ECLI:NL:RBOVE:2025:1516

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
08.203461.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor ontuchtige handelingen met minderjarigen en kinderporno

Op 20 maart 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met minderjarigen en het vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno. De verdachte, geboren in 2003, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, en moest zich melden bij de reclassering. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan meerdere ontuchtige handelingen met twee minderjarige slachtoffers, die zij had leren kennen via de zwemsport. De feiten vonden plaats in de periode van 4 november 2023 tot en met 28 januari 2024 en van 27 september 2020 tot en met 26 januari 2021. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het seksueel binnendringen van de slachtoffers en het vervaardigen van kinderpornografisch materiaal. De rechtbank benadrukte de kwetsbaarheid van de slachtoffers en het misbruik van de positie van de verdachte als zwemtrainster. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte verplichtte tot schadevergoeding aan beide slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.203461.24 (P)
Datum vonnis: 20 maart 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2003 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 6 maart 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en haar raadsman mr. H.J. Voors, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de door en/of namens [slachtoffer 1] (hierna [slachtoffer 1]), haar ouders en [slachtoffer 2] (hierna [slachtoffer 2]) voorgedragen slachtofferverklaringen en van wat namens de benadeelde partijen door mr. M. Rotgans en mr. J.J.J. Broekhuizen is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 4 november 2023 tot en met 28 januari 2024 met de aan haar zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1], die toen nog geen 16 jaar was, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1], dan wel bij [slachtoffer 1], die toen nog geen 16 jaar was, ontuchtige handelingen heeft gepleegd;
feit 2:in de periode van 4 november 2023 tot en met 22 april 2024 kinderporno heeft vervaardigd, verworven en/of in bezit heeft gehad;
feit 3:in de periode van 27 september 2020 tot en met 26 januari 2021 met de aan haar zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 2], die toen nog geen 16 jaar was, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen bij [slachtoffer 2], dan wel [slachtoffer 2], die toen nog geen 16 jaar was, ontuchtige handelingen heeft gepleegd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
zij in of omstreeks de periode van 4 november 2023 tot en met 28 januari 2024 te
Veenendaal en/of Zwolle en/of Eindhoven en/of Den Haag en/of elders in
Nederland,
met de aan haar zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige
[slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum 2] 2009, die de leeftijd van twaalf jaren maar
nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1],
te weten (telkens)
- het brengen en/of bewegen van haar, verdachtes, vinger(s) en/of tong in de vagina
en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] en/of
- het wrijven en/of likken over, althans betasten van de clitoris en/of vulva van die
[slachtoffer 1] en/of
- het laten brengen en/of laten heen en weer bewegen van de vinger(s) van die
[slachtoffer 1] in haar, verdachtes, vagina en/of tussen haar, verdachtes,
schaamlippen en/of over haar, verdachtes, clitoris en/of vulva en/of
- het kussen en/of tongzoenen van die [slachtoffer 1] en/of
- het betasten van de borsten en/of de billen van die [slachtoffer 1] en/of
- het kopen van lingerie voor die [slachtoffer 1];
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij in of omstreeks de periode van 4 november 2023 tot en met 28 januari 2024 te
Veenendaal en/of Zwolle en/of Eindhoven en/of Den Haag en/of elders in
Nederland,
met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum 2] 2009, die toen de leeftijd van zestien
jaren nog niet had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
te weten (telkens)
- het brengen en/of bewegen van haar, verdachtes, vinger(s) en/of tong in de vagina
en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] en/of
- het wrijven en/of likken over, althans betasten van de clitoris en/of vulva van die
[slachtoffer 1] en/of
- het laten brengen en/of laten heen en weer bewegen van de vinger(s) van die
[slachtoffer 1] in haar, verdachtes, vagina en/of tussen haar, verdachtes,
schaamlippen en/of over haar, verdachtes, clitoris en/of vulva en/of
- het kussen en/of tongzoenen van die [slachtoffer 1] en/of
- het betasten van de borsten en/of de billen van die [slachtoffer 1] en/of
- het kopen van lingerie voor die [slachtoffer 1];
2
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 november 2023 tot
en met 22 april 2024 te Zwolle en/of Eindhoven en/of Den Haag en/of elders in
Nederland,
meermalen, althans eenmaal
telkens
- afbeeldingen en/of
- gegevensdragers, te weten een iPhone 11 Pro Max bevattende afbeeldingen,
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar
nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken
heeft
vervaardigd en/of verworven en/of in bezit gehad
welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven – bestonden uit
het geheel of gedeeltelijk in lingerie (laten) poseren van/door een persoon die
kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed
is en/of poseert in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij haar
leeftijd past en/of nadrukkelijk de borsten en/of billen in beeld gebracht worden
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft
en/of strekt tot seksuele prikkeling;
(toonmap afbeeldingen 1 t/m 3)
3
zij in of omstreeks de periode van 27 september 2020 tot en met 26 januari 2021 te
Zwolle en/of elders in Nederland,
met de aan haar zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige
[slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum 3] 2006, die de leeftijd van twaalf jaren maar
nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2],
te weten (telkens)
- het brengen en/of bewegen van haar, verdachtes, vinger(s) en/of tong in de vagina
en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2] en/of
- het wrijven en/of likken over, althans betasten van de clitoris en/of vulva van die
[slachtoffer 2] en/of
- het laten brengen en/of laten heen en weer bewegen van de vinger(s) en/of tong
van die [slachtoffer 2] in haar, verdachtes, vagina en/of tussen haar, verdachtes,
schaamlippen en/of over haar, verdachtes, clitoris en/of vulva en/of
- het laten wrijven en/of laten likken over, althans betasten van haar, verdachtes,
clitoris en/of vulva door die [slachtoffer 2] en/of
- het kussen en/of tongzoenen van die [slachtoffer 2] en/of
- het betasten van de borsten en/of de billen van die [slachtoffer 2];
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij in of omstreeks de periode van 27 september 2020 tot en met 26 januari 2021 te
Zwolle en/of elders in Nederland,
met [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum 3] 2006, die toen de leeftijd van zestien
jaren nog niet had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
te weten (telkens)
- het brengen en/of bewegen van haar, verdachtes, vinger(s) en/of tong in de vagina
en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2] en/of
- het wrijven en/of likken over, althans betasten van de clitoris en/of vulva van die
[slachtoffer 2] en/of
- het laten brengen en/of laten heen en weer bewegen van de vinger(s) en/of tong
van die [slachtoffer 2] in haar, verdachtes, vagina en/of tussen haar, verdachtes,
schaamlippen en/of over haar, verdachtes, clitoris en/of vulva en/of
- het laten wrijven en/of laten likken over, althans betasten van haar, verdachtes,
clitoris en/of vulva door die [slachtoffer 2] en/of
- het kussen en/of tongzoenen van die [slachtoffer 2] en/of
- het betasten van de borsten en/of de billen van die [slachtoffer 2].

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten onder 1 primair, 2 en 3 primair zoals deze ten laste zijn gelegd wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Verdachte heeft bij het plegen van het feit onder 1 primair misbruik gemaakt van de opleidingsrelatie die zij met [slachtoffer 1] had. Ten aanzien van feit 3 primair heeft zij misbruik gemaakt van de positie die zij binnen de zwemvereniging had waardoor geen sprake was van gelijkwaardigheid tussen haar en [slachtoffer 2].
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor het onder 2 tenlastegelegde, omdat de afbeeldingen niet als ‘kinderpornografisch’ aangemerkt kunnen worden.
Daarnaast heeft de raadsman vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 3 – primair en subsidiair – tenlastegelegde, omdat sprake is geweest van een gering leeftijdsverschil en een gelijkwaardige relatie tussen verdachte en [slachtoffer 2]. Het ontuchtige karakter ontbreekt volgens de raadsman als ook de strafverzwarende omstandigheid.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens haar geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 6 maart 2025, voor zover inhoudend de bekennende verklaring van verdachte;
Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] van 11 februari 2024 (pagina 61, pagina’s 65 tot en met 66, pagina’s 68 tot en met 76).
3.3.2
Ten aanzien van feit 2
In het kader van het strafrechtelijk onderzoek tegen verdachte met betrekking tot de hierboven genoemde feiten, is onder andere een iPhone 14 Pro Max die aan verdachte toebehoorde, in beslag genomen. [2] Naar aanleiding van digitaal onderzoek verricht aan de telefoon van verdachte, kwamen drie afbeeldingen naar voren die volgens de politie als kinderpornografisch aangemerkt en beoordeeld kunnen worden. Op de afbeeldingen is een minderjarig meisje te zien in (rode) lingerie. [3]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat het meisje in de rode lingerie de minderjarige [slachtoffer 1] is. Zij heeft erkent dat zij met haar telefoon één foto van [slachtoffer 1] heeft gemaakt, terwijl [slachtoffer 1] een string aan had en op haar buik op een groen matras lag. Dit terwijl verdachte wist dat [slachtoffer 1] op dat moment dertien jaar was.
Overwegingen en conclusies
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte de eigenaar en gebruiker was van de iPhone 14 Pro Max en dat alle drie de in de tenlastelegging genoemde afbeeldingen zijn aangetroffen op deze telefoon. Van één afbeelding heeft verdachte bevestigd dat zij deze met haar telefoon heeft gemaakt.
Om te spreken van een kinderpornografisch afbeelding moet volgens de tekst van de wet van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht (Sr) (oud) sprake zijn van een afbeelding van een gedraging van expliciet seksuele aard, die reeds door haar karakter strekt tot het opwekken van seksuele prikkeling, welke vaststelling kan worden gemaakt aan de hand van de afbeelding zelf. Daarbij kan het gaan om een afbeelding van een handeling die op zichzelf niet expliciet seksueel van aard is, maar die gelet op de wijze waarop de afbeelding tot stand is gekomen in het concrete geval onmiskenbaar strekt tot het opwekken van seksuele prikkeling.
De rechtbank heeft in raadkamer een drietal foto’s waargenomen in de toonmap die door de officier van justitie ter terechtzitting is overhandigd zijnde de drie hiervoor genoemde afbeeldingen afkomstig van de telefoon van verdachte. Van de drie afbeeldingen in de toonmap kan, naar het oordeel van de rechtbank, één afbeelding aangemerkt worden als kinderpornografisch. Dit betreft de afbeelding waarop de minderjarige [slachtoffer 1] te zien is, liggend op haar buik op een matras, in slechts een string, waarbij de zijkant van haar ontblote borst zichtbaar is. De rechtbank is van oordeel dat deze foto onmiskenbaar een seksuele strekking heeft en strekt tot seksuele prikkeling.
De rechtbank is van oordeel dat de twee andere afbeeldingen – de ‘spiegelfoto’s’ – niet van zodanige aard zijn dat kan worden gesproken van kinderpornografische afbeeldingen in de zin van artikel 240b Sr (oud).
De rechtbank is van oordeel dat op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte in de periode van 4 november 2023 tot
en met 22 april 2024 één kinderpornografische afbeelding heeft vervaardigd, verworven en in haar bezit heeft gehad. De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.3.3
Ten aanzien van feit 3
De redengevende bewijsmiddelen
[slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum 3] 2006, heeft verklaard dat zij in september 2020 tot januari 2021 een relatie heeft gehad met verdachte. Zij was toen aan het begin van de relatie dertien jaar en verdachte zeventien jaar. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij nog niet aan seks dacht, maar verdachte wel en dat zij haar ‘pushte’ tot seks. [slachtoffer 2] sliep vaak bij verdachte en elke keer probeerde verdachte seks met haar te hebben. [slachtoffer 2] durfde daar geen ‘nee’ tegen te zeggen. Verdachte zoende haar, kleedde haar uit, raakte haar aan, vingerde en befte haar. Later deed [slachtoffer 2] dit ook bij verdachte, omdat zij niet meer wilde dat verdachte het bij haar deed. [slachtoffer 2] denkt dat er op seksueel gebied wel vijftig keer dingen gebeurd zijn die zij niet wilde. [4] Op
2 april 2024 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan tegen verdachte. [slachtoffer 2] heeft verder verklaard dat ze zwemtraining kreeg van verdachte of van de moeder van verdachte, dat verdachte in het begin zei dat de relatie een geheim was omdat zij zeventien was en [slachtoffer 2] dertien, maar dat zij toch vrij snel tegen haar ouders verteld heeft dat zij een relatie hadden. De tegenzin om elk weekend twee nachten bij elkaar te slapen begon ongeveer na een maand en volgens [slachtoffer 2] hadden ze dan beide nachten seks. [5]
[getuige] – de vader van [slachtoffer 2] – heeft verklaard dat hij wist dat [slachtoffer 2] en verdachte een relatie hadden en dat hij gaandeweg een gedragsverandering bij de dertienjarige [slachtoffer 2] merkte. Toen de relatie voorbij was, kwam hij er achter dat sprake was van seksueel grensoverschrijdend gedrag maar hij weet niet precies wat er is gebeurd. Verder heeft de vader van [slachtoffer 2] verklaard dat [slachtoffer 2] en verdachte elkaar kenden van de zwemvereniging, dat [slachtoffer 2] training kreeg van de moeder van verdachte, dat verdachte de jongere club trainde en dat [slachtoffer 2] enorm opkeek naar verdachte en haar ouders, omdat de zwemvereniging bekend stond om het winnen van vele medailles. [6]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat – toen zij zeventien was – zij [slachtoffer 2] leerde kennen toen zij allebei zwommen bij dezelfde vereniging, dat haar moeder de zwemtrainster van [slachtoffer 2] was en dat zij met [slachtoffer 2] een relatie kreeg. Verdachte heeft verder verklaard dat zij verliefd was op [slachtoffer 2], dat zij begonnen met zoenen en dat dit langzaam steeds een stapje verder ging om het seksuele te ontdekken, omdat het voor hen allebei de eerste keer was. Toen [slachtoffer 2] veertien jaar was, hebben zij voor het eerst seks gehad. De seksuele handelingen bestonden onder andere uit zoenen, het over en weer voelen, vingeren en beffen.
Overwegingen en conclusies
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte zich in de ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen, zoals bedoeld in artikel 245 Sr (oud), jegens [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum 3] 2006.
Met deze strafbaarstelling wordt beoogd personen beneden de leeftijd van zestien jaren ten aanzien van misdrijven tegen de zeden een zo’n doeltreffend mogelijke strafrechtelijke bescherming te bieden. Deze bepaling strekt er ook toe deze jeugdige personen te beschermen tegen verleiding, die mede van henzelf kan uitgaan. Zij worden niet dan wel onvoldoende in staat geacht zelf die integriteit te bewaken en de draagwijdte van het eigen gedrag te overzien.
Deze kwetsbaarheid maakt het irrelevant of er, zoals in casu het geval, toestemming is gegeven door de betrokkene en/of diegene die een bijzondere verantwoordelijkheid hebben, zoals de ouders. Dat geldt eveneens als sprake is van een meer dan gering leeftijdsverschil tussen verdachte en slachtoffer.
Onder omstandigheden kan aan seksuele handelingen met een persoon tussen de twaalf en zestien jaren het ontuchtig karakter ontbreken. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn indien die handelingen vrijwillig plaatsvinden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen. De wetgever heeft bij de totstandkoming van artikel 245 Sr in dit opzicht als maatstaf voor ogen gestaan of de desbetreffende seksuele handeling algemeen als sociaal-ethisch is aanvaard.
Harde grenzen voor wat een gering leeftijdsverschil is, kunnen niet worden gegeven. In elk geval is de kalenderleeftijd niet doorslaggevend, maar moet er met name gekeken worden naar de persoonlijke ontwikkeling van de verdachte en het slachtoffer en in welke levensfase zij zich bevinden. In dit geval was verdachte ten tijde van het ten laste gelegde zeventien jaar oud en [slachtoffer 2] dertien dan wel veertien jaar oud. Gelet op deze jeugdige leeftijden oordeelt de rechtbank dat, op basis van de kalenderleeftijd, sprake is van relatief een meer dan gering leeftijdsverschil mede gelet op de verschillende levensfasen en ontwikkeling die zij destijds doormaakten. Uit het dossier en uit hetgeen tijdens het onderzoek ter zitting is besproken, is overigens niet gebleken van omstandigheden die maken dat dit anders zou zijn. Zo was verdachte weliswaar geen trainster van de groep waarvan [slachtoffer 2] deel van uitmaakte, maar was zij wel een van de trainsters binnen de zwemclub en zij was de dochter van de trainster van [slachtoffer 2], oftewel een belangrijk persoon van die club tegen wie [slachtoffer 2] met haar dertien jaar op keek. De rechtbank ziet dit als een aspect dat er op duidt dat sprake is van een andere levensfase, als ook van een ondergeschikte positie van [slachtoffer 2] ten opzichte van verdachte, omdat de nog jonge [slachtoffer 2] aspiraties had om haar Olympische droom waar te maken en zij zich daarin ondersteund dacht te voelen door verdachte. Van een gelijkwaardige relatie is daarom naar het oordeel van de rechtbank geen sprake geweest. Het feit dat verdachte en [slachtoffer 2], zoals zij beiden verklaren, een affectieve relatie hadden, acht de rechtbank daarom niet van zodanig gewicht dat de handelingen in kwestie niet als ontuchtig moeten worden aangemerkt, nog daargelaten of de handelingen al dan niet vrijwillig hebben plaatsgevonden. Hierover heeft [slachtoffer 2] verklaard dat zij zich gepusht voelde door verdachte. Daar komt bij dat het om vergaande seksuele handelingen gaat, waaronder het binnendringen van het lichaam over en weer. Dergelijke vergaande seksuele handelingen onder de hiervoor genoemde omstandigheden, acht de rechtbank in het algemeen niet als sociaal-ethisch aanvaard. Al met al is de rechtbank daarom van oordeel dat de door verdachte gepleegde seksuele handelingen als ontuchtig in de zin van artikel 245 Sr moeten worden aangemerkt.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1, primair
zij in de periode van 4 november 2023 tot en met 28 januari 2024 te Veenendaal, Zwolle, Eindhoven en Den Haag, met de aan haar opleiding toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum 2] 2009, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], te weten
- het brengen en bewegen van haar, verdachtes, vinger(s) en tong in de vagina en tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] en
- het wrijven en likken over de clitoris en vulva van die [slachtoffer 1] en
- het laten brengen en laten heen en weer bewegen van de vinger(s) van die [slachtoffer 1] in haar, verdachtes, vagina en tussen haar, verdachtes, schaamlippen en over haar, verdachtes, clitoris en vulva en
- het kussen en tongzoenen van die [slachtoffer 1] en
- het betasten van de borsten en de billen van die [slachtoffer 1] en
- het kopen van lingerie voor die [slachtoffer 1];
2
zij in de periode van 4 november 2023 tot en met 22 april 2024 te Zwolle en elders in
Nederland, telkens
- een afbeelding en
- een gegevensdrager, te weten een iPhone 11 Pro Max bevattende een afbeelding,
van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken, heeft vervaardigd, verworven en in bezit heeft gehad welke seksuele gedraging – zakelijk weergegeven – bestond uit het geheel in lingerie (laten) poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en poseert in een erotisch getinte houding op een wijze die niet bij haar leeftijd past en nadrukkelijk de borsten en billen in beeld gebracht worden waarbij de afbeelding aldus een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en strekt tot seksuele prikkeling (toonmap afbeelding 3);
3, primair
zij in de periode van 27 september 2020 tot en met 26 januari 2021 te Zwolle en elders in Nederland, met [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum 3] 2006, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], te weten
- het brengen en bewegen van haar, verdachtes, vinger(s) en tong in de vagina
en tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2] en
- het wrijven en likken over de clitoris en vulva van die [slachtoffer 2] en
- het laten brengen en laten heen en weer bewegen van de vinger(s) en tong van die [slachtoffer 2] in haar, verdachtes, vagina en tussen haar, verdachtes, schaamlippen en over haar, verdachtes, clitoris en vulva en
- het laten wrijven en laten likken van haar, verdachtes, clitoris en vulva door die [slachtoffer 2] en
- het kussen en tongzoenen van die [slachtoffer 2] en
- het betasten van de borsten en de billen van die [slachtoffer 2].
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 240b, 245 en 248 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1, primair
het misdrijf:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen/verwerven/in bezit hebben;
feit 3, primair
het misdrijf:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft verder gevorderd om aan het voorwaardelijk strafdeel alle door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en daarbij als aanvullende bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te verbinden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, geen lange gevangenisstraf op te leggen, rekening houdend met de achtergrond en persoonlijke omstandigheden van verdachte. De raadsman heeft verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één dag (dit gelet op artikel 22b Sr), een lange voorwaardelijke gevangenisstraf met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en de maximale taakstraf op te leggen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich tweemaal gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan zedenfeiten waarbij zij twee minderjarige slachtoffers heeft gemaakt. Beide slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], heeft verdachte leren kennen door de zwemsport. Toen verdachte 17,5 jaar was, kreeg zij een seksuele relatie met de 13/14-jarige [slachtoffer 2]. [slachtoffer 2] durfde door de positie waarin zij verkeerde geen ‘nee’ te zeggen tegen deze seksuele relatie met verdachte. Verdachte had zich moeten realiseren dat haar relatie met [slachtoffer 2] niet gelijkwaardig was. Toen verdachte twintig jaar was, heeft zij wederom een seksuele ‘relatie’ gekregen met de toen 13/14-jarige [slachtoffer 1]. Zij deed dit in een periode waarin [slachtoffer 1] het mentaal moeilijk had en op dat moment als leerling afhankelijk was van verdachte die op dat moment haar zwemtrainster was. Beide slachtoffers hadden een Olympische droom voor ogen en verdachte vervulde in haar hoedanigheid als belangrijk lid van de zwemvereniging en zwemtrainster daarin een en cruciale rol. Verdachte heeft bij zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] stap voor stap toenadering gezocht waarna er gaandeweg verschillende vergaande seksuele handelingen tussen hen hebben plaatsgevonden waarbij beide slachtoffers telkens bang waren om verdachte daarin teleur te stellen. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] verkeerden vanwege hun jonge leeftijden in een kwetsbare positie en waren niet of minder in staat om aan het handelen van verdachte weerstand te bieden. Zij hadden nooit met het gedrag van verdachte geconfronteerd mogen worden. Ongeacht van wie het initiatief uitging, had verdachte nooit een seksuele relatie met een minderjarige aan moeten gaan. De relatie met [slachtoffer 1] moest ook geheim blijven, omdat verdachte wist dat, wat zij deed, niet mocht. Zij heeft met name bij [slachtoffer 1] bovendien misbruik gemaakt van haar positie ten opzichte haar.
In de door verdachte geschonden strafbepalingen staat de bescherming van minderjarigen centraal. Minderjarigen moeten zich veilig kunnen ontwikkelen op seksueel gebied. Daartoe dienen zij ook beschermd te worden tegen zichzelf, aangezien zij de gevolgen op lange termijn niet kunnen overzien. De inbreuk die verdachte heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van haar slachtoffers, kan een normale en gezonde seksuele ontwikkeling doorkruisen. Dat een dergelijke inbreuk langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke ontwikkeling en de geestelijke gezondheid van slachtoffers is een feit van algemene bekendheid. Om die reden heeft de wetgever ervoor gekozen het plegen van seksuele/ontuchtige handelingen met jeugdigen tussen de twaalf en zestien jaren strafbaar te stellen, ongeacht of dit met wederzijds goedvinden heeft plaatsgevonden.
Verdachte heeft de lichamelijke integriteit van haar slachtoffers geschonden en hun seksuele ontwikkeling verstoord. De gevolgen die het handelen van verdachte op het leven van de slachtoffers heeft gehad en in de toekomst wellicht nog zal hebben, zijn verdachte te verwijten. Dit alles heeft een grote impact op de levens van haar (minderjarige) slachtoffers en hun familie. Zij heeft er aan bijgedragen dat beide slachtoffers minder plezier kregen in de zwemsport en dat hun Olympische dromen (in ieder geval voor nu) uit elkaar spatte. Door [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en de ouders van [slachtoffer 1] is dit tijdens de terechtzitting ook treffend onder woorden gebracht. Verdachte had beter moeten weten, maar heeft zich enkel laten leiden door de bevrediging van haar eigen behoeften. De nadelige gevolgen en de (emotionele) schade voor de slachtoffers heeft verdachte bewust op de koop toegenomen. Het is kwalijk dat verdachte misbruik heeft gemaakt van haar positie als zwemtrainster van [slachtoffer 1]. Bovendien heeft verdachte een seksueel getinte foto van [slachtoffer 1] gemaakt en in haar bezit gehad. Dit alles rekent de rechtbank verdachte aan.
De persoon van de verdachte
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte van 21 januari 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 26 februari 2025. De reclassering heeft gerapporteerd dat verdachte een andere beleving van de feiten heeft dan de aangeefsters, nu zij in haar optiek nooit tegen hun wil in heeft gehandeld. Verdachte spreekt van een gelijkwaardige relatie met [slachtoffer 2]. De reclassering ziet in die relatie een andere dynamiek dan in het contact dat verdachte met [slachtoffer 1] had. In de relatie met [slachtoffer 1] worp verdachte zich op als ‘redder’. Verdachte lijkt oprecht in haar uitspraak dat zij [slachtoffer 1] wilde beschermen wat volgens de reclassering gerelateerd zal zijn aan de door haar zelf ervaren onveilige jeugdjaren. Het is voor de reclassering niet duidelijk hoe zij in het contact met [slachtoffer 1] tot een seksuele relatie is gekomen. Vanwege de proceshouding van verdachte heeft de reclassering onvoldoende zicht op de specifieke delict gerelateerde factoren gekregen die deels lijken samen te hangen met haar onveilige opvoedsituatie, het gemis aan affectie en het zoeken naar haar seksuele identiteit. Ze ontkent haar gevoelens van seksuele lust en bevrediging, dat zij manipuleerde en/of aangeefsters onder druk zette. De reclassering heeft geen zicht gekregen op een deel van het psychosociaal functioneren van verdachte, dat bij een bewezenverklaring zorgelijk is. De reclassering constateert dat er een stabiele leefsituatie is en dat er geen sprake is van middelenproblematiek. Wel is sprake van een beperkt sociaal netwerk wat zorgelijk is, maar ook gerelateerd is aan de huidige strafzaak. De bovengemiddelde intelligentie van verdachte – waardoor zij van behandeling kan profiteren – en haar positieve attitude ten aanzien van vrijwillige hulpverlening ziet de reclassering als beschermende factoren. De reclassering adviseert om het volwassenenstrafrecht toe te passen, nu er geen indicaties zijn om het jeugdstrafrecht toe te passen. Ook adviseert de reclassering om een deels voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling en dat verdachte openheid geeft over haar seksuele relaties.
De straf of maatregel
Bij de keuze voor de op te leggen straf en het bepalen van de hoogte daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke gevallen zijn opgelegd en voor wat betreft de kinderporno heeft de rechtbank ook gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
De rechtbank is van oordeel dat vanwege de aard en de ernst van de feiten, evenals het taakstafverbod van artikel 22b Sr, niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank houdt in strafverminderende zin rekening met de jonge leeftijd van verdachte, de omstandigheid dat zij zelf minderjarig (17 jaar) was ten tijde van het strafbare feit ten opzichte van [slachtoffer 2] en het feit dat zij zelf hulp heeft gezocht en open staat voor verdere hulp voor haar eigen problematiek dat mogelijk (deels) ten grondslag ligt aan dit verwerpelijke gedrag. Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van achttien maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte al in verzekering heeft doorgebracht en met een proeftijd van drie jaren met daarbij de oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd.
De rechtbank zal geen contact- en locatieverbod opleggen, nu er geen enkele aanwijzing is dat verdachte contact zoekt of heeft gezocht met beide slachtoffers.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vorderingen
7.1.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 46.946,70 (zesenveertigduizend negenhonderdzesenveertig euro en zeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • reiskosten behandelingen [slachtoffer 1] € 1.028,00
  • parkeerkosten behandelingen [slachtoffer 1] € 83,70
  • vergoeding behandeling osteopaat en neurofeedbacktherapie € 1.670,00
  • vergoeding opvragen medische informatie osteopaat € 110,00
  • verplaatste schade (gederfde inkomsten) ex 6:107 BW € 7.455,00
  • studievertraging € 21.600,00
  • toekomstige schade € 5.000,00.
Ten aanzien van de toekomstige schade heeft [slachtoffer 1] gevraagd dit bedrag niet-ontvankelijk te verklaren.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 10.000,00 gevorderd.
7.1.2
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 10.080,78 (tienduizendtachtig euro en zeventachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de post ‘reiskosten’ à € 80,78. Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 10.000,00 gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] kan worden toegewezen tot een bedrag van € 41.956,80, te vermeerderen met de wettelijke rente. Voor zover de vordering ziet op de toekomstige schade à € 5000,00 dient deze niet-ontvankelijk verklaard te worden, aldus de officier van justitie.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering in het geheel toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] primair gesteld dat de vordering te ingewikkeld is voor deze strafprocedure, zodat de benadeelde partij om die reden niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de immateriële schadevergoeding te matigen en de materiële posten ‘verplaatste schade’, ‘studievertraging’ en ‘toekomstige schade’ niet-ontvankelijk te verklaren. Deze materiële schadeposten zijn onvoldoende onderbouwd. Ten aanzien van de overige materiële schadeposten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] heeft de raadsman primair verzocht de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren, vanwege de bepleitte vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met als opmerking dat de bijzondere omstandigheden in deze zaak moeten worden meegewogen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
7.4.1
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1]
De vordering heeft betrekking op het onder 1 tenlastegelegde. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Materiële schade
De opgevoerde schadeposten ‘reiskosten behandelingen [slachtoffer 1]’, ‘parkeerkosten behandelingen [slachtoffer 1]’, ‘vergoeding behandeling osteopaat en neurofeedbacktherapie’ en ‘vergoeding opvragen medische informatie osteopaat’ zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 2.891,70, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 20 maart 2025, zijnde de datum van dit vonnis.
De onder de schadeposten ‘verplaatste schade’ en ‘studievertraging’ opgevoerde schade is onvoldoende onderbouwd, terwijl namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden. Naar het oordeel van de rechtbank is de ingediende vordering bovendien zodanig ingewikkeld dat deze ook om die reden een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De schadepost ‘toekomstige schade’ in verband met eventuele toekomstige schade wordt eveneens niet-ontvankelijk verklaard. Deze post is in het geheel niet onderbouwd.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106, aanhef en sub b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Degene die zich op deze laatstgenoemde grond beroept zal de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
De rechtbank acht voldoende onderbouwd dat [slachtoffer 1] immateriële schade heeft geleden, hetgeen is gebleken uit de onderbouwing van haar vordering en uit de slachtofferverklaring die namens haar op de terechtzitting is voorgelezen. [slachtoffer 1] heeft psychische klachten die zich uiten in ernstige vermoeidheid, hoofdpijn, slaapklachten, stress en duizeligheidsklachten. Zij heeft veel hulpverleningstrajecten doorlopen en bij haar is de diagnose PTSS gesteld. [slachtoffer 1] heeft last van herbelevingen, waardoor ze ook kampt met vermijdings- en hyperarousalklachten zoals concentratieproblemen.
De rechtbank komt op grond van deze onderbouwing, de aard en ernst van de normschending en de gevolgen daarvan in aanmerking genomen, tot de vaststelling dat [slachtoffer 1] op andere wijze in haar persoon is aangetast zoals bedoeld in artikel 6:106, lid 1, sub b BW. De rechtbank acht, gelet op de beschreven schade en vorderingen toegekend in soortgelijke zaken, een immateriële schadevergoeding van € 10.000,00 billijk. De rechtbank zal het gevorderde bedrag tot € 10.000,00 dan ook toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De rechtbank zal bepalen dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen immateriële schadevergoeding zal worden gestort op een bankrekening op naam van [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2009) met een zogenoemde BEM-clausule. Een dergelijke BEM-clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De minderjarige en haar wettelijke vertegenwoordiger kunnen aldus slechts met toestemming van de kantonrechter over het vermogen van de minderjarige beschikken tot zij achttien jaar is.
7.4.2
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2]
De vordering heeft betrekking op het onder 3 tenlastegelegde. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Materiële schade
De opgevoerde schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal de gevorderde materiële schade daarom toewijzen tot een bedrag van
€ 80,78, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 20 maart 2025.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106, aanhef en sub b BW heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Degene die zich op deze laatstgenoemde grond beroept zal de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
De rechtbank acht voldoende onderbouwd dat [slachtoffer 2] immateriële schade heeft geleden, hetgeen is gebleken uit de onderbouwing van haar vordering en uit de slachtofferverklaring die door haar op de terechtzitting is voorgelezen. [slachtoffer 2] heeft psychische klachten die zich uiten in depressieve klachten en somberheid. Zij is haar plezier en vertrouwen in het zwemmen kwijt geraakt en vermijdt situaties waarin zij wordt herinnerd aan de relatie met verdachte. Zij is gestopt met zwemmen, wat ook gevolgen heeft gehad voor haar schoolopleiding. Zij heeft onder andere EMDR-therapie gehad en bij haar is de diagnose PTSS gesteld.
De rechtbank komt op grond van deze onderbouwing, de aard en ernst van de normschending en de gevolgen daarvan in aanmerking genomen, tot de vaststelling dat [slachtoffer 2] op andere wijze in haar persoon is aangetast zoals bedoeld in artikel 6:106, lid 1, sub b BW. De rechtbank acht, gelet op de beschreven schade en vorderingen toegekend in soortgelijke zaken, een immateriële schadevergoeding van € 10.000,00 billijk. De rechtbank zal het gevorderde bedrag tot € 10.000,00 dan ook toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 99 dagen respectievelijk 85 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, primair
het misdrijf:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen/verwerven/in bezit hebben;
feit 3, primair
het misdrijf:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair, 2 en 3 primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met verdachte opnemen voor de eerste afspraak;
- zich laat behandelen door de forensische polikliniek Transfore of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- openheid geeft over haar (seksuele) relaties;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoedingen
de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 12.891,70 (bestaande uit materiële schade en immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1): van een bedrag van € 12.891,70 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2025 over een bedrag van € 2.891,70 respectievelijk vanaf 28 januari 2024 over een bedrag van € 10.000,00);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 12.891,70, (zegge: twaalfduizend achthonderdeenennegentig euro en zeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2025 over een bedrag van € 2.891,70 respectievelijk vanaf 28 januari 2024 over een bedrag van € 10.000,00 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 99 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 1], voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de aan de benadeelde partij te betalen immateriële schadevergoeding van
€ 10.000,00 zal worden gestort op een op naam van benadeelde partij te openen bankrekening met een BEM-clausule;
de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 10.080,78 (bestaande uit materiële schade en immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 3, primair): van een bedrag van € 10.080,78 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2025 over een bedrag van € 80,78 respectievelijk vanaf 26 januari 2021 over een bedrag van
€ 10.000,00);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 10.080,78, (zegge: tienduizendtachtig euro en zeventachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2025 over een bedrag van € 80,78 respectievelijk vanaf 26 januari 2021 over een bedrag van € 10.000,00 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 85 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Ruiter, voorzitter en tevens kinderrechter,
mr. G.H. Meijer en mr. N.J.C. Monincx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. van der Hulst, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2025.
Buiten staat
Mr. N.J.C. Monincx is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer ONRBC24011 / WESTLAND. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagname van 7 februari 2024 (pagina’s 133 tot en met 135).
3.Het proces-verbaal van bevindingen van 17 mei 2024 (pagina 311).
4.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] van 19 maart 2024 (pagina 110 en pagina’s 112 tot en met 113).
5.Het proces-verbaal van aangifte van 2 april 2024 (pagina’s 91 tot en met 101).
6.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige] van 9 april 2024 (pagina’s 117 tot en met 119).