ECLI:NL:RBOVE:2025:1738

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
11329524 \ CV EXPL 24-3519
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en oplevering in civiele procedure met betrekking tot gebreken en betaling

In deze civiele procedure heeft eiser, H.O.D.N. [bedrijf 1], werkzaamheden verricht in de badkamer van gedaagde, [gedaagde]. Na de voltooiing van de werkzaamheden heeft eiser een factuur gestuurd, waarvan een deel door gedaagde niet is betaald. Gedaagde stelt dat eiser de regendouche te laag heeft geïnstalleerd, wat leidt tot een vordering in reconventie voor herstel van gebreken en een schadevergoeding. De kantonrechter heeft de vorderingen van eiser in conventie en de vorderingen van gedaagde in reconventie afgewezen. De rechter oordeelt dat eiser niet voldoende duidelijkheid heeft verkregen over de hoogte van de douche en dat gedaagde gerechtigd was om de betaling van het openstaande bedrag in te houden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de badkamer op 28 februari 2024 is opgeleverd, waardoor gebreken die gedaagde had kunnen ontdekken voor haar risico komen. De rechter heeft ook geoordeeld dat gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de gebreken die zij in reconventie heeft aangevoerd. Eiser is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11329524 \ CV EXPL 24-3519
Vonnis van 25 maart 2025
in de zaak van
[eiser] H.O.D.N. [bedrijf 1],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. R.C. Rooker,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: M. Van Rosmalen.

1.De zaak in het kort

1.1.
[eiser] heeft (ver)bouwwerkzaamheden in de badkamer van [gedaagde] verricht. Na afloop van de werkzaamheden heeft [eiser] een factuur gestuurd die door [gedaagde] niet volledig is betaald. [eiser] vordert in deze procedure daarom betaling van de nog openstaande € 968,-. [gedaagde] vindt dat zij dit bedrag niet hoeft te betalen omdat [eiser] de regendouche te laag heeft geïnstalleerd en de kosten voor herstel € 968,- bedragen. Zij vordert in reconventie herstel van meerdere (andere) gebreken aan de badkamer, dan wel een vervangende schadevergoeding van € 580,-. [eiser] vindt dat hij het werk deugdelijk en volgens afspraak heeft verricht, dat [gedaagde] daarom het openstaande bedrag moet betalen en dat de vorderingen van [gedaagde] in reconventie moeten worden afgewezen.
1.2.
De kantonrechter zal de vorderingen van [eiser] in conventie en de vorderingen van [gedaagde] in reconventie afwijzen. De kantonrechter legt dat als volgt uit.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord met eis in reconventie
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de akte met producties van [eiser]
- de mondelinge behandeling van 25 februari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eiser] heeft in februari 2024 bouw- en renovatiewerkzaamheden in de badkamer van [gedaagde] uitgevoerd. Op 28 februari 2024 waren de werkzaamheden afgerond en op 17 maart 2024 heeft [eiser] een factuur van € 11.047,46 gestuurd.
3.2.
[gedaagde] en [eiser] hebben vervolgens over de hoogte van de factuur en de vraag of er meerwerk was verricht gecorrespondeerd. [gedaagde] heeft naar aanleiding van de brieven die partijen elkaar hebben gestuurd, door middel van deelbetalingen, een bedrag van € 10.079,46 betaald. [gedaagde] heeft € 968,- onbetaald gelaten omdat [eiser] volgens haar de regendouche te laag heeft geïnstalleerd en de kosten voor herstel € 968,- bedragen.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert in conventie - samengevat - uitvoerbaar bij voorraad betaling van € 968,- door [gedaagde] , te vermeerderen met de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten. [eiser] concludeert in reconventie tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagde] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde] met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure in conventie en reconventie.
4.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert in conventie tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] . [gedaagde] vordert in reconventie - samengevat - uitvoerbaar bij voorraad [eiser] primair te veroordelen de onder punt 2 tot punt 8 van de conclusie van antwoord genoemde werkzaamheden te verrichten binnen zes weken na het te wijzen vonnis en vordert subsidiair [eiser] te veroordelen tot betaling van een vervangende schadevergoeding van € 580,-. Zij vordert tot slot overlegging van de overeengekomen fotorapportage van de verbouwing, met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure in conventie en reconventie.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

In conventie
5.1.
Tussen partijen is een overeenkomst van aanneming van werk tot stand gekomen. Partijen hebben voorafgaand aan deze procedure gediscussieerd over diverse punten (waaronder onder andere de hoogte van de factuur en het meerwerk) en deze punten zijn ook in de processtukken en tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht, maar aan de kantonrechter ligt, zoals de kantonrechter partijen tijdens de mondelinge behandeling ook heeft voorgehouden, in conventie alleen nog de vraag voor of [gedaagde] het laatste deel van de factuur moet betalen. Die vraag hangt samen met de vraag of [eiser] de regendouche te laag heeft geïnstalleerd.
5.2.
[eiser] vordert betaling van het openstaande bedrag omdat hij het overeengekomen werk heeft afgerond en opgeleverd. [gedaagde] is het daar niet mee eens. Volgens [gedaagde] heeft [eiser] de regendouche niet op de overeengekomen hoogte gehangen en kan de douche daardoor, met name door de zoon van [gedaagde] , niet goed worden gebruikt. De kosten voor het aanpassen van de hoogte van de regendouche bedragen volgens [gedaagde] € 968,-. Omdat [eiser] niet bereid is het gebrek te herstellen heeft [gedaagde] € 968,- als vervangende schadevergoeding ingehouden op de factuur. De kantonrechter oordeelt als volgt.
5.3.
Dat de douche te laag is opgehangen volgt volgens [gedaagde] uit het briefje dat zij tijdens het overleg met [eiser] heeft geschreven en waarop de hoogtes van de verschillende badkameronderdelen zijn genoteerd. Op het briefje staat:
“hoogte douche v. boven 2.00/2.05”. Uit de door [gedaagde] overgelegde foto’s blijkt dat de onderkant van de douchekop op een hoogte van (ongeveer) 1,94 meter hangt. Volgens [eiser] is de douche wel opgehangen op de hoogte die [gedaagde] heeft aangegeven omdat de uitloop van de douche (die boven de douchekop zit) op de hoogte van 2.00 meter is gemonteerd. [eiser] voert aan dat hij tijdens het betreffende overleg [gedaagde] ook gewaarschuwd heeft dat zij de douche op een lagere hoogte dan gebruikelijk wilde hangen. Volgens [eiser] heeft hij daarbij aangegeven dat de uitloop het hoogste deel van de douche is en dat dit betekent dat de douchekop dus nog lager komt te hangen wanneer de uitloop op 2.00 / 2.05 meter wordt gemonteerd. [gedaagde] voert aan dat zij niet uit de mededelingen van [eiser] heeft begrepen dat de hoogte van de douche te laag was of dat [eiser] uitging van de hoogte van de uitloop van de douche in plaats van de douchekop. Volgens [gedaagde] gingen alle op het briefje genoteerde hoogtes, zoals de hoogte van de wc en het badkamermeubel, uit van gebruikshoogtes en is het daarom onlogisch dat [eiser] heeft gerekend vanaf de hoogte van de uitloop. Volgens [gedaagde] hebben partijen alleen gesproken over het verlaagd plafond dat nog geïnstalleerd zou worden en dat [gedaagde] in dat kader gevraagd heeft de douche zo hoog mogelijk te installeren.
5.4.
Partijen verschillen van mening over de vraag wat de precieze inhoud is van de overeenkomst die zij hebben gesloten, en daarbij met name wat is bedoeld met de tekst op het briefje.
Wat met het briefje is bedoeld moet daarom worden vastgesteld aan de hand van wat partijen over en weer hebben verklaard en uit hun verklaringen over en weer hebben afgeleid en redelijkerwijs mochten afleiden (de zogeheten
Haviltexmaatstaf). Naar het oordeel van de kantonrechter is niet komen vast te staan dat [eiser] uit de verklaringen van [gedaagde] redelijkerwijs heeft mogen afleiden dat zij de opdracht heeft gegeven dat de douche op een hoogte van 2.00/2.05 meter
gemeten vanaf de uitloopgeïnstalleerd moest worden. Het briefje biedt daarover geen duidelijkheid. Het briefje spreekt immers over ‘de douche’ waaronder zowel kan worden verstaan de uitloop van de douche als de douchekop zelf. Hiervan uitgaande lag het op de weg van [eiser] , als professionele aannemer tegenover [gedaagde] als consument, voldoende duidelijkheid te verkrijgen. Aangezien [eiser] de vereiste duidelijkheid niet heeft verkregen, mocht hij er niet op vertrouwen dat de opdracht inhield dat de douche op een hoogte van 2.00/2.05 meter, gemeten vanaf de uitloop, moest worden gemonteerd.
5.5.
[eiser] stelt verder dat hij [gedaagde] erop heeft gewezen dat de door haar voorgestelde hoogte (te) laag is. [gedaagde] heeft gemotiveerd aangevoerd dat zij uit de mededelingen van [eiser] niet heeft begrepen dat de door haar genoemde hoogte te laag zou zijn. Zij begreep, zo voert zij aan, uit de mededelingen van [eiser] dat in verband met de hoogte van het verlaagde plafond een hogere douche niet mogelijk zou zijn. [eiser] heeft daarentegen niet op concrete wijze aangegeven wat hij ter waarschuwing heeft gezegd tegen [gedaagde] . In het licht hiervan is niet komen vast te staan dat de mededelingen van [eiser] zo duidelijk waren dat [gedaagde] daaruit redelijkerwijs had moeten afleiden dat de door haar voorgestelde hoogte (te) laag zou zijn. Daarbij is van belang dat niet aannemelijk is geworden dat [gedaagde] zonder noodzaak een dergelijke waarschuwing (indien deze voldoende duidelijk zou zijn geweest) bewust in de wind zou hebben geslagen.
5.6.
Gelet op het voorgaande moet worden aangenomen dat [eiser] de regendouche niet op de overeengekomen hoogte heeft gehangen. Omdat hij, ondanks de sommaties van [gedaagde] , niet bereid was het gebrek te herstellen, was [gedaagde] gerechtigd af te zien van herstel en een vervangende schadevergoeding te vorderen. De hoogte van deze vervangende schadevergoeding van € 968,- heeft zij voldoende onderbouwd met de offerte van [bedrijf 2] van 15 april 2024. De vordering van [eiser] zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten
5.7.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
270,00
(2 punten × € 135,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
337,50
In reconventie
Gebreken
5.8.
[gedaagde] vordert in reconventie herstel van diverse gebreken. Volgens [gedaagde] is het voegwerk gebrekkig, zijn er vier vloertegels gebrekkig geïnstalleerd, is er een wandtegel kapot, is het kitwerk ondermaats, is het voegwerk in de nis gescheurd, beginnen de kitnaden in de doucheafvoer los te laten en is de temperatuurinstelling van de douchekraan niet goed. Omdat voor een deel van deze gebreken van belang is of het werk al dan niet is opgeleverd door [eiser] , zal de kantonrechter eerst de oplevering en daarna de gestelde gebreken per gebrek bespreken.
Oplevering
5.9.
Naar het oordeel van de kantonrechter is de badkamer op 28 februari 2024 opgeleverd. In dat oordeel heeft de kantonrechter het volgende betrokken. [eiser] en [gedaagde] hebben na de afronding van de werkzaamheden en de mededeling van [eiser] dat het werk klaar was om te worden opgeleverd, de badkamer gezamenlijk bekeken. Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde] het werk van [eiser] op dat moment heeft afgekeurd. Daarbij komt dat [gedaagde] de badkamer kort daarna in gebruik heeft genomen. Uit de stellingen van [gedaagde] en de e-mails van 22 maart 2024 en 10 april 2024 volgt verder dat [gedaagde] tijdens de oplevering op twee punten een voorbehoud heeft gemaakt, namelijk de hoogte van de regendouche en de instellingen van de thermostaat van de regendouche. Dat [gedaagde] , zoals zij aanvoert, op dat moment niet op de hoogte was van de juridische gevolgen van de oplevering en de acceptatie van het werk, maakt niet dat er geen oplevering heeft plaatsgevonden.
5.10.
Gelet op het voorgaande is de douche op 28 februari 2024 opgeleverd. Dat betekent dat vanaf dat moment de gebreken die [gedaagde] tijdens de oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken, op grond van artikel 7:758 lid 3 BW voor risico van [gedaagde] komen.
Voegwerk
5.11.
[gedaagde] stelt dat het door [eiser] aangebrachte voegwerk slordig is en niet aan de kwaliteitseisen voldoet. Ter onderbouwing verwijst zij naar de door haar overgelegde foto’s van het voegwerk in de badkamer. Ook voert zij onder punt 6 van haar eis in reconventie aan dat het voegwerk in de nis gescheurd is. [eiser] betwist dat het voegwerk ondermaats is en stelt dat de badkamer bovendien is opgeleverd en dat [gedaagde] het voegwerk heeft geaccepteerd.
5.12.
Aangenomen moet worden dat de staat van het voegwerk zichtbaar was ten tijde van de oplevering en [gedaagde] gebreken daarin op dat moment had kunnen ontdekken. [gedaagde] heeft tijdens de oplevering niet geklaagd over het voegwerk, waardoor eventuele gebreken voor haar eigen risico komen. Daarnaast is niet gesteld of gebleken dat de scheurvorming in het voegwerk van de nis op een later moment is ontstaan, ook dit had [gedaagde] daarom ten tijde van de oplevering kunnen ontdekken en moeten mededelen aan [eiser] .
Vloertegels
5.13.
[gedaagde] stelt dat [eiser] vier vloertegels op onjuiste wijze heeft gemonteerd omdat deze een hol geluid geven wanneer daarop wordt geklopt, hetgeen volgens [gedaagde] een indicatie is dat die plekken niet goed hechten aan de ondergrond. Ter onderbouwing verwijst [gedaagde] naar de door haar overgelegde filmpjes waarop het geluid te horen is. [eiser] betwist dat hij de vloertegels niet juist heeft gemonteerd of dat het holle geluid duidt op een gebrek. [eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd toegelicht dat de tegels hol klinken op plekken waar het leidingwerk dicht onder de tegels ligt.
5.14.
In het licht van de gemotiveerde betwisting van [eiser] heeft [gedaagde] onvoldoende onderbouwd dat de tegels gebrekkig zijn gemonteerd. Zij heeft alleen gesteld dat het holle geluid van de tegels
kanduiden op een gebrekkige montage, maar heeft niet nader onderbouwd dat daarvan daadwerkelijk sprake is. Van haar had verwacht mogen worden dat zij, zo nodig met een verklaring van de door haar geraadpleegde aannemer, zou toelichten waarom het geluid daadwerkelijk duidt op gebrekkige installatie en niet het gevolg is van onderliggend leidingwerk zoals [eiser] stelt. De kantonrechter is daarom van oordeel dat onvoldoende vast is komen te staan dat er sprake is van een gebrek.
Wandtegel
5.15.
[gedaagde] stelt dat [eiser] een wandtegel heeft gemonteerd waar een hoek van is afgebroken en dat [eiser] deze moet vervangen. Op basis van de door [gedaagde] overgelegde foto’s is de kantonrechter van oordeel dat er geen sprake is van een gebrek. Voor zover er al sprake is van een afgebroken stukje – hetgeen de kantonrechter uit de foto’s niet of nauwelijks kan afleiden – is dit zodanig klein dat dit geen gebrek oplevert.
Kitwerk
5.16.
[gedaagde] stelt dat het kitwerk ondermaats is en in de nis ontbreekt en verwijst ter onderbouwing naar de door haar overgelegde foto’s. Ook stelt zij onder randnummer 7 van haar eis in reconventie dat de kitnaden rondom de afvoer beginnen los te laten. [eiser] betwist dat het werk ondermaats is en stelt dat het werk bovendien is opgeleverd en dat [gedaagde] de gebreken op dat moment had moeten melden. Daarnaast betwist hij dat het kitwerk in de nis ontbreekt omdat er transparante kit is gebruikt. Ook voert hij aan dat op de foto’s te zien is dat er veel zeepresten rondom de kitnaden zitten en dat het gedeeltelijk loslaten van de kitnaad daarom het gevolg is van slecht onderhoud door [gedaagde] .
5.17.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] in het licht van de gemotiveerde betwisting van [eiser] , onvoldoende heeft onderbouwd dat het kitwerk in de nis ontbreekt. Van haar had verwacht mogen worden dat zij na de gemotiveerde betwisting van [eiser] dat er transparante kit is gebruikt, nader had onderbouwd dat het kitwerk in de nis daadwerkelijk ontbreekt. Ook had zij nader moeten onderbouwen dat het loslaten van de kitnaad het gevolg is van gebrekkig aanbrengen van de kit en niet van gebrekkig onderhoud. Een aanspraak op herstel van dit vermeende gebrek ontbreekt dan ook.
Temperatuurinstelling douchekraan
5.18.
Tot slot stelt [gedaagde] dat [eiser] de temperatuur van de douchekraan niet juist heeft ingesteld en dat hij dit moet aanpassen. [eiser] betwist dat de temperatuurinstelling bij oplevering niet goed was en stelt dat het (nader) instellen van de thermostaat geen onderdeel is van de tussen partijen overeengekomen werkzaamheden en dat dit bovendien door [gedaagde] eenvoudig zelf te doen is. Het instellen en aanpassen van de instellingen van de thermostaat van de douche is niet opgenomen in de offerte van 15 oktober 2023 en dus, naar het oordeel van de kantonrechter, geen onderdeel van de overeenkomst tussen partijen. Daarbij komt dat [eiser] gemotiveerd heeft aangevoerd dat hij door [gedaagde] alleen de opdracht heeft gekregen om de door haar (elders aangeschafte) materialen te monteren en dat het instellen van onder andere de thermostaat niet onder de opdracht valt. [eiser] hoeft de instellingen daarom niet aan te passen.
Fotorapportage
5.19.
[gedaagde] stelt dat partijen voorafgaand aan de verbouwingswerkzaamheden mondeling zijn overeengekomen dat [eiser] de bouw zou documenteren door middel van een fotorapportage als naslagwerk voor [gedaagde] . [gedaagde] vordert afgifte van die foto’s zodat zij kan vaststellen of het werk deugdelijk is verricht. [eiser] betwist dat hij foto’s zou maken tijdens de verbouwing. Volgens [eiser] is er niet gesproken over het maken van foto’s en was [gedaagde] bovendien elke dag in de badkamer om het uitgevoerde werk te controleren. Zij had daarom zelf foto’s kunnen maken en ook tijdens de bouw en het werk in de gaten kunnen houden.
5.20.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde] in het licht van de gemotiveerde betwisting van [eiser] , onvoldoende onderbouwd dat is overeengekomen dat [eiser] als onderdeel van de overeenkomst een fotorapportage zou maken. De vordering wordt daarom afgewezen.
5.21.
[gedaagde] is in reconventie het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
270,00
(2 punten × € 135,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
337,50

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 337,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de proceskostenveroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
in reconventie
6.3.
wijst de vorderingen van [gedaagde] af,
6.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 337,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de proceskostenveroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
in conventie en reconventie
6.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 6.2. en 6.4. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.G. Wijnands en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2025.