Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.De bewijsmotivering
- Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 5 april 2024 (pagina 54);
- Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] namens [bedrijf 4] van 7 maart 2024 (pagina’s 12 en 13).
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994;
diefstal.
5.De strafbaarheid van verdachte
6.De op te leggen straf of maatregel
7.De toegepaste wettelijke voorschriften
8.De beslissing
diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994;
diefstal.
gevangenisstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen;
177 (honderzevenenzeventig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bijzondere voorwaardendat verdachte:
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
6 (zes) maanden;
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
2 (twee) maanden;
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een
proeftijd van 3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
.