3.3Het oordeel van de rechtbank
Verdachte [verdachte] wordt verweten dat hij zich samen met verdachten [medeverdachte 1] (hierna [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 2] (hierna [medeverdachte 2] ) schuldig heeft gemaakt aan gekwalificeerde diefstal. Voor de leesbaarheid van het vonnis worden de verdachten hierna bij de bespreking van de bewijsmiddelen met hun achternamen aangeduid.
De rechtbank komt op grond van redengevende feiten en omstandigheden, die in de bewijsmiddelenzijn vervat en waarop de bewezenverklaring steunt, tot een bewezenverklaring van het medeplegen van gekwalificeerde diefstal. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De feiten en omstandigheden
Op maandag 9 december 2024 ligt aangeefster [slachtoffer 1] op haar woonboot te slapen. Deze woonboot ligt in de gracht van [plaats] aan de [adres 2] nummer [nummer] . Vanuit haar slaapkamer hoort aangeefster rond 03:50 uur boven gestommel en lawaai. Zij gaat op het geluid van het gestommel af en komt aan de voorzijde van de woonboot boven. Boven in de zaal ziet aangeefster aan de achterzijde van de woonboot een jongen lopen die een witte jas draagt. Vervolgens loopt aangeefster vanaf het podium richting de bar. Zij ziet dan dat deze jongen knielt in de hoek. Aangeefster roept: "Wie is daar?", waarna zij ineens drie personen ziet wegrennen naar buiten. Aangeefster ziet dat de eerste twee mannen, die in het donker gekleed zijn, een muts dragen, niet heel groot zijn en een tenger postuur hebben, de loopbrug afrennen.
Aangeefster verklaart dat onder meer de volgende goederen weg zijn:
- Mac Book Pro 13 inch;
- Laptop van Fuji;
- Pasjeshouder met verschillende pasjes op naam van [slachtoffer 2] ;
- IPhone 15;
- 2 IZettle betaalautomaten;
- Een Dita bril;
- Een ABN AMRO bankpas;
- RaboGoldCard van Visa;
- Tridos Bankpas (Visa Debit);
- Rabo Wereldpas;
- Diverse klantenpassen en OV chipkaarten;
- Een groenblauwe schoudertas van het merk SOHO.
Aangeefster verklaart tot slot dat deze goederen in de bar en de zaal van de boot lagen. Dit is de ruimte waar zij de jongen in de witte jas zag lopen en waar de andere twee personen tevoorschijn kwamen. Ze merkt op dat deze personen echt wel even de tijd moeten hebben genomen om alles te doorzoeken.
Om 9 december 2024 omstreeks 03:56 uur krijgt de politie de melding van de diefstal van de woonboot aan de [adres 2] binnen. In de [adres 3] zien agenten omstreeks 04:01 uur twee personen lopen die voldoen aan het opgegeven signalement van de daders. Agenten zien dat één van de personen, die later bekend werd te zijn verdachte [medeverdachte 1] , in een snelle beweging iets wegstopte achter een electriciteitskastje. Achter het betreffende electriciteitskastje zien de agenten twee donkerkleurige telefoons liggen. Verdachte [medeverdachte 1] en [verdachte] zijn, nadat een foto van hen is getoond door een agent en de persoon met de witte jas is herkend door aangeefster [slachtoffer 1], aangehouden op verdenking van diefstal in vereniging. Tijdens de fouillering van [medeverdachte 1] trof de politie een pasjeshouder aan met diverse pasjes daarin op naam van [slachtoffer 2] .De telefoons, aangetroffen achter het electriciteitskastje bleken bij de diefstal bij [slachtoffer 1] te zijn weggenomen.De pasjeshouder met de pasjes, gevonden in de fouillering van [medeverdachte 1] , bleken ook afkomstig te zijn van de woonboot aan de [adres 2] .
Tegenover de politie verklaart [verdachte] dat hij in de nacht van zondag 8 december op maandag 9 december samen met twee jongens in [plaats] was, dat zij rond 03:00 uur een discotheek hebben verlaten en dat zij een beetje zijn gaan rondkijken. Verdachte heeft toen een boot gezien die open was, waarna zij de boot hebben betreden. Vervolgens heeft hij gezien dat één van de jongens, de langste en oudste man, een telefoon of een laptop heeft gepakt en deze spullen in zijn tas heeft gedaan De langste en oudste man is vervolgens weggerend, terwijl [verdachte] met de andere man is weggelopen. Vervolgens is [verdachte] samen met de andere man door de politie aangehouden.
Ter terechtzitting heeft [verdachte] verklaard dat hij gezien heeft dat de persoon met wie hij door de politie is aangehouden spullen heeft weggelegd achter een elektriciteitskastje.
Nauwe en bewuste samenwerking?
De raadsman heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken omdat geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten.
De verklaring van [verdachte] zelf, namelijk dat hij enkel de boot heeft betreden om er te slapen, acht de rechtbank onaannemelijk. Verdachte heeft samen met de twee medeverdachten, in het holst van de nacht, de woonboot betreden. Hierna hebben twee medeverdachten kennelijk allebei spullen gepakt die in de woonboot lagen en verdachte heeft ook gezien dat spullen door de langste en oudste man op de woonboot werden gepakt. Uit de lijst van gestolen spullen en uit de opmerking van aangeefster dat ‘de spullen in de bar en de zaal van de boot lagen en dat ze echt wel even de tijd moeten hebben genomen om alles te doorzoeken’, blijkt dat in ieder geval beide medeverdachten langer dan een kort moment bezig moeten zijn geweest met het verzamelen van de weggenomen spullen. In de tussentijd was verdachte op de boot en moet hij hebben gezien dat de medeverdachten hiermee bezig waren. Verdachte heeft vervolgens, op het moment dat zij door aangeefster [slachtoffer 1] ontdekt werden, samen met een medeverdachte rennend de woonboot verlaten en verdachte is niet veel later samen met [medeverdachte 1] door de politie aangehouden. Verdachte [medeverdachte 1] heeft op het moment van het arriveren van de politie een deel van de buit, te weten twee telefoons, geprobeerd te verstoppen achter een electriciteitskastje, hetgeen [verdachte] heeft waargenomen. [medeverdachte 1] was later op het politiebureau nog in het bezit van een deel van de buit, te weten een pasjeshouder met diverse pasjes. De rechtbank overweegt dat verdachte de hele avond in het bijzijn van de twee medeverdachten is geweest en zich op geen enkele wijze van de gedragingen van zijn medeverdachten heeft gedistantieerd. De rechtbank is van oordeel dat uit het vorenstaande – in onderling verband en samenhang bezien – blijkt dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte heeft samen met de medeverdachten de plaats delict betreden en is samen met de medeverdachten gevlucht met de buit. Naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen deze gedragingen worden aangemerkt als zo zeer gericht op het medeplegen van de diefstal dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat verdachte ook het oogmerk had op het medeplegen van deze diefstal. Dat bij verdachte zelf geen gestolen goederen zijn aangetroffen, doet daar niet aan af.