ECLI:NL:RBOVE:2025:1923

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
11422009 \ CV EXPL 24-2328
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen en bijkomende kosten

In deze zaak vordert eiser, een besloten vennootschap, dat gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van twee onbetaalde facturen. Gedaagde heeft de hoogte van de facturen betwist, maar is niet verschenen op de mondelinge behandeling. Eiser heeft ter zitting toegelicht dat de facturen correct zijn, maar gedaagde heeft deze toelichting niet weersproken. De kantonrechter oordeelt dat de gevolgen van het niet verschijnen voor risico van gedaagde komen. De vordering van eiser wordt toegewezen, waarbij gedaagde niet alleen de facturen moet betalen, maar ook de buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke handelsrente en proceskosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser werkzaamheden heeft verricht in opdracht van gedaagde en dat gedaagde in beginsel moet betalen. De hoogte van de facturen is in overeenstemming met de geleverde diensten, en gedaagde heeft niet voldoende bewijs geleverd om de facturen te betwisten. De kantonrechter heeft de vordering van eiser volledig toegewezen, inclusief de bijkomende kosten.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 11422009 \ CV EXPL 24-2328
Vonnis van 1 april 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap
[eiser] B.V.,
te [vestigingsplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: Armaere Incassospecialisten & Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam [bedrijf],
te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 8 november 2024;
- de conclusie van antwoord van 3 december 2024;
- het e-mailbericht van 11 december 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de akte overleggen producties van 21 februari 2025 van [eiser];
- de mondelinge behandeling van 6 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
[gedaagde] is, hoewel hij daartoe behoorlijk is opgeroepen, niet op de mondelinge behandeling verschenen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De samenvatting

2.1.
[eiser] vordert dat [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van twee facturen. [gedaagde] heeft de hoogte van de facturen betwist. Ter zitting heeft [eiser] toegelicht dat en waarom de hoogte van facturen correct zijn. Die toelichting heeft [gedaagde] niet weersproken, omdat hij niet op de mondelinge behandeling is verschenen.
De gevolgen daarvan komen voor risico van [gedaagde]. De kantonrechter wijst de vordering van [eiser] toe. [gedaagde] moet niet alleen de twee facturen betalen, ook moet [gedaagde] de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke handelsrente en de proceskosten betalen. De motivering van deze beslissing volgt hierna.

3.De feiten

3.1.
[eiser] heeft in opdracht van [gedaagde] een aantal werkzaamheden verricht. [eiser] heeft daarvoor op 22 april 2024 twee facturen van in totaal € 1.536,00 aan [gedaagde] in rekening gebracht. De eerste factuur met factuurnummer [nummer 1] bedraagt € 1.066,00 en bestaat uit de volgende werkzaamheden:

Aantal Omschrijving Prijs per stuk Bedrag
34 m2 ijselsteentjes uithakken + slijpen harde voeg € 22,00 € 748,00
12 m2 normaal voegwerk uithakken + slijpen harde voeg € 15,00 € 180,00
46 m2 reinigen € 3,00 € 138,00
(…)
Totaal incl. BTW € 1.066,00
3.2.
De tweede factuur met factuurnummer [nummer 2] bedraagt € 470,00 en bestaat uit de volgende posten:

Aantal Omschrijving Prijs per stuk Bedrag
8 uur reinigen achtergevel € 40,00 € 320,00
1 machinegebruik € 150,00 € 150,00
(…)
Totaal incl. BTW € 470,00
3.3.
[gedaagde] heeft de facturen niet betaald.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 1.860,06 (bestaande uit € 1.536,00 vanwege de twee onbetaalde facturen, € 93,66 aan wettelijke handelsrente vanaf 1 mei 2024 tot 8 november 2024 en € 230,40 vanwege buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 1.536,00 vanaf 8 november 2024, alles met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
4.2.
[gedaagde] voert verweer door de hoogte van (een deel van) de facturen te betwisten.

5.De beoordeling

5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] in opdracht en voor rekening van [gedaagde] werkzaamheden heeft verricht, waarvoor [gedaagde] in beginsel moet betalen. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] slechts een deel van de facturen heeft betwist. Het deel dat [gedaagde] niet heeft betwist komt in ieder geval voor toewijzing in aanmerking. Voor het betwiste deel van de facturen komt het aan op de vraag wat partijen bij aanvang van de overeenkomst precies met elkaar hebben afgesproken over de hoogte van het tarief en de door [eiser] te verrichten werkzaamheden.
Factuur [nummer 3]5.2. [eiser] heeft voor het uithakken van de ijsselsteentjes een bedrag van € 22,00 per vierkante meter in rekening gebracht, terwijl [gedaagde] aanvoert dat hij van € 15,00 per vierkante meter is uitgegaan. Ter zitting heeft [eiser] desgevraagd toegelicht dat partijen in het verleden (bij een eerdere klus) zijn uitgegaan van een tarief van € 15,00 per vierkante meter. Daar ging het ook om het uithakken van stenen, maar die stenen waren groter dan de ijsselsteentjes in (een deel van) deze klus. Toen [gedaagde] deze opdracht voor de werkzaamheden aan [eiser] verstrekte, heeft [gedaagde] twee foto’s van de woning waaraan de werkzaamheden verricht moesten worden naar [eiser] gestuurd. Die foto’s heeft [eiser] ter zitting overgelegd en nader toegelicht. Op de foto’s is alleen de voorkant van de woning te zien. [eiser] is voor de prijs van het werk uitgegaan van de grootte van de stenen die op de foto’s te zien zijn. Die stenen kwamen qua grootte overeen met de stenen in de vorige klus, waarvoor partijen € 15,00 per vierkante meter hadden afgesproken. Ook heeft [eiser] tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat hij [gedaagde] heeft gezegd dat wanneer sprake zou zijn van meerwerk, de factuur hoger zou kunnen uitvallen. Verder heeft [eiser] uitgelegd dat pas ter plaatse bleek dat er aan de andere kant van de woning sprake was van ijsselsteentjes, die (ook) uitgehakt en geslepen moesten worden. Deze ijsselsteentjes zijn kleiner dan de stenen die op de foto’s te zien zijn. Dat blijkt ook uit een Whatsappbericht van 13 juni 2024 waarin [eiser] aan [gedaagde] heeft laten weten dat er normaal 75 stenen zitten in een vierkante meter, maar nu 116, zodat het uithakken veel bewerkelijker is. [gedaagde] heeft bij het verstrekken van de opdracht niets gezegd over de (kleinere) ijsselsteentjes aan de achterkant van de woning, aldus [eiser].
5.3.
De kantonrechter is van oordeel dat met het uithakken en slijpen van de (kleinere) ijsselsteentjes [eiser] meer werk heeft verricht dan hij van te voren had ingeschat c.q. heeft kunnen inschatten. Nu [eiser] [gedaagde] van te voren heeft gewaarschuwd voor een hogere factuur in geval van meerwerk, [gedaagde] [eiser] niet van te voren heeft geïnformeerd over de grootte van de stenen en niet is (gesteld of) gebleken dat [gedaagde] bij het verstrekken van de opdracht (ook) foto’s van de (kleinere) ijsselsteentjes naar [eiser] heeft gestuurd, [eiser] er pas ter plaatse achter kwam dat het ging om de (kleinere) ijsselsteentjes, en [eiser] [gedaagde] direct na het verrichten van de werkzaamheden heeft ingelicht dat en waarom hij een hoger tarief heeft gehanteerd, heeft [eiser] naar het oordeel van de kantonrechter een hoger tarief in rekening mogen brengen. Bovendien is niet gebleken (en ook niet door [gedaagde] gesteld) dat € 22,00 per vierkante meter een onredelijke prijs is.
5.4.
Ook de reinigingskosten zijn naar het oordeel van de kantonrechter terecht aan [gedaagde] in rekening gebracht. [eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling namelijk gesteld dat partijen over de reinigingskosten hebben gesproken toen [eiser] [gedaagde] informeerde over het hogere tarief vanwege het uithakken van de ijsselsteentjes. Daarop zou [eiser] hebben voorgesteld dat hij het reinigen achterwege zou laten, maar [gedaagde] zou [eiser] hebben verzocht om het reinigen toch maar ‘
mee te nemen’. [eiser] heeft de reinigingswerkzaamheden verricht en conform afspraak aan [gedaagde] in rekening gebracht. [gedaagde] heeft deze toelichting van [eiser] niet weersproken, zodat de kantonrechter uitgaat van de juistheid ervan. De conclusie is dat [gedaagde] de gehele factuur [nummer 3] ter hoogte van € 1.066,00 moet betalen.
Factuur [nummer 4]
5.5.
Volgens [gedaagde] heeft [eiser] niet acht maar drie uren gewerkt, zodat een bedrag van € 200,00 te veel in rekening is gebracht. Daarentegen is [eiser] van mening dat hij terecht acht uren in rekening heeft gebracht aan [gedaagde]. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft [eiser] een overzicht van geregistreerde uren/gereden kilometers overgelegd. Daarnaast heeft hij ter zitting toegelicht dat hij [gedaagde] vooraf heeft ingelicht dat de klus ‘
een dag werk’ zou kosten. [eiser] heeft verder uitgelegd dat de reistijd ook is gefactureerd, dus niet alleen de ter plaatse gewerkte uren. [eiser] stelt dat hij dat ook in een Whatsappbericht aan [gedaagde] heeft laten weten.
5.6.
Het door [eiser] overgelegde overzicht komt overeen met het standpunt van [eiser] dat de klus een dag werk zou kosten. Bovendien heeft [gedaagde] het overzicht en de toelichting van [eiser] niet weersproken, omdat hij niet op de zitting is verschenen. De gevolgen daarvan komen voor rekening en risico van [gedaagde]. Dit betekent dat [gedaagde] factuur [nummer 2] ter hoogte van € 470,00 ook volledig aan [eiser] moet betalen.
Conclusie hoofdsom
5.7.
De conclusie is dat [gedaagde] beide facturen volledig moet betalen. Dit betekent dat [gedaagde] een bedrag van € 1.536,00 aan hoofdsom aan [eiser] moet betalen.
Wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten
5.8.
[eiser] heeft de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW gevorderd. [gedaagde] heeft de rente niet weersproken en zal daarom worden toegewezen.
5.9.
Verder vordert [eiser] een bedrag van € 230,40 aan vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c en lid 4 BW. Voor de verschuldigdheid van de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet relevant welke incassohandelingen [eiser] heeft verricht: in beginsel is een enkele brief voldoende. [gedaagde] betwist dat hij de brieven van Online Incasso heeft ontvangen en voert daartoe aan dat de adressering (de straatnaam) niet klopt. De kantonrechter acht het onwaarschijnlijk dat [gedaagde] geen van de brieven van Online Incasso zou hebben ontvangen, aangezien de postcode en het huisnummer wel kloppen. Daarnaast heeft [eiser] (onbetwist) gesteld dat de brieven ook per e-mail naar [gedaagde] gestuurd, waarvan de kantonrechter aanneemt dat [gedaagde] die brieven (ook) zal hebben ontvangen. Daarom is [gedaagde] de buitengerechtelijke kosten verschuldigd. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) bepaalde tarief en zal daarom worden toegewezen.
Proceskosten
5.10.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
116,39
- griffierecht
372,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
Totaal
998,39

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.860,06, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 1.536,00, met ingang van 8 november 2024, tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 998,39, te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis, te vermeerderen met de kosten van betekening, indien [gedaagde] niet binnen genoemde termijn betaalt en vervolgens betekening van het vonnis plaatsvindt,
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2025.