3.4Het oordeel van de rechtbank
Verdachte bekent dat hij een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) en zo ja, in welke mate.
Schuld
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid van verdachte. Daarbij komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij geldt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in eerder genoemde zin.
De rechtbank stelt de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte reed op 7 juni 2023 omstreeks 20:28 uur over de Henriëtte Roland Holstlaan. Hij was in gesprek met zijn bijrijder en naderde het kruispunt van de Henriëtte Roland Holstlaan, Broekerheide en Kleine Bunder. Dit kruispunt werd geregeld door een verkeersregelinstallatie. Verdachte naderde het kruispunt met een snelheid van 109 kilometer per uur, wat een aanzienlijk hogere snelheid is dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 70 kilometer per uur. Hij reed voorbij een rij stilstaande auto’s die op de rechterrijstrook voor rechtdoor voor het rode verkeerslicht stonden te wachten en passeerde, rijdende over de linkerrijstrook voor rechtdoor, de stopstreep van het voor hem geldende verkeerslicht, terwijl het op dat moment al 8,8 seconden rood licht uitstraalde. Bij het negeren van het rode verkeerslicht bedroeg de snelheid van de auto ongeveer 118 kilometer per uur. Op het kruispunt kwam de auto van verdachte vervolgens in aanrijding met de auto van de heer en mevrouw [slachtoffer 1] die uit tegenovergestelde richting kwam en op het kruispunt linksaf sloeg.
Gelet op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de omstandigheden waaronder die gedragingen hebben plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten is in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Mate van schuld
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het rijgedrag van verdachte niet kan worden aangemerkt als roekeloos in de zin van artikel 175, tweede lid, WVW 1994. Daarom zal verdachte van dat onderdeel worden vrijgesproken. Wel leidt de combinatie van de hierboven omschreven gedragingen van verdachte tot de conclusie dat verdachte zich zeer onvoorzichtig heeft gedragen in het verkeer.
De aard en ernst van het letsel van mevrouw [slachtoffer 1]
Mevrouw [slachtoffer 1] heeft als gevolg van het verkeersongeval lichamelijk letsel opgelopen. Het letsel bestond uit een breuk in haar ribben en een breuk in haar linker enkel. Ze heeft ruim twee maanden gerevalideerd in een revalidatiecentrum. Op 10 maart 2025 heeft mevrouw [slachtoffer 1] verklaard dat zij ook daarna nog een lange periode fysiotherapie nodig heeft gehad om weer goed te kunnen lopen. Ook zijn er restklachten. Mevrouw [slachtoffer 1] loopt niet zo makkelijk meer als voor het ongeluk en heeft bij langere afstanden een rollator nodig.
De rechtbank is van oordeel dat het letsel van mevrouw [slachtoffer 1] kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel, gelet op de aard van het letsel en het feit dat de herstelduur langer bedroeg dan zes weken.
Conclusie
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank komt tot een bewezenverklaring op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 maart 2025, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal van aanrijding misdrijf van 4 december 2023, pagina’s 5 t/m 12;
het proces-verbaal van analyse VRI data van 21 augustus 2023, pagina’s 82 t/m 95;
het proces-verbaal PV FO Verkeer van 20 juli 2023, pagina’s 132 t/m 139;
een geschrift als bedoeld in artikel 344, lid 1 onder 5, Sv, te weten de geneeskundige verklaring over het letsel van mevrouw [slachtoffer 1] van 10 december 2023, aanvullend toegevoegd aan het dossier;
een geschrift als bedoeld in artikel 344, lid 1 onder 5, Sv, te weten een schouwverslag van 10 juni 2023, opgemaakt door forensisch arts Van Oosten ten aanzien van het lichaam van de heer [slachtoffer 2] , aanvullend toegevoegd aan het dossier.