ECLI:NL:RBOVE:2025:194

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
15 januari 2025
Zaaknummer
ak_24_2139
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitenbehandelingstelling verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) en proceskostenvergoeding in bezwaar

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Overijssel het beroep van eiser tegen de buitenbehandelingstelling van zijn verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo). Het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie Noaberkracht Dinkelland Tubbergen heeft het Woo-verzoek van eiser afgewezen met een besluit van 5 september 2023 en heeft het verzoek buiten behandeling gesteld met een besluit van 31 januari 2024. Eiser heeft niet meegewerkt aan het verzoek om precisering van zijn Woo-verzoek, wat betekent dat het bestuur niet verplicht was om het verzoek te behandelen. De rechtbank heeft op 19 december 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van het bestuur aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is voor zover het gaat om de proceskostenvergoeding in bezwaar. Eiser had recht op een hogere proceskostenvergoeding dan het bestuur had vastgesteld. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover het gaat om de proceskostenvergoeding en stelt zelf de vergoeding vast op € 597,00. De rechtbank concludeert dat het bestuur ten onrechte een wegingsfactor van 0,5 heeft toegepast bij de proceskostenvergoeding, terwijl dit 1 had moeten zijn. Eiser hoeft geen griffierecht te betalen, en het bestuur moet het verschil in proceskostenvergoeding aan eiser betalen.

De uitspraak is gedaan door mr. M. Lok, rechter, en is openbaar uitgesproken. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/2139

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en
Het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie Noaberkracht Dinkelland Tubbergen, het bestuur
(gemachtigde: mr. C.J.E.M. Vertegaal).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de buitenbehandelingstelling van zijn verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo).
1.1.
Het bestuur wijst eisers Woo-verzoek af met het besluit van 5 september 2023. Met het bestreden besluit van 31 januari 2024 op het bezwaar van eiser stelt het bestuur het verzoek buiten behandeling.
1.2.
Het bestuur reageert op het beroep met een verweerschrift.
1.3.
Eiser hoeft het griffierecht niet te betalen wegens betalingsonmacht.
1.4.
De rechtbank behandelt het beroep op 19 december 2024 op zitting. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het bestuur.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het bestuur het Woo-verzoek buiten behandeling mocht stellen. Daarnaast beoordeelt de rechtbank de hoogte van de proceskostenvergoeding in bezwaar. Zij doet dat aan de hand van eisers beroepsgronden.
3. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is voor zover het gaat om de proceskostenvergoeding in bezwaar. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Mocht het bestuur het Woo-verzoek van eiser buiten behandeling stellen?
4. Eiser stelt dat zijn Woo-verzoek voldoende concreet is om het in behandeling te nemen en dat het bestuur ten onrechte vraagt om precisering. Daarnaast is het verzoek om precisering te laat gedaan.
4.1.
Het bestuur stelt dat eiser zijn Woo-verzoek had moeten preciseren. Het preciseringsverzoek is weliswaar later dan twee weken na de ontvangst van het Woo-verzoek gedaan, maar dit heeft geen gevolgen. Het bestuur heeft eiser voldoende gelegenheid geboden om zijn verzoek concreet te maken.
4.2.
De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank overweegt als volgt.
4.2.1.
Als een Woo-verzoek te algemeen is, verzoekt het bestuursorgaan de verzoeker binnen twee weken na de ontvangst van het verzoek om het verzoek te preciseren en helpt het de verzoeker daarbij. [1] Als de verzoeker niet meewerkt aan een verzoek tot precisering kan het bestuursorgaan besluiten het verzoek niet te behandelen. Dat besluit moet aan de verzoeker worden bekendgemaakt binnen twee weken nadat de gestelde preciseringstermijn ongebruikt is verstreken. [2]
Is eisers Woo-verzoek voldoende concreet?
4.2.2.
Eiser verzoekt de gemeente Tubbergen om alle stukken openbaar te maken die zien op (de besluitvorming over) de aankoop en huur van IT-systemen, de abonnementen op IT-systemen en het gebruik van IT-systemen van 1 januari 2015 tot 1 augustus 2023. Dit verzoek raakt een onbegrensd aantal onderwerpen, omdat de gemeente gebruikmaakt van veel verschillende IT-systemen voor veel verschillende doeleinden. Dit volgt ook uit eisers toelichting op het verzoek waarin een niet-limitatieve opsomming van IT-systemen staat. Het bestuur stelt daarom terecht dat het Woo-verzoek van eiser onvoldoende concreet is en moet worden gepreciseerd.
Heeft het bestuur op tijd om precisering gevraagd?
4.2.3.
Het staat vast dat het bestuur niet binnen de termijn van twee weken na de ontvangst van het Woo-verzoek om precisering heeft gevraagd, maar die termijn is geen fatale termijn. Dat betekent dat het bestuur ook na afloop van de termijn van twee weken nog om precisering mocht vragen en in dit geval ook nog in bezwaar. Weliswaar heeft het bestuur op 5 september 2023 een inhoudelijk (summier) besluit genomen, waaruit kan worden afgeleid dat het bestuur eisers verzoek toen voldoende concreet vond, maar het bestuur heeft op zitting toegelicht dat voor dat besluit geen zoekslag is verricht op de grondslag van het verzoek. Bovendien is het bestuur in bezwaar gehouden tot een volledige heroverweging van het besluit en mag het bestuur terugkomen op een eerder (impliciet) ingenomen standpunt.
4.2.4.
Het bestuur is eiser verder behulpzaam geweest door hem voldoende gelegenheid te geven het verzoek te preciseren. Het bestuur stuurt op 22 december 2023 het preciseringsverzoek aan de (voormalige) gemachtigde van eiser. Op 15 januari 2024 stuurt het bestuur een herinnering aan de gemachtigde. Op 16 januari 2024 vraagt de gemachtigde een week extra tijd om te reageren. Het bestuur gaat daarmee akkoord. De gemachtigde laat het bestuur op 22 januari 2024 weten dat eisers verzoek voldoende concreet is.
4.2.5.
Gelet op het voorgaande, werkt eiser niet mee aan het verzoek om precisering. Dat betekent dat het bestuur het Woo-verzoek van eiser niet hoeft te behandelen. Het bestuur besluit op tijd het Woo-verzoek buiten behandeling te stellen, namelijk binnen twee weken nadat de gestelde preciseringstermijn ongebruikt is verstreken. Van onzorgvuldig handelen door het bestuur is de rechtbank niet gebleken.
Heeft het bestuur de proceskostenvergoeding in bezwaar juist vastgesteld?
5. Eiser stelt dat het bestuur ten onrechte wegingsfactor 0,5 heeft toegepast bij het vaststellen van de proceskostenvergoeding in bezwaar. Dit had wegingsfactor 1 moeten zijn.
5.1.
Het bestuur stelt dat wegingsfactor 0,5 moet worden toegepast, omdat deze zaak als licht kan worden aangemerkt. Het bestuur zoekt aansluiting bij rechtspraak over het uitblijven van een Woo-besluit, omdat het besluit van 5 september 2023 geen inhoudelijk besluit is volgens de reguliere Woo-procedure.
5.2.
De beroepsgrond slaagt. De rechtbank overweegt het volgende.
5.2.1.
Voor de berekening van de proceskostenvergoeding voor rechtsbijstand van - in dit geval - een advocaat wordt een wegingsfactor toegepast die wordt bepaald door het gewicht van de zaak. [3] Het gewicht van de zaak wordt bepaald door het belang en de ingewikkeldheid van de zaak. Daarbij wordt uitgegaan van de werkzaamheden die redelijkerwijs nodig zijn om het besluit met succes te bestrijden. [4] De behandeling van een zaak in bezwaar behoort in beginsel tot de categorie gemiddeld met wegingsfactor 1, tenzij er duidelijke redenen zijn om hiervan af te wijken. [5] Zulke redenen doen zich in deze zaak niet voor. Anders dan het bestuur stelt, kan het besluit van 5 september 2023 namelijk niet worden gelijkgesteld met het uitblijven van een Woo-besluit, omdat het een inhoudelijk besluit op eisers Woo-verzoek is.
5.2.2.
Het bestuur past ten onrechte wegingsfactor 0,5 toe en had wegingsfactor 1 moeten toepassen. De proceskostenvergoeding in bezwaar had daarom € 597,00 moeten zijn. Het bestuur moet aan eiser nog een bedrag van € 298,50 betalen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond, omdat het bestuur in bezwaar een onjuiste proceskostenvergoeding heeft toegekend. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit voor zover het gaat om de proceskostenvergoeding in bezwaar. De rechtbank neemt zelf een beslissing en bepaalt dat het bestuur een vergoeding van € 597,00 aan eiser moet betalen voor de proceskosten in bezwaar. [6]
6.1.
Omdat eiser geen griffierecht heeft betaald, hoeft het bestuur het griffierecht niet te vergoeden. Eiser heeft verder geen proceskosten gemaakt die het bestuur moet vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover het gaat om de proceskostenvergoeding in bezwaar;
  • bepaalt dat het bestuur een vergoeding van € 597,00 aan eiser moet betalen voor de proceskosten in bezwaar onder verrekening van wat het bestuur al aan eiser heeft betaald;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Lok, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Fortuin, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.artikel 4.1, vijfde lid, van de Woo
2.artikel 4.1, zesde lid, van de Woo
3.Besluit proceskosten bestuursrecht
4.uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 2 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:527
5.uitspraak van de Afdeling van 11 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:408
6.artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht