In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 7 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], een zweminstructeur, en zijn werkgever, Sportfondsen Borne B.V. [eiser] had de werkgever aangeklaagd met de vordering om hem toe te laten tot het verrichten van de bedongen arbeid en om doorbetaling van zijn salaris. De eiser, die sinds juli 2022 ziek was, had zich in september 2023 beter gemeld, maar na een periode van gesprekken over werkhervatting had hij zich opnieuw ziek gemeld. De werkgever had een loonsanctie opgelegd gekregen van het UWV omdat zij niet voldoende had gedaan om [eiser] te re-integreren.
De kantonrechter heeft de vordering van [eiser] afgewezen. Uit verschillende rapportages, waaronder die van de bedrijfsarts en de arbeidsdeskundige, bleek dat terugkeer naar het eigen werk van [eiser] duurzaam niet mogelijk was. De rechter oordeelde dat het spoor 2 re-integratietraject, dat inmiddels was gestart, de enige aangewezen weg was. De rechter concludeerde dat de werkgever had voldaan aan de adviezen van de bedrijfsarts en het UWV, en dat de re-integratie in het spoor 2 traject vruchten had afgeworpen, aangezien [eiser] inmiddels op detacheringsbasis werkte bij het UWV.
De rechter heeft [eiser] ook veroordeeld in de proceskosten van de werkgever, die zijn begroot op € 677,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in Almelo.