ECLI:NL:RBOVE:2025:18

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 januari 2025
Publicatiedatum
8 januari 2025
Zaaknummer
11283769 \ CV EXPL 24-2908
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake betaling van vervallen termijnbedragen en kosten contractbeëindiging door Friesland Lease B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Enschede, op 7 januari 2025 een vonnis gewezen in een civiele procedure tussen Friesland Lease B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. Friesland Lease vorderde betaling van vervallen termijnbedragen en kosten in verband met de beëindiging van een leaseovereenkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat Friesland Lease niet heeft voldaan aan de informatieplichten die voortvloeien uit de artikelen 6:230m en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek, wat heeft geleid tot een vermindering van 25% op de gevorderde termijnbedragen. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat een beding in de algemene voorwaarden van Friesland Lease, dat de mogelijkheid biedt om het termijnbedrag te verhogen bij een prijsverhoging van het leaseobject, oneerlijk is en daarom vernietigd moet worden. Dit heeft tot gevolg dat alleen het oorspronkelijke maandbedrag, verminderd met 25%, verschuldigd is.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van Friesland Lease met betrekking tot de kosten van contractbeëindiging afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gevorderde opzeggingsvergoeding oneerlijk is en niet in verhouding staat tot de geleden schade. De rechtbank heeft de wettelijke rente over de toewijsbare hoofdsom toegewezen, evenals een gematigd bedrag voor buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde partij is in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 11283769 \ CV EXPL 24-2908
Vonnis van 7 januari 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FRIESLAND LEASE B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Drachten,
eisende partij, hierna te noemen Friesland Lease,
gemachtigde: [gemachtigde],
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde],
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 oktober 2024,
- de akte van 14 november 2024 van eisende partij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Bij tussenvonnis heeft de kantonrechter Friesland Lease in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de gevorderde maandelijkse vergoeding en een onderbouwing te overleggen van de gevorderde ‘kosten contractbeëindiging’.
2.2.
Bij akte heeft Friesland Lease gesteld dat de maandelijkse vergoeding is gewijzigd, omdat de fietsprijs hoger is uitgevallen dat was overeengekomen. Volgens haar mag zij overeenkomstig artikel 7.3. van de algemene voorwaarden in zo’n geval het maandbedrag verhogen. Over de kosten contractbeëindiging heeft zij enerzijds gesteld dat dit een vaste schadevergoeding volgens artikel 15.3. van de algemene voorwaarden betreft en anderzijds heeft zij gesteld dat dit bedrag ziet op de boekwaarde van de fiets.
Ambtshalve toetsing van naleving informatieplichten
2.3.
De overeenkomst is digitaal gesloten. Op de overeenkomst zijn daarom de informatieplichten van artikelen 6:230m en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek van toepassing. De kantonrechter heeft geconstateerd dat Friesland Lease [gedaagde] niet heeft geïnformeerd over de betalingswijze en leveringstermijn (artikel 6:230m lid 1 onder g BW) en hij zal dit sanctioneren met een vermindering van 25% op de gevorderde termijnbedragen.
De verhoogde maandkosten
2.4.
In artikel 7.3. van de algemene voorwaarden is opgenomen:
“Leasefiets mag het termijnbedrag na de totstandkoming van de Leaseovereenkomst alleen wijzigen in de volgende gevallen:
(…)
 Als tussen de ondertekening van het Leasecontract en de aflevering van het voertuig de aanschafprijs van het voertuig wordt verhoogd. Als het termijnbedrag op deze grond wordt verhoogd, dan kunt u de Leaseovereenkomst zonder verdere kosten schriftelijk ontbinden binnen 14 dagen nadat Leasefiets u van die verhoging op de hoogte heeft gesteld. (…)”
2.5.
De kantonrechter is van oordeel dat dit beding oneerlijk is, omdat de rechten en plichten van de consument aanzienlijk worden aangetast. Dit beding geeft geen enkele zekerheid voor de consument dat de prijs waarmee hij heeft ingestemd, ook daadwerkelijk de prijs zal zijn die aan hem zal worden doorberekend. Ook is in dit beding geen kader gegeven op grond waarvan de prijs kan worden gewijzigd en evenmin is er een begrenzing aan deze wijziging.
2.6.
Omdat in dit geval de maandprijs ook wordt aangetast door deze verhoging, had Friesland Lease volgens dit beding [gedaagde] moeten informeren over deze prijswijziging. Maar dit is niet gesteld of gebleken.
2.7.
Dit brengt met zich dat het beding zal worden vernietigd, omdat dit beding oneerlijk is bevonden. De grondslag voor deze prijswijziging valt daarmee weg. Dit betekent dat slechts het overeengekomen maandbedrag verschuldigd is, gematigd met 25% zoals vermeld onder rechtsoverweging 2.3.
2.8.
De kantonrechter zal daarom een bedrag van € 1.026,79 (€ 1.369,06 (€ 129,00 * 10 + € 79,06) – 25%) aan vervallen termijnbedragen toewijzen.
Kosten contractbeëindiging
2.9.
Het is de kantonrechter niet duidelijk waar de ‘kosten contractbeëindiging’ precies op zien, omdat Friesland Lease zich hierover op twee verschillende standpunten stelt.
2.10.
Voor zover deze kosten zien op de schadevergoeding als bedoeld in artikel 15.3. van de algemene voorwaarden, overweegt de kantonrechter als volgt. In dit beding is het volgende opgenomen:
“Voor elke maand dat de Leaseovereenkomst eerder dan de einddatum van de Leaseperiode wordt beëindigd, betaalt u een vaste opzeggingsvergoeding van 50% van de totaal resterende maandtermijnen. (…)”
2.11.
Omdat deze procedure een overeenkomst tussen een handelaar en een consument betreft, moet de kantonrechter op grond van vaste rechtspraak zo nodig ambtshalve beoordelen of deze bedingen oneerlijk zijn in de zin van Richtlijn 93/13 EG.
2.12.
Volgens artikel 3 lid 1 van de richtlijn wordt een beding als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goeder trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. In de bijlage bij de richtlijn wordt vermeld dat een beding onder meer oneerlijk kan zijn als dat beding tot doel of tot gevolg heeft de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen.
2.13.
Daarnaast volgt uit artikel 6:233, aanhef en onder a, van het Burgerlijk Wetboek (BW) dat een beding in algemene voorwaarden vernietigbaar is, indien het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden zijn tot stand gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij.
2.14.
In het licht van de richtlijn en artikel 6:233, aanhef en onder a, BW, zal de kantonrechter bij de beantwoording van de vraag of het hiervoor genoemde beding oneerlijk is, als maatstaf hanteren of de opzegginsvergoeding in een redelijke verhouding staat tot de voor Friesland Lease geleden schade.
2.15.
Friesland Lease heeft, ook al is zij hiertoe in de gelegenheid gesteld, geen nadere onderbouwing gegeven van dit deel van de vordering. Zij heeft niets gesteld over de eventueel door haar geleden schade of überhaupt iets over de eerlijkheid van het beding en dus niet aangetoond dat de gevorderde opzegvergoeding in redelijke verhouding staat tot de geleden schade en niet onnodig hoog is. De kantonrechter is van oordeel dat het beding wel een onevenredig hoge schadevergoeding oplegt aan een consument, zeker gezien het feit dat deze schadevergoeding ook kan worden opgelegd nadat de overeenkomst al na één maand wordt beëindigd, waarbij Friesland Lease zelf de overeenkomst kan beëindigen. Dit betekent dat het een oneerlijk beding betreft in de zin van de richtlijn en zal worden vernietigd. Dit betekent dat deze grondslag wegvalt.
2.16.
Voor zover de ‘kosten contractbeëindiging’ ziet op de boekwaarde van de geleasede fiets, is dit onvoldoende onderbouwd. Friesland Lease is in de gelegenheid gesteld om een nadere onderbouwing te overleggen waaruit deze boekwaarde zou blijken en heeft geen gebruik gemaakt van deze gelegenheid. De enkele factuur waarin dit bedrag is opgenomen is hiervoor onvoldoende. Dit betekent dat dit deze kosten ook op deze grondslag niet kunnen worden toegewezen.
2.17.
Dit alles brengt met zich dat de kosten contractbeëindiging van € 2.922,62 zullen worden afgewezen.
De bijkomende kosten
2.18.
De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of in de overeenkomst en/of de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden bepalingen zijn opgenomen ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten en/of de gevorderde vergoeding van rente, die zodanig afwijken van de wettelijke regelingen dat de consument daardoor aanzienlijk wordt benadeeld en door de kantonrechter vernietigd moeten worden. Dat is niet het geval.
2.19.
De wettelijke rente is slechts toewijsbaar over de achterstallige maandkosten, omdat het overige deel is afgewezen. Friesland Lease heeft de wettelijke rente over de gehele hoofdsom gevorderd en nagelaten een renteberekening te overleggen. Omdat het niet aan de kantonrechter is om zelf een renteberekening te maken, zal de gevorderde rente worden afgewezen. De wettelijke rente over de toewijsbare hoofdsom zal worden toegewezen vanaf de respectieve vervaldatum van de onderliggende termijnen.
2.20.
De buitengerechtelijke incassokosten zijn eveneens gematigd toewijsbaar, namelijk berekend over de hoofdsom van € 1.026,79. Dit ziet op een bedrag van € 186,36. Hierop zal ex artikel 6:44 BW de betaling van € 75,00 in mindering worden gebracht, zodat de kantonrechter € 111,36 zal toewijzen.
2.21.
[gedaagde] is in de procedure in het ongelijk gesteld en wordt daarom in de proceskosten (inclusief nakosten) veroordeeld. Dit zou op zichzelf kunnen meebrengen dat [gedaagde] - ook - wordt verwezen in de kosten van het griffierecht zoals aan Friesland Lease in rekening is gebracht. Dit griffierecht is vastgesteld op grond van de totale vordering, zoals in de dagvaarding omschreven. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt echter dat slechts een deel van de vordering is toegewezen. Indien Friesland Lease aldus haar vordering had ingediend, zou een lager bedrag aan griffierecht zijn berekend. Dat lagere bedrag zal hierna in de kostenveroordeling worden opgenomen; het meerdere dient als nodeloos gemaakte kosten voor rekening van Friesland Lease te worden gelaten. Het salaris van de gemachtigde is afgestemd op de vordering zoals deze toewijsbaar is gebleken. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- dagvaarding € 114,71
- griffierecht € 328,00
- salaris gemachtigde € 270,00 (2 punt x tarief € 135,00)
- nakosten €
67,50
Totaal € 780,12.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Friesland Lease te betalen het bedrag van € 1.138,15, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 1.026,79 vanaf de respectieve vervaldatum van de onderliggende termijnen tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van Friesland Lease, begroot op € 780,12, te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis, te vermeerderen met de kosten van betekening, indien [gedaagde] niet binnen genoemde termijn betaalt en vervolgens betekening van het vonnis plaatsvindt;
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2025. (SK)