ECLI:NL:RBOVE:2025:1688

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
11165647 \ CV EXPL 24-1307
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundige in geschil over tegelwerk en ondervloer egalisatie

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel, zijn eisers en gedaagde overeengekomen dat gedaagde in de woning van eisers een ondervloer egaliseert en tegels legt. Eisers zijn ontevreden over het geleverde werk en hebben hun onvrede geuit. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis het voornemen geuit om De Bouwexpert als deskundige te benoemen en heeft partijen de gelegenheid gegeven om hierop te reageren. Beide partijen hebben ingestemd met de benoeming van de deskundige en hebben geen bezwaar gemaakt tegen de voorwaarden die daarbij gelden. De kantonrechter heeft De Bouwexpert benoemd en de vragen die aan de deskundige worden voorgelegd, zijn in het vonnis uiteengezet. De procedure omvatte eerdere akten van beide partijen waarin aanvullende vragen en opmerkingen zijn gedaan over de kwaliteit van het geleverde werk en de normen waaraan dit moet voldoen. De kantonrechter heeft de deskundige de opdracht gegeven om de vloer te beoordelen aan de hand van de geldende normeringen en heeft het voorschot voor de kosten van de deskundige vastgesteld op € 6.763,90. De zaak is aangehouden in afwachting van het deskundigenbericht, en partijen zijn verplicht om mee te werken aan het onderzoek.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 11165647 \ CV EXPL 24-1307
Vonnis van 25 maart 2025
in de zaak van

1.[eiser 1],

wonende te [woonplaats 1],
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats 2],
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] (in mannelijk enkelvoud),
gemachtigde: mr. T.R.H. van Erp Taalman Kip,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 3],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. F. Kolkman.

1.De zaak in het kort

1.1.
Partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] in de woning van [eisers] een ondervloer egaliseert en tegels legt. [eisers] is ontevreden over het door [gedaagde] verrichte werk.
1.2.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis het voornemen geuit om De Bouwexpert als deskundige te benoemen en heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich daarover bij akte uit te laten.
1.3.
Partijen hebben laten weten te kunnen instemmen met de benoeming van deze deskundige en geen bezwaar te hebben tegen de gehanteerde (leverings)voorwaarden.
De kantonrechter zal De Bouwexpert daarom in dit vonnis tot deskundige benoemen. De vragen die aan de deskundige worden voorgelegd, komen hieronder aan de orde.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 januari 2025;
- de akte uitlating benoeming deskundige (met overlegging van twee bewijsstukken) aan de kant van [eisers];
- de akte uitlating benoeming deskundige aan de kant van [gedaagde].
2.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

3.De beoordeling

3.1.
Aangezien geen van partijen bezwaar heeft tegen de benoeming van De Bouwexpert tot deskundige en de door haar gehanteerde (leverings)voorwaarden, zal de kantonrechter deze deskundige in dit vonnis benoemen.
3.2.
In de akten hebben partijen nog een aantal aanvullende opmerkingen en vragen opgenomen. Hierop zal hieronder nader worden ingegaan.
Akte [eisers]
3.3.
[eisers] heeft in de akte verzocht de deskundige te vragen ook de uitlijning van de tegels te laten onderzoeken. De kantonrechter wijst dit verzoek af. Zoals al in het tussenvonnis aan de orde is gekomen, heeft [eisers] zijn stelling, dat de voegbreedte/uitlijning van de tegels teveel varieert, onvoldoende onderbouwd en wordt daarom niet aan bewijslevering toegekomen. Dit zal dan ook geen onderdeel vormen van het deskundigenonderzoek.
3.4.
Verder wil [eisers] dat de volgende aanvullende vragen aan de deskundige worden gesteld:
  • “Is de gevoegde tegelvloer (zoals zichtbaar op foto’s van 16 maart 2018) naar de visie van de deskundige voldoende schoon achtergelaten, rekening houdend met het feit dat gedaagde de vloer “sponsschoon” zou achterlaten?
  • Kan de zichtbare cementsluier (zoals te zien op foto’s van 16 maart 2018) reden zijn voor verkleuring van de voegen in een later stadium, ongeacht wat op een later moment met de vloer is gebeurd? En is daarmee vast te stellen dat “sponsschoon” zoals door gedaagde is gestelde onvoldoende schoon was?”
3.5.
De kantonrechter gaat ervan uit dat [eisers] verwijst naar de foto’s op pagina 24 van het rapport van [naam]. In het rapport wordt vermeld dat [gedaagde] of [eiser 1] die foto’s heeft gemaakt op de dag dat de werkzaamheden waren afgerond (op 16 maart 2018), rond 17.45 uur. Het is de kantonrechter niet bekend of de vloer op die wijze door [gedaagde] is achtergelaten. De kantonrechter zal de vragen (in eigen bewoordingen) aan de deskundige voorleggen, zoals hieronder weergegeven.
Akte [gedaagde]
3.6.
[gedaagde] voert in de akte aan dat de vloer in maart 2018 al gereed was en de URL-35-101 pas op 13 april 2018 is vastgesteld. Volgens [gedaagde] moet deze norm dan ook niet in de vraagstelling worden genoemd. De kantonrechter gaat hieraan voorbij en overweegt dat de URL 35-101 al eerdere vastgestelde versies had. Kennelijk is het document van 13 april 2018 de laatste versie (waarbij overigens de eisen aan de vlakheid van de ondergrond niet zijn gewijzigd ten opzichte van de versie van daarvoor). De deskundige zal de vloer moeten beoordelen aan de hand van de in 2018 geldende normeringen.
3.7.
Verder stelt [gedaagde] dat de gemachtigde van [eisers] in de pleitaantekeningen naar voren heeft gebracht dat de open haard inmiddels is verwijderd en dat de situatie daarom thans is gewijzigd ten opzichte van de situatie zoals deze was in 2018.
3.8.
[gedaagde] wil daarom dat de volgende aanvullende vragen aan de deskundige worden gesteld:
“Is de Nederlandse norm NEN 2747 toepasbaar voor de beoordeling van de onderhavige vloer?
Welke vlakheidsklasse is in dit geval van toepassing en voldoet de vloer daar aan?
In welke mate zijn hoogteverschillen meetbaar in de door [gedaagde] in 2018 gelegde vloer, zonder rekening te houden met de gewijzigde situatie bij de haard?
[eisers] meent dat de voeg onder de kast de juiste kleur bevat. Hoe is het mogelijk dat de voegkleur onder de kast afwijkt van overige delen van de vloer?”
3.9.
De vraag onder a) wordt niet overgenomen, aangezien deze vraag al is verdisconteerd in de eerste vraag van de kantonrechter. De vragen onder b) tot en met d) zal de kantonrechter (in eigen bewoordingen) overnemen, zoals hieronder weergegeven.
Vragen aan de deskundige
3.10.
Aan De Bouwexpert zullen aldus de volgende vragen worden voorgelegd:
-
over hoogteverschillen tussen de tegels
  • Welke norm moet worden gehanteerd? (URL 35-101 en/of NEN 2747?)
  • Indien beide normen kunnen worden gehanteerd: hoe moeten de verschillen in de normeringen worden gezien?
  • Voor het geval bij de normering vlakheidsklassen van toepassing zijn, welke klasse is in dit geval van toepassing?
  • In hoeverre zijn er hoogteverschillen te meten op de door [gedaagde] gelegde vloer?
  • Wat is de oorzaak van eventueel geconstateerde hoogteverschillen?
  • Vallen de gemeten hoogteverschillen binnen de geldende normeringen/vlakheidsklassen?
  • In hoeverre kan worden geconcludeerd dat [gedaagde] zijn werk op dit punt niet goed heeft gedaan?
  • Voldoet de vloer aldus aan wat een consument van de vloer had mogen verwachten?
  • Welke rol speelt het tijdsverloop tussen het leggen van de vloer en de datum van uw onderzoek hierbij een rol? (In welke mate zijn de hoogteverschillen meetbaar, ook nu mogelijk de situatie bij de haard is gewijzigd?)
  • Zijn er nog andere zaken die van belang kunnen zijn voor de beoordeling?
-
over de voegkleur
  • Kon de vloer naar verwachting na ruim een half jaar, dan wel na ruim een jaar nog voldoende worden beoordeeld ten aanzien van de voegkleur?
  • Kan nu nog voldoende worden beoordeeld wat de oorzaak is of kan zijn van een lichtere voegkleur dan overeengekomen?
  • Wat is de oorzaak van het kleurverschil: het afdekken en/of het reinigen en/of het intrekken van cementsluier, of is er een andere oorzaak mogelijk?
  • Wat is de oorzaak van een kleurverschil onder de kast ten opzichte van de overige delen van de vloer?
  • Wat is gebruikelijk ten aanzien van de reiniging van de vloer: wie maakt wat wanneer schoon qua vloer/cementsluier en welke instructies moet de tegellegger daarbij geven aan de opdrachtgever?
  • Kan de cementsluier in de voeg terecht zijn gekomen bij het sponsschoon maken van de vloer door [gedaagde]?
  • Is op basis van de foto’s van 16 maart 2018 (pagina 24 van het rapport van [naam]) te beoordelen in hoeverre de vloer daar sponsschoon is te noemen? Zo ja, is de vloer op die foto’s sponsschoon te noemen?
  • Mocht de vloer als op de foto’s van 16 maart 2018 zijn achtergelaten, is dat dan schoon genoeg? En kan de nog aanwezige cementsluier dan reden zijn voor verkleuring van de voegen in een later stadium, ongeacht wat op een later moment met de vloer is gebeurd?
  • Kan de cementsluier in de voeg terecht zijn gekomen op het moment dat [eiser 1] na twee weken nadat de tegels waren gelegd de vloer heeft schoongemaakt?
  • In hoeverre kan worden geconcludeerd dat [gedaagde] zijn werk op dit punt niet goed heeft gedaan?
  • Zijn er nog andere zaken die van belang (kunnen) zijn voor de beoordeling?
  • Hoeveel zou het naar schatting kosten om de voegen met een al dan niet gepigmenteerde acrylaatdispersie of ander hars te laten behandelen om de voegen donkerder te maken?
3.11.
De deskundige heeft het voorschot begroot op een bedrag van € 6.763,90 (inclusief btw). Partijen hebben geen bezwaar gemaakt tegen de begroting van het voorschot. De kantonrechter zal het voorschot dan ook vaststellen op dit bedrag. In de vorige beslissing is al aangekondigd en toegelicht dat [eisers] als eisende partij het voorschot op de kosten van de deskundige moet betalen.
3.12.
De deskundige heeft de kantonrechter meegedeeld dat (leverings)voorwaarden van toepassing zijn. Partijen hebben geen bezwaar tegen de toepasselijkheid van de (leverings)voorwaarden. Voor de volledigheid merkt de kantonrechter op dat deze voorwaarden van toepassing zijn op de verhouding tussen de deskundige en partijen.
3.13.
De kantonrechter wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De kantonrechter zal deze verplichting uitwerken zoals hierna onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de kantonrechter daaraan de gevolgen verbinden die hij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
3.14.
Als een partij op verzoek van de deskundige of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige toestuurt, moet hij/zij daarvan direct een afschrift aan de wederpartij verstrekken.
3.15.
In afwachting van het ontvangen van het deskundigenbericht wordt iedere verdere beslissing aangehouden.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige voor de beantwoording van hiervoor onder 3.10 genoemde vragen;
4.2.
benoemt tot deskundige:
De Bouwexpert
correspondentieadres: [adres 1]
bezoekadres: [adres 2]
telefoon: [telefoonnummer 1] / [telefoonnummer 2]
e-mailadres: [e-mailadres]
4.3.
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundige zal toezenden;
het voorschot
4.4.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op € 6.763,90 (inclusief btw);
4.5.
bepaalt dat [eisers] het voorschot moet overmaken
binnen twee wekenna de datum van de nog te ontvangen nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak;
4.6.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot;
het onderzoek
4.7.
bepaalt dat [eisers] het procesdossier in afschrift aan de deskundige moet toesturen;
4.8.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats;
4.9.
wijst de deskundige erop dat:
- de deskundige voor aanvang van het onderzoek kennis moet nemen van de Gedragscode voor gerechtelijk deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken én van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (beide te raadplegen op www.rechtspraak.nl),
- de deskundige het onderzoek pas begint na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot,
- de deskundige het onderzoek onmiddellijk staakt en contact opneemt met de griffier, als tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
- de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht vermeldt of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken;
4.10.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige moeten verstrekken als de deskundige daarom vraagt, de deskundige toegang moeten verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid moeten geven om het onderzoek te verrichten;
het schriftelijk rapport
4.11.
draagt de deskundige op om uiterlijk vier maanden na het schriftelijk bericht van de griffier over de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, met een gespecificeerde declaratie;
4.12.
wijst de deskundige erop dat:
- uit het schriftelijk rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
- de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, waarna partijen de gelegenheid krijgen om binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden;
4.13.
bepaalt dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben om op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het conceptrapport te reageren;
overige bepalingen
4.14.
bepaalt dat de zaak op de rol zal komen van
dinsdag 12 augustus 2025;
4.15.
draagt de griffier op om de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
- als het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen van beide partijen op een termijn van twee weken of
- na ontvangst ter griffie van het rapport: voor conclusie na deskundigenbericht van [eisers] op een termijn van vier weken;
4.16.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.W. van Tol en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2025. (JK)