3.4Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd en overweegt daartoe als volgt.
Bevindingen van de Douane tijdens de controle op 26 juli 2022
Op 26 juli 2022 werd tijdens een controle door de Douane in een opslagruimte van [bedrijf 2] in [vestigingsplaats] 83 kilo waterpijptabak aangetroffen en in beslag genomen. Over de in beslag genomen producten is door verbalisant [verbalisant] , (buitengewoon opsporingsambtenaar bij de Douane domein VI Generieke Opsporing) onder meer geverbaliseerd dat de producten in dozen zaten met teksten zoals als “"Two Apples Flavour" en “Mint Flavour” van het merk "Al Fakher" en daarnaast de merken "Adalya" en "Blue Horse” en de tekst “ "Layali". Hierop heeft voornoemde verbalisant diverse verpakkingen uit diverse dozen geopend, en zag hij hierin rode substanties en rook hij de hem ambtshalve bekende zoete geur van waterpijptabak. Accijnszegels ontbraken.
De rechtbank stelt vast dat geen monstername heeft plaatsgevonden en de in beslag genomen producten niet zijn onderworpen aan een deskundig (laboratorium)onderzoek.
Bevindingen van de Douane tijdens de controle op 6 mei 2023
Verbalisant [verbalisant] heeft waargenomen dat de
in de winkelaangetroffen verpakkingen waren voorzien van teksten als "Blue B", "Am", "Lime", "Blue", "Mi Amor", "Mint", "Appel" en "Love" en merken "Al Fakher", "Blue Horse", "Layali", "Adalya" en "Bad&Mad". Hij zag dat de verpakkingen een rood en bruin gekleurde substantie bevatten. Bij het openen van de diverse verpakkingen rook hij de hem ambtshalve bekende zoete geur van waterpijptabak.
Met betrekking tot de
in de auto aangetroffenproducten heeft [verbalisant] geverbaliseerd dat hij met zijn collega’s kartonnen dozen aantrof inhoudende diverse verpakkingen van het merk "Adalya", "Blue Horse", "Layali", "AI Fakher" en "Bad&Mad". [verbalisant] heeft wederom enkele verpakkingen geopend en geconstateerd dat deze waren gevuld met zowel een rood als een bruin gekleurde substantie. Ook nam hij wederom de hem ambtshalve bekende zoete geur van waterpijptabak waar.
Over de
in de opslagruimteaangetroffen producten heeft [verbalisant] geverbaliseerd dat hij diverse dozen en verpakkingen zag staan welke hij ambtshalve herkende als zijnde dozen en verpakkingen waterpijptabak. Er stonden diverse blanco dozen en dozen van het merk "AI Fakher" en "Adalya". Hierop heeft hij de dozen geopend en diverse verpakkingen aangetroffen welke waren voorzien van de tekst "AI Fakher", "Layali" en "Adalya". Hij heeft de verpakkingen geopend en zag dat ze gevuld waren met een rood en een bruin gekleurde substantie. Ook rook hij weer de zoete geur welke hij ambtshalve herkende als zijnde de geur van waterpijptabak. Naast deze dozen zag hij twee verpakkingen staan van het merk "Bad&Mad". Hij zag dat deze verpakkingen ook waren gevuld met een bruin gekleurde substantie en heeft deze vervolgens geopend waarbij hij de hem ambtshalve bekende zoete geur van waterpijptabak waarnam.
Accijnszegels ontbraken op alle in beslag genomen goederen.
De rechtbank stelt vast dat ook bij deze controle geen monstername heeft plaatsgevonden en de op tabak gelijkende in beslag genomen producten niet zijn onderworpen aan een deskundig (laboratorium)onderzoek.
Wettelijk kader “rooktabak”
De rechtbank ziet zich eerst voor de vraag gesteld of kan worden vastgesteld dat sprake is van “rooktabak” zoals bedoeld in artikel 32 Wet op de Accijns.
Op grond van artikel 32 lid 1 van de Wet op de Accijns wordt onder rooktabak verstaan “niet als sigaren of als sigaretten aan te merken voor roken geschikte tabak”.
De Nederlandse accijnswetgeving moet conform de Richtlijn 2011/64/EU van de Raad van de Europese Unie van 21 juni 2011 betreffende de structuur en de tarieven van de accijns op tabaksfabrikaten (hierna: de Richtlijn) worden uitgelegd.
Op grond van artikel 5 lid 1 van de Richtlijn wordt onder rooktabak verstaan “gesneden of op andere wijze versnipperde, gesponnen of tot ‘flakes’ – plakken – geperste tabak, die geschikt is om zonder verdere industriële verwerking te worden gerookt”.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie (verder HvJ EU) heeft in een prejudiciële uitspraak, het Eko Tabak-arrest van 6 april 2017 (C-638/15), nader gedefinieerd dat onder rooktabak moet worden verstaan: “gedroogde, platte, onregelmatige, gedeeltelijk gestripte tabaksbladeren die een primaire droging hebben ondergaan en gecontroleerd zijn bevochtigd, die glycerinesporen bevatten en die na gewone voorbereiding (malen of met de hand versnijden) geschikt zijn om te worden gerookt”.
Onderzoek aan de inbeslaggenomen goederen
Zoals hiervoor reeds vastgesteld hebben de buitengewoon opsporingsambtenaren van de Douane telkens volstaan met een beschrijving van de in beslag genomen goederen. De goederen zijn niet bemonsterd en er heeft geen (laboratorium)onderzoek plaatsgevonden.
De rechtbank is van oordeel dat zonder deskundigenverslag in de zin van artikel 344, lid 1 onder 4° Wetboek van Strafvordering niet kan worden vastgesteld dat de aangetroffen en in beslag genomen waterpijptabakproducten kunnen worden gekwalificeerd als “rooktabak” in de zin van voornoemd wettelijk kader.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met de waarneming van verbalisant omtrent de uiterlijke verschijningsvorm, zoals de kleur en de geur. De zoete geur kan weliswaar kenmerkend zijn voor waterpijptabak en levert tezamen met de kleur en de verpakking een indicatie voor rooktabak op, maar van doorslaggevend belang is de chemische samenstelling. Gelet hierop spreekt de rechtbank verdachte van alle feiten vrij.
Beslissing op voorwaardelijke vordering tot nader onderzoek
De voorwaardelijke vordering van de officier van justitie tot heropening van het onderzoek ter terechtzitting, teneinde het in beslag genomen materiaal alsnog nader te laten onderzoeken, wijst de rechtbank af. Nog daargelaten de ouderdom van de strafzaak met parketnummer 81.205082.23 heeft er geen forensisch verantwoorde monstername plaatsgevonden, op welke monsters het nader laboratorium onderzoek kan worden gericht. Dit klemt te meer nu uit de dossiers niet blijkt dat er in deze zaken überhaupt nog te onderzoeken materiaal bewaard is gebleven. Reeds om die reden wijst de rechtbank voornoemde voorwaardelijke vordering van de officier van justitie af.