ECLI:NL:RBOVE:2025:1571

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 maart 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
AK_24_2600
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar, niet-ontvankelijkheid van het beroep

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, is het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Eiser had op 8 mei 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen van verweerder, het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst IJsselland, op zijn bezwaar van 13 januari 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder na de ingebrekestelling alsnog op het bezwaar heeft beslist, waardoor eiser geen belang meer had bij de beoordeling van zijn beroep. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het beroep van 13 januari 2024 niet-ontvankelijk is, omdat er geen mogelijkheid bestaat om bezwaar te maken tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag of bezwaar volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser had eerder een verzoek om informatie ingediend op grond van de Wet open overheid (Woo), dat door verweerder was afgewezen. De rechtbank heeft het verzoek van eiser om een bestuurlijke dwangsom afgewezen, omdat de Awb niet van toepassing is op besluiten op grond van de Woo. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder het griffierecht van € 187,- aan eiser moet vergoeden, ondanks de niet-ontvankelijkheid van de beroepen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/2600

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

mr. [eiser], uit [woonplaats], eiser

en

het dagelijks bestuur Omgevingsdienst IJsselland, verweerder

(gemachtigde: mr. M.J. Tunnissen).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend op 8 mei 2024 tegen het niet tijdig beslissen van verweerder op zijn bezwaar van 13 januari 2024.
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift van 3 juli 2024.
1.2.
De rechtbank heeft beroep op 20 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Het procesverloop
3. Eiser heeft op 3 juli 2023 een verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo) bij verweerder ingediend. Verweerder heeft bij besluit van 31 juli 2023 het Woo-verzoek van eiser afgewezen.
3.1.
Op 4 september 2023 (met aanvulling van de gronden op 9 oktober 2023) heeft eiser bezwaar gemaakt tegen het besluit van 31 juli 2023.
3.2.
Bij brief van 13 januari 2024 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn (aanvullende gronden van) bezwaar van 9 oktober 2023. Bij afzonderlijke brief van 13 januari 2023 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar.
3.3.
Bij brief van 17 april 2024 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar van 13 januari 2024 tegen het niet tijdig beslissen op zijn (aanvullende gronden van) bezwaar van 9 oktober 2023.
3.4.
Op 8 mei 2024 heeft eiser beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar.
Is het beroep van 8 mei 2024 ontvankelijk?
4. Volgens artikel 7:1, eerste lid, onder f, van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) dient er, alvorens beroep wordt ingesteld, bezwaar gemaakt te worden, tenzij het beroep zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
5. In de Awb is niet voorzien in een mogelijkheid om bezwaar te maken tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag of een bezwaar.
6. Eiser heeft met de brief van 13 januari 2024 getracht bezwaar te maken tegen het niet tijdig beslissen op zijn (aanvullende) bezwaar van 9 oktober 2023. Omdat het volgens de Awb niet mogelijk is om bezwaar te maken tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag of bezwaar, kan verweerder geen uitspraak doen op een dergelijk bezwaar.
7. Het door eiser op 8 mei 2024 ingediende beroep niet tijdig beslissen op zijn bezwaar is daarom niet-ontvankelijk. Er bestaat daarmee ook geen recht op het ontvangen van een bestuurlijke dwangsom op grond van paragraaf 4.1.3.2. van de Awb.
Doorzendplicht
8. Verweerder had gelet op artikel 6:15, tweede lid, van de Awb, na ontvangst van het bezwaar tegen het niet tijdig beslissen van 13 januari 2024, het ‘bezwaarschrift’ door moeten sturen naar de rechtbank als zijnde een beroepschrift niet tijdig beslissen. Verweerder heeft dit op 3 juli 2024 alsnog gedaan.
9. De rechtbank zal het bezwaarschrift van 13 januari 2024 daarom hierna behandelen als zijnde een beroepschrift tegen het niet tijdig beslissen op zijn (aanvullende) bezwaar van 9 oktober 2023.
Is het beroep van 13 januari 2024 ontvankelijk?
10. De rechtbank stelt vast dat verweerder op 11 september 2024 alsnog een beslissing heeft genomen op het bezwaar van eiser van 4 september 2023. Aangezien het aanvullende bezwaarschrift van eiser van 9 oktober 2023 een aanvulling is op zijn pro-forma bezwaarschrift van 4 september 2023, en verweerder met de uitspraak op bezwaar van 11 september 2024 heeft beslist op dit bezwaar, heeft verweerder daarmee ook een beslissing genomen op de aanvullende bezwaargronden van eiser van 9 oktober 2023. Eiser heeft afzonderlijk beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 11 september 2024. Eiser heeft daarom geen belang meer bij de beoordeling van zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
11. Het beroep van 13 januari 2024 is daarom ook niet-ontvankelijk.
12. De rechtbank wijst het verzoek van eiser om een bestuurlijke dwangsom vast te stellen af. Op grond van artikel 8.2 van de Woo is paragraaf 4.1.3.2. (Dwangsom bij niet tijdig beslissen) van de Awb niet van toepassing op besluiten op grond van de Woo.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep van 8 mei 2024 is niet-ontvankelijk. Ook het door verweerder doorgezonden beroep niet tijdig beslissen van 13 januari 2024 is niet-ontvankelijk. Eiser krijgt wel vergoeding van het door hem betaalde griffierecht, omdat het (doorgezonden) beroep wegens niet tijdig beslissen van 13 januari 2024 terecht was ingesteld.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep van 8 mei 2024 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep van 13 januari 2024 niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 187,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.P. Fortuin, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.