ECLI:NL:RBOVE:2025:1920

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
10624005 \ CV EXPL 23-1656
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens aanwezigheid professioneel vuurwerk

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 1 april 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser en een gedaagde partij, waarbij de eiser de ontbinding van een huurovereenkomst heeft gevorderd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagde partij, een vennootschap onder firma, zonder de benodigde vergunningen professioneel vuurwerk in het gehuurde pand heeft opgeslagen, wat een toerekenbare tekortkoming oplevert. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een overlap is met een bestuursrechtelijke procedure die loopt over de intrekking van de vuurwerkverkoopvergunning van de gedaagde partij. De kantonrechter heeft partijen gevraagd om nadere informatie over de stand van zaken in deze procedure en over de classificatie van het aangetroffen vuurwerk. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de aanwezigheid van professioneel vuurwerk in strijd is met de huurovereenkomst, die alleen het gebruik van consumentenvuurwerk toestaat. De gedaagde partij heeft niet overtuigend kunnen aantonen dat het aangetroffen vuurwerk niet als professioneel vuurwerk gekwalificeerd kan worden. De rechtbank heeft de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst toegewezen en de gedaagde partij veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde pand binnen een maand na betekening van het vonnis. Tevens is de gedaagde partij in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 10624005 \ CV EXPL 23-1656
Vonnis van 1 april 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1],
eisende partij, hierna te noemen [eiser],
gemachtigde: mr. M.B. Bollen,
tegen

1.de vennootschap onder firma [gedaagde 1],gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats],

en diens vennoten
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 2],
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats 3],
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde 1],
gemachtigde: mr. H.J.G.M. te Woerd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 januari 2024
- de akten van partijen en hun antwoordakten
- de aanvullende vragen van de kantonrechter van 10 september 2024
- de reactie hierop van partijen van 2 oktober 2024 en 18 november 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis is overwogen dat de kantonrechter nadere informatie van partijen nodig heeft. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om bij akte nadere informatie te verstrekken over de volgende onderwerpen:
a. a) De onderhavige procedure vertoont een overlap met de ter discussie staande feiten in de bestuursrechtelijke procedure. Het wel of niet aanwezig zijn geweest van verboden of professioneel vuurwerk is in de bestuursrechtelijke procedure relevant voor het besluit tot intrekking van de vuurwerkverkoopvergunning en speelt in deze procedure een rol bij het beoordelen van de gevorderde ontbinding, voor zover gegrond op art. 7.2. De bestuursrechtelijke procedure loopt al langer en partijen en/of de bestuursrechter beschikt over een mogelijk relevant stuk dat de kantonrechter niet heeft: een aanvullend proces-verbaal van een deskundige van de politie (Centraal Onderzoek Vuurwerk), de heer [naam], meerdere keren genoemd in productie 15 bij antwoord, het verslag van de hoorzitting.
b) Ook wenst de kantonrechter nauwkeurig en volledig geïnformeerd te worden over de stand van zaken in de strafrechtelijke procedure (een gerechtelijk vooronderzoek?) dat (onder meer) blijkens productie 24 van [gedaagde 1] tegen de heer [gedaagde 3] aanhangig is gemaakt.
c) Hoe denken partijen over nu doorprocederen in deze zaak gelet op de bestuursrechtelijke procedure? Wat is de stand van zaken in die procedure?
d) Inhoudelijk, voor het geval de kantonrechter nu een oordeel moet gaan vellen over de vraag of [gedaagde 1] verboden of professioneel vuurwerk voorhanden heeft gehad: zijn partijen het erover eens dat het in beslag genomen vuurwerk moet worden getoetst aan de RACT als zijnde wel of geen consumentenvuurwerk? Zo ja, hoe classificeren partijen in dat kader het vuurwerk dat B&W aan de intrekking van de vergunning (mede) ten grondslag heeft gelegd (het vuurwerk met gevarenklasse F3, de 55 shells en de 369 stuks overig professioneel vuurwerk van categorie F4 met gevarenklasse 1.1G)?
e) Bij nu doorprocederen wordt [gedaagde 1] verzocht het aanvullend proces-verbaal van de heer [naam] in het geding te brengen (zie ook de opmerking sub b) hierboven).
f) [gedaagde 1] wordt ook in de gelegenheid gesteld nader te onderbouwen haar stelling dat er over de (definitieve) classificatie van het vuurwerk nog een (eind)rapport van de ILT zal komen en dat rapport in het geding te brengen.
2.2.
[gedaagde 1] heeft ten aanzien van de punten onder a) en e) het aanvullend proces-verbaal van de heer [naam] (hierna: [naam]), in het geding gebracht. Volgens [gedaagde 1] beroept [naam] zich op vervallen wetgeving en is hij tegenstrijdig en/of niet consistent in zijn verklaring inzake de dummy’s. Hij heeft erkend dat er ook dummy’s tussen zaten en welke exemplaren hij voor dummy’s heeft aangezien is niet duidelijk gemaakt. Volgens [gedaagde 1] waren de shells dummy’s en blijkt uit het aanvullend proces-verbaal niet dat de shells dat niet waren en dat ze niet voldeden aan de eisen uit het Vuurwerkbesluit.
[naam] heeft het ook over zwarte staven zonder enige opdruk in een doos van Lohestar, maar dat is een voor [gedaagde 1] onbekende naam. Zonder toelichting of informatie kan niet worden vastgesteld dat er sprake is van enkelschotsbuizen en/of mines, of vuurwerk. Dat de betreffende kartonnen kokers in een (andere) doos zaten met een gevarenetiket maakt de kartonnen kokers geen vuurwerk.
[naam] maakt verder opmerkingen over gevarenetiketten/gevarenclassificaties en die zijn volgens [gedaagde 1] niet juist.
De manier waarop [naam] de hoeveelheid kruit berekent van de batterijen van enkelschotsbuizen is volgens [gedaagde 1] ook niet juist; dit kan alleen worden vastgesteld aan de hand van de datasheets van de producten en [naam] heeft die niet gebruikt. De grammen op het etiket zelf zijn onbetrouwbaar omdat deze ook kunnen worden gebruikt voor reclamedoeleinden.
Ten aanzien van de punten b) en c), over de andere lopende procedures tegen [gedaagde 1] en/of haar vennoten, stelt [gedaagde 1] dat de eerste strafzitting gepland staat op 5 september 2024 en dat in de bestuursrechtelijke procedure een zitting op zijn vroegst zal plaatsvinden in het tweede kwartaal van 2024. Naar de mening van [gedaagde 1] is het aangewezen om de uitkomst van de bestuursrechtelijke procedure af te wachten en de civiele zaak dus aan te houden.
Ten aanzien van punt d) stelt [gedaagde 1] dat het vuurwerk moet worden getoetst aan de Regeling aanwijzing consumenten- en theatervuurwerk (hierna: RACT) zoals dat destijds gold. Staat vuurwerk niet vermeld in de bijlage van de RACT dan is het niet toegestaan dit vuurwerk te verkopen aan consumenten. [gedaagde 1] stelt dat ook niet te hebben gedaan. Zij stelt dat zij een bepaalde partij vuurwerk had die zij ineens vanaf 1 december 2020 niet meer mocht verkopen, maar ook niet zo mocht afvoeren om te worden vernietigd. De gevaarzetting van die partij vuurwerk is per 1 december 2020 niet gewijzigd. [gedaagde 1] zat dus met een dilemma voor die partij: zij mocht het niet meer verkopen, maar ook niet afvoeren. Het gaat wat dit vuurwerk betreft te ver om dat ineens te bestempelen als professioneel vuurwerk.
De 165 stuks Goldschlag enkelschotsbuis mine valt onder de tot 31 december 2023 geldende RACT als toegestane mijnen op grond van artikel 7 RACT.
De 204 stuks enkelschotsbatterijen zijn weliswaar categorie F4, maar met gevarenclassificatie 1.4G en niet 1.1G. Die classificatie is er later op gekomen in verband met het vervoer van de hele partij vuurwerk.
De 165 stuks Goldschlag en de 204 stuks enkelschotsbatterijen vormen tezamen de 369 stuks vuurwerk die ten onrechte zijn gekwalificeerd als professioneel vuurwerk.
Voor wat betreft de shells handhaaft [gedaagde 1] onverkort dat sprake was van dummy’s. [naam] heeft dummy’s aangetroffen en het is volstrekt onaannemelijk dat het mogelijk zou zijn dat dummy’s en echte shells door elkaar hebben gelegen.
Ten aanzien van het punt onder f) heeft [gedaagde 1] meegedeeld verder niets meer van de ILT gehoord te hebben. [gedaagde 1] heeft ook niets vernomen over vervolgstappen en gaat ervanuit dat het vervolg zal plaatsvinden in de strafzaak en/of de bestuursrechtzaak.
2.3.
Volgens [eiser] blijkt uit het dossier overduidelijk en glashelder dat er in het gehuurde vuurwerk is aangetroffen dat niet kwalificeert als consumentenvuurwerk. Alleen vuurwerk dat voorkomt in de bijlage van de RACT is consumentenvuurwerk. De ter zake kundige professionals hebben meerdere producten aangemerkt als professioneel vuurwerk.
Er is dus duidelijk in strijd gehandeld met de huurovereenkomst en de Algemene Bepalingen. De bestuursrechtelijke procedure hoeft daarom niet afgewacht te worden.
2.4.
Partijen hebben hierna gereageerd op elkaars akte en na deze akten heeft de kantonrechter partijen nog een reactie gevraagd op de volgende vragen:
- Het overgelegde aanvullend proces-verbaal van [naam] van 28 januari 2023 is niet ondertekend. De kantonrechter vraagt zich af of het proces-verbaal een concept is of de definitieve versie;
- De strafzaak tegen [gedaagde 1] heeft gediend op 5 september 2024 en de kantonrechter verneemt graag de stand van zaken in die procedure, inclusief een kopie van de dagvaarding, om te bezien in hoeverre er sprake is van overlap in de strafzaak en de civiele zaak;
- Tot slot: gelet op de specialistische materie is het niet uitgesloten dat de kantonrechter een deskundigenbericht nodig heeft ten aanzien van de vraag of het aangetroffen vuurwerk onder de RACT valt of niet. Als het tot een deskundigenbericht komt, wie zou dan als onafhankelijke vuurwerkdeskundige kunnen worden benoemd?
2.5.
[gedaagde 1] heeft hierop gereageerd als volgt. Het is [gedaagde 1] niet bekend of het proces-verbaal van [naam] van 28 januari 2023 een concept is of de definitieve versie. Over de stand van zaken in de strafzaak: de zitting van 5 september 2024 is geschorst en zal worden hervat op 17 april 2025. [gedaagde 1] heeft een kopie van de dagvaarding in het geding gebracht. Naar de mening van [gedaagde 1] zijn er, zover zij weet of kan nagaan, geen vuurwerkdeskundigen die zowel gespecialiseerd zijn in de materie waar het hier om draait en voorts onafhankelijk zijn in deze zaak.
2.6.
[eiser] heeft vervolgens gereageerd. Het antwoord op de eerste vraag is ook [eiser] niet bekend. Naar de mening van [eiser] is het aangetroffen vuurwerk al beoordeeld en geclassificeerd door hét daartoe bevoegde en onafhankelijke overheidsorgaan en de door haar aangestelde (vuurwerk)deskundigen.
2.7.
De kantonrechter constateert in de beide andere procedures tegen [gedaagde 1] en/of haar vennoten dat het ook daar onder meer gaat om de classificatie van het in beslag genomen vuurwerk. Een beslissing die van belang zou kunnen zijn voor de onderhavige zaak is in beide andere procedures nog niet genomen. In deze zaak draait het om het antwoord op de vraag of [gedaagde 1] art. 7.2 van de Algemene Bepalingen (het aanwezig hebben van brandgevaarlijke of ontplofbare zaken, anders dan het toegestane vuurwerk) heeft geschonden en zo ja, of dit dient te leiden tot de ontbinding van de huurovereenkomst. De kantonrechter merkt nog op dat volgens art. 1.3 van de huurovereenkomst het gehuurde pand uitsluitend mag worden gebruikt voor ‘de verkoop detailhandel en consumentenvuurwerk’.
Voor de volledigheid en in aanvulling op het tussenvonnis, merkt de kantonrechter nog het volgende op. Indien in het gehuurde pand (ook) professioneel vuurwerk ten behoeve van de verkoop was opgeslagen dan is dit strijdig zijn met de bestemming van het gehuurde en kan daarom ook een tekortkoming opleveren. Gegeven het partijdebat en vanwege het feit dat het opsporingsonderzoek zich, voor zover bekend, heeft gericht op het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk in het gehuurde en niet op de verkoop ervan, toetst de kantonrechter uitsluitend aan art. 7.2 van de Algemene Bepalingen.
2.8.
In het dossier bevinden zich onder andere een proces-verbaal van onderzoek van een selectie van het in beslag genomen vuurwerk van 12 januari 2022 en een aanvullend proces-verbaal van onderzoek van 28 januari 2023 t.b.v. de hoorzitting (in de bestuursrechtelijke procedure) op 20 februari 2023. Beide processen-verbaal zijn op ambtseed opgemaakt door [naam], materiedeskundige vuurwerk, lid van het Centraal Onderzoeksteam Vuurwerk (COV) te Ulicoten. [naam] heeft uit de partij inbeslaggenomen vuurwerk het vuurwerk onderzocht met de zwaarste lading aan netto explosieve massa. De kantonrechter neemt aan dat medewerkers van het COV bij uitstek deskundig zijn op het gebied van vuurwerk. Professioneel vuurwerk is buiten twijfel een brandgevaarlijke of ontplofbare zaak als bedoeld in art. 7.2 van de Algemene Bepalingen. De kantonrechter baseert de beoordeling dan ook op de beide processen-verbaal.
2.9.
In het eerste proces-verbaal heeft [naam] de resultaten van zijn onderzoek naar het in beslag genomen vuurwerk vermeld in een tabel en ten aanzien van de indeling in categorieën van vuurwerk heeft hij in het aanvullend proces-verbaal onderstaand schema opgenomen:
[Afbeelding]
Dit schema sluit aan op de bijlage bij de RACT, met dien verstande dat in die bijlage geen vuurwerkproducten worden genoemd van categorie F3 of F4. Die categorieën behoren namelijk tot het professionele vuurwerk.
2.10.
Partijen zijn het er op zich over eens dat het bij [gedaagde 1] aangetroffen vuurwerk moet worden getoetst aan de RACT om te bepalen of dit contractueel toegestaan consumentenvuurwerk is of niet. [gedaagde 1] heeft dat genuanceerd door onder meer te stellen dat zij ook een partij vuurwerk had die zij vanaf 1 december 2020 ineens niet meer mocht verkopen, maar ook niet mocht afvoeren. Formeel mocht zij die partij niet meer hebben, maar materieel gezien was geen sprake van een andere gevaarzetting dan voor 1 december 2020. [gedaagde 1] heeft verder ten aanzien van diverse vuurwerkproducten aangevoerd dat de producten toegestaan zijn onder de RACT. Er is vuurwerk aangetroffen van categorie F2 en daarbij zijn begrippen gebezigd als Shells, Enkelschotsbuizen en Mijnen die al dan niet onder de RACT (zouden kunnen) vallen.
2.11.
De kantonrechter overweegt dat volgens bovenstaand schema vuurwerk van categorie F2 consumentenvuurwerk of professioneel vuurwerk kan zijn. De kantonrechter heeft al eerder in de procedure ingezoomd op de partij vuurwerk die door de deskundige is aangemerkt als professioneel vuurwerk (het vuurwerk met classificatie F3, de 55 shells en de 369 stuks overig professioneel vuurwerk van categorie F4).
2.12.
De kantonrechter is van oordeel dat, als vast komt te staan dat [gedaagde 1] professioneel vuurwerk van categorie F3 en/of F4 in het gehuurde voorhanden had, dit een tekortkoming is die de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt vanwege de overtreding van art. 7.2 van de Algemene Bepalingen (het aanwezig hebben van brandgevaarlijke of ontplofbare zaken, anders dan het toegestane vuurwerk).
2.13.
Het gaat er bij de beoordeling van de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst niet om welke gevarenclassificatie aan het vuurwerk is toegekend, bijvoorbeeld 1.1G of 1.4G en ook niet om de vraag of de ILT voorafgaand aan het vervoer van het in beslag genomen vuurwerk de classificatie 1.1G (de gevaarlijkste categorie) op dozen heeft geplakt. Deze classificatie houdt verband met het vervoer van gevaarlijke stoffen (Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg). In casu gaat het om het aanwezig hebben van professioneel vuurwerk en dus van brandgevaarlijke of ontplofbare zaken, niet zijnde consumentenvuurwerk, in het gehuurde.
2.14.
Aan de hand van het eerste proces-verbaal is de volgende tabel opgesteld:
Bijlage PV
Type
Merk
Aantal of gewicht
Lijstindeling Strafvorderings-
richtlijn
Categorie volgens verpakking
NFI
Professioneel
2
Mortierbom
Lidu
55 st.
III
-
ja
ja
3
Enkelschotsbuis
Löhestar [1]
165 st.
III
-
nee
ja
4
Knalstreng
Wolff
9 kg.
IIB
F3
ja
ja
5
Knalstreng
Katan
6,34 kg.
IIB
F3
nee
ja
6
Knalstreng
Broekhoff
90 kg.
IIB
F3
nee
ja
7
Knalstreng
Katan
1 kg.
IIB
F3
nee
ja
8
Enkelschotsbuis
Cialfir
8,6 kg.
IIB
F3
nee
ja
9
Enkelschotsbuis
Tropic
72 kg.
IIB
F3
nee
ja
10
Enkelschotsbuis
Tropic
45,3 kg.
IIB
F3
nee
ja
11
Enkelschotsbuis
Cialfir
100,1, kg.
IIB
F3
nee
ja
12
Enkelschotsbuis
Tropic
61,05 kg.
IIB
F3
nee
ja
24
Knalstreng
Wolff
13 kg.
IIB
F3
nee
ja
33
Enkelschotsbuis
Nico
204 st.
III
F4
nee
ja
2.15.
In deze tabel is een gedeelte van het vuurwerk vermeld dat door [naam] is onderzocht. De Lijstindeling Strafvorderingsrichtlijn bepaalt de zwaarte van de overtreding. Categorie IIB en III betreft vuurwerk dat niet onder de RACT valt. Soms is vuurwerk van hetzelfde merk, naam, type en/of artikelnummer, met gelijke kenmerken als door [naam] is onderzocht, al eerder door het NFI onderzocht. Uit dat onderzoek kan zijn gebleken dat het vuurwerk niet voldoet aan (onder meer) de RACT. Dit betreft de Mortierbom Lidu (bijlage 2) en de Knalstreng Wolff (bijlage 4).
2.16.
Naast het in de tabel opgenomen vuurwerk, heeft [naam] ook ander vuurwerk onderzocht. Dat vuurwerk is niet in de tabel verwerkt en betreft vuurwerk van categorie F2 dat door [naam] ook als professioneel vuurwerk is aangemerkt. Het gaat om de bijlagen 13 t/m 23 en 25 t/m 32 bij het proces-verbaal. De kantonrechter laat dit vuurwerk verder onbesproken, omdat het voor de beslissing niet van belang is.
2.17.
Het vuurwerk in bijlage 2, de mortierbommen Lidu, betreft volgens [gedaagde 1] geen echt vuurwerk, maar allemaal dummy’s. [naam] is hierover bevraagd, zo volgt uit zijn aanvullend proces-verbaal. Hij heeft inderdaad in de partij een aantal dummy’s aangetroffen en die ter educatie bewaard. De rest is afgevoerd naar Ulicoten. Uit deze omstandigheid en uit zijn aanvullend proces-verbaal kan worden opgemaakt dat niet alle 55 stuks dummy’s waren. Dit vuurwerk is door hem, met extra aandacht voor de lont, onderzocht (kijken, voelen, knijpen, luisteren), zo volgt uit zijn aanvullend proces-verbaal. Alleen bij twijfel wordt vuurwerk voor nader onderzoek opgestuurd naar het NFI en alleen het NFI mag het ontleden. Dit vuurwerk is door [naam] niet opgestuurd naar het NFI. Overigens: zelfs als het allemaal dummy’s zouden zijn geweest, dan laat dat onverlet dat het andere vuurwerk genoemd in de tabel 2.14 in voldoende mate bijdraagt aan de conclusie dat in het gehuurde pand professioneel vuurwerk aanwezig was.
2.18.
Volgens [gedaagde 1] was het vuurwerk Enkelschotsbuis Löhestar 165 st. onder de vigeur van de toenmalige RACT wel toegestaan. Daargelaten dat [naam] als vuurwerkdeskundige daar anders over denkt, kan het verweer van [gedaagde 1], indien al juist, er niet aan afdoen dat het gehuurde werd gebruikt voor professioneel vuurwerk. Of het verweer van [gedaagde 1] juist is en het proces-verbaal van [naam] op dit onderdeel niet, kan daarom in het midden blijven. Wel merkt de kantonrechter voor de volledigheid op dat uit de foto’s van het vuurwerk blijkt dat het om zwarte kokers of staven gaat die volgens [naam] zijn voorzien van een ‘elektra gloeipil ontsteking en lont’, en een elektra ontstekingspunt. Ook ontbreekt volgens hem een stabilisatievoet. Volgens [naam] is dit alles, wat met het blote oog waarneembaar is, niet toegestaan bij consumentenvuurwerk en is het dus professioneel vuurwerk.
2.19.
[gedaagde 1] heeft erkend dat het vuurwerk Enkelschotsbuis Nico 204 st. valt onder categorie F4, dus professioneel vuurwerk is, wat volgens het huurcontract niet in het gehuurde aanwezig mocht zijn. Of de gevarenclassificatie nu 1.1G of 1.4G was, kan daarom in het midden blijven. Het is niet relevant voor de beoordeling van de gestelde tekortkoming.
Het (vele) andere vuurwerk dat in het eerste proces-verbaal is vermeld, heeft [gedaagde 1] onbesproken gelaten. De conclusie van [naam] dat dit professioneel vuurwerk is, staat daarmee vast.
2.20.
Op grond van het vorenstaande acht de kantonrechter voldoende aannemelijk geworden dat [gedaagde 1] professioneel vuurwerk in het gehuurde pand aanwezig heeft gehad. De tekortkoming is vanwege de hoeveelheid aangetroffen professioneel vuurwerk indrukwekkend en vanwege het daaraan verbonden risico op explosie en schade aan het gehuurde voldoende ernstig om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. Professioneel vuurwerk is gevaarlijker en met meer risico’s omgeven dan consumentenvuurwerk. Het heet niet voor niets professioneel vuurwerk dat niet aan consumenten mag worden verkocht. [gedaagde 1] heeft vanwege de aanwezigheid van professioneel vuurwerk art. 7.2 van de Algemene Bepalingen geschonden.
2.21.
De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde zal dan ook worden toegewezen. Er zijn geen gegronde redenen aangevoerd om daarvan af te zien, bijvoorbeeld vanwege de gevolgen van de ontbinding. De termijn voor de ontruiming zal op één maand worden gesteld nu er geen dringende reden (meer) bestaat de ontruiming op een kortere termijn toe te wijzen. Het verboden vuurwerk is immers in beslag genomen en uit het gehuurde verwijderd.
2.22.
[eiser] vordert ook vergoeding van de schade die het gevolg is van de ontbinding van de huurovereenkomst. Die vordering is niet toegelicht en onderbouwd en zal daarom worden afgewezen.
2.23.
Als overwegend verliezende partij dient [gedaagde 1] in de proceskosten te worden veroordeeld. Die kosten worden aldus begroot:
-kosten dagvaarding € 133,85
-griffierecht € 86,00
-salaris gemachtigde € 510,00 (2½ punten à € 204,00)
-nakosten € 102,00
Totaal € 831,85.
2.24.
Het vonnis zal, conform de eis, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
ontbindt de tussen partijen gesloten huurovereenkomst wegens een toerekenbare tekortkoming en gebiedt [gedaagde 1] om binnen één maand na de dag van de betekening van dit vonnis het gehuurde volledig en behoorlijk te verlaten en te ontruimen en vervolgens verlaten en ontruimd te houden en in lege en behoorlijke staat ter vrije beschikking van [eiser] te stellen, zulks met afgifte van de sleutels aan [eiser];
3.2.
veroordeelt [gedaagde 1] hoofdelijk in de kosten van het geding, begroot op € 831,85 en te voldoen binnen veertien dagen na vandaag – en voor het geval dat voldoening van deze kosten niet binnen deze termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de veertiende dag na vandaag tot de dag van de betaling;
3.3.
verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst wat meer of anders gevorderd is af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. de Haan, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2025.

Voetnoten

1.Vermoedelijk is bedoeld Lonestar. Relevant is dit aspect niet omdat het om de vuurwerkclassificatie gaat.