de productie en handel in harddrugs.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1hij op of omstreeks 16 oktober 2024 te Kloosterhaar, gemeente Hardenberg,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer- 75,31 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne en/of- 16,69 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA en/of- 1.091,17 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende (met)amfetamine, zijnde (met)amfetamine en/of- 8,16 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende methylmethcathinone, zijnde 3-MMC en/of- 385,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 4-hydroxyboterzuur, zijnde GHB,een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;feit 2hij in of omstreeks de periode 1 januari 2024 tot en met 16 oktober 2024 te Kloosterhaar, gemeente Hardenberg, meermalen, althans eenmaal,(telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad- een hoeveelheid van een materiaal bevattende (met)amfetamine, zijnde (met)amfetamine en/of- een hoeveelheid van een materiaal bevattende 4-hydroxyboterzuur, zijnde GHB en/of- een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA en/of- een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne,(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
feit 3hij op of omstreeks 16 oktober 2024 te Kloosterhaar, gemeente Hardenberg
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of- het opzettelijk vervaardigen van GHB en/of MDMA en/of (met)amfetamine en/of cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en/of- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij/zij, verdachte en/of zijn/haar mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door het aanwezig hebben van- een betaalautomaat en/of- een weegschaal en/of- meerdere (27) betaalpassen en/of- meerdere (7) mobiele telefoons, tablets en/of laptops en/of- meerdere (37) lege flacons en/of- meerdere (185 lege) gripszakjes en/of- een geldtelmachine en/of- meerdere (121) injectiespuiten en/of- meerdere (405) medicijn capsules en/of- een bedrag (3250 euro) contant geld en/of- een pollepel met resten cathinone en/of- meerdere (2) theelepels met resten amfetamine en/of- een hoeveelheid (66,1 gram) gamma-butyrolacton, zijnde GBL en/of- een hoeveelheid (16,7 kilogram) Sodium Hydroxide en/of- meerdere (7) literflessen methanol.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt het onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde - met uitzondering van het medeplegen - wettig en overtuigend bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het onder feit 1 ten laste gelegde - met uitzondering van het medeplegen - wettig en overtuigend kan worden bewezen. Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde heeft de raadsman gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het verkopen en produceren van GHB, evenals het produceren van amfetamine. Voorts heeft de raadsman bepleit dat verdachte van het onder feit 3 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde
Verdachte heeft bekend dat hij het onder feit 1 ten laste gelegde heeft gepleegd. Tijdens de zitting is door hem of zijn raadsman ten aanzien van dit feit geen vrijspraak bepleit. De rechtbank komt daarom op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen [1] tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 ten laste gelegde feit, waarbij de rechtbank overeenkomstig artikel 359, lid 3, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv) zal volstaan met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen:
de (bekennende) verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 20 maart 2025;
het proces-verbaal van bevindingen van 21 oktober 2024 (pagina’s 250 tot en met 252);
het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 13 november 2024 (pagina’s 414 tot en met 440), inclusief de als bijlage gevoegde NFiDENT-rapporten van 20 december 2024 (pagina’s 441 en 442), van 11 november 2024 (pagina’s 443, 446, 447, 448 en 450), en van 7 november 2024 (pagina’s 445 en 449);
het proces-verbaal van bevindingen van 25 oktober 2024 (pagina’s 352 tot en met 357).
Partiële vrijspraak medeplegen
De rechtbank komt, evenals de officier van justitie en de verdediging, tot vrijspraak van het onder feit 1 tenlastegelegde medeplegen, nu uit de bewijsmiddelen niet gebleken is van een nauwe en bewuste samenwerking met één of meer anderen.
Ten aanzien van het onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde
De rechtbank komt op grond van de hieronder opgenomen feiten en omstandigheden, die in de bewijsmiddelen zijn vervat en waarop de bewezenverklaring steunt, tot een bewezenverklaring van de onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde feiten. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De feiten en omstandigheden
[getuige] heeft verklaard dat verdachte in cocaïne, amfetamine, GBL en GHB handelde. Verdachte kookte de cocaïne zelf met ammoniak. [getuige] heeft er wel eens bij gestaan toen verdachte dit deed. Verdachte heeft aan [getuige] verteld dat hij de amfetamine ook zelf maakte. De amfetamine zat in een ijsbak in de vriezer. [2]
[naam] heeft verklaard dat verdachte cocaïne, speed (amfetamine), crack, GHB, GBL en 3-MMC verkocht. De kwaliteit van de speed was goed, verdachte maakte deze zelf. Verdachte kocht daarnaast cocaïne en kookte de crack zelf uit. Soms was de crack slecht maar over het algemeen was de kwaliteit goed. [3]
De woning van verdachte aan de [adres 2] is doorzocht. Hier is onder meer het volgende aangetroffen: een betaalautomaat van SumUp, een weegschaaltje, 27 betaalpassen, laptops, mobiele telefoons, een tablet, 185 gripzakjes, een geldtelmachine, dertien injectiespuiten, 107 lege injectiespuiten, 405 lege medicijn capsules, € 3.250,-- aan contant geld, een pollepel met restanten cathinone en twee theelepels met resten amfetamine. [4] Daarnaast is de telefoon van verdachte onderzocht. Op 17 februari 2024 blijkt in het programma Samsung Notes een document te zijn aangemaakt met de naam “Prijzen”. In het document zijn de prijzen van onder andere “GHB”, “GBL”, “coke”, “snuif”, “rook”, “Speed” en “Torsten Belly” per milliliter, liter of gram uitgewerkt. Zo staat er: 1 gram coke Snuif € 60,-- en 100 milliliter GHB € 20,--. [5]
Verdachte heeft verklaard dat hij in januari 2024 in Kloosterhaar is begonnen met de handel in harddrugs. Hij handelde meestal in cocaïne en speed, maar ook 3-MMC heeft hij wel eens verkocht. Verdachte ontkent cocaïne te hebben uitgekookt en GHB te hebben geproduceerd en verkocht. Wel heeft hij de speed versneden met manitol. [6]
Overwegingen en oordeel
Dealen van amfetamine, GHB en cocaïne
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte in de periode 1 januari 2024 tot en met 16 oktober 2024 amfetamine, GHB en cocaïne heeft verkocht en verstrekt. Verdachte heeft bekend dat hij in die periode in amfetamine en cocaïne heeft gedeald. Uit de verklaringen van [getuige] en [naam] volgt dat verdachte ook GHB heeft verkocht. Deze verklaringen worden ondersteund door de op de telefoon van verdachte aangetroffen prijslijst, waarin ook GHB wordt aangeboden. De verklaring van verdachte dat deze notitie een lijst betreft waarvoor verdachte drugs inkocht, vindt de rechtbank niet aannemelijk. Ten tijde van het aanmaken van deze notitie (17 februari 2024) was verdachte namelijk al ruim een maand aan het handelen in harddrugs en indien verdachte drugs inkocht voor de op de prijslijst genoemde prijzen zou verdachte nauwelijks hebben verdiend aan deze handel. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte in de periode 1 januari 2024 tot en met 16 oktober 2024 amfetamine, GHB en cocaïne heeft verkocht en verstrekt.
Partiële vrijspraak dealen van MDMA
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om vast te kunnen stellen dat verdachte MDMA heeft verkocht en verstrekt. [getuige] heeft hier niet over verklaard en [naam] heeft verklaard dat hij niet zeker weet of verdachte pillen verkocht. Op de prijslijst in de telefoon van verdachte staat ook geen MDMA vermeld. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het verkopen en verstrekken van MDMA.
Bereiden, bewerken of verwerken van amfetamine en cocaïne
De rechtbank stelt op basis van de verklaringen van [getuige] en [naam] vast dat verdachte zelf crack heeft gemaakt door cocaïne uit te koken en dat verdachte zelf amfetamine heeft gemaakt. Verdachte heeft bekend dat hij amfetamine heeft versneden. Daarmee acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte cocaïne en amfetamine heeft verwerkt en bewerkt.
Partiële vrijspraak bereiden, bewerken, verwerken van GHB en MDMA
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om vast te kunnen stellen dat verdachte GHB en MDMA heeft bereid, verwerkt of bewerkt. De rechtbank kan op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet vaststellen dat verdachte toegang had tot de schuur aan de [adres 3] en daarmee de beschikking had over de in die schuur aangetroffen goederen die bestemd waren voor de productie van onder meer GHB en MDMA. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het bereiden, verwerken en bewerken van GHB en MDMA.
Ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde
De rechtbank stelt op basis van de reeds eerder genoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte op 16 oktober 2024 voorbereidingshandelingen heeft gepleegd met betrekking tot de handel in en de bereiding van harddrugs. Onder verdachte is een hoeveelheid contant geld
(€ 3.250,--) in beslag genomen. Daarnaast is op een telefoon van verdachte een prijslijst aangetroffen waarop meerdere soorten drugs worden aangeboden en zijn in de woning van verdachte 27 betaalpassen, een pinautomaat, laptops, mobiele telefoons en een tablet gevonden. Verder zijn 185 gripzakjes, een weegschaaltje, een geldtelmachine, dertien injectiespuiten, 107 lege injectiespuiten, 405 lege medicijn capsules in beslag genomen. Tot slot zijn er in de woning van verdachte een pollepel met restanten cathinone en twee theelepels met resten amfetamine aangetroffen.
De rechtbank is van oordeel dat het samenstel van deze voorwerpen in de woning van verdachte niet anders kunnen worden uitgelegd dan dat zij dienden als voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet. De aangetroffen goederen passen zeer goed bij de handel in en het bewerken en verwerken van de verdovende middelen die ook in de woning van verdachte zijn aangetroffen en kunnen volgens de rechtbank onder de gegeven omstandigheden geen ander, legaal doel hebben gehad. Het onder feit 3 ten laste gelegde is daarmee wettig en overtuigend bewezen.
Partiële vrijspraak medeplegen ander trachten te bewegen, gelegenheid verschaffen.
De rechtbank komt, evenals de officier van justitie en de verdediging, tot vrijspraak van het onder feit 3 tenlastegelegde medeplegen, nu uit de bewijsmiddelen niet is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking met één of meer anderen. Evenals de officier van justitie acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte getracht heeft een ander te bewegen dit feit te plegen, doen plegen, medeplegen of uitlokken en evenmin dat verdachte gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dit feit heeft verschaft.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1hij op 16 oktober 2024 te Kloosterhaar gemeente Hardenberg,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer- 67,55 gram cocaïne, en,- 16,69 gram MDMA, en,- 1.091,17 gram, (met)amfetamine, en,- 8,16 gram methylmethcathinone, zijnde 3-MMC, en,- 385,2 gram, 4-hydroxyboterzuur, zijnde GHB,een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;feit 2hij in de periode 1 januari 2024 tot en met 16 oktober 2024 te Kloosterhaar, gemeente Hardenberg, meermalen, opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of verstrekt
- een hoeveelheid (met)amfetamine, en,- een hoeveelheid 4-hydroxyboterzuur, zijnde GHB, en,- een hoeveelheid cocaïne,telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 3hij op 16 oktober 2024 te Kloosterhaar, gemeenteHardenberg,
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden,
te weten- het opzettelijk bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van (met)amfetamine en/of cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,- voorwerpen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door het aanwezig hebben van- een betaalautomaat, en,- een weegschaal, en,- meerdere (27) betaalpassen, en,- meerdere (7) mobiele telefoons, tablets en laptops, en,- meerdere (37) lege flacons, en,- meerdere (185 lege) gripszakjes, en,- een geldtelmachine, en,- meerdere (121) injectiespuiten, en,- meerdere (405) medicijn capsules, en,- een bedrag (3250 euro) contant geld, en,- een pollepel met resten cathinone, en,- meerdere (2) theelepels met resten amfetamine.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2 en feit 3
de eendaadse samenloop (zoals bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht) van
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
en
het misdrijf:
een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden, door voorwerpen, stoffen en gelden voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat oplegging van de ISD-maatregel wenselijk is voor verdachte.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van de gepleegde feiten
Verdachte heeft ruim negen maanden in verschillende soorten harddrugs gedeald. Ook had verdachte aanzienlijke hoeveelheden harddrugs voorhanden en heeft hij zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor onder meer het bewerken, verwerken en/of verkopen van GHB, MDMA, amfetamine en cocaïne. Met dit handelen heeft hij bijgedragen aan de instandhouding van de handel in verdovende middelen. Dit moet krachtig worden bestreden. Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs schade berokkenen aan de gebruikers daarvan en leiden tot ernstige verslavingsproblematiek. Dit is een gevaar voor de volksgezondheid en het ruïneert het leven van gebruikers (en hun naasten). Bovendien gaat de verspreiding van en de handel in harddrugs gepaard met vele andere vormen van criminaliteit. Verdachte heeft zich hiervan geen rekenschap gegeven en kennelijk alleen eigen financieel gewin voor ogen gehad. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 6 januari 2025 volgt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld, onder meer voor soortgelijke strafbare feiten. Hij liep bovendien in een proeftijd van een voorwaardelijke veroordeling.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van de reclasseringsrapport van GGZ Tactus Enschede van 26 februari 2025. Hieruit volgt dat er weinig beschermende factoren in het leven van verdachte zijn. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Het middelengebruik (crack en GHB) van verdachte is een risicofactor. Eerdere reclasseringscontacten en behandeltrajecten zijn moeizaam verlopen en hebben niet geleid tot gedragsverandering. De problematiek van verdachte dient te worden behandeld in een passend en streng zorgkader. De reclassering verwacht dat een ambulant en/of klinisch behandeltraject in het kader van een voorwaardelijke veroordeling ontoereikend is om het recidiverisico te beperken. De reclassering ziet daarom de ISD-maatregel als enig passende mogelijkheid. Deze maatregel biedt de nodige zorg en een stok achter de deur die noodzakelijk is om de vicieuze cirkel van vastzitten, vrijkomen en terugvallen te doorbreken.
De strafoplegging
De rechtbank is van oordeel, zoals de officier van justitie en de verdediging ook hebben gesteld, dat oplegging van de ISD-maatregel is aangewezen.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. De bewezenverklaarde feiten zijn misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 1 januari 2024 (de begindatum van de pleegperiode van een van de bewezen verklaarde feiten) meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals vermeld in het hiervoor genoemde reclasseringsadvies, ernstig rekening mee gehouden worden dat verdachte wederom een soortgelijk misdrijf zal begaan. De rechtbank overweegt dat ook is voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt. Uit het strafblad van 6 januari 2025 blijkt dat verdachte een zeer actieve veelpleger is, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag worden opgemaakt voor tenminste tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. De veiligheid van personen en goederen eist naar het oordeel van de rechtbank het opleggen van de ISD-maatregel, aangezien verdachte telkens opnieuw strafbare - overlast gevende - feiten pleegt en alle eerder opgelegde strafmodaliteiten en behandeltrajecten hem daarvan niet hebben kunnen weerhouden. Bovendien biedt de ISD-maatregel verdachte de mogelijkheid van hulp, begeleiding en behandeling die hij nodig heeft.
De rechtbank zal alles afwegend de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren opleggen, zodat de maatschappij tegen verdachte kan worden beschermd en kan worden gewerkt aan gedragsverandering bij verdachte zodat verdere recidive kan worden voorkomen. Gelet op het doel van de maatregel en de persoon van verdachte, ziet de rechtbank geen aanleiding het voorarrest in mindering te brengen op de duur van de maatregel.

8.De in beslag genomen voorwerpen

8.1
De standpunten van partijen
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geldbedrag van € 3.250,-- verbeurd te verklaren. De raadsman heeft verzocht het in beslag genomen geldbedrag terug te geven aan verdachte.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het in beslag genomen geldbedrag van € 3.250,-- (zoals dit op de beslaglijst is vermeld) op grond van de artikelen 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat dit geldbedrag aan verdachte toebehoort en hij dit geheel of grotendeels uit de baten van de bewezen verklaarde misdrijven heeft verkregen. De rechtbank zal dan ook zo beslissen.

9.De vordering tenuitvoerlegging (met parketnummer 21.002186-22)

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
Op 7 januari 2025 heeft de officier van justitie schriftelijk de tenuitvoerlegging gevorderd van een aan verdachte voorwaardelijk opgelegde straf. Het gaat om een voorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden die het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 maart 2024 aan hem heeft opgelegd. Ter zitting heeft de officier van justitie, gelet op de geëiste oplegging van de ISD-maatregel, tot afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging geconcludeerd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft eveneens om afwijzing van de vordering verzocht.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf afwijzen, omdat in de hoofdzaak de ISD-maatregel aan verdachte wordt opgelegd.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 38m en 38n van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2 en feit 3
eendaadse samenloop van
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
en
het misdrijf:
een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden, door voorwerpen, stoffen en gelden voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
maatregel
- legt aan verdachte op de maatregel tot
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee (2) jaren;
de in beslag genomen voorwerpen
-
verklaart verbeurdhet in beslag genomen geldbedrag van
€ 3.250,--
vordering tenuitvoerlegging (met parketnummer 21-002186-22)
-
wijstde vordering
af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Vodegel, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr.
R.P. van Campen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Drent, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 april 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024346032. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 25 juli 2024 (pagina’s 26 tot en met 29).
3.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam] van 17 oktober 2024 (pagina’s 493 tot en met 497).
4.Het proces-verbaal van bevindingen van 27 oktober 2024 (pagina 358 tot en met 361).
5.Het proces-verbaal van bevindingen van 9 januari 2025 (pagina 65 tot en met 67) en de bijlage bij dit proces-verbaal (pagina 146).
6.De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 20 maart 2025.