ECLI:NL:RBOVE:2025:1452

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
05.391584.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal op woonboot met meerdere verdachten

Op 18 maart 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 33-jarige man, die samen met twee medeverdachten op 9 december 2024 in Zwolle een diefstal heeft gepleegd op een woonboot. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden en een schadevergoeding van € 1.483,20 aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1]. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het stelen van diverse goederen, waaronder laptops en bankpassen, terwijl de bewoonster op dat moment lag te slapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging van gekwalificeerde diefstal in vereniging wettig en overtuigend bewezen is. De verdediging heeft betoogd dat de verdachte niet aanwezig was bij de inbraak, maar de rechtbank heeft op basis van camerabeelden en getuigenverklaringen geoordeeld dat de verdachte wel degelijk betrokken was. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het strafblad van de verdachte en de impact van de diefstal op de benadeelde partij. De vordering van de benadeelde partij is deels toegewezen, waarbij de rechtbank de schadevergoeding heeft vastgesteld op € 1.483,20, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van de diefstal.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 05.391584.24 (P)
Datum vonnis: 18 maart 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] ,
nu verblijvende in de [verblijfplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 04 maart 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. K. Kok, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met anderen op 9 december 2024 in Zwolle schuldig heeft gemaakt aan diefstal van goederen van een woonboot.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 9 december 2024 te Zwolle, in elk geval in Nederland, tezamen
en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een woning en/of op
een besloten erf waarop een woning stond, te weten in een woonboot aan de
[adres 2] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de
rechthebbende bevond, een laptop (merk: Apple) en/of een of meerdere pasjes
en/of een pasjeshouder en/of een laptop (merk Fuji) en/of een telefoon (merk:
Apple) en/of een of meerdere mobiele pinapparaten (merk: IZettle)en/of een bril, in
elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in
elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde gekwalificeerde diefstal in vereniging wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde nu verdachte betwist dat hij bij de inbraak op de woonboot aanwezig is geweest. Verdachte ontkent goederen van aangeefster te hebben gestolen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte [verdachte] wordt verweten dat hij zich samen met verdachten [medeverdachte 1] (hierna [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 2] (hierna [medeverdachte 2] ) schuldig heeft gemaakt aan diefstal. Voor de leesbaarheid van het vonnis worden de verdachten hierna bij de bespreking van de bewijsmiddelen met hun achternamen aangeduid.
De rechtbank komt op grond van redengevende feiten en omstandigheden, die in de bewijsmiddelen [1] zijn vervat en waarop de bewezenverklaring steunt, tot een bewezenverklaring van het medeplegen van gekwalificeerde diefstal. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De feiten en omstandigheden
Op maandag 9 december 2024 ligt aangeefster [slachtoffer 1] thuis, op een woonboot te slapen. Deze woonboot ligt in de gracht van [plaats] aan de [adres 2] nummer [nummer] . Vanuit haar slaapkamer hoort aangeefster rond 03:50 uur boven gestommel en lawaai. Zij gaat op het geluid van het gestommel af en komt aan de voorzijde van de woonboot boven. Boven in de zaal ziet aangeefster aan de achterzijde van de woonboot een jongen lopen die een witte jas draagt. Vervolgens loopt aangeefster vanaf het podium richting de bar. Zij ziet dan dat deze jongen knielt in de hoek. Aangeefster roept: "Wie is daar?", waarna zij ineens drie personen ziet wegrennen naar buiten. Aangeefster ziet dat de eerst twee mannen, die in het donker gekleed zijn, een muts dragen niet heel groot zijn en een tenger postuur hebben, de loopbrug afrennen.
Aangeefster verklaart dat ondermeer de volgende goederen weg zijn:
- Mac Book Pro 13 inch.;
- Laptop van Fuji;
- Pasjeshouder met verschillende pasjes op naam van [slachtoffer 2] ;
- IPhone 15;
- 2 IZettle betaalautomaten;
- Een Dita bril;
- Een ABN AMRO bankpas;
- RaboGoldCard van Visa;
- Tridos Bankpas (Visa Debit);
- Rabo Wereldpas;
- Diverse klantenpassen en OV chipkaarten;
- Een groenblauwe schoudertas van het merk SOHO.
Aangeefster verklaart tot slot dat deze goederen in de bar en de zaal van de boot lagen. Dit is de ruimte waar zij de jongen in de witte jas zag lopen en waar die andere twee tevoorschijn kwamen. Ze merkt verder op dat ze echt wel even de tijd moeten hebben genomen om alles te doorzoeken. [2]
Tegenover de politie verklaart [medeverdachte 2] dat hij in de nacht van zondag 8 december op maandag 9 december samen met twee jongens in [plaats] was, dat zij rond 03:00 uur een discotheek hebben verlaten en dat zij een beetje zijn gaan rondkijken. Verdachte heeft toen een boot gezien die open was, waarna zij de boot zijn ingegaan. Vervolgens heeft één van de jongens een telefoon of een laptop gepakt en deze spullen in zijn tas gedaan. Dit was de langste en oudste man. [3] Op de vraag van verbalisant [verbalisant] aan verdachte [medeverdachte 2] of de lange oude man diegene is die op de 1e foto is te zien, antwoordt verdachte: “
Ja”. [4]
Tegenover de politie verklaart [verdachte] op de vraag of hij diegene is op foto 1: “
Ja, dat ben ik”. [5]
De politie heeft [verdachte] op camerabeelden herkend, terwijl hij om 04.00 uur, met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] loopt uit de richting van de [adres 3] in de richting van de [adres 4] . [6]
Op camerabeelden van 04:01 uur van de [adres 5] wordt [verdachte] vervolgens herkend terwijl hij in zijn linkerhand een blauwe tas vasthoudt. Om 04:02 uur verdwijnt [verdachte] tijdelijk achter een oliebollenkraam op de [adres 5] waarna hij vervolgens weer in beeld komt zonder een tas in handen. [7] Op 9 december 2024 rond 14.00 uur hebben agenten onder de oliebollenkraam op de [adres 5] een groen/blauwe schoudertas van het merk Soho aangetroffen met daarin de volgende goederen:
- Mac Book Pro 13 inch in een zwarte laptop tas.
- Laptop van Fuji donkergrijs
- 2 IZettle betaalautomaten
- Een ABN AMRO bankpas
- RaboGoldCard van Visa
- Tridos Bankpas (Visa Debit)
- Rabo Wereldpas
- Een handvol Engels muntgeld
- Diverse klantenpassen en OV-chipkaarten. [8]
Uit de foto’s bij het proces-verbaal blijkt dat de diverse aangetroffen pasjes in de gevonden tas op naam staan van [slachtoffer 1] . [9]
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat [verdachte] samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op 9 december 2024 de woonboot van aangeefster heeft betreden en dat [verdachte] een deel van de spullen heeft weggenomen zoals die in de aangifte zijn opgenomen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 december 2024 te Zwolle tezamen en in vereniging met anderen in een woning, te weten in een woonboot aan de [adres 2] , alwaar hij, verdachte, zich tegen de wil van de rechthebbende bevond, een laptop (merk: Apple) en meerdere pasjes en een pasjeshouder en een laptop (merk Fuji) en een telefoon (merk: Apple) en meerdere mobiele pinapparaten (merk: IZettle)en een bril die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl deze diefstal vergezeld gaat van de in artikel 311, eerste lid, onder 4º, van het Wetboek van Strafrecht vermelde omstandigheid.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat moet worden volstaan met de oplegging van een gevangenisstraf van maximaal vier maanden.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met twee medeverdachten schuldig gemaakt aan een diefstal op een woonboot in de nachtelijke uren, alwaar de bewoonster op dat moment lag te slapen. Verdachte heeft samen met zijn medeverdachten de woonboot van aangeefster betreden waarna hij meerdere spullen van aangeefster heeft gepakt. Toen hij werd ontdekt, is hij gevlucht.
Verdachte heeft met zijn handelen laten zien geen enkel respect te hebben voor andermans eigendommen. Dit soort feiten hebben over het algemeen grote impact op de betrokken slachtoffers en roepen bij hen, en ook in de samenleving in het algemeen, nog lange tijd gevoelens van angst en onveiligheid op. Het spreekt voor zich dat deze diefstal van goederen uit haar woning voor aangeefster een enorm beangstigende situatie moet zijn geweest. Verdachte heeft echter alleen maar aan zijn eigen financieel gewin gedacht en noch bij de politie noch tegenover de rechtbank enig inzicht getoond in zijn kwalijke handelen en de impact daarvan op aangeefster.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 18 december 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder op 24 maart 2022 en 13 augustus 2019 onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten.
Tot slot heeft de rechtbank acht geslagen op het over hem opgemaakte reclasseringsadvies van 13 februari 2025. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen omdat de reclassering geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen.
De rechtbank stelt voorop dat, gezien de aard en ernst van het gepleegde feit, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat passend en geboden is aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
6.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het aan verdachte toebehorende op de beslaglijst vermelde geldbedrag van € 335,00, zoals de officier van justitie en de raadsman ook hebben gevorderd en bepleit, aangezien dit niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte hoofdelijk te veroordelen om aan haar een schadevergoeding te betalen ter hoogte van € 1.648,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de post ‘multifocale bril’.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de door benadeelde partij gevorderde schade hoofdelijk en in zijn geheel kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de vordering benadeelde partij dient te worden afgewezen omdat verdachte het ten laste gelegde feit niet heeft gepleegd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost ‘multifocale bril’ is niet betwist en mede in het licht van de inhoud van het strafdossier voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen tot een bedrag van
€ 1.483,2‬0, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, namelijk 9 december 2024. De rechtbank houdt bij de toewijzing van de hoogte van het schade rekening met het feit dat de bril op 9 december 2024 , blijkens een door benadeelde partij overgelegde factuur, circa 1 jaar oud was. Een afschrijving door waardevermindering moet daarom plaatsvinden, waarbij de rechtbank over de periode uitgaat van een afschrijvingspercentage van 10%. Het meer gevorderde wijst de rechtbank af.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 24 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde he volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl deze diefstal vergezeld gaat van de in artikel 311, eerste lid, onder 4º, van het Wetboek van Strafrecht vermelde omstandigheid;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe tot een bedrag van
€ 1.483,20(bestaande uit materiële schade);
- wijst de vordering van de benadeelde partij af tot een bedrag van € 164,80;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.483,20 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 december 2024) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.483,20, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 december 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 24 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
het in beslag genomen voorwerp
- gelast de teruggave van het op de beslaglijst vermelde geldbedrag van € 335,00 aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.E. Schaap, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. A.N. Neumann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2025.
Mr. A.N. Neumann is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024576130. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal;
2.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , 10 december 2024, pagina’s 58 en 59;
3.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , 10 december 2024, pagina’s 107 en 108;
4.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , 10 december 2024, pagina’s 112;
5.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , 10 december 2024, pagina’s 130.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, 9 december 2024, pagina 76.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, 16 december 2024, pagina 81.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, 16 december 2024, pagina 82.
9.De foto-bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen, 16 december 2024, pagina’s 91-95.