ECLI:NL:RBOVE:2025:1446

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
329727 FR RK 25/119 en 329877 FT RK 25/129
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de verzekerde bewaring van een gefailleerde met onjuiste informatieverstrekking

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 11 maart 2025 een beschikking gegeven in het kader van de verzekerde bewaring van een gefailleerde, hierna te noemen '[verzoeker]'. De rechtbank heeft het verzoek van [verzoeker] om hem uit de verzekerde bewaring te ontslaan, dan wel deze te schorsen, afgewezen. Tevens heeft de rechtbank het verzoek van de curator tot verlenging van de verzekerde bewaring met dertig dagen toegewezen. De rechtbank oordeelt dat [verzoeker] onvoldoende en onware inlichtingen heeft verstrekt aan de curator, wat aanleiding geeft tot de verlenging van de bewaring. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verzoeker] in het verleden onjuiste informatie heeft gegeven over zijn verblijfplaatsen en financiële situatie. De curator heeft aangetoond dat [verzoeker] beschikt over bankpassen van derden en cryptocurrency, en dat hij niet naar waarheid heeft verklaard over zijn financiële middelen. De rechter-commissaris heeft bevestigd dat [verzoeker] niet voldoet aan zijn informatieverplichting en dat er voldoende gronden zijn om de verzekerde bewaring voort te zetten. De rechtbank heeft de proportionaliteit van de inbreuk op de persoonlijke vrijheid van [verzoeker] afgewogen en geconcludeerd dat deze gerechtvaardigd is, gezien de omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft de beslissing om de verzekerde bewaring te verlengen gemotiveerd en de verzoeken van [verzoeker] afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummers: 329727 FR RK 25/119 en 329877 FT RK 25/129
Faillissementsnummer: F.08/23/52
datum beschikking: 11 maart 2025 (schriftelijke uitwerking d.d. 13 maart 2025)

Beschikking ex artikelen 87 en 88 Faillissementswet

Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, meervoudige kamer voor burgerlijke zaken.
Bij vonnis van deze rechtbank van 8 maart 2023 is:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , thans verblijvende in de [verblijfplaats] ,
hierna te noemen “ [verzoeker] ”,
in staat van faillissement verklaard met benoeming van mr. A.H. Margadant, lid van deze rechtbank, tot rechter-commissaris, en met aanstelling van mr. G.J. Ligtenberg, advocaat te Almelo, tot curator. Thans is mr. K.J. Haarhuis, lid van deze rechtbank, rechter-commissaris.

Het procesverloop

Bij beschikking van 18 februari 2025 heeft de rechtbank de verzekerde bewaring van [verzoeker] bevolen. Dat bevel is op 19 februari 2025 ten uitvoer gelegd.
Namens [verzoeker] heeft mr. D.C.O. Ayinla, advocaat te Rotterdam, op 3 maart 2025 een verzoekschrift ex art. 88 Fw ingediend en verzocht om [verzoeker] met onmiddellijke ingang uit de verzekerde bewaring te ontslaan.
De curator heeft bij verzoekschrift van 6 maart 2025 verzocht om de termijn van de inbewaringstelling van [verzoeker] met dertig dagen te verlengen en het verzoek van [verzoeker] om de bewaring op te heffen, af te wijzen.
De rechter-commissaris heeft op 7 maart 2025 zijn standpunt ten aanzien van zowel het verzoek van [verzoeker] van 3 maart 2025 als het verzoek van de curator van 6 maart 2025 schriftelijk kenbaar gemaakt.
Op 11 maart 2025 zijn voornoemde verzoeken ter zitting met gesloten deuren behandeld en zijn [verzoeker] , bijgestaan door mr. Ayinla, en de curator gehoord.
Ter zitting heeft mr. Ayinla namens [verzoeker] subsidiair verzocht om de verzekerde bewaring te schorsen onder door de rechtbank te bepalen voorwaarden.
Van hetgeen ter zitting is verhandeld heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
De voorzitter heeft na sluiting van de behandeling medegedeeld dat de meervoudige kamer op 11 maart 2025 om 14:00 uur uitspraak doet, waarbij wordt volstaan met het louter vermelden van de beslissing, en dat ernaar gestreefd wordt om de motivering van die beslissing uiterlijk op 14 maart 2025 te laten volgen.
In de door deze rechtbank op 11 maart 2025 gegeven beschikking is volstaan met het louter vermelden van de beslissing. In de onderhavige beschikking is naast de uiteenzetting van de standpunten van partijen tevens de motivering van die beslissing opgenomen.
Het verzoek van [verzoeker] en het standpunt van [verzoeker] ten aanzien van het verzoek van de curator
[verzoeker] heeft verzocht om hem met onmiddellijke ingang uit de verzekerde bewaring te ontslaan. Ter zitting heeft hij subsidiair verzocht om de verzekerde bewaring (onder voorwaarden) te schorsen. [verzoeker] heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat er geen termen (meer) aanwezig zijn om hem in verzekerde bewaring te houden. Hij heeft de vragen van de curator via zijn advocaat beantwoord. Daarnaast bestrijdt hij dat hij de curator van valselijke informatie heeft voorzien. [verzoeker] stelt verder dat hij eerder lange tijd bij zijn moeder en broer heeft verbleven, maar op enig moment ging dat niet meer. Het is om die reden dat hij vervolgens in verschillende vakantiehuisjes van [plaats] heeft verbleven. De daarmee gepaard gaande kosten zijn niet door hem betaald, maar door onder meer zijn broer. [verzoeker] leeft van liefdadigheid. De huurovereenkomst voor een auto is weliswaar op zijn naam gesteld, maar ook die kosten zijn door derden voldaan. Achteraf bezien was het beter geweest wanneer [verzoeker] de curator over zijn verblijf in de vakantiehuisjes en het gebruik van de huurauto had verteld, maar dat is geen reden om hem langer in verzekerde bewaring te houden.
[verzoeker] werkt volledig mee aan de afwikkeling van het faillissement, door de curator pro actief te benaderen, diens vragen te beantwoorden en vanuit de PI informatie bij derden op te vragen, zodat die aan de curator kan worden verstrekt. [verzoeker] heeft alle informatie die hij vanuit de PI kan verstrekken ook daadwerkelijk aan de curator verstrekt. Ten aanzien van de informatie die de curator nog verlangt is het zo dat deze informatie niet meer bestaat dan wel het voor [verzoeker] onmogelijk is om deze informatie aan te leveren, zolang hij in verzekerde bewaring is gesteld. Dat maakt dat er geen termen meer aanwezig zijn om de bewaring voort te zetten. Dat één of meer antwoorden van [verzoeker] mogelijkerwijs niet naar tevredenheid van de curator zijn, maakt dat niet anders.
Het verzoek van de curator en het standpunt van de curator ten aanzien van het verzoek van [verzoeker]
De curator heeft verzocht om de verzekerde bewaring te verlengen. [verzoeker] geeft stelselmatig onjuiste en onvolledige informatie. Er zijn meer dan voldoende gronden aanwezig om [verzoeker] in gijzeling te houden totdat hij volledige openheid van zaken geeft. Dat blijkt uit het volgende.
Op 5 en 6 februari 2025 heeft [verzoeker] desgevraagd aan de curator bericht dat zijn verblijfplaats ongewijzigd is en hij voornamelijk bij zijn moeder, broer en vrienden verblijft. In dat bericht rept [verzoeker] niet over het verblijf op verschillende vakantieparken, terwijl [verzoeker] dat in zijn verzoek niet bestrijdt. Daarmee staat al vast dat [verzoeker] onjuiste of onvolledige informatie aan de curator heeft verstrekt. Voorts heeft [verzoeker] aan de curator bericht dat hij geen bankrekening en evenmin inkomsten heeft en leeft van de liefdadigheid van zijn broer. Omdat het de curator is gebleken dat de informatie die [verzoeker] hem heeft verstrekt niet klopt en [verzoeker] in ieder geval vanaf 25 november 2024 op verschillende [plaats] -parken verblijft, is de curator op 19 februari 2025 binnengetreden in de vakantiewoning die [verzoeker] op dat moment huurde. Bij die gelegenheid zijn onder meer contant geld, een laptop, twee mobiele telefoons (van het merk iPhone en Samsung) en verschillende pinpassen op naam van derden en legitimatiebewijzen van derden aangetroffen. Uit onderzoek van de iPhone van [verzoeker] is gebleken dat [verzoeker] gebruik maakt(e) van bankrekeningen op naam van derden en verschillende digitale betaalplatforms. Uit dat onderzoek is verder gebleken dat [verzoeker] in november 2024 aan zijn broer heeft gevraagd om één van de door de curator bij de binnentreding aangetroffen passen (een ING-pas op naam van [naam 1] ) mee te nemen om te gebruiken. Daarnaast is uit de telefoon van [verzoeker] gebleken dat er gelden van die desbetreffende ING-rekening zijn overgeschreven naar een Skrill-account van [verzoeker] . [verzoeker] beschikt dus over deze ING-rekening. Vanaf zijn Skrill-account heeft [verzoeker] onder meer een bedrag van € 183,80 aan [plaats] overgeboekt, waarmee vast staat dat [verzoeker] in ieder geval een deel van de kosten van de vakantiehuisjes heeft betaald. De curator vermoedt dat [verzoeker] die kosten volledig betaalt, nu de broer van [verzoeker] niet kan aantonen dat hij die kosten draagt. Vanaf het Skrill-account zijn er daarnaast in ieder geval twee betalingen van € 500,00 in februari 2025 aan het autoverhuurbedrijf gedaan. Uit het voorgaande volgt dat [verzoeker] niet naar waarheid heeft verklaard over de vakantiehuisjes en de huurauto.
De stelling van [verzoeker] dat hij geen beschikkingsmacht heeft gehad over de in het vakantiehuisje aangetroffen betaalpassen en legitimatiebewijzen is eveneens aantoonbaar onjuist. Uit de telefoon van [verzoeker] blijkt immers dat [verzoeker] aan zijn broer vraagt om de ING-pas van [naam 1] om deze te gebruiken, hetgeen hij ook daadwerkelijk doet. Op de telefoon van [verzoeker] zijn in de wallet vier van de aangetroffen bankpassen van derden gekoppeld en daaruit volgt dat [verzoeker] wel degelijk beschikkingsmacht had over deze bankpassen.
Uit onderzoek van de iPhone en de laptop van [verzoeker] blijkt verder dat [verzoeker] zich wederom bezighoudt met het maken en exploiteren van websites voor de verkoop van medicijnen. Tevens is gebleken dat daar omzet mee is gegenereerd. Op de telefoon zijn verder verschillende cryptoplatformen aangetroffen en gebleken is dat [verzoeker] ook hierover kon beschikken. De curator verlangt van [verzoeker] dat hij over deze platformen volledige informatie verstrekt en dat hij daarnaast ook opheldering geeft over de bankrekeningen en creditcards waarover hij kan beschikken en de omzet die hij genereert. Eerst nadat die informatie is verstrekt en de curator die heeft kunnen verifiëren kan ontslag uit de verzekerde bewaring aan de orde zijn.

Het standpunt van de rechter-commissaris

De rechter-commissaris heeft kenbaar gemaakt dat [verzoeker] wederom de curator van onjuiste informatie heeft voorzien en [verzoeker] op grond daarvan opnieuw in verzekerde bewaring is gesteld. Gebleken is dat [verzoeker] in ieder geval vanaf 25 november 2024 continu in dure vakantiehuisjes heeft verbleven. Daarnaast rijdt hij in een BMW die wordt gehuurd voor € 500,00 per week. Dat doet de curator vermoeden dat [verzoeker] over een aanzienlijk vermogen beschikt. De verklaring van [verzoeker] dat hij geen inkomsten geniet en leeft van liefdadigheid van zijn broer, acht de rechter-commissaris ongeloofwaardig. Gebleken is immers dat [verzoeker] beschikt over verschillende bankpassen en gebruik maakt(e) van bankrekeningen op naam van derden en verschillende betaalplatforms. Tot op heden heeft [verzoeker] geweigerd om daar nadere informatie over te verstrekken.
[verzoeker] houdt zich (weer) bezig met het maken en exploiteren van websites voor de verkoop van medicijnen. De curator verlangt een overzicht van de omzet die daarmee is gerealiseerd. Dat overzicht heeft [verzoeker] nog niet verstrekt.
[verzoeker] maakt gebruik van verschillende cryptoplatformen. De curator heeft gevraagd om een overzicht en de inlogcodes. Ook die informatie heeft [verzoeker] nog niet verstrekt.
De informatie die de curator de afgelopen tijd heeft verkregen heeft [verzoeker] niet uit zichzelf verstrekt, hetgeen de curator doet vermoeden dat [verzoeker] nog steeds geen volledige openheid van zaken geeft. Die openheid van zaken zou [verzoeker] uit eigen beweging moeten geven, maar dat deed en doet hij nog steeds niet. De rechter-commissaris ziet geen aanleiding om te vragen [verzoeker] uit de verzekerde bewaring te ontslaan en is van mening dat verlenging van de bewaring meer in de rede ligt, zodat de curator kan onderzoeken of er nog meer tot de boedel behorende activa zijn, zonder dat het risico bestaat dat [verzoeker] informatie (via derden) uit het zicht probeert te houden.
De rechter-commissaris is dan ook van mening dat het verzoek strekkende tot ontslag uit de verzekerde bewaring moet worden afgewezen en het verzoek van de curator strekkende tot verlenging van die in verzekerde bewaringstelling dient te worden toegewezen, in die zin dat de in verzekerde bewaringstelling met dertig dagen wordt verlengd.

De beoordeling

Allereerst dient de rechtbank vast te stellen of [verzoeker] zijn wettelijke verplichtingen, te weten de op hem krachtens artikel 105 van de Faillissementswet rustende informatieverplichting, al dan niet naar behoren nakomt. De rechtbank is van oordeel dat [verzoeker] nog altijd niet aan die informatieverplichting voldoet en de gronden voor de in verzekerde bewaringstelling van [verzoeker] daarom onverkort aanwezig zijn.
Vervolgens dient de rechtbank, mede gezien hetgeen is bepaald in de artikelen 5 en 6 EVRM, af te wegen of gezien de huidige stand van zaken betreffende het (niet) voldoen aan de op [verzoeker] rustende informatieverplichting, een voortgezette inbreuk op de persoonlijke vrijheid van [verzoeker] gerechtvaardigd is. De rechtbank is van oordeel dat deze zogenaamde proportionaliteitseis in het nadeel van [verzoeker] uitvalt en dat van schorsing geen sprake kan zijn. Het volgende wordt daartoe overwogen.
[verzoeker] is eerder geruime tijd in verzekerde bewaring gesteld geweest en zou doordrongen moeten zijn van de verplichtingen die op hem rusten, waaronder de verplichting om ex artikel 105 van de Faillissementswet de curator uit eigen beweging, pro actief, te informeren over feiten en omstandigheden waarvan hij weet of behoort te weten dat deze van belang zijn. [verzoeker] verstrekt echter louter reactief informatie en bovendien is die informatie onvoldoende en/of niet naar waarheid. De antwoorden die [verzoeker] op zitting geeft, stroken ook niet met de antwoorden die in het verzoekschrift zijn gegeven.
[verzoeker] stelt dat hij alle informatie die hij vanuit de PI kan verstrekken inmiddels aan de curator heeft verstrekt. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is en acht [verzoeker] in staat om, ook tijdens zijn verblijf in de PI, meer informatie te geven dan hetgeen hij tot dusver heeft verstrekt. [verzoeker] heeft weliswaar de inloggegevens van zijn iPhone en laptop aan de curator verstrekt, maar dat betekent niet dat de curator daarmee alle gevraagde informatie heeft, dan wel kan verkrijgen. Het is immers zo dat de curator vanwege het ontbreken van inloggegevens geen toegang tot allerlei applicaties op het toestel heeft. Evenmin heeft de curator toegang tot verschillende platformen via welke [verzoeker] beschikt(e) over cryptocurrency. Bovendien zal [verzoeker] een toelichting moeten geven op de verschillende mutaties c.q. geldstromen.
De curator heeft in zijn verzoekschrift gedetailleerd omschreven welke informatie hij nog meer van [verzoeker] verlangt. Het is aan [verzoeker] om die informatie te verstrekken en de concrete vragen van de curator te beantwoorden. [verzoeker] kan zich daarbij niet verschuilen achter het gegeven dat de curator zijn iPhone en inloggegevens heeft en dat dit voldoende is, daarmee feitelijk zeggend dat de curator het verder maar moet uitzoeken. De curator heeft ter zitting te kennen gegeven bereid te zijn om met de laptop en de iPhone [verzoeker] te bezoeken in de PI, zodat [verzoeker] kan inloggen en het gevraagde kan verstrekken. Zodoende is het niet vereist dat [verzoeker] voor dat doel in vrijheid wordt gesteld.
Naast de informatie waarvoor het gebruik van de iPhone en/of laptop (mogelijk) noodzakelijk is, is het zo dat [verzoeker] ook vragen moet beantwoorden dan wel informatie moet verstrekken, waarvoor het gebruik van die apparatuur niet nodig is. Illustratief daarvoor is de Samsung telefoon die is aangetroffen in de vakantiewoning die hij huurde. Naar zeggen van [verzoeker] is deze telefoon niet van hem, maar van [naam 2] . De inloggegevens van de telefoon zouden [verzoeker] niet bekend zijn. [verzoeker] stelt dat hij in vrijheid moet worden gesteld zodat hij [naam 2] persoonlijk kan benaderen om te proberen hem ertoe te bewegen medewerking aan de curator te verlenen. [verzoeker] heeft echter ook verklaard dat [naam 2] weleens bij zijn broer verblijft en voor hem werkt. Niet in te zien valt waarom het niet mogelijk zou zijn om via zijn broer in contact te komen met [naam 2] en de inloggegevens op te vragen.
Tevens acht de rechtbank [verzoeker] in staat om meer informatie over de pashouders van de in de vakantiewoning aangetroffen bankpassen te verstrekken. [verzoeker] stelt dat hij hun NAW-gegevens niet kan verstrekken, omdat hij vreest voor zijn veiligheid en die van de curator, maar laat na om zijn stelling op enigerlei wijze handen en voeten te geven. De rechtbank leidt hieruit af dat [verzoeker] wel degelijk in staat is om meer over de pashouders te verklaren dan wel over hun contactgegevens moet kunnen beschikken. De enkele niet onderbouwde stelling dat hij vreest voor zijn veiligheid en die van de curator ontslaat hem niet van zijn verplichting om informatie te verschaffen. Ter zitting is ook gebleken dat [verzoeker] heel goed weet dat hij op grond van de Faillissementswet verplicht is om informatie te verstrekken. Bovendien is het zo dat de aan de curator verstrekte en nog te verstrekken inlichtingen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van de afwikkeling van het faillissement.
Gelet op de omstandigheden in deze zaak en de houding van [verzoeker] kan naar het oordeel van de rechtbank schorsing (onder voorwaarden) van de inbewaringstelling niet aan de orde zijn. De rechtbank acht het zeer onwaarschijnlijk dat [verzoeker] in dat geval de vereiste medewerking zal verlenen en zoals hiervoor is overwogen zijn er mogelijkheden om ook tijdens de inbewaringstelling informatie te verstrekken.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de dwang die van de verzekerde bewaring uitgaat nog steeds gerechtvaardigd en proportioneel is om [verzoeker] tot het geven van de gevraagde inlichtingen te dwingen. De rechtbank zal het verzoek van de curator tot verlenging van de termijn gedurende welke het bevel tot in verzekerde bewaringstelling van [verzoeker] van kracht is toewijzen, en het verzoek van [verzoeker] tot ontslag uit dan wel schorsing van de bewaring afwijzen.

BESCHIKKENDE

Wijst af het verzoek tot ontslag uit dan wel schorsing van de verzekerde bewaring van
[verzoeker] ,voornoemd.
Beveelt de verlenging van de termijn, gedurende welke het bevel tot in verzekerde bewaring stelling van
[verzoeker] ,voornoemd van kracht is, met dertig dagen.
Deze beschikking is gegeven te Almelo op 11 maart 2025 door mr. drs. A.M. van Diggele, voorzitter, mrs. P.A.M. Miltenburg en W.W. van Tol, rechters, in tegenwoordigheid van
A.B. Knook, griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op
13 maart 2025.