In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel op 25 februari 2025 een beschikking gegeven met betrekking tot de ondertoezichtstelling van een ongeboren kind. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het kindje onder toezicht te stellen, omdat er zorgen zijn over de ontwikkeling van het kind en de ouders niet voldoende meewerken aan vrijwillige hulp. De kinderrechter heeft de ouders, de moeder en de vader, gehoord en vastgesteld dat zij openstaan voor hulp van een jeugdbeschermer. De kinderrechter heeft de ouders erop gewezen dat zij belangrijke beslissingen moeten nemen over de zorg voor hun kindje en dat het essentieel is dat zij goed samenwerken met de jeugdbeschermer. De kinderrechter heeft besloten dat het kindje onder toezicht wordt gesteld van Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen voor de periode van een jaar, met ingang van 25 februari 2025. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de jeugdbeschermer onmiddellijk kan beginnen met de begeleiding, ook als de ouders in hoger beroep gaan. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de ouders duidelijke afspraken maken over de zorg voor het kindje en dat er mogelijk een nieuw onderzoek naar hun ontwikkelingsniveau moet plaatsvinden. De beschikking is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 11 maart 2025.