ECLI:NL:RBOVE:2025:1543

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 maart 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
AK_24_1856
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitspraak op verzet n.a.v. niet-ontvankelijkverklaring beroep inzake ingebrekestelling en Woo-verzoek

In deze uitspraak op verzet van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt het verzet van de opposant tegen de uitspraak van 14 mei 2024 behandeld. In die uitspraak werd het beroep van de opposant niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelt dat de opposant, ondanks dat de ingebrekestelling niet bij het juiste bestuursorgaan was ingediend, toch voldoende heeft aangetoond dat de ingebrekestelling aan het juiste orgaan was gericht. De rechtbank heeft het verzet op 20 februari 2025 behandeld, waarbij zowel de opposant als de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de eerdere uitspraak ten onrechte was gedaan zonder zitting en dat het verzet gegrond is. Hierdoor vervalt de eerdere uitspraak en wordt het onderzoek hervat in de stand waarin het zich bevond voor de uitspraak van 14 mei 2024. De rechtbank verklaart het beroep van de opposant tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar niet-ontvankelijk, omdat de opposant inmiddels een ander inhoudelijk beroep heeft ingesteld tegen de beslissing op zijn bezwaar van 11 september 2024. De rechtbank bepaalt dat de verweerder het griffierecht van € 187,- aan de opposant moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/1856 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

mr. [verzoeker], uit [woonplaats], opposant [1] ,
tegen de uitspraak van de rechtbank van 14 mei 2024

en uitspraak in de beroepszaak

in het geding tussen
opposant, tevens eiser
en

het dagelijks bestuur Omgevingsdienst IJsselland, verweerder

(gemachtigde: mr. M.J. Tunnissen).

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzet van opposant gaat over de uitspraak van de rechtbank van 14 mei 2024 waarin de rechtbank het beroep van opposant niet-ontvankelijk heeft verklaard.
1.1.
De uitspraak gaat in dit geval ook over het beroep van opposant tegen het niet tijdig beslissen van verweerder op zijn bezwaar van 4 september 2023 tegen de afwijzing van 31 juli 2023 van zijn verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo).
1.2.
De rechtbank heeft het verzet op 20 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: opposant en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak eerst of in de uitspraak van 14 mei 2024 terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel [2] is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Zij doet dit aan de hand van de gronden van het verzet. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het verzet gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het beroep van opposant
4. Opposant heeft op 3 juli 2023 een Woo-verzoek bij verweerder ingediend. Dit Woo-verzoek betrof het sollicitatieproces en de aanstelling van een ad-interim directeur in dienst van verweerder.
5. Verweerder heeft bij besluit van 31 juli 2023 het Woo-verzoek van opposant afgewezen. Opposant heeft tegen deze afwijzing op 4 september 2023, onder aanvulling van de bezwaargronden van 9 oktober 2023, bezwaar gemaakt.
6. Bij brief van 23 november 2023 heeft opposant een ingebrekestelling verstuurd naar de Omgevingsdienst IJsselland wegens het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaar. De ingebrekestelling is aangetekend verstuurd en gericht aan “Omgevingsdienst IJsselland, t.a.v. de directie”. Op 13 januari 2024 heeft opposant vervolgens het ‘Formulier dwangsom bij niet tijdig beslissen’ ingevuld en per aangetekende post verzonden, opnieuw gericht aan “Omgevingsdienst IJsselland, t.a.v. de directie”.
7. Bij het uitblijven van een reactie heeft opposant op 2 februari 2024 beroep ingesteld bij de rechtbank wegens het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar. Verweerder heeft op 22 februari 2024 een verweerschrift ingediend.
De uitspraak van 14 mei 2024
8. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Dat mag de rechtbank als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat opposant de ingebrekestellingen niet bij het bevoegde bestuursorgaan heeft ingediend. Opposant heeft namelijk niet het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst IJsselland in gebreke gesteld, maar de directie van de Omgevingsdienst IJsselland. Ook heeft de rechtbank geoordeeld dat opposant in de ingebrekestelling van 23 november 2023 niet concreet heeft gemaakt op welk te nemen besluit de ingebrekestelling betrekking had. De ingebrekestelling acht de rechtbank daarom niet geldig.
Het verzet
9. Opposant voert aan dat de ingebrekestellingen bij het juiste bestuursorgaan zijn ingediend, omdat het verweerder duidelijk had moeten zijn dat de ingebrekestellingen aan hem waren gericht. Eerdere correspondentie was namelijk gericht aan ‘de directie’, ‘het dagelijks bestuur’ of ‘het algemeen bestuur’ van de omgevingsdienst. Opposant voert verder aan dat de ingebrekestelling van 23 november 2023 niet onduidelijk is, omdat er in de (voetnoten van de) ingebrekestelling wordt verwezen naar de Woo-verzoeken waar de ingebrekestelling betrekking op heeft. Bovendien heeft opposant verweerder op 13 januari 2024 opnieuw in gebreke gesteld aan de hand van het formulier ‘dwangsom bij niet tijdig beslissen’. Op dit formulier staat volgens opposant nergens dat je de ingebrekestelling nader moet specificeren naar een bestuursorgaan
10. De verzetsgrond slaagt. Hoewel er uit artikel 4:17 van de Awb volgt dat een ingebrekestelling dient te worden ingediend bij het correcte bestuursorgaan, kan er naar het oordeel van de rechtbank niet worden gesteld dat opposant de ingebrekestelling(en) aan een onjuist bestuursorgaan heeft gericht. Daarbij is van belang dat de Omgevingsdienst IJsselland geen (bestuurs)orgaan heeft genaamd ‘de directie’, maar enkel een ‘algemeen bestuur’, ‘dagelijks bestuur’ en een directeur, waarbij de directeur onderdeel uitmaakt van zowel het algemeen bestuur als het dagelijks bestuur. Bovendien is het Woo-verzoek in kwestie ook gericht aan ‘t.a.v. de directie’ en vervolgens in behandeling genomen door verweerder. Er had daarom geen twijfel kunnen bestaan bij verweerder dat de ingebrekestelling aan hem was gericht. Dat de ingebrekestelling van 23 november 2023 mogelijk niet concreet genoeg heeft gemaakt op welk te nemen besluit het betrekking heeft, kan aan voorbij gegaan worden omdat opposant verweerder op 13 januari 2024 opnieuw in gebreke heeft gesteld, waarbij concreet is verwezen naar de te nemen besluitvorming.
Conclusie over het verzet
11. Uit de beoordeling van de grond van het verzet volgt dat de rechtbank in de uitspraak van 14 mei 2024 ten onrechte heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk, dus buiten redelijke twijfel, niet-ontvankelijk was en de zaak ten onrechte zonder zitting heeft afgedaan.
12. Het verzet is gegrond. Dat betekent dat die uitspraak vervalt en de rechtbank het onderzoek hervat in de stand waarin dat zich bevond voordat die uitspraak werd gedaan.

Beoordeling door de rechtbank van het beroep

13. Partijen zijn uitgenodigd voor de zitting over het verzet. De rechtbank is van oordeel dat nader onderzoek na de zitting niet kan bijdragen aan de beoordeling van de beroepszaak. De rechtbank doet daarom niet alleen uitspraak op het verzet, maar ook op het beroep. [3] De rechtbank overweegt ten aanzien van het beroep als volgt.
14. Als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog een besluit moet worden genomen op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [4]
15. In artikel 7:10, eerste lid, van de Awb staat dat het bestuursorgaan moet beslissen op een bezwaar binnen zes weken gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is verstreken of binnen twaalf weken als een bezwaarcommissie al bedoeld in artikel 7:13 is ingesteld. Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes weken worden verlengd. Partijen zijn het erover eens dat verweerder niet binnen de beslistermijn een besluit op het bezwaar heeft genomen.
16. Eiser heeft op 23 november 2023 en 13 januari 2024 een ingebrekestelling aan de Omgevingsdienst IJsselland, t.a.v. de directie, toegezonden.
17. De rechtbank stelt vast dat verweerder op 11 september 2024 alsnog een beslissing heeft genomen op het bezwaar van eiser. Eiser heeft daarom geen belang meer bij de beoordeling van zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
18. De rechtbank zal het beroep van eiser van 2 februari 2024 gericht tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar in zoverre niet-ontvankelijk verklaren.
19. Omdat eiser apart een inhoudelijk beroep heeft ingesteld tegen de beslissing op zijn bezwaar van 11 september 2024 (geregistreerd onder zaaknummer ZWO 24/3730), heeft het onderhavige beroep wegens niet tijdig beslissen niet mede betrekking op de alsnog genomen beslissing op bezwaar.

Conclusie en gevolgen

20. Het beroep is niet-ontvankelijk.
21. Verweerder moet het griffierecht aan eiser vergoeden, omdat eiser terecht beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het verzet gegrond;
- verklaart beroep niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 187,- aan eiser moet vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.P. Fortuin, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen in de bodemzaak op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak staat voor zover daarbij is beslist op het verzet geen hoger beroep of verzet open.
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Met opposant wordt bedoeld de indiener van het verzetschrift.
2.Dit volgt uit artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Artikel 8:55, tiende lid, van de Awb maakt dat mogelijk.
4.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.