ECLI:NL:RBOVE:2025:1515

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
08.322785.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor belaging van buren met diverse vernielingen en stalking

Op 20 maart 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een 50-jarige man veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaren. De man werd schuldig bevonden aan het stelselmatig belagen van zijn buren, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gedurende een lange periode. De rechtbank oordeelde dat de verdachte inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van beide slachtoffers door eieren, bierflesjes en andere voorwerpen in hun tuinen te gooien en hun eigendommen te beschadigen. De feiten vonden plaats tussen 23 december 2021 en 2 november 2023. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen, camerabeelden en DNA-onderzoek. De verdachte had deels bekend, maar ontkende de meeste beschuldigingen. De rechtbank achtte de verklaringen van de slachtoffers en getuigen geloofwaardig en concludeerde dat de verdachte verantwoordelijk was voor alle incidenten. De rechtbank legde ook schadevergoedingen op aan de benadeelde partijen, die samen opliepen tot meer dan € 11.000,--.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.322785.23 (P)
Datum vonnis: 20 maart 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1974 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
6 maart 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. U. Yildirim, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de door [slachtoffer 1] (hierna [slachtoffer 1] ) en namens
[slachtoffer 2] (hierna [slachtoffer 2] ) voorgedragen slachtofferverklaringen en van wat door [slachtoffer 1] en namens de benadeelde partij [slachtoffer 2] door mevrouw [naam 1] van Slachtofferhulp Nederland is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 23 december 2021 tot en met 2 november 2023 [slachtoffer 1] heeft gestalkt;
feit 2:in de periode van 2 december 2022 tot en met 2 augustus 2023 [slachtoffer 2] heeft gestalkt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 23 december 2021 tot en met 2 november 2023 te
Hardenberg,
althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] ,
door
- een of meer eieren tegen de woning en/of op het dak van de schuur en/of in de
tuin en/of tegen de auto van die [slachtoffer 1] te gooien en/of
- een of meer bierflesjes in de tuin van die [slachtoffer 1] te gooien en/of
- een of meermalen de schutting en/of achtergevel van die [slachtoffer 1] te besmeuren met
verf, althans een andere substantie,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of
vrees aan te jagen;
2
hij in of omstreeks de periode van 2 december 2022 tot en met 2 augustus 2023 te
Hardenberg,
althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] ,
door
- een of meer briefjes (al dan niet met beledigende teksten) op de auto en/of
schutting van die [slachtoffer 2] achter te laten en/of
- een of meer (gevulde) condooms in de tuin van die [slachtoffer 2] te gooien en/of achter te
laten en/of
- een of meermalen de schutting van die [slachtoffer 2] te besmeuren met rode kool, althans
een andere substantie en/of
- een of meermalen flesjes bier en/of eieren in de tuin van die [slachtoffer 2] te gooien,
met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of
vrees aan te jagen.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte – behoudens de gedragingen die hij heeft bekend – moet worden vrijgesproken, al dan niet partieel. Het is mogelijk dat er een andere dader was en er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte verantwoordelijk is voor al die andere gedragingen. In ieder geval wordt er niet voldaan aan de bewijsminima, aldus de raadsman.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De redengevende bewijsmiddelen
Verbalisant (wijkagent) [verbalisant] heeft geverbaliseerd dat aan de [adres 2] , waar [slachtoffer 1] woonachtig is, een reeks vernielingen heeft plaatsgevonden. In de periode tussen 23 december 2021 en 14 januari 2022 werd bij de verbalisant een reeks van 55 incidenten gemeld. Deze incidenten bestonden uit het gooien van rauwe eieren tegen de auto, het besmeuren van de schuttingdeur met verf, het gooien van rauwe eieren in de achtertuin, tegen de achtergevel en tegen de ramen en het gooien van bierflesjes in de achtertuin. De verbalisant heeft de camerabeelden – van de camera die gericht was op de steeg aan de achterzijde van de achtertuin – van 4 januari 2023, 12 januari 2023 en 14 januari 2023 geanalyseerd en is er, op basis van het postuur, de neus, de wandelschoenen en het loopje van de persoon, van overtuigd dat dit steeds dezelfde dader betreft. Op deze camerabeelden heeft de verbalisant gezien dat op 4 januari 2023 en op 14 januari 2023 een bierflesje over de schutting in de achtertuin van [slachtoffer 1] wordt gegooid en dat er op 12 januari 2023 twee eieren in de achtertuin van [slachtoffer 1] worden gegooid.
Op 13 januari 2023 deed [slachtoffer 2] , wonende op het adres [adres 3] , aangifte van stalking. Zij verklaarde dat er op 25 december 2022 een bierflesje en een rauw ei in haar achtertuin is gegooid. De verbalisant heeft ook de camerabeelden van het adres [adres 3] geanalyseerd en kwam op basis van het postuur, de zwarte (regen)jas, de neus, de wandelschoenen en het loopje van de persoon tot de conclusie dat dit dezelfde dader betreft als bij de incidenten bij de familie [slachtoffer 1] . [2]
[slachtoffer 1] heeft op 18 januari 2023 aangifte gedaan van belaging, omdat het volgens [slachtoffer 1] geen opzichzelfstaande incidenten meer zijn en omdat het haar familie al een geruime tijd een beangstigend gevoel geeft. [3] Op 13 september 2023 heeft [slachtoffer 1] aanvullend verklaard dat zij het televisieprogramma ‘ [naam televisieprogramma] ’ heeft ingeschakeld en dat hierdoor verdachte is ontmaskerd als zijnde de stalker. Op de beelden van de camera’s die door het televisieprogramma bij haar thuis zijn opgehangen, zou volgens [slachtoffer 1] te zien zijn dat verdachte de vernielingen verricht. Ook heeft [slachtoffer 1] verklaard dat zich na de aangifte van 18 januari 2023 nieuwe incidenten hebben voorgedaan in de periode van 2 februari 2023 tot en met 2 augustus 2023. Deze nieuwe incidenten betroffen het gooien van eieren in de achtertuin, op de auto, tegen de woning en op het dak van de schuur, het gooien van een bierflesje in de achtertuin en op 20 maart 2023 het besmeuren van de schuttingdeur met gele verf. [4] Op 28 november 2023 heeft [slachtoffer 1] aanvullend verklaard omdat zich na 13 september 2023 weer nieuwe incidenten hebben voorgedaan. Zo heeft zij verklaard dat van 13 oktober 2023 tot en met 2 november 2023 weer met eieren is gegooid. Ook heeft [slachtoffer 1] verklaard dat er op 2 november 2023 een nieuwe camera is geplaatst, waarna verdachte de volgende dag een berichtje naar de buren stuurde waarin hij schreef dat hij heeft gezien dat er een nieuwe camera was en deze zijn schutting zou filmen. Sinds die dag zijn er volgens [slachtoffer 1] geen eieren meer gegooid. [5]
[slachtoffer 2] heeft op 18 januari 2023 aangifte gedaan van belaging. [slachtoffer 2] zag op 21 december 2022 dat er een condoom in de achtertuin was gegooid, dat deze condoom was gevuld met een gele vloeibare substantie, en dat de schutting besmeurd was met rode kool. Op 25 december 2022 zag zij dat een flesje bier van het merk Grolsch en rauwe eieren in de tuin waren gegooid. Op de camerabeelden van die dag zag [slachtoffer 2] dat er om 13.25 uur een man bij de schutting stond, dat hij een flesje bier uit zijn linker jaszak haalde en dit over de schutting gooide, dat hij een ei uit zijn rechter jaszak haalde en dit ook over de schutting in de tuin gooide. Verder zag zij dat de man een donkere regenjas, een donkere broek en donkere werkschoenen aan had, de capuchon van zijn jas over zijn hoofd droeg en een zwart mondkapje en donkere handschoenen droeg. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij de beelden van de [adres 2] heeft gezien en dat deze beelden opvallende overeenkomsten hadden met de camerabeelden van [slachtoffer 2] en zij vermoedde toen dat verdachte degene op de beelden was. [slachtoffer 2] herkende onder andere de zwarte regenjas van de vrouw van verdachte. Daarnaast weet zij dat verdachte een vrij grote neus heeft en een hele lichte huidskleur en dat de persoon op de beelden ook een lichte huidskleur en een grote neus heeft. Op 13 januari 2023 zag zij vervolgens weer twee bierflesjes achter de schutting liggen en ook op 14 januari 2023 zag zij weer glasscherven van een bierflesje achter de schutting liggen. [6] [slachtoffer 2] heeft later aanvullend verklaard dat er na haar aangifte weer wat is voorgevallen. Zo was op 7 februari 2023 de schutting besmeurd met rode kool. [slachtoffer 2] heeft toen de camerabeelden bekeken en op deze beelden zag zij verdachte verschijnen en ze zag dat hij een lege glazen pot vasthield. Op 14 februari trof zij twee gebruikte/gevulde condooms in de achtertuin aan. Verder heeft [slachtoffer 2] verklaard dat zij op 24 februari drie gebruikte/gevulde condooms aantrof in de voortuin en dat zij op camerabeelden van 23 februari zag dat een persoon iets in de voortuin gooide, dat de persoon te zien was als een schim, maar dat zij verdachte herkende door het postuur. Op 3 augustus zag [slachtoffer 2] dat twee agenten iets uit de voortuin haalden en het bleek dat er wederom gebruikte condooms in de voortuin waren gegooid. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat buurman [naam 2] haar vertelde dat buren toen hadden gezien dat verdachte degene was die iets in de voortuin had gegooid. [7]
De politie heeft op 2 februari 2023 een buurtonderzoek verricht en bij de [adres 1] kwamen zij aan de deur bij verdachte. De verbalisanten zagen bij binnenkomst in de woning van verdachte een paar zwarte werkschoenen staan en een jas, welke jas sterke overeenkomsten vertoonde met de jas die te zien is op de camerabeelden van [slachtoffer 2] . [8] Bij het opnieuw bekijken van de camerabeelden valt het de verbalisant op dat deze persoon exact hetzelfde opvallende loopje heeft als verdachte. [9]
Op 20 maart 2023 kwam er een melding bij de politie binnen over de [adres 4] . Een verbalisant vond vervolgens op het voetpad in de richting van de [adres 4] een muts. Hij zag dat er een geel/groene stof of verf op de muts zat en dat er twee gaten in de muts geknipt waren. [10]
Getuige [getuige] (hierna [getuige] ) heeft verklaard dat zij in maart 2023 op een pad tussen de tuinen aan de [adres 4] en de [adres 5] liep en dat zij een man zag staan die iets in de tuin van haar achterburen gooide. [getuige] heeft verklaard dat zij wist dat [slachtoffer 1] gestalkt werd. [getuige] zag dat de man wegrende. [getuige] heeft de achtervolging ingezet en zag dat de man naar een woning aan de [adres 1] liep. Ze zag dat de man de voordeur met de sleutel opende. Op het moment dat de man zijn capuchon afdeed herkende [getuige] hem direct als de bewoner van de [adres 1] . Ze herkende hem aan zijn lange zwarte haar. [11]
Getuige [naam 2] (hierna [naam 2] ) heeft verklaard dat hij op 2 augustus 2023 zag dat er een man door de straat liep. De man droeg een zwarte lange broek, zwarte schoenen, een zwarte jas met lange mouwen, zwarte handschoenen en hij had een bivakmuts op. [naam 2] zag dat de man bij de heg van [adres 6] stopte en iets uit zijn zak haalde en dit met zijn rechterhand in de tuin van [adres 3] gooide. Hierna rende de man terug in de richting waar hij vandaan kwam en [naam 2] zette de achtervolging in. Toen [naam 2] de man weer zag, had de man geen bivakmuts meer op, droeg hij een andere kleur jas, had hij een zwarte korte broek aan en had hij geen handschoenen meer aan. [naam 2] zag dat de man lang donker haar had en dat hij donkere werk- of bergschoenen aan had. [naam 2] herkende de man toen als de buurtbewoner van de [adres 5] . [naam 2] zag dat de man verdween in de steeg achter zijn woning en die van verdachte, namelijk de steeg tussen [adres 4] en de [adres 5] . [naam 2] hoorde van een buurvrouw dat de man die hij beschreef ‘ [naam 3] [verdachte] ’ heette, waarna [naam 2] hem op facebook heeft opgezocht en hij verdachte herkende. [12]
Een verbalisant beschrijft dat hij op de camerabeelden van 2 augustus 2023 van de [adres 5] een man ziet met een lichtkleurige jas, met de capuchon over zijn hoofd. Ook beschrijft de verbalisant dat de man een zwarte broek draagt waarvan de linker broekspijp tot over de knieën omhoog is getrokken en dat hij zwarte schoenen draagt. De man gaat kennelijk via een achteringang een perceel gelegen aan de [adres 5] binnen. De verbalisant heeft ook camerabeelden gezien waarop hij de persoon aan de voorzijde zag waardoor het gezicht duidelijk zichtbaar was. De verbalisant heeft een foto van verdachte vergeleken met de man op de camerabeelden en zag duidelijke gelijkenissen. [13]
Uit deskundigenrapportage forensisch DNA-onderzoek komt naar voren dat er DNA-monsters zijn genomen van twee verschillende condooms en de aangetroffen muts. Op deze goederen is het DNA van verdachte aangetroffen. [14]
De politie heeft een incidentenpatroon gemaakt met betrekking tot de [adres 2] van de haar bekende incidenten in de periode 23 december 2021 tot en met 10 oktober 2023. Hieruit volgt dat er 39 keer een incident is geweest met ei(eren), 16 keer een incident is geweest met bierfles(sen) en zeven keer een incident is geweest met verf. Ook voor de [adres 3] heeft de politie een incidentenpatroon in kaart gebracht over de periode 25 december 2022 tot en met 7 maart 2023. Hieruit volgt dat er één keer een incident is geweest met bierfles(sen), één keer een incident is geweest met een condoom en rode kool, twee keer een incident is geweest met condooms, en één keer een incident is geweest met een condoom en eieren. [15]
Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij na het buurtonderzoek een paar gedragingen heeft verricht omdat hij gekrenkt was omdat hij door de buurtgenoten beschuldigd werd van deze gedragingen. Verdachte heeft erkend dat hij bij de familie [slachtoffer 1] twee keer een bierflesje over de schutting heeft gegooid en dat hij één keer een ei in de achtertuin heeft gegooid. Ook heeft verdachte erkend dat hij bij de familie [slachtoffer 2] in de voortuin – met koffiemelk – gevulde condooms heeft gegooid en dat hij een paar weken later een flesje bier in de achtertuin heeft gegooid. Dit was dan in de periode van februari of maart 2023. Verdachte heeft ook verklaard dat hij bij de incidenten een muts heeft gedragen die hij verknipt had tot bivakmuts.
Tot slot heeft verdachte – nadat de politie hem confronteerde met de bevinding dat zijn DNA op de aangetroffen muts is gevonden – aan de politie gevraagd of op de aangetroffen muts ook verf aangetroffen was. Nadat de politie bevestigde dat er inderdaad verf op de muts zat, verklaarde verdachte dat hij ‘dat’ ook had gedaan. [16]
Overwegingen en conclusies
De rechtbank stelt vast dat verdachte een deels bekennende verklaring heeft afgelegd. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij slechts enkele incidenten heeft gepleegd en dat voor het overige iemand anders verantwoordelijk is ongeloofwaardig. De rechtbank komt op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden dan ook tot de conclusie dat verdachte verantwoordelijk is voor alle incidenten. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt vast dat uit de aangiftes, de getuigenverklaringen van de verschillende getuigen over de verschillende incidenten, en de camerabeelden volgt dat de signalementen, die hierboven worden gegeven, vrijwel geheel met elkaar overeenstemmen en dat sprake is van een specifieke modus operandi. Er bestaan op essentiële punten kenmerkende overeenkomsten in de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de incidenten bij de [adres 5] en [adres 4] hebben plaatsgevonden. Zo zijn de gegooide goederen telkens hetzelfde, te weten voornamelijk (gevulde) bierflesjes en eieren. Dit vindt plaats bij telkens dezelfde slachtoffers/adressen. Bovendien worden de goederen ook steeds op dezelfde locaties gegooid, namelijk in de voortuin en/of achtertuin. Dit duidt op een specifiek patroon in het gedrag van de verdachte, welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor beide ten laste gelegde feiten redengevende bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen maken inzichtelijk dat verdachte degene is geweest die gedurende een langere periode goederen in de tuinen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gegooid.
Verdachte heeft verder wisselend verklaard over zijn betrokkenheid bij het incident waarbij de schutting van [slachtoffer 1] op 20 maart 2023 met verf is besmeurd. Ter terechtzitting heeft verdachte ontkend dat hij iets met verf bij de schutting van [slachtoffer 1] heeft gedaan, maar hij heeft wel verklaard dat hij een bivakmuts heeft gedragen toen hij de andere gedragingen pleegde die hij heeft bekend.
Bij de politie heeft hij verklaard dat de bivakmuts van hem was en dat hij het incident met de verf bij [slachtoffer 1] ook heeft gepleegd. De rechtbank houdt verdachte aan zijn bekennende verklaring bij de politie. Hij heeft destijds bij de politie zelfs de vraag laten herhalen en bekend nadat hem werd verteld dat er DNA van hem op de muts zat. Overigens acht de rechtbank het opvallend dat verdachte alleen die gedragingen heeft bekend waarbij er DNA van hem is aangetroffen.
De rechtbank voelt zich verder gesterkt in de conclusie dat verdachte verantwoordelijk is voor alle stalkingshandelingen doordat verdachte gedragingen heeft bekend die exact overeenkomen met de overige ten laste gelegde gedragingen die hij ontkent, namelijk het gooien van eieren, bierflesjes en gevulde condooms. Daarbij komt dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij wist dat er eieren en bierflesjes in de tuinen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gegooid werden voor dat hij de gedragingen heeft gepleegd, maar dat hij niet wist dat er al eerder een gevulde condoom (op 21 december 2022) in de tuin van [slachtoffer 2] gegooid was. De verklaring dat verdachte dan slechts in de periode van februari of maart 2023 ‘toevallig ook’ twee gevulde condooms in de tuin van [slachtoffer 2] heeft gegooid, acht de rechtbank mede daarom uiterst ongeloofwaardig.
Overigens wijkt de stalking bestaande uit het ophangen van beledigende briefjes zodanig af van de hiervoor beschreven modus operandi dat de rechtbank ten aanzien van die gedragingen onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden acht om aan te nemen dat verdachte de briefjes heeft geschreven en opgehangen.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat zij in het dossier geen enkele ondersteuning ziet voor de stelling dat er sprake zou zijn van nog een ‘andere’ dader.
De rechtbank is gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen, van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de vastgestelde gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van de slachtoffers – naar objectieve maatstaven bezien – zodanig zijn geweest dat sprake is geweest van een stelselmatige inbreuk door verdachte op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De rechtbank neemt hierbij onder meer in aanmerking dat de familie [slachtoffer 1] naast verdachte woonde en de familie [slachtoffer 2] vlakbij verdachte woonde, waardoor zij zich niet aan de gedragingen van verdachte konden onttrekken. Verdachte heeft hen door zijn handelwijze gedwongen te dulden dat er goederen in de tuin werden gegooid en schuttingen besmeurd werden en hij heeft hen daardoor vrees aangejaagd. De ten laste gelegde gedragingen kunnen dus aangemerkt worden als belaging zoals bedoeld in artikel 285b Sr.
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank daarom tot het oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het verdachte is geweest die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gedurende een lange periode heeft belaagd zoals dit onder 1 en 2 ten laste is gelegd.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de volgende ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 23 december 2021 tot en met 2 november 2023 te Hardenberg,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door
- eieren tegen de woning, op het dak van de schuur, in de tuin en tegen de auto van die [slachtoffer 1] te gooien, en
- bierflesjes in de tuin van die [slachtoffer 1] te gooien, en
- meermalen de schutting van die [slachtoffer 1] te besmeuren met verf,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen;
2
hij in de periode van 2 december 2022 tot en met 2 augustus 2023 te Hardenberg, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] , door
- gevulde condooms in de tuin van die [slachtoffer 2] te gooien, en
- de schutting van die [slachtoffer 2] te besmeuren met rode kool, en
- meermalen flesjes bier en eieren in de tuin van die [slachtoffer 2] te gooien,
met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 en feit 2
telkens het misdrijf:
belaging.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van honderdtachtig uren en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, uitdrukkelijk verzocht geen gevangenisstraf op te leggen. Er dient rekening gehouden te worden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het gegeven dat er vanaf eind 2023 geen nieuwe incidenten zijn geweest, dat verdachte een blanco strafblad heeft en er een laag recidiverisico is. Verdachte heeft op eigen initiatief hulp gezocht en hij is al aanzienlijk gestraft door de buurtroddels, de negatieve bejegeningen en de media-aandacht.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van zijn buren, de familie [slachtoffer 1] , gedurende een periode van bijna twee jaar. Ook heeft hij de familie [slachtoffer 2] voor een periode van acht maanden belaagd. De belaging bestond onder andere uit het gooien van eieren tegen de woningen en in de tuinen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , het gooien van bierflesjes in de tuinen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , het gooien van verf tegen de schutting van [slachtoffer 1] , het gooien van rode kool tegen de schutting van [slachtoffer 2] , en het gooien van gevulde condooms in de tuin van [slachtoffer 2] . Deze handelingen verstoorde in ernstige mate het leven van de beide families en verdachte was in die periode obsessief met hen bezig. Zij moesten hierdoor een lange periode de ongewenste aanwezigheid van de onbekende stalker in hun leven dulden. Het gedrag van verdachte is niet gestopt na het STOP-gesprek met de politie, maar pas nadat hij door het televisieprogramma ‘ [naam televisieprogramma] ’ is aangesproken. Verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op hun persoonlijke levenssfeer. Uit de ingediende vorderingen tot schadevergoeding en de voorgelezen slachtofferverklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] komt naar voren dat zij een angstige periode hebben doorgemaakt en nog steeds angstig zijn. Bovendien hebben deze incidenten gevoelens van onrust en onveiligheid bij buurt veroorzaakt, alsook gevoelens van afkeer en verontwaardiging. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij met zijn handelen geheel voorbij is gegaan aan de gevoelens van en gevolgen voor zijn slachtoffers en hun omgeving en dat hij geen (volle) verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn verwerpelijke gedrag.
Persoon van de verdachte
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte van 3 januari 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 21 februari 2025. De reclassering heeft gerapporteerd dat verdachte vanuit krenking – nadat hij in zijn ogen onterecht van de stalkingincidenten werd beschuldigd – is overgegaan tot de delictplegingen voor zover hij die bekent. De reclassering ziet verder geen opvallende omstandigheden in het leven van verdachte, zo werkt hij, heeft hij een stabiele relatie en had hij – tot de verdenkingen – een rijk sociaal leven. Er is geen sprake van financiële problematiek, (overmatig) middelengebruik of een lage intelligentie en er zijn geen aanwijzingen voor psychische problemen. De reclassering ziet dat de verdenkingen een grote impact hebben op zijn leven en gevolgen hebben op onder andere zijn werk, zijn gezin, zijn vriendschappen en zijn overige sociale contacten. Hiervoor zocht verdachte hulp bij het algemeen maatschappelijk werk. Een belangrijk onderdeel van de begeleiding die hij en zijn vrouw daar krijgen is gericht op het meer uiten van frustraties en andere zaken. Buiten de gevoelens van onrecht en krenking, ziet de reclassering geen verband tussen de persoon van verdachte, zijn omstandigheden en de verdenkingen. Zijn coping/probleemoplossing – door zich te gaan gedragen naar hetgeen waarvan hij verdacht wordt – is wel uiterst bedenkelijk. Indien blijkt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle verdenkingen, geeft de reclassering het opleggen van een verplichte ambulante behandeling in overweging binnen een voorwaardelijk kader met een meldplicht.
De straf of maatregel
Bij de keuze voor de op te leggen straf en het bepalen van de hoogte daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke gevallen zijn opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie een passend strafvoorstel heeft gedaan. De rechtbank zal aan verdachte een taakstraf voor de duur van honderdtachtig uren opleggen, te vervangen door negentig dagen hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht. Vanwege de ernst van het gepleegde feit, maar ook om verdachte een waarschuwing te geven voor de toekomst, acht de rechtbank het noodzakelijk om aan verdachte daarnaast ook een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank zal aan deze voorwaardelijke straf geen bijzondere voorwaarde, zoals een ambulante behandeling, verbinden. Het is namelijk onvoldoende duidelijk waar deze behandeling gericht op zou moeten zijn.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vorderingen
7.1.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 9.048,12 (negenduizend achtenveertig euro en twaalf eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- herstelkosten auto € 4.715,37
- schoonmaakkosten auto € 223,00
- tuindeur € 119,95
- schuttingplanken € 35,20
- beveiligingscamera's € 380,00
- Adidas badslippers € 23,00
- weerstation € 51,60
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 3.500,00 gevorderd.
7.1.2
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 2.828,50 (tweeduizend achthonderdachtentwintig euro en vijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de post ‘Onherstelbaar beschadigde deur schutting (dagwaarde)’ van € 328,50. Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 2.500,00 gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] in het geheel toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering wat betreft de materiële schade kan worden toegewezen. Verder heeft zij bepleit dat de [slachtoffer 2] recht heeft op immateriële schadevergoeding, maar dat zij zich kan voorstellen dat het gevorderde bedrag gematigd wordt.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering van de [slachtoffer 1] ten aanzien van alle opgevoerde materiële schadeposten af te wijzen of niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de schadeposten onvoldoende zijn onderbouwd, het causaal verband met de tenlastegelegde gedragingen ontbreekt of geen sprake is van rechtstreekse schade. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsman verzocht het gevraagde bedrag te matigen tot een bedrag van € 500,00, bij gebrek aan een betere onderbouwing.
De raadsman heeft ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] gesteld de gevorderde materiële schade afgewezen dient te worden, omdat verdachte ontkent rode kool tegen de schutting te hebben aangegooid en omdat niet is gebleken dat de deur onherstelbaar is beschadigd. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsman verzocht het gevraagde bedrag te matigen tot een bedrag van € 500,00, bij gebrek aan een betere onderbouwing.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
7.4.1
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1]
De vordering heeft betrekking op het onder 1 tenlastegelegde. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Materiële schade
De opgevoerde schadeposten ‘schoonmaakkosten auto’ en ‘beveiligingscamera's’ zijn onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De beveiligingscamera’s zijn aangeschaft naar aanleiding van de verschillende incidenten om op deze wijze te kunnen achterhalen wie er achter de belaging zat. De rechtbank is dan ook van oordeel dat deze kosten dus voor toewijzing in aanmerking komen. De rechtbank zal gebruik maken van haar bevoegdheid om de omvang van de schade te schatten aangezien [slachtoffer 1] geen bewijzen van de kosten van deze camera’s heeft overgelegd. De rechtbank schat de kosten op het door [slachtoffer 1] gevorderde bedrag gelet op de door [slachtoffer 1] overgelegde onderbouwing van kosten van vergelijkbare camera’s. De rechtbank acht het verder aannemelijk dat er kosten zijn geweest ten behoeve van de schoonmaak van de auto doordat verdachte meermalen eieren op de auto heeft gegooid. De data op de door [slachtoffer 1] overgelegde afschriften van de kosten van de wasstraat komen niet (geheel) overeen met de data van de incidenten. De rechtbank zal daarom gebruik maken van haar bevoegdheid om de omvang van deze schade te schatten en begroot deze schade op de gevorderde € 223,00. De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen tot een totaalbedrag van € 603,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 20 maart 2025, zijnde de datum van dit vonnis.
De onder de posten ‘herstelkosten auto’, ‘tuindeur, ‘schuttingplanken, ‘Adidas badslippers’ en ‘weerstation’ opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd, terwijl namens verdachte de geleden schade gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106, aanhef en sub b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
Van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat sprake is van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’. Verdachte heeft [slachtoffer 1] gedurende een periode van ongeveer twee jaar belaagd. Onder andere doordat [slachtoffer 1] niet wist wie haar belager was heeft zij veel angstige momenten beleefd en vele nachten wakker gelegen. [slachtoffer 1] voelt zich niet meer veilig in haar eigen woning en tuin. [slachtoffer 1] heeft gesprekken en begeleiding gehad van een psycholoog van het televisieprogramma ‘ [naam televisieprogramma] ’ en dit heeft zij als waardevol ervaren. Uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring en de onderbouwing van haar vordering, blijkt dat het handelen van verdachte veel impact op haar heeft gemaakt.
De rechtbank ziet in deze onderbouwing aanleiding om de immateriële schade naar billijkheid vast te stellen op een bedrag van € 1.000,00. Het gevorderde bedrag zal dan ook worden toegewezen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 20 maart 2025. De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren.
7.4.2
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2]
De vordering heeft betrekking op het onder 2 tenlastegelegde. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Materiële schade
De onder de materiële opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd, terwijl door en namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106, aanhef en sub b BW heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat sprake is van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’. Verdachte heeft [slachtoffer 2] gedurende een periode van ongeveer acht maanden belaagd. Als gevolg van de belaging was [slachtoffer 2] onder andere heel angstig, had zij regelmatig last van paniekaanvallen, sliep zij nauwelijks en was zij constant alert. Een lange periode heeft zij weinig levensvreugde ervaren en ze ervaart nog altijd constante alertheid en angst voor nieuwe acties van verdachte of mogelijke confrontaties. Uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring en de onderbouwing van haar vordering, blijkt dat het handelen van verdachte veel impact op haar heeft gemaakt.
De rechtbank ziet in deze onderbouwing aanleiding om de immateriële schade naar billijkheid vast te stellen op een bedrag van € 500,00. Het gevorderde bedrag zal dan ook worden toegewezen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 20 maart 2025. De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 26 dagen respectievelijk 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 en feit 2
telkens het misdrijf:
belaging;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
schadevergoedingen
de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 1.603,00 (bestaande uit materiële schade en immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1): van een bedrag van € 1.603,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2025);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.603,00, (zegge: duizend zeshonderddrie euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2025 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 26 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 1] , voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 500,00 (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2): van een bedrag van € 500,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2025);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 500,00, (zegge: vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2025 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 10 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 2] , voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen
.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.J.C. Monincx, voorzitter, en mr. G.H. Meijer en
mr. M. Scheeper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. van der Hulst, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2025.
Buiten staat
Mr. N.J.C. Monincx is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023545964. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van 18 januari 2023 (pagina’s 14 tot en met 16).
3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 20 januari 2023 (pagina’s 130 en 131)
4.Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer 1] van 13 september 2023 (pagina’s 136 en 137).
5.Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer 1] van 28 november 2023 (pagina 139).
6.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 18 januari 2023 (pagina’s 142 tot en met 145).
7.Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer 2] van 7 september 2023 (pagina’s 150 en 151).
8.Het proces-verbaal van bevindingen van 2 februari 2023 (pagina 166).
9.Het proces-verbaal van bevindingen van 2 februari 2023 (pagina 168).
10.Het proces-verbaal van bevindingen van 27 maart 2023 (pagina 215).
11.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 14 november 2023 (pagina’s 203 en 204).
12.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] van 10 augustus 2023 (pagina’s 184 tot en met 186).
13.Het proces-verbaal van bevindingen van 2 februari 2023 (pagina 190).
14.De kennisgeving van inbeslagneming van 26 februari 2023 (pagina’s 300 en 301); de kennisgeving van inbeslagneming van 20 maart 2023 (pagina’s 302 en 303); het proces-verbaal vooronderzoek lab van 27 februari 2023 (pagina’s 212 tot en met 214); het proces-verbaal vooronderzoek lab van 20 april 2023 (pagina’s 217 en 218); een schriftelijk bescheid, inhoudende het NFI rapport van 2 mei 2023 (pagina’s 232 tot en met 234); een schriftelijk bescheid, inhoudende de Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek van 12 juli 2023 (pagina’s 253 tot en met 254); de Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek van 12 januari 2024 (pagina’s 255 tot en met 257).
15.Het proces-verbaal van bevindingen van 29 januari 2024 (pagina’s 156 en 157).
16.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 28 januari 2024 (pagina’s 285 en 286).