ECLI:NL:RBOVE:2025:1591

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
08.088703.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van vermeende verkrachting en ontucht met stagiaire

Op 24 maart 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting en ontucht met een stagiaire. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De zaak kwam voort uit een aangifte van de stagiaire, die stelde dat de verdachte tijdens hun gezamenlijke diensten seksuele handelingen bij haar had verricht. De rechtbank heeft het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 maart 2025 gevolgd, waarbij zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De officier van justitie meende dat de feiten bewezen konden worden, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak vanwege gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft geconcludeerd dat, hoewel er seksueel contact heeft plaatsgevonden, niet kon worden vastgesteld dat de verdachte de stagiaire had gedwongen tot deze handelingen. Hierdoor is de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij, de stagiaire, is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien de verdachte is vrijgesproken. De rechtbank heeft bepaald dat beide partijen hun eigen kosten dragen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.088703.24 (P)
Datum vonnis: 24 maart 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats],
wonende aan de [adres].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 maart 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.B.A. Kalk, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de namens [slachtoffer] voorgedragen slachtofferverklaring en van wat namens haar is aangevoerd door [naam], werkzaam bij Slachtofferhulp Nederland.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] heeft verkracht (feit 1) en ontucht met haar heeft gepleegd (feit 2).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01 september 2023 tot en met 21 oktober 2023 te Hengelo, gemeente Hengelo (O)(telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
- onverhoeds te handelen,
- negeren van de door haar geuite verbale en/of fysieke signalen van verzet,
- vastpakken en/of vasthouden van haar armen en/of
- haar duwen en/of gedrukt houden tegen een wasbak en/of een bed,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten
- het brengen van zijn vinger(s) in haar vagina en/of
- het wrijven met zijn vinger(s) tussen haar schaamlippen;
2
hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01 september 2023 tot en met 21 oktober 2023 te Hengelo, gemeente Hengelo (O)(telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
- onverhoeds te handelen,
- negeren van de door haar geuite verbale en/of fysieke signalen van verzet,
- vastpakken en/of vasthouden van haar armen en/of
- haar duwen en/of gedrukt houden tegen een wasbak en/of een bed,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
- knijpen in, betasten van en/of wrijven over haar bil(len),
- betasten van en/of wrijven over haar vagina,
- knijpen in en/of betasten van haar borst(en),
- met zijn (bedekte) penis drukken tegen haar billen en/of
- met zijn (ontblote) penis slaan op haar billen.

3.De bewijsmotivering

3.1
Inleiding
Verdachte werkte sinds 1 april 2023 bij de [stichting] op een zorglocatie in [vestigingsplaats] als stagiair/assistent-begeleider. [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) liep daar stage vanaf september 2023. Op de zorglocatie worden zwaar verstandelijk en lichamelijk beperkte kinderen en jongvolwassenen verzorgd die daar logeren of wonen.
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte tijdens hun gezamenlijke diensten seksueel getinte opmerkingen naar haar maakte en ook via Snapchat dergelijke berichten stuurde. Volgens [slachtoffer] bleef het niet bij die opmerkingen en berichten. Ze heeft op 27 november 2023 aangifte gedaan van verkrachting en ontucht. Ze verklaart over drie momenten waarop verdachte tegen haar wil seksuele handelingen bij haar verrichtte. Dit vond plaats op het werk, soms ook in de buurt van een cliënt.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat beide feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte van beide feiten vrijgesproken moet worden vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1
Juridisch kader
Ten aanzien van de feiten waarvan verdachte verdacht wordt, zijn de bepalingen van toepassing zoals deze golden tot de wetswijziging van 1 juli 2024. Voor een bewezenverklaring van zowel verkrachting (feit 1) als aanranding (feit 2) conform de toen geldende bepalingen is nodig dat wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor de aanwezigheid van dwang. Van dwingen is sprake wanneer het slachtoffer toelaat wat hij of zij zonder dwang niet zou hebben toegelaten. Van dwang kan slechts sprake zijn indien verdachte opzettelijk veroorzaakt dat het slachtoffer de handelingen tegen zijn of haar wil ondergaat. Tevens moet dit voor de verdachte kenbaar zijn of had dit voor hem kenbaar kunnen zijn. Dit moet volgen uit de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank voorop dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door het gegeven dat slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. Dat betekent dat de enkele verklaring van een aangever onvoldoende is. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, dient sprake te zijn van steunbewijs. Die ondersteuning hoeft niet te zien op alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat de verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring “niet op zichzelf staat”, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron. De rechtbank benadrukt dat deze maatstaf omtrent het toereikend zijn van een verklaring dient te worden onderscheiden van de beoordeling of een verklaring betrouwbaar is. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
3.4.2.
Is er sprake geweest van seksueel contact tussen verdachte en aangeefster?
Verdachte ontkent dat sprake is geweest van seksuele handelingen tussen hem en [slachtoffer]. [slachtoffer] verklaart over meerdere incidenten, waarbij verdachte seksuele handelingen bij haar heeft verricht. Deels vindt deze verklaring steun in de verklaring van ‘oorgetuige’ [getuige] (hierna: [getuige]).
Zij verklaart over een moment dat verdachte en [slachtoffer] op de kamer van een cliënt waren om de cliënt te katheteriseren. Dit is het moment dat [slachtoffer] als eerste incident beschrijft. [getuige] verklaart kortgezegd dat zij via de babyfoon seksuele kreungeluiden hoorde, door een vrouw gemaakt. Ze hoorde [slachtoffer] op een lacherige manier iets zeggen als ‘dit wil ik niet, of nee, dit kan niet’. De manier waarop de woorden werden uitgesproken gaven [getuige] niet het gevoel dat de noodzaak tot ingrijpen bestond. [getuige] dacht dat er wellicht ‘iets’ (de rechtbank begrijpt: ontluikende gevoelens) speelde tussen verdachte en aangeefster. Daarbij speelde tevens een rol dat verdachte en [slachtoffer] in aanwezigheid van anderen op een plagerige wijze met elkaar omgingen. Navraag door [getuige] bij [slachtoffer] bij verschillende gelegenheden over de situatie op de kamer van de cliënt leidde niet tot een gewijzigde indruk nu [slachtoffer] ontkende dat zich iets had afgespeeld. Dat veranderde pas toen [getuige], die ermee zat dat het door haar gehoorde zich had afgespeeld op de kamer van een daar aanwezige cliënt, op 27 oktober 2023 te kennen gaf het incident zelf aan de leidinggevende te melden.
[getuige] en anderen verklaren dat [slachtoffer] overstuur was en huilde toen ze vervolgens vertelde over wat er zich had afgespeeld tussen haar en verdachte.
Op basis van de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige] over wat zij hoorde via de babyfoon kan worden vastgesteld dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer]. Het komt in deze zaak aan op de vraag of er voldoende steunbewijs is voor de verklaring van [slachtoffer] dat verdachte haar gedwóngen heeft tot het ondergaan van seksuele handelingen. En zo ja, of voor verdachte kenbaar was (of had kunnen zijn) dat [slachtoffer] de handelingen tegen haar wil onderging.
Uit de getuigenverklaring van [getuige] blijkt niet van deze dwang. Ook de getuigenverklaringen over de waargenomen emoties bij [slachtoffer] kunnen niet als steunbewijs dienen omdat [slachtoffer] pas heeft verteld over wat er zich heeft afgespeeld nadat zij door [getuige] voor de derde keer werd geconfronteerd met de vraag wat zich in de kamer van een cliënt heeft afgespeeld tussen haar en verdachte. [slachtoffer] werd door [getuige] voor de keuze gesteld om te vertellen wat er aan de hand was of anders zou zij bij haar leidinggevende melding maken van haar waarnemingen. Gelet op vorengaande is niet vast te stellen dat de door [slachtoffer] op 27 oktober 2023 geuite emoties een directe relatie hebben met de gestelde dwang tijdens de ten laste gelegde feiten.
3.4.3
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende komen vast te staan dat, zeer wel mogelijk bij meer dan één gelegenheid, seksueel contact heeft plaatsgevonden tussen verdachte en aangeefster. Op basis van het dossier en de behandeling ter zitting kan de rechtbank niet met een voldoende mate van zekerheid vaststellen dat verdachte [slachtoffer] heeft gedwongen de seksuele handelingen te ondergaan. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.

4.De schade van benadeelde

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Omdat verdachte van de ten laste gelegde feiten wordt vrijgesproken, zal de rechtbank [slachtoffer] in verband met het bepaalde in artikel 361, tweede lid, Sv, niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

5.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat zij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. P.M.F. Schreurs en mr. T.M. Weeda, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.W. van den Bosch, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2025.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.