ECLI:NL:RBOVE:2025:1592

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
08.173554.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor mishandeling en identiteitsfraude met schadevergoeding aan slachtoffers

Op 24 maart 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden en een contactverbod van drie jaar tegen een slachtoffer. De verdachte, een 31-jarige man, heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder mishandeling van zijn ex-partner en identiteitsfraude. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 15 september 2022 tot en met 15 oktober 2022 zijn ex-partner, [slachtoffer 1], meermalen heeft mishandeld. Dit omvatte het slaan, schoppen en het vastpakken bij de keel. Daarnaast heeft hij in de periode van 1 februari 2023 tot en met 22 februari 2023 de persoonsgegevens van [slachtoffer 1] gebruikt om abonnementen en contracten af te sluiten, wat leidde tot financieel nadeel voor haar. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte identiteitsfraude heeft gepleegd met betrekking tot [slachtoffer 2], een vrouw met een licht verstandelijke beperking, door haar persoonsgegevens te misbruiken voor financiële voordelen. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gedeeltelijk toegewezen, waarbij [slachtoffer 1] een schadevergoeding van € 817,41 kreeg toegewezen en [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk werd verklaard in haar vordering. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om een bedrag van € 817,41 te betalen aan de Staat der Nederlanden ter compensatie van de schade.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.173554.23 (P)
Datum vonnis: 24 maart 2025
Verstekvonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1994 in [geboorteplaats] ,
vertrokken onbekend waarheen.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 maart 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie.
De raadsvrouw van verdachte, mr. D.M. Moes, advocaat in Amsterdam, is niet uitdrukkelijk door verdachte gemachtigd om hem ter terechtzitting te verdedigen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de door [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) voorgedragen slachtofferverklaring en van wat namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) door [naam 1] , jurist bij Slachtofferhulp Nederland, is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:[slachtoffer 1] meerdere keren heeft mishandeld;
feit 2:misbruik heeft gemaakt van de identiteit van [slachtoffer 1] , door haar persoonsgegevens te gebruiken om abonnementen, contracten en leningen af te sluiten en bestellingen en reserveringen te plaatsen, waardoor voor [slachtoffer 1] nadeel is ontstaan;
feit 3:misbruik heeft gemaakt van de identiteit van [slachtoffer 2] , door haar persoonsgegevens te gebruiken om abonnementen en contracten af te sluiten en een betaalrekening, bankpas en creditcard aan te vragen, waardoor voor [slachtoffer 2] nadeel is ontstaan;
feit 4, primair:geld heeft gestolen van [slachtoffer 2] door onbevoegd te pinnen met haar bankpas,
subsidiair, haar geld heeft verduisterd;
feit 5:via een spraakbericht op WhatsApp [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) heeft bedreigd;
feit 6:een bril van [slachtoffer 3] heeft vernield.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 september 2022 tot en met 15 oktober 2022 te Almelo en/of Hengelo (O), in ieder geval in Nederland [slachtoffer 1] (telkens) heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] :
- een of meerdere malen (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het lichaam te stompen en/of te slaan, en/of
- een of meerdere malen (met kracht) tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen, en/of
- een of meerdere malen (met kracht) aan de haren te trekken, en/of
- een of meerdere malen (met kracht) bij de keel en/of hals vast te pakken en/of (vervolgens) die keel dicht te drukken en/of dichtgedrukt te houden;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2023 tot en met 22 februari 2023 te Almelo en/of Hengelo (O), in ieder geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde
biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten van [slachtoffer 1] , de voornaam en/of achternaam en/of geboortedatum en/of -plaats en/of telefoonnummer(s) en/of adresgegevens, in ieder geval personalia heeft gebruikt
door met die persoonsgegegevens abonnementen en/of contracten en/of leningen bij meerdere bedrijven af te sluiten en/of door bestellingen en/of reserveringen bij meerdere bedrijven te plaatsen, met het oogmerk om zijn/haar identiteit te
verhelen en/of de identiteit van de ander te verhelen en/of te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;

3.hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2022 tot en met 31 mei 2022 te Dalfsen en/of te Hengelo (O), in ieder geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijndebiometrische persoonsgegevens, van een ander te weten van [slachtoffer 2] , de voornaam en/of achternaam en/of geboortedatum en/of -plaats en/of telefoonnummer(s) en/of adresgegevens, in ieder geval personalia heeft gebruiktdoor met die persoonsgegevens (telefoon)abonnementen en/of contracten bij meerdere bedrijven af te sluiten en/of een betaalrekening en/of bankpas en/of creditcard aan te vragen, met het oogmerk om zijn/haar identiteit te verhelen en/ofde identiteit van de ander te verhelen en/of te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;

4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 mei 2022 tot en met 27 mei 2022 te Almelo, in ieder geval in Nederland, geldbedragen, bestaande uit:
- een geldbedrag van €250,- (op 15 mei 2022 gepind bij een geldautomaat) en/of
- een geldbedrag van €60,- (op 15 mei 2022 gepind bij een geldautomaat) en/of
- een geldbedrag van €20,- (op 27 mei 2022 gepind bij een geldautomaat),
in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (bankpas en/of bijbehorende pincode);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijstippen in of omstreeks de periode 15 mei 2022 tot en met 27 mei 2022 te Almelo, in ieder geval in Nederland, opzettelijk geldbedragen, bestaande uit:
- een geldbedrag van €250,- (op 15 mei 2022 gepind bij een geldautomaat) en/of
- een geldbedrag van €60,- (op 15 mei 2022 gepind bij een geldautomaat) en/of
- een geldbedrag van €20,- (op 27 mei 2022 gepind bij een geldautomaat),
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten (met toestemming) als houder/bewaarder van de bankpas bij de op de naam van die [slachtoffer 2] staande rekening, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
5.
hij op of omstreeks 6 april 2023 te Almelo, in ieder geval in Nederland, [slachtoffer 3] (via/middels een whats-app- en/of spraakbericht) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen: "Luister dan ey kanker, kankerhoertje, de eerste kanker volgende keer dat je langs mij loopt en zo gaat lachen, ik breek jullie kankerbenen allebei en ga ik kankerharde schande pakken, ja loop maar door", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
6.
hij op of omstreeks 30 januari 2023 te Almelo, in ieder geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een bril, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat de feiten 1 tot en met 6 bewezen kunnen worden. Voor feit 4 geldt volgens hem dat het primair ten laste gelegde feit bewezen kan worden, kortgezegd diefstal met een valse sleutel. Voor feit 5 geldt dat verdachte [slachtoffer 3] bedreigd heeft met zware mishandeling, verdachte moet volgens de officier van justitie van het onderdeel ‘met enig misdrijf tegen het leven gericht’ vrijgesproken worden.
3.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal hieronder per feit en in chronologische volgorde beoordelen of er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het feit heeft gepleegd.
Feiten 3 en 4
De rechtbank stelt op grond van het dossier en wat ter zitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte en [slachtoffer 2] , die toen 18 jaar was en licht verstandelijk beperkt, hebben elkaar in mei 2022 ontmoet via de datingapp [datingapp] . Bij een ontmoeting heeft verdachte aan [slachtoffer 2] verteld dat hij geen geld had. Verdachte gebruikte smoesjes om [slachtoffer 2] over te halen om hem geld te geven. [slachtoffer 2] gaf daarop haar bankpas, pincode en Rabo scanner aan verdachte. Verdachte heeft haar bankpas meerdere dagen onder zich gehouden.
Hoewel uit de aangifte volgt dat verdachte meerdere handelingen heeft verricht met betrekking tot haar bankrekening en haar bankpas, wordt in de tenlastelegging uitsluitend het pinnen van geldbedragen met de bankpas van [slachtoffer 2] verweten, primair als diefstal met valse sleutel, en subsidiair als verduistering. Om tot een bewezenverklaring te komen van de diefstal of verduistering, dient wettig en overtuigend te zijn bewezen dat verdachte de pinpas en het gepinde geld zonder toestemming van [slachtoffer 2] , en dus wederrechtelijk, onder zich heeft gehad, en het geld zich wederrechtelijk heeft toegeëigend. Uit het dossier blijkt echter dat [slachtoffer 2] verdachte toestemming heeft gegeven om haar bankpas en bankrekening te gebruiken zodat hij kon beschikken over het geld van [slachtoffer 2] . Zij gaf hem deze toestemming omdat zij verdachte zielig vond en hem wilde helpen, en niet is gebleken dat die toestemming van [slachtoffer 2] begrensd was. De omstandigheid dat verdachte mogelijk smoesjes heeft gebruikt, en misbruik heeft gemaakt van de kwetsbaarheid van [slachtoffer 2] , is zeer kwalijk en laakbaar, maar hieruit kan onvoldoende worden afgeleid dat verdachte de pinpas en het gepinde geld
wederrechtelijkonder zich had. De rechtbank acht het verwijtbaar dat verdachte misbruik heeft gemaakt van de kwetsbaarheid van [slachtoffer 2] , maar dit kan dus niet tot een bewezenverklaring leiden van diefstal met een valse sleutel of verduistering. De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 4 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte hiervan vrij.
Verdachte heeft daarnaast – zonder toestemming – de persoonsgegevens van [slachtoffer 2] gebruikt om drie telefoonabonnementen af te sluiten via [internetsite] . Twee telefoonabonnementen zijn afgewezen en één abonnement is afgesloten. De telefoon die bij het abonnement hoorde, is op het adres van verdachte bezorgd. Hij heeft deze telefoon verkocht. Daarnaast ontving [slachtoffer 2] thuis een nieuwe betaalpas en een creditcard van de Rabobank. Omstreeks dezelfde dag is bij de Rabobank onder de naam van [slachtoffer 2] een adreswijziging aangevraagd. Het nieuwe adres betrof het adres van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte niet alleen de persoonsgegevens van [slachtoffer 2] heeft gebruikt om telefoonabonnementen af te sluiten, maar ook dat hij - gelet op het korte tijdsverloop tussen de ontvangst van de betaalpas en creditcard op haar naam en de wijziging van het daaraan gekoppelde adres – die gegevens heeft gebruikt om een betaalpas en creditcard aan te vragen, waardoor financieel nadeel voor [slachtoffer 2] kon ontstaan.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan identiteitsfraude.
Feiten 1 en 2
De rechtbank stelt op grond van het dossier en wat ter zitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
[slachtoffer 1] en verdachte hadden een relatie. Deze relatie verliep turbulent en er vonden regelmatig ruzies plaats. Midden september 2022 is [slachtoffer 1] door verdachte tijdens een ruzie op haar rug geslagen, waarvan zij pijn ondervond. Op [geboortedatum 2] 2022 vond er wederom geweld plaats. Verdachte trok [slachtoffer 1] aan haar haren en sloeg haar in haar gezicht. Op 14 oktober 2022 is [slachtoffer 1] meerdere malen mishandeld door verdachte. Ze kreeg vuistslagen op haar hoofd en op haar rug, verdachte trok aan haar haar, hij sloeg en schopte haar tegen haar hand. Hij pakte haar bij haar keel vast en drukte deze dicht, dit gebeurde twee keer. De volgende morgen kreeg [slachtoffer 1] nog een ‘high kick’, een trap, in haar buik.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte [slachtoffer 1] heeft mishandeld (feit 1).
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), omdat verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 20 april 2023, pagina 153;
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 14 juli 2023, pagina 372.
Feiten 5 en 6
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 5 en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan. De rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, omdat verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit.
Ten aanzien van feit 5:
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] van 26 mei 2023, pagina’s 139, 140;
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 14 juli 2023, pagina 368;
Ten aanzien van feit 6:
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] van 26 mei 2023, pagina’s 119;
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 14 juli 2023, pagina 367.
3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven en in de bijlage vermelde bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten 1, 2, 3, 5 en 6 heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 15 september 2022 tot en met 15 oktober 2022 te Almelo en Hengelo (O), [slachtoffer 1] (telkens) heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] :
- meerdere malen (met kracht) op/tegen het hoofd en het lichaam te stompen en te slaan, en
- meerdere malen (met kracht) tegen het lichaam te schoppen en te trappen, en
- meerdere malen (met kracht) aan de haren te trekken, en
- meerdere malen (met kracht) bij de keel vast te pakken en (vervolgens) die keel dicht te drukken en dichtgedrukt te houden;
2.
hij in de periode van 1 februari 2023 tot en met 22 februari 2023 in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde
biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten van [slachtoffer 1] , te weten de voornaam en achternaam en adresgegevens heeft gebruikt door met die persoonsgegevens abonnementen en contracten en leningen bij meerdere bedrijven af te sluiten en door bestellingen en reserveringen bij meerdere bedrijven te plaatsen, met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en de identiteit van de ander te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;

3.hij in de periode van 1 mei 2022 tot en met 31 mei 2022 in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten van [slachtoffer 2] , te weten de voornaam en achternaam en/of adresgegevens, heeft gebruikt door met die persoonsgegevens (telefoon)abonnementen en contracten bij meerdere bedrijven af te sluiten en een betaalrekening en bankpas en creditcard aan te vragen, met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en de identiteit van de ander te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;

5.
hij op 6 april 2023 te Almelo, [slachtoffer 3] via een WhatsApp-spraakbericht heeft bedreigd met zware mishandeling, door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen: "Luister dan ey kanker, kankerhoertje, de eerste kanker volgende keer dat je langs mij loopt en zo gaat lachen, ik breek jullie kankerbenen allebei en ga ik kankerharde schande pakken, ja loop maar door”;
6.
hij op 30 januari 2023 te Almelo, opzettelijk en wederrechtelijk een bril, die aan [slachtoffer 3] , toebehoorde heeft vernield.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 231b, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en de identiteit van een ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en de identiteit van een ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, meermalen gepleegd;
feit 5
het misdrijf: bedreiging met zware mishandeling;
feit 6
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 2,5 maand, waarvan 1,5 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en aftrek van het voorarrest. De officier van justitie vordert daarnaast een maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr aan verdachte op te leggen, bestaande uit een contactverbod met [slachtoffer 1] en een locatieverbod rondom haar woon- en werkadres. De officier van justitie stelt voor de maatregel per overtreding te vervangen door twee weken hechtenis met een maximale hechtenis van zes maanden. De maatregel kan niet dadelijk uitvoerbaar worden gelegd omdat niet aan de criteria wordt voldaan.
6.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten waarbij vrouwen telkens het slachtoffer waren. Uit het dossier volgt een patroon waarbij verdachte kwetsbare vrouwen opzoekt en zich tegenover hen misdraagt of hen gebruikt om aan geld te komen. Zo beschuldigde verdachte zijn (ex-)partners van overspel, waarna hij geweld tegen hen gebruikt en, zoals bij [slachtoffer 1] , nadien lastigvalt door allerlei contracten op haar naam af te sluiten. Ook maakte verdachte misbruik van een vrouw met een licht verstandelijk beperking door haar persoonsgegevens te misbruiken om er zelf financieel beter van te worden.
De rechtbank is van oordeel dat dit ernstige feiten betreffen. De misdragingen van verdachte wijzen erop dat hij geen enkele respect heeft voor vrouwen en dat hij zich niets aantrekt van de schadelijke gevolgen die zijn gedrag voor hen hebben. [slachtoffer 1] heeft tijdens het uitoefenen van haar spreekrecht verteld dat zij zich wanhopig en vernederd voelde. Verdachte verstoorde met zijn gedrag haar rouwproces rondom het verlies van haar vader. Ook [slachtoffer 2] en haar familie hebben stress en zorgen ervaren door de handelingen van verdachte. [slachtoffer 2] is haar vertrouwen in de medemens verloren. Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid voor zijn daden genomen. De rechtbank neemt verdachte dit kwalijk.
Persoon van de verdachte
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie (strafblad) van verdachte van 27 januari 2025 volgt dat sprake is van recidive. Verdachte is tussen 2014 en 2019 meerdere keren onherroepelijk veroordeeld voor diefstallen, vernielingen en een mishandeling. Daarnaast staan er niet-onherroepelijke zaken op zijn strafblad die betrekking hebben op diefstal, verduistering, fraude en bedreiging. Op grond van artikel 63 Sr houdt de rechtbank onder andere rekening met de veroordelingen van 12 april 2024 en 12 juni 2024 waarbij gevangenisstraffen aan verdachte zijn opgelegd na het begaan van de onderhavige bewezen verklaarde feiten.
De reclassering heeft op 1 november 2023 gemeld dat verdachte niet meewerkt aan het reclasseringstoezicht in verband met de schorsing van de voorlopige hechtenis op 14 juli 2023. Verdachte is onbereikbaar voor de reclassering. De rechtbank concludeert dat de verdachte zich niets aantrekt van de opgelegde voorwaarden en zich kennelijk aan het toezicht van justitie wil onttrekken.
Strafoplegging
De rechtbank ziet gelet op wat zij hiervoor heeft overwogen, geen aanleiding om een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte gelet op zijn strafblad het station van taakstraffen en geldboetes is gepasseerd. Daarnaast doet het opleggen van een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geen recht aan de aard en ernst van de feiten. Alles afwegende acht de rechtbank het passend en geboden om aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden op te leggen, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank zal ook een maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr aan verdachte opleggen. De maatregel bestaat uit een contactverbod met [slachtoffer 1] voor de duur van drie jaren. De rechtbank ziet op dit moment geen reden om ook een locatieverbod aan verdachte op te leggen omdat niet is gebleken dat verdachte [slachtoffer 1] nog steeds opzoekt of lastigvalt. De maatregel wordt niet dadelijk uitvoerbaar verklaard omdat niet aan de criteria wordt voldaan.
Tot slot heft de rechtbank de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis op zodat de voorlopige hechtenis herleeft. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft zich gedurende de schorsing niet aan de voorwaarden gehouden. Hij staat niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen, is niet bereikbaar voor de reclassering gebleken en is niet op zitting verschenen. De rechtbank is van oordeel dat het persoonlijk belang van verdachte niet langer zwaarder weegt dan het belang van strafvordering.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich als benadeelde partijen gevoegd in dit strafproces. Zij vorderen dat verdachte wordt veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding.
7.1.1
Vordering [slachtoffer 1]
vordert een totaalbedrag van € 2.317,41. Het bedrag bestaat uit € 317,41 materiële schade en € 2.000,-- immateriële schade. De materiële schade ziet op het bedrag dat [slachtoffer 1] moest betalen om een telefoonabonnement af te kopen dat verdachte op haar naam had afgesloten.
[slachtoffer 1] verzoekt ook een vergoeding voor de immateriële schade toe te kennen, bestaande uit € 500,-- voor het lichamelijk letsel dat ze heeft opgelopen na de mishandeling en € 1.500,-- voor de belaging en het misbruiken van haar persoonsgegevens. Namens [slachtoffer 1] is aangevoerd dat de strafbare feiten een belagend karakter hebben, ondanks dat de belaging geen deel (meer) uitmaakt van de tenlastelegging.
7.1.2
Vordering [slachtoffer 2]
vordert een totaalbedrag van € 5.784,12. Het bedrag bestaat uit € 4.534,12 materiële schade en € 1.250,-- immateriële schade. De materiële schade bestaat uit het bedrag dat verdachte in totaal van de betaalrekening van [slachtoffer 2] zou hebben afgeschreven. Er wordt namens [slachtoffer 2] aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd over de toe te kennen schadevergoeding, omdat kort voor de zitting is gebleken dat alleen de gepinde bedragen in de tenlastelegging zijn opgenomen.
De immateriële schade wordt gevorderd in verband met de stress die [slachtoffer 2] heeft ervaren als gevolg van de strafbare feiten.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de door [slachtoffer 1] gevorderde materiële schade geheel toe te wijzen en de door [slachtoffer 2] gevorderde materiële schade gedeeltelijk toe te wijzen tot
€ 330,--. Dit laatste bedrag betreft het totaalbedrag dat door verdachte is gepind met haar bankpas. Het overige deel ziet op onderdelen die niet in de tenlastelegging zijn opgenomen, waardoor [slachtoffer 2] ten aanzien daarvan niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. De officier van justitie verzoekt de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid vast te stellen en het belagende karakter van de feiten bij deze afweging mee te laten wegen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Vordering [slachtoffer 1]
De rechtbank is van oordeel dat door de bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten 1 en 2 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan [slachtoffer 1] .
-
Materiële schade
De opgevoerde schadepost voor het afkopen van het telefoonabonnement is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 317,41, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente.
-
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106, aanhef en sub b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft een benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan voor vermogensschade, als de benadeelde 1) lichamelijk letsel heeft opgelopen, 2) in zijn eer of goede naam is geschaad of 3) op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De Hoge Raad heeft in het zogenoemde EBI-arrest (ECLI:NL:HR:2019:376) geoordeeld dat (in het geval er geen sprake is van objectief vastgesteld geestelijk letsel) een aantasting in de persoon kan worden aangenomen indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde voor de hand liggen.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] door de mishandelingen lichamelijk letsel heeft opgelopen, bestaande uit blauwe plekken, waardoor zij recht heeft op vergoeding van immateriële schade. De rechtbank zal gebruik maken van haar bevoegdheid om de omvang van de immateriële schade naar billijkheid vast te stellen. De rechtbank stelt de immateriële schade vast op € 500,--. De rechtbank zal de vordering voor dat deel toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente.
[slachtoffer 1] vordert ook een vergoeding van € 1.500,-- bestaande uit immateriële schade in verband met de belaging en het misbruiken van haar persoonsgegevens. [slachtoffer 1] beroept zich daarbij op de wettelijke grondslag ‘aantasting van de persoon op andere wijze’.
De rechtbank overweegt daarover het volgende. In zaken waarbij een beroep op bovenstaand kader slaagt, gaat het vaak om (zeer) ernstige strafbare feiten die rechtstreeks tegen de persoon van de benadeelde zijn gericht. Hoewel de impact van het strafbare feit op het leven van [slachtoffer 1] invoelbaar is, is de rechtbank van oordeel dat in dit geval de aard en de ernst van de normschending niet zonder meer meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De mogelijke belaging is niet aan verdachte ten laste gelegd, waardoor de rechtbank dit niet mee kan laten wegen in haar overweging. De rechtbank zal [slachtoffer 1] daarom niet-ontvankelijk verklaren in dit gedeelte van de vordering (€ 1.500,--).
-
Conclusie
De rechtbank wijst de gevorderde schade door [slachtoffer 1] toe tot een totaalbedrag van
€ 817,41, bestaande uit € 317,41 materiële schade en € 500,-- immateriële schade, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente. De rechtbank verklaart [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk.
Vordering [slachtoffer 2]
-
Materiële schade
De gevorderde materiële schade door [slachtoffer 2] heeft betrekking op het onder 4 ten laste gelegde. Omdat verdachte van dit feit wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij in verband met het bepaalde in artikel 361, tweede lid Sv, voor dit gedeelte niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
-
Immateriële schade
Namens [slachtoffer 2] wordt een beroep gedaan op de wettelijke grondslag ‘aantasting van de persoon op andere wijze’ omdat bij identiteitsfraude sprake is van een ernstige normschending waarmee een inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer, die voor slachtoffers zeer nadelige gevolgen kunnen meebrengen. [slachtoffer 2] had onder andere veel stress om haar financiële situatie.
De rechtbank overweegt daarover het volgende. In zaken waarbij een beroep op bovenstaand kader slaagt, gaat het vaak om (zeer) ernstige strafbare feiten die rechtstreeks tegen de persoon van de benadeelde zijn gericht. Hoewel de impact van het strafbare feit op het leven van [slachtoffer 2] invoelbaar is, is de rechtbank van oordeel dat in het geval van [slachtoffer 2] verdachte misbruik maakte van haar persoonsgegevens om er zélf financieel beter van te worden, en niet met uitsluitend het doel om [slachtoffer 2] dwars te zitten. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval de aard en de ernst van de normschending niet zonder meer meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De onderbouwing dat [slachtoffer 2] veel stress had om haar financiële situatie volstaat in beginsel niet om te kunnen aannemen dat dit een aantasting in de persoon oplevert, hoe invoelbaar het ook is dat [slachtoffer 2] hierover veel stress heeft gehad. De rechtbank zal [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
-
Conclusie
De rechtbank verklaart [slachtoffer 2] in het geheel niet-ontvankelijk in de vordering. Zij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
7.4
De schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 1] heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten zijn toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 16 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 38w en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf: mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 2, het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en de identiteit van een ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, meermalen gepleegd;
feit 3, het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en de identiteit van een ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, meermalen gepleegd;
feit 5, het misdrijf: bedreiging met zware mishandeling;
feit 6, het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3, 5 en 6 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- legt aan de verdachte op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidals
bedoeld in artikel 38v Sr voor de duur van
3 (drie) jaren;
- beveelt dat de verdachte gedurende drie jaren op geen enkele wijze – direct of
indirect – contact op zal nemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2004;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel per overtreding wordt vervangen door twee weken hechtenis en bepaalt daarbij dat de maximale hechtenis zes maanden bedraagt;
- toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 2]in het geheel
niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten van het geding dragen, en begroot deze kosten op nihil;
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 817,41(bestaande uit € 317,41 materiële schade en € 500,-- immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feiten 1 en 2) van een bedrag van € 817,41 (zegge: achthonderdzeventien euro en eenenveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente.
De materiële schade te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 22 februari 2023 en de immateriële schade te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 15 oktober 2022;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door [slachtoffer 1] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 1], voor een deel van
€ 1.500,--
niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten 1 en 2
tot betaling aan de Staat der Nederlandenvan een bedrag van
€ 817,41(zegge: achthonderdzeventien euro en eenenveertig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 februari 2023 over € 317,41 en 15 oktober 2022 over € 500,-- ten behoeve van de benadeelde [slachtoffer 1] , en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
16 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing schorsing bevel voorlopige hechtenis
- heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden, zodat de
voorlopige hechtenis herleeft.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Heblij, voorzitter, mr. P.M.F. Schreurs en mr. T.H. Kapinga, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.W. van den Bosch, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2025.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023124358. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 20 april 2023, pagina’s 149 t/m 154, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vorig jaar in 2022 heb ik een relatie gehad met [verdachte] . Midden september 2022 kreeg ik mijn eerste klap van hem tijdens een ruzie. Hij sloeg met zijn platte hand heel hard op mijn rug. Ik had door de klap pijn op mijn rug.
Op mijn verjaardag, [geboortedatum 2] 2022, kregen wij ook ruzie. Dit was de tweede keer dat hij mij mishandelde. Op dat moment was ik boven en liep ik vanaf de trap naar beneden. Hij pakte mij toen vast bij mijn haren en heeft mij aan mijn haren naar boven getrokken. Bovenaan de trap werd ik door [verdachte] in mijn gezicht geslagen met de platte hand. Ik heb toen gehuild omdat het pijn deed.
De laatste keer dat ik ben mishandeld was ook direct de ergste keer. Dit was op 14 oktober 2022. Hij sloeg toen met zijn vuist op mijn hoofd. Hij sloeg eerst met zijn rechter vuist en daarna met zijn linker vuist. Hij sloeg op beide zijkanten van mijn hoofd en daarna heel vaak bovenop mijn hoofd. Ook sloeg hij nog op mijn rug. Hij trok mij toen van het bed af aan mijn haren. Hij ging toen op mij zitten met zijn volle gewicht en bleef maar doorslaan. Ik moest toen echt heel erg huilen omdat het pijn deed en ik was echt bang voor hem dat hij mij dood ging maken. Ik draaide mij iets op mijn zij en toen bleef hij op mijn rug slaan. Deze mishandeling heeft in totaal 1,5 uur lang geduurd van 19.30 uur tot 22.00 uur. Ik begon toen tegen hem in te gaan. Hierdoor begon hij nog meer te slaan en te schoppen. Hij heeft mij tegen mijn rechter hand geslagen en geschopt. Ik heb toen heel hard lopen schreeuwen. Op dat moment kwam zijn buurman die naast hem woont. Deze buurman heet [getuige] . [verdachte] werd toen weer boos en begon mij weer te slaan in mijn gezicht. Dit deed hij weer met zijn vuist. Hij sloeg toen op de zijkant van mijn neus en op de voorkant van mijn gezicht. Hij pakte mij toen bij mijn keel vast en drukte deze dicht. Ik kreeg echt geen lucht en dacht echt dat ik dood ging. Daarna stopte hij daarmee en begon mij weer te slaan. Hij kwam toen weer achter mij aan en ging toen op bed bovenop mij zitten en pakte mij weer bij mijn keel en kneep deze dicht. Ik kreeg geen lucht en was echt heel erg bang.
Om 10.00 uur begon hij mij weer direct te slaan en te schoppen. Ik ben toen mijn spullen gaan pakken en toen wilde ik weggaan maar ben toen weer geslagen door [verdachte] . In de gang heeft hij mij in mijn buik getrapt. Hij kwam toen echt met een high kick in.
2. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 12 mei 2023, pagina’s 162 en 163, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vorig jaar 2022 woonde ik aan de [adres 1] . Ik was daar de buurman van
[verdachte] . [verdachte] had een vriendin uit [plaats] . Op een gegeven had zij een keer een handafdruk op haar gezicht staan en haar keel was rood. Ze had ook een pluk haar uit haar hoofd. Dit was geloof ik in het najaar van 2022. Bij deze situatie kwam zij helemaal overstuur en bang bij mij op de kamer met een fleecedeken over haar heen.
Ik heb 1 of 2 keer zelf gezien dat zij is geslagen door [verdachte] . Zij stonden toen op de gang bij de trap waar je naar beneden kan. Ik heb toen gezien dat hij echt op haar aan het boksen was. Hij sloeg haar met de vuist. Hij sloeg haar op de borst en op haar armen. Hij schopte haar ook. Ook heb ik eens gezien dat zij een pluk haar in haar handen had. Hij sloeg haar echt met kracht. Het was net Popeye die op Olivia aan het slaan was.
3. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 14 juli 2023, pagina’s 369 t/m 373, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Volgens [slachtoffer 1] schold jij haar heel vaak uit en kreeg zij midden september 2022 de eerste klap van jou. Dit was op haar rug. Wat kun jij hierover verklaren?
A: Dat zal vast wel gebeurd zijn na een ruzie ja.
V: Volgens [slachtoffer 1] heb jij haar in haar gezicht geslagen toen zij boven was. Wat kun je hierover verklaren?
A: Ik heb haar toen een platte hand gegeven. Ik heb haar geslagen op haar gezicht.
V: Op de camerabeelden zien wij dat jij [slachtoffer 1] een high kick geeft en haar een aantal keer slaat. Hierna gooi jij haar kleren naar buiten. Wat kun je hierover verklaren?
A: Ja dat was die dag dat zij vreemdging.
V: Heb je haar geschopt?
A: Ja
V: Heb je haar geslagen?
A: Ja.
Feit 3
1. Het proces-verbaal van aangifte door [aangever] van 2 juni 2022, pagina’s 18 en 19, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Aangever adres [adres 2] .
Afgelopen [datum] 2022 is onze dochter [slachtoffer 2] 18 jaar geworden. [slachtoffer 2] heeft een licht verstandelijke beperking. Wij kwamen er achter dat haar bankgegevens gebruikt worden door deze vriend [verdachte] . Ook zie ik dat op 25-05-2022 een mobiel abonnement is afgesloten bij [internetsite] . Het betreft een abonnement met het telefoonnummer: [telefoonnummer] en een iPhone 11, kleur rood en deze zou zijn bezorgd op 25-05-22 om 13.00 uur op het adres: [adres 3] . Het betreft een BEN-abonnement en het klantnummer: [klantnummer] . Dit zou besteld zijn door mijn dochter [slachtoffer 2] , [adres 3] . Ook waren er bij [internetsite] nog twee abonnementen aangevraagd bij respectievelijk nog een BEN abonnement en een Hollandsche-nieuwe abonnement aangevraagd, deze zijn allebei afgewezen.
Omstreeks 24 mei 2022 kregen wij op ons thuis adres van de Rabobank een betaalpas van een nieuw rekeningnummer en een brief met de pincode op naam van [slachtoffer 2] , [adres 2] . Volgens de Rabobank kan op dit rekeningnummer [rekeningnummer] rood staan. En ook een creditcard behorend bij rekeningnummer: [rekeningnummer] op naam van dochter [slachtoffer 2] . Ik heb gebeld met de Rabobank hierover en ik kreeg te horen dat er op dezelfde dag, 24-05-2022, een adres wijziging was aangevraagd van [adres 2] naar [adres 3] en is er tevens de betaalrekening en de creditcard aangevraagd.
2. Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] van 6 december 2022, pagina 64, voor zover inhoudende:
V: Hoe ontmoette jij [verdachte] ?
A: Op een datingsite.
V: Op welke datingsite was dat?
A: [datingapp] .
3. Het proces-verbaal van bevindingen van 22 juni 2023, pagina’s 115 en 116, voor zover inhoudende:
Ik, verbalisant [verbalisant] , kreeg op 12 juni 2023 te 15.08 uur de volgende informatie
opgestuurd:
Order [nummer 1] [slachtoffer 2] .
[slachtoffer 2]
[adres 3]
[e-mailadres 1]
IP adres : [IP adres 1]
Order [nummer 2] [slachtoffer 2] .
[slachtoffer 2]
[adres 3]
[e-mailadres 2]
IP adres : niet te zien
Order [nummer 3] [slachtoffer 2] .
[slachtoffer 2]
[adres 2]
[e-mailadres 1]
IP adres : [IP adres 2]
Ik, verbalisant [verbalisant] , heb de postcode [adres 3] ingevoerd in politieatlas.
Middels de postcode [adres 3] kom ik bij de [adres 3] .
Ik, verbalisant [verbalisant] , heb het adres [adres 3] ingevoerd in
het politiesysteem BVIB. Ik zag dat in BLUESPOT op dit adres [verdachte] ,
geboren [geboortedatum 1] -1994 te [geboorteplaats] , naar voren kwam. Ik las in BVIB dat [verdachte]
woonachtig is geweest aan de [adres 3] van 04-11-2021 tot
03-06-2022.
Middels de postcode [adres 2] kom ik bij de [adres 2] .
4. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 14 juli 2023, pagina 366, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Er word verklaard dat er telefoonabonnementen zijn afgesloten op naam van [slachtoffer 2] . Wat kun je hierover vertellen?
A: Klopt. Ik heb een abonnement afgesloten en de telefoon verkocht.
V: Er word verklaard dat jij zonder toestemming gebruik hebt gemaakt van de identiteitsgegevens van [slachtoffer 2] . Begrijp je dat je je hebt schuldig gemaakt aan identiteitsfraude?
A: Ja