ECLI:NL:RBOVE:2025:1691

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
C/08/304205 / HA ZA 23-399
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoeken in civiele procedure inzake nalatenschap en taxatie van onroerende en roerende zaken

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Overijssel, is op 26 maart 2025 een vonnis gewezen in een zaak betreffende de nalatenschap van een erflaatster. De rechtbank heeft deskundigenonderzoeken bevolen voor de taxatie van zowel onroerende als roerende zaken, waaronder een woning en voertuigen. De partijen in deze zaak zijn [partij A], [partij B 1], [partij B 2] en [partij B 3], die elk vertegenwoordigd worden door verschillende advocaten. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 11 december 2024 partijen de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de benoeming van deskundigen. De deskundigen zijn benoemd om de economische waarde van de woning en voertuigen te taxeren, en om de successiewaarde van sieraden vast te stellen. De rechtbank heeft benadrukt dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundigen en dat zij de benodigde informatie en toegang tot de objecten moeten verschaffen. De zaak is gepland voor verdere behandeling op 30 april 2025, waar het voorschot op de kosten van de deskundigen zal worden vastgesteld. De rechtbank heeft ook aangegeven dat partijen opmerkingen kunnen maken op het concept van het rapport van de deskundigen, maar dat er geen gelegenheid is voor wederzijdse reacties op deze opmerkingen. Het vonnis is openbaar uitgesproken door de rechters D.N.R. Wegerif en A.M. van Diggele.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/304205 / HA ZA 23-399
Vonnis van 26 maart 2025
in de zaak van
[partij A],
te [woonplaats 1],
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [partij A],
advocaat: mr. E. Nijhoff,
tegen

1.[partij B 1],

te [woonplaats 2],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
advocaat: mr. M.E. Kikkert,
2.
[partij B 2],
te [woonplaats 3],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
advocaat: mr. R.A.M. van der Lubbe,
3.
STICHTING DOE MEE(R), in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[partij B 3],
te [woonplaats 4],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
advocaat: mr. P.F. Wolbers.
Partijen zullie hierna afzonderlijk [partij A], [partij B 1], [partij B 2] en [partij B 3] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 december 2024
- de akte uitlating van [partij A] met producties
- de akte uitlating van [partij B 1]
- de akte uitlating tevens akte vermeerdering van eis in reconventie van [partij B 2]
- de akte van [partij B 3].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij tussenvonnis van 11 december 2024 heeft de rechtbank partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de aangekondigde deskundigenonderzoeken.
Alle partijen hebben zich daarover uitgelaten. Deze deskundigenonderzoeken zullen in dit vonnis worden bevolen.
2.2.
Met inachtneming van hetgeen partijen verder naar voren hebben gebracht overweegt de rechtbank het volgende.
woning [adres 1]
2.3.
Uit de inhoud van de genomen aktes blijkt dat [partij B 2] de heer [naam 1] van [bedrijf 1] heeft voorgesteld om als deskundige te worden benoemd voor taxatie van de woning. De overige erfgenamen hebben hiertegen geen bezwaar gemaakt dan wel hiermee ingestemd.
2.4.
De rechtbank zal [naam 1] van [bedrijf 1] benoemen als deskundige.
De heer [naam 1] heeft verklaard vrij te staan in deze zaak en heeft zich bereid verklaard als deskundige te worden benoemd.
2.5.
Aan de deskundige zullen, met inachtneming van hetgeen de rechtbank hierover in rechtsoverweging 5.33. van haar tussenvonnis van 11 december 2024 heeft overwogen, de hierna in de beslissing vermelde vragen worden voorgelegd.
voertuigen
2.6.
De rechtbank stelt voorop dat zij blijft bij haar beslissing in het tussenvonnis om een deskundige te benoemen voor de voertuigen. Zij ziet in het door [partij A] bij akte gestelde geen aanleiding daar nu op terug te komen. Over haar stelling dat zij in de inleidende dagvaarding voldoende heeft aangetoond wat de waarde is van de verschillende voertuigen, heeft de rechtbank in haar tussenvonnis al een beslissing genomen. Dat de kosten van een taxateur niet opwegen tegen het minimale verschil in waarde van de voertuigen, maakt niet dat benoeming achterwege moet blijven. Kennelijk zijn partijen gezamenlijk niet tot overeenstemming gekomen over de waarde en ook niet tot de slotsom dat zij (om die reden) wensen af te zien van benoeming van een deskundige.
2.7.
Uit de inhoud van de aktes blijkt dat de erfgenamen geen gezamenlijke deskundige hebben voorgedragen. [partij B 2] stelt wel voor om de heer [naam 2] van [bedrijf 2] als deskundige te benoemen voor taxatie van de voertuigen. De overige erfgenamen hebben hiertegen geen bezwaar gemaakt dan wel hiermee ingestemd.
2.8.
De rechtbank zal [naam 2] van [bedrijf 2] benoemen als deskundige. De heer [naam 2] heeft verklaard vrij te staan in deze zaak en heeft zich bereid verklaard als deskundige te worden benoemd.
2.9.
Aan de deskundige zullen, met inachtneming van hetgeen de rechtbank hierover in rechtsoverweging 5.39. van haar tussenvonnis van 11 december 2024 heeft overwogen, de hierna in de beslissing vermelde vragen worden voorgelegd. De deskundige dient te bepalen wat de economische waarde van de voertuigen is per datum taxatie. De deskundige heeft aangegeven dat hij de voertuigen ‘live’ moet zien om de economische waarde te kunnen bepalen. Nu [partij A] de Mercedes met kenteken [kenteken 1] heeft verkocht, en kennelijk [partij B 1] de BMW met kenteken [kenteken 2] heeft verkocht, kan de deskundige de economische waarde van die voertuigen niet meer vaststellen. De deskundige heeft aangeven dat hij de waarde van de voertuigen die hij niet meer ‘live’ kan taxeren, kan schatten op basis van door hem nader te noemen te voorwaarden. De rechtbank benadrukt dat partijen hun medewerking dienen te verlenen aan de taxatie en de deskundige de gegevens dienen te verschaffen die hij nodig heeft om te taxaties van de voertuigen uit te voeren.
2.10.
[partij B 1] heeft naar voren gebracht dat hij op 24 april 2024 de motor van de Mercedes met kenteken [kenteken 3] heeft vervangen voor een bedrag van € 6.800,-. Hij stelt dat met deze investering rekening moet worden gehouden en moet worden verrekend indien de taxatiewaarde aan [partij B 1] wordt toegedeeld, nu [partij B 1] heeft bijgedragen aan de waarde van de auto. [partij A] en [partij B 2] hebben zich hiertegen verzet. [partij B 3] stelt zich op het standpunt dat rekening moet worden gehouden met deze investering door [partij B 1], maar dat nog onduidelijk is of deze investering € 5.800,- dan wel € 6.800,- bedraagt.
2.11.
De rechtbank ziet geen grond voor het voorleggen van de vraag aan de deskundige of de Mercedes is voorzien van een nieuwe motor en in hoeverre dat van invloed is op de waarde van de auto, zoals [partij B 1] dat wenst. Los van de vraag wat [partij B 1] met deze vraag wenst te bereiken, [partij B 1] heeft in dit verband geen vordering ingediend op de huwelijksgemeenschap dan wel (een van) de nalatenschappen), is uit het door [partij B 1] overgelegde certificaat onvoldoende gesteld of gebleken dat daadwerkelijk sprake is van door [partij B 1] gestelde investering. Bovendien had het op de weg van [partij B 1] gelegen dit standpunt niet alleen meer onderbouwd, maar ook eerder voor te leggen.
2.12.
[partij B 2] heeft zich op het standpunt gesteld dat in het geval de deskundige de waarde van de voertuigen niet per 21 februari 2021 (zijnde de datum dat de betreffende voertuigen volgens haar feitelijk zijn toegeëigend/toegedeeld aan de erfgenamen) zal taxeren, degene die het betreffende voertuig vanaf 21 februari 2021 heeft gebruikt een gebruiksvergoeding aan de nalatenschap is verschuldigd. Zij verzoekt de rechtbank dienovereenkomstig te beslissen.
2.13.
Of in dit geval de betreffende erfgenaam ter zake het gebruik van een of meerdere voertuigen een gebruiksvergoeding aan de nalatenschap dient te betalen, kan in het midden blijven. [partij B 2] heeft in dit verband namelijk geen vordering ingediend op de huwelijksgemeenschap dan wel (een van) de nalatenschappen. Het had bovendien op de weg van [partij B 2] gelegen om dit standpunt eerder voor te leggen.
2.14.
Hoewel de deskundige onderlegd is in het taxeren van motorvoertuigen, heeft hij verklaard bereid te zijn ook de elektrische fiets te waarderen.
sieraden
2.15.
Uit de inhoud van de aktes blijkt dat de erfgenamen geen overeenstemming hebben weten te bereiken over de persoon van de te benoemen deskundige voor de sieraden. Geen van de erfgenamen heeft een voorkeur voor een bepaalde juwelier. De rechtbank zal een deskundige aanwijzen.
2.16.
De rechtbank zal [naam 3] benoemen als deskundige. De deskundige heeft verklaard vrij te staan in deze zaak en heeft zich bereid verklaard als deskundige te worden benoemd.
2.17.
Aan de deskundige zal, met inachtneming van hetgeen de rechtbank hierover in rechtsoverweging 5.41. en 5.42 van haar tussenvonnis van 11 december 2024 heeft overwogen, de vraag worden voorgelegd wat de successiewaarde is van de sieraden per datum taxatie. Dit is volgens de deskundige de gebruikelijke taxatiewaarde voor sieraden, daarom zal naar de successiewaarde worden gevraagd.
2.18.
Zoals de rechtbank in haar tussenvonnis al heeft geconstateerd, is niet duidelijk welke sieraden van moeder, erflaatster, waren en welke van mevrouw [naam 4]. [partij A] heeft bij akte na tussenvonnis naar voren gebracht dat zij er mee kan instemmen dat alle sieraden worden getaxeerd door de deskundige, omdat niet duidelijk is welke sieraden van erflaatster waren. [partij B 2] betwist de selectie die [partij A] heeft gemaakt en heeft overgelegd als productie 12 bij dagvaarding. Zij stelt zich op het standpunt dat het op de weg van [partij A] en [partij B 1] had gelegen om te bewijzen welke sieraden van mevrouw [naam 4] waren. [partij B 1] stelt zich op het standpunt dat enkel de sieraden van erflaatster moeten worden getaxeerd en niet de overige sieraden die op de beschrijving van mevrouw [naam 4] staan. [partij B 3] sluit zich bij dat standpunt van [partij B 1] aan.
2.19.
Zoals de rechtbank eveneens in haar tussenvonnis heeft overwogen is het aan partijen om duidelijkheid te verschaffen aan de deskundige welke sieraden moeten worden getaxeerd. Nu die duidelijkheid er nog steeds niet is en de rechtbank de deskundige niet wil opzadelen met een probleem én de procedure niet onnodig wenst te vertragen, zal de rechtbank hierna bepalen dat de deskundige alle sieraden dient te taxeren. Dat zijn de sieraden van zowel erflaatster als mevrouw [naam 4], met inbegrip van de sieraden die reeds zijn toegedeeld aan [partij A], [partij B 1] en [partij B 3]. Als uitgangspunt kan daarvoor worden genomen de lijst die [partij A] als productie 12 bij dagvaarding heeft overgelegd. De rechtbank zal die lijst als bijlage voegen bij dit tussenvonnis.
2.20.
De rechtbank overweegt in dit kader tot slot dat partijen de sieraden op aanwijzen van de deskundige en ten behoeve van de taxatie in haar bezit dienen te verschaffen, zodat zij de taxatie op een door haar gewenste en deugdelijke wijze kan uitvoeren.
voorschot en verdeling kosten
2.21.
In de vorige beslissing is al aangekondigd en toegelicht dat de rechtbank voornemens is het voorschot van de deskundigen ten laste van de nalatenschap te brengen. Geen van partijen heeft daar bezwaar tegen gemaakt. De hoogte van de voorschotten voor de deskundigen zullen in een afzonderlijk vonnis worden vastgesteld. Partijen zullen eerst in de gelegenheid worden gesteld om te reageren op een begroting van het voorschot door de betreffende deskundige.
2.22.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals hierna onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaraan de gevolgen verbinden die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.23.
Als een partij op verzoek van de deskundige of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige toestuurt, moet zij daarvan direct een afschrift aan de wederpartij verstrekken.
eisvermeerdering [partij B 2]
2.24.
[partij B 2] heeft in haar akte na tussenvonnis haar eis in reconventie vermeerderd en vordert dat de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voorwaardelijk, onder de voorwaarde dat [partij B 1] of [partij A] de woning krijgt toebedeeld en hij/zij binnen 5 jaar na het in deze te wijzen eindvonnis de woning verkoopt aan een derde, [partij B 1] dan wel [partij A] gelast tot nadere verrekening met de andere drie erfgenamen van het verschil tussen de nog in deze vast te stellen (taxatie)waarde van de woning en de alsdan gerealiseerde verkoopprijs;
II. bepaalt dat [partij B 3] met ingang van 14 augustus 2023 en zolang hij het gebruik van de woning heeft aan de [adres 2], naast betaling van alle eigenaars- en gebruikerslasten een gebruiksvergoeding is verschuldigd aan de nalatenschap van € 35,00 per dag, subsidiair een maandelijkse gebruiksvergoeding volgens de berekenmethode X = 4% x taxatiewaarde woning x 1/12, welke vergoeding dient te worden verrekend met het aandeel van [partij B 3] in de nalatenschap;
III. althans een zodanige beslissing neemt als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te
behoren.
2.25.
Zowel [partij B 1], als [partij A] als [partij B 3] heeft zich bij akte na tussenvonnis uitgelaten over de eisvermeerdering van [partij B 2] en daartegen inhoudelijk verweer gevoerd.
De rechtbank laat deze eiswijziging van [partij B 2] toe, nu deze eisvermeerdering in lijn is met het partijdebat en niet in strijd is met de eisen van een goede procesorde. De rechtbank zal, nu vordering I. is ingesteld onder de voorwaarde van toedeling van de woning aan [partij B 1] of [partij A] en onduidelijk is of deze voorwaarde zal worden vervuld, alsmede omwille van de voortgang van deze procedure, de eisvermeerdering van [partij B 2] in een later stadium van deze procedure inhoudelijk beoordelen.
2.26.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt een drietal deskundigenonderzoeken,
3.2.
benoemt tot deskundige:
1. [naam 1]
[bedrijf 1]
[adres 3]
[adres 3]
[telefoonnummer 1] | [telefoonnummer 1]
[e-mailadres 1]
voor de beantwoording van de volgende vragen:
  • Wat is de onderhandse verkoopwaarde, vrij van pacht en huur en gebruik van de woning aan de [adres 1] per datum taxatie?
  • Heeft u nog nadere opmerkingen die van belang zijn voor de waarde van de onroerende zaak?
2) [naam 2]
[bedrijf 2]
[adres 4]
[adres 4]
[telefoonnummer 2]
[e-mailadres 2]
voor de beantwoording van de volgende vragen:
- Wat is de economische waarde per datum taxatie van de volgende voertuigen:
- Mercedes C-klasse met kenteken [kenteken 3]
- BMW met kenteken [kenteken 2]
- Mercedes met kenteken [kenteken 4]
- scooter met kenteken [kenteken 5]
- elektrische fiets
- Indien de voertuigen niet meer ‘live’ te taxeren zijn, kunt u dan de waarde
schatten?
- Heeft u nog nadere opmerkingen die van belang zijn voor de waarde van de voertuigen/fiets?
3) [naam 3],
[adres 5]
[telefoonnummer 3]
[e-mailadres 3]
voor de beantwoording van de volgende vragen:
  • Wat is de successiewaarde per datum taxatie van de sieraden van zowel erflaatster als mevrouw [naam 4], met inbegrip van de sieraden die reeds zijn toegedeeld aan [partij A], [partij B 1] en [partij B 3]? U kunt daarbij uitgaan van de aan dit tussenvonnis aangehechte lijst.
  • Heeft u nog nadere opmerkingen die van belang zijn voor de waarde van de sieraden?
3.3.
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundigen zal toezenden,
het voorschot
3.4.
bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundigen het volgende:
- de deskundigen moeten
binnen twee wekenna de datum van deze beslissing een begroting van de kosten opgeven aan de griffie van de rechtbank, gespecificeerd naar het verwachte aantal te besteden uren, het uurtarief en de eventuele overige kosten,
- de griffie zal de opgave van de deskundigen vervolgens toezenden aan partijen,
- partijen kunnen desgewenst
binnen twee wekenna dagtekening van de brief/het bericht van de griffie schriftelijk bij de rechtbank bezwaar maken tegen de begroting,
- als niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundigen worden vastgesteld op het door de deskundigen begrote bedrag,
- als wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal de hoogte van het voorschot door de rechtbank worden vastgesteld,
het onderzoek
3.5.
bepaalt dat [partij A] - na vaststelling van het voorschot - het procesdossier in afschrift aan de deskundigen moet toesturen,
3.6.
bepaalt dat de deskundigen het onderzoek zelfstandig zullen instellen op de door de deskundigen in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.7.
wijst de deskundigen erop dat:
- de deskundigen voor aanvang van het onderzoek kennis moeten nemen van de Gedragscode voor gerechtelijk deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken én van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (beide te raadplegen op www.rechtspraak.nl),
- de deskundigen het onderzoek pas beginnen na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot,
- de deskundigen het onderzoek onmiddellijk staken en contact opnemen met de griffier, als tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
- de deskundigen bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moeten stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundigen in het schriftelijk bericht vermelden of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
- de deskundigen partijen bij een onderzoek van een object ter plaatse gelegenheid moeten bieden dit onderzoek bij te wonen; als slechts één partij (althans niet alle partijen) bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is of zijn, de deskundigen dit onderzoek niet mogen uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan,
- als partijen bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt en welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundigen hierop hebben gereageerd,
3.8.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundigen moeten verstrekken als de deskundigen daarom vragen, de deskundigen toegang moeten verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundigen ook voor het overige gelegenheid moeten geven om het onderzoek te verrichten,
het schriftelijk rapport
3.9.
draagt de deskundigen op om uiterlijk drie maanden na het schriftelijk bericht van de griffier over de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, met een gespecificeerde declaratie,
3.10.
wijst de deskundigen erop dat:
- uit het schriftelijk rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundigen is gebaseerd,
- de deskundigen een concept van het rapport aan partijen moeten toezenden, waarna partijen de gelegenheid krijgen om binnen vier weken daarover bij de deskundigen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundigen in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundigen daarop moeten vermelden,
3.11.
bepaalt dat partijen bij de deskundigen geen gelegenheid hebben om op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
3.12.
bepaalt dat de zaak op de rol zal komen van
woensdag 30 april 2025voor vonnis vaststelling voorschot,
3.13.
draagt de griffier op om de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
- als het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen van partijen op een termijn van twee weken of
- na ontvangst ter griffie van het rapport: voor conclusie na deskundigenbericht van
partijen op een termijn van vier weken,
3.14.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.N.R. Wegerif en in het openbaar uitgesproken door
mr. A.M. van Diggele op 26 maart 2025.