ECLI:NL:RBOVE:2025:1398

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 maart 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
08/952081-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van opzettelijk handelen in drugs, meermalen gepleegd

Op 13 maart 2025 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van opzettelijk handelen in drugs, meermalen gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van grote hoeveelheden hennep in de periode van 14 maart 2018 tot en met 14 januari 2020. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen handelde vanuit een bedrijf in [plaats], waar hij een actieve rol vervulde in de illegale drugshandel. De rechtbank heeft de betrokkenheid van de verdachte als medepleger bewezen verklaard, waarbij rekening is gehouden met de intensiteit van de samenwerking met medeverdachten en de rolverdeling binnen de organisatie. De rechtbank heeft ook de eerdere veroordelingen van de verdachte in overweging genomen, evenals de overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak. De verdachte heeft zich onttrokken aan zijn berechting door naar Turkije te vertrekken, wat zijn strafbaarheid heeft verzwaard. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en een gevangenisstraf opgelegd, met inachtneming van de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoon van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/952081-19 (P)
Datum vonnis: 13 maart 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 in [geboorteplaats],
vertrokken onbekend waarheen.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 6, 7 en 27 februari 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door raadsman mr. V.P.J. Tuma, advocaat in Arnhem, die door verdachte uitdrukkelijk is gemachtigd, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 6 februari 2025, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het al dan niet samen met anderen:
feit 1:handelen in hennep;
feit 2:aanwezig hebben van hennep;
feit 3:proberen om [slachtoffer] te doden dan wel zwaar te mishandelen;
feit 4:afpersen van [slachtoffer] en/of een of meer (onbekend gebleven) andere personen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 maart 2018 tot en met 14 januari 2020 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd een (grote)hoeveelheid/hoeveelheden, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 8 oktober 2018 en/of 31 augustus 2018 en/of 14 januari 2020 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen en/of alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,5 kilogram en/of 12 kilogram en/of (in totaal) ongeveer 53 kilogram, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;3.
hij op of omstreeks 31 augustus 2018 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk en/of met kracht op en/of tegen zijn hoofd en/of gezicht heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijfniet is voltooid;subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 augustus 2018 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk en/of met kracht op en/of tegen zijn hoofd heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomenmisdrijf niet is voltooid;
4.
hij op of omstreeks 31 augustus 2018 en/of 1 september 2018 te [plaats] en/of te Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon genaamd [slachtoffer] en/of één of meer andere (onbekend gebleven) personen heeft gedwongen tot de afgifte van 12 kilogram hennep en/of 100.000 euro, althans een grote hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheelof ten dele aan die [slachtoffer] en/of aan een ander of anderen dan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, door
- met een (grote) groep personen naar de woonplaats van die [slachtoffer] af te reizen en/of (aldaar)- de moeder van voormelde [slachtoffer], althans een vrouw, heeft gezegd dat - zakelijk weergegeven - ze zich moeten melden bij hun anders zijn ze dood en/of- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (telkens) met kracht op en/of tegen het hoofd te schoppen en/of te trappen.
3. De bewijsmotivering [1]
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1, 2 en 4 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van feit 3, omdat het dossier onvoldoende bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte van feit 1 dient te worden vrijgesproken. Het aandeel c.q de rol van verdachte is slechts van ondersteunende aard geweest, zodat medeplegen niet kan worden bewezen. Wat betreft feit 2 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank betreffende de 2,5 kilogram genoemd in de tenlastelegging. Voor het aanwezig hebben van de genoemde 12 kilogram en 53 kilogram bevat het dossier onvoldoende bewijs en de raadsman heeft dan ook verzocht verdachte daarvan vrij te spreken. De raadsman heeft ten slotte verzocht verdachte vrij te spreken van de feiten 3 en 4, omdat het dossier onvoldoende bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Hierna stelt de rechtbank op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de feiten en omstandigheden vast. De rechtbank overweegt verder, al dan niet in reactie op gevoerde verweren, waarom zij op basis van die feiten en omstandigheden tot conclusies en beantwoording van de bewijsvraag komt.
Gelet op de samenhang tussen de strafzaken van verdachte en zijn medeverdachten zal, met het oog op de leesbaarheid van het vonnis, verdachte hierna telkens worden aangeduid met verdachte of [verdachte]. De medeverdachte [medeverdachte 1] zal worden aangeduid met zijn achternaam en de beide andere medeverdachten zullen worden aangeduid met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3].
Inleiding
De politie is strafrechtelijk onderzoek Spock gestart nadat zij verschillende signalen ontving dat er vanuit de [bedrijf] aan de [adres 1] in [plaats] zou worden gehandeld in verdovende middelen. Verdachte en voornoemde medeverdachten zouden zich daar al een langere tijd mee bezig houden. Het dossier beschrijft een werkwijze waarbij (veelal Duitse) kopers de [bedrijf] bezoeken en daar een bestelling doen, waarna de bestelling door een van de verdachten wordt opgehaald bij een stashplaats buiten de [bedrijf] en naar de [bedrijf] wordt gebracht. De kopers verlaten vervolgens de [bedrijf] met hun bestelling. Binnen het onderzoek heeft de politie zicht gekregen op meerdere stashplaatsen in [plaats].
Ten aanzien van feit 1
Feiten en omstandigheden
[verdachte] is sinds 2017 eigenaar van de [bedrijf]. [2] Op 14 maart 2018 zien surveillerende verbalisanten een man uit het perceel de [adres 1] in [plaats] komen. De man stapt in een voertuig, hij wordt gecontroleerd en in het voertuig wordt 337 gram gemalen hennep aangetroffen. [3]
Op 14 april 2018 wordt [verdachte] als bestuurder van een voertuig bij een controle aangehouden en wordt in het voertuig een rugzak met daarin 3.045 gram henneptoppen (inclusief verpakking) aangetroffen. [4]
Op 18 april 2018 wordt door het Grensoverschrijdend Politie Team (hierna: GPT) op een parkeerplaats in [plaats] een Duits voertuig gecontroleerd. De bestuurster en de bijrijder verklaren vijf tot zes keer drugs te hebben gekocht bij de [bedrijf] in [plaats]. Tijdens de aanhouding wordt er 100 gram drugs aangetroffen. [5]
Op 20 september 2018 verklaart [naam 1], die in [plaats] is aangehouden voor het aanwezig hebben van meer dan 30 gram wiet, dat hij de drugs heeft gekocht bij de smartshop [bedrijf]. Hij verklaart dat hij in de smartshop achter de toonbank grote geldtelmachines heeft zien staan en dat hij de indruk heeft dat de smartshop wordt gebruikt als dekmantel voor de verkoop van grotere hoeveelheden drugs die alleen op bestelling geleverd werden en niet dus niet in de shop zelf aanwezig waren. [6]
Op 8 oktober 2018 wordt [verdachte] staande gehouden ter zake een scootercontrole. In een gele Jumbotas die tussen zijn benen op de scooter staat bevindt zich een zwarte sealbag met daarin 1,9 kilogram (inclusief verpakking) henneptoppen. In een gripzak in zijn schoudertas wordt 0,6 kilogram (inclusief verpakking) henneptoppen aangetroffen. Daarnaast had hij
€ 721,85 bij zich. [7]
Pseudokoop 1 op 31 mei 2019
Op 31 mei 2019 heeft verbalisant [verbalisant 1] een pseudokoop gedaan van verdovende middelen bij de [bedrijf] in [plaats]. De verbalisant heeft verklaard dat hij [verdachte] om 12:39 uur uit de achterdeur van de [bedrijf] zag komen om vervolgens met een gele Jumbotas weg te fietsen in de richting van de Oldenzaalsestraat. Om 12:47 uur is de verbalisant de winkel aan de voorzijde binnen gegaan. Hij zag [verdachte] vanuit de deur achter de balie naar hem toekomen. [verdachte] vroeg in het Turks aan de verbalisant of hij ‘onkruid’ nodig had. De verbalisant heeft [verdachte] gevraagd of zij ook wiet konden leveren. [verdachte] antwoordde bevestigend en zei dat wiet vijf euro per gram kostte en dat de minimale hoeveelheid 50 gram betrof voor € 250,00. [verdachte] zei dat hij binnen vijf minuten kon leveren. [verdachte] liep vervolgens door de deur achter in de winkel en verdween uit het zicht van de verbalisant. De verbalisant zag twee andere personen achter de balie. De verbalisant herkende een van de twee personen als [medeverdachte 3]. De verbalisant hoorde [medeverdachte 3] zeggen dat
“zij de winkel al 28 jaren hebben”. Vervolgens zag de verbalisant dat er een man in de winkel kwam. De man sprak in het Duits met [medeverdachte 3]. De verbalisant zag dat [medeverdachte 3] een stapel geld ontving van deze man. [medeverdachte 3] telde het geld. De verbalisant hoorde hem tegen de man
“top kwaliteit”en
“zeer goed”zeggen. [verdachte] kwam even later weer binnen met een doorzichtig zakje met daarin hennep. [verdachte] gaf het zakje met hennep aan de verbalisant en gaf met een hoofdbeweging aan dat de verbalisant aan [medeverdachte 3] moest betalen. Omdat [medeverdachte 3] druk was met het tellen van het geld van de andere man heeft de verbalisant aan [verdachte] betaald. [medeverdachte 3] zei tegen de verbalisant dat ze geen tasjes leverden en dat hij de volgende keer zelf een tasje moest meenemen. De verbalisant vroeg hoeveel er in een keer kon worden geleverd. [medeverdachte 3] antwoordde:
“halve kilo, een kilo twee of drie”en [verdachte] zei:
“we kunnen ook tien kilo leveren.” [8] Door de recherche is vastgesteld dat de aangekochte zak met inhoud afkomstig van de pseudokoop, 50 gram hennep bevatte. [9]
Observaties bij stashlocaties [adres 2] [10] , [adres 3] en [adres 4]
Verbalisant [verbalisant 2] ziet op 8 februari 2019 [verdachte] de achteruitgang van de [bedrijf] verlaten en met de fiets vertrekken. Als de verbalisant naar de [adres 2] rijdt, ziet hij dat de fiets van [verdachte] aan de zijkant van het pand [adres 2] staat, ter hoogte van de deur die toegang geeft tot de binnenplaats. De verbalisant ziet, ongeveer tien minuten nadat [verdachte] vanuit de [bedrijf] was vertrokken, [verdachte] weer terugfietsen naar de [bedrijf] met in zijn linkerhand een gele Jumbotas gevuld met vierkant lijkende goederen. [11]
Op 23 september 2019 wordt gezien dat [medeverdachte 1] aan het werk is in de [bedrijf]. [verdachte] verlaat de [bedrijf], heeft even contact met een onbekende, fietst weg en is om 12.07 uur bij de [adres 2]. Om 12:13 uur vertrekt [verdachte] vanaf de [adres 2] en fietst weer naar de [bedrijf]. Hij vertrekt daar weer om 12:30 uur en komt om 12.43 uur met een auto aan bij de [adres 3], van waar hij om 12:47 uur met twee grote gevulde zakken weer vertrekt. [verdachte] brengt de twee zakken naar de [adres 2]. Hij fietst dan weer naar de [bedrijf]. Even later fietst hij weer naar de [adres 2] en komt met een gevulde rugzak weer terug bij de [bedrijf]. Om 14:00 uur vertrekt [medeverdachte 3] vanuit de [bedrijf]. [verdachte] fietst nogmaals heen en weer naar de [adres 2], waarbij hij vertrekt met een lege rugzak en met een gevulde rugzak terugkomt. Kort na zijn terugkomst lopen om 14:43 uur twee onbekende buitenlandse mannen met een gevulde tas uit de [bedrijf]. Vervolgens wordt gezien dat deze mannen staan te wachten op perron vier van station [plaats], het perron van waar de trein naar Duitsland vertrekt. [12]
Op 5 oktober 2019 wordt door een surveillerende verbalisant een Duits voertuig gecontroleerd. Bij doorzoeking van de auto wordt er meer dan een gebruikershoeveelheid hennep aangetroffen. [13] De bestuurder van de auto, [naam 2], heeft na zijn aanhouding verklaard dat hij de hennep, 80 gram, heeft gekocht bij de [bedrijf]. Hij heeft verklaard dat je in die [bedrijf] aangeeft hoeveel je wilt kopen en dat je bestelling dan tussen de tien en vijftien minuten later wordt gebracht. [14] Dat komt overeen met de observaties van de politie op 5 oktober 2019. [15] [naam 2] wordt op 4 juni 2020 door de Duitse politie verhoord en herkent dan [verdachte] van een foto als de man uit de [bedrijf] die op 5 oktober 2019 de hennep op de fiets heeft opgehaald en aan [naam 2] heeft gegeven, waarop [naam 2] aan [verdachte] heeft betaald. Hij herkent [medeverdachte 1] als de man in de [bedrijf] die altijd achter de toonbank staat en vraagt of je hennep nodig hebt. [medeverdachte 1] was ook aanwezig op 5 oktober 2019 en [naam 2] heeft op die dag bij hem de hennep besteld. Hij herkent [medeverdachte 3] als de chef in de [bedrijf] die het geld telde. [naam 2] verklaart dat er naast [medeverdachte 3] nog een andere baas is, die altijd maar kort in de winkel is om het geld op te halen. Deze persoon lijkt volgens [naam 2] op de getoonde foto van [medeverdachte 2]. [16]
Op 16 oktober 2019 gaan [verdachte] en [medeverdachte 3] van de [bedrijf] naar de [adres 3], waar goederen worden ingeladen in een Volkswagen Caddy. Daarna rijden [verdachte] en [medeverdachte 3] in afzonderlijke voertuigen naar het [adres 4] en vervolgens weer naar de [adres 3]. Op de route van het [adres 4] naar de [adres 3] stoppen [verdachte] en [medeverdachte 3] en hebben via de autoramen contact met elkaar. Na de [adres 3] gaat [medeverdachte 3] naar de [bedrijf] en [verdachte] gaat naar de kelderbox aan de [adres 2] en vervolgens naar de [bedrijf]. Daarna gaat [verdachte] nogmaals van de [bedrijf] naar de [adres 2] en omgekeerd. [verdachte] fietst om 15:13 uur weer naar de [adres 2] en keert met een gevulde rugtas terug naar de [bedrijf]. Om 15:28 uur verlaten twee onbekende mannen met een gevulde rugtas de [bedrijf] en vertrekken in een auto met een Duits kenteken. [17]
Afvangdag 22 november 2019
Op 22 november 2019 wordt met medewerking van het observatieteam, camerabeelden en de inzet van het GPT een afvangdag gehouden, waarbij een vijftal personen wordt aangehouden met verdovende middelen die gekocht zijn in de [bedrijf]. [18] Op die dag zijn [verdachte] [19] , [medeverdachte 1] [20] , [medeverdachte 2] [21] en [medeverdachte 3] [22] aanwezig in de [bedrijf] en zij lopen daar in en uit.
De volgende personen zijn aangehouden na een bezoek aan de [bedrijf]:
- [naam 3] gaat de [bedrijf] binnen en komt kort daarna weer naar buiten. Ruim twintig minuten later gaat [naam 3] weer de [bedrijf] binnen en een paar minuten later fietst [verdachte] naar de [adres 2] en weer terug naar de [bedrijf]. Kort daarna verlaat [naam 3] de [bedrijf]. [23] [naam 3] wordt aangehouden en bij hem wordt 100 gram hennep aangetroffen. [24] [naam 3] heeft verklaard dat hij de drugs gekocht heeft in een [bedrijf] bij een donkere buitenlandse man die achter de toonbank stond en bij wie hij de bestelling kon doen. Daarna moest hij na twintig minuten terugkomen om de bestelling op te halen. [25]
- [naam 4] bezoekt de [bedrijf] en fietst daarna naar station [plaats], waar hij wordt aangehouden. [26] Bij hem wordt 120 gram marihuana aangetroffen. [27] Uit eerdere waarnemingen blijkt dat [naam 4] ook op 12 november 2019 en op 19 november 2019 de [bedrijf] heeft bezocht. Op 12 november 2019 is te zien dat [naam 4] de [bedrijf] binnen gaat, [verdachte] wegfietst en weer terugkomt en [naam 4] kort daarna weer de [bedrijf] verlaat. [28] Op 19 november 2019 is een vergelijkbaar patroon te zien. [29] Op deze dagen worden ook [medeverdachte 2] [30] en [medeverdachte 1] [31] bij de [bedrijf] gezien, waarbij [medeverdachte 2] de [bedrijf] met een sleutel opent.
- [naam 5] wordt aangehouden en bij hem wordt 3.250 kilogram marihuana en 490 gram hasj aangetroffen in een zwarte sporttas. [32] Voorafgaand aan de aanhouding is waargenomen dat [naam 5] en [medeverdachte 2] samen uit de [bedrijf] komen en ruim een kwartier later samen weer naar binnen gaan. Ook [medeverdachte 3] gaat de [bedrijf] in. [verdachte] rijdt in een Peugeot naar de kelderbox aan de [adres 2], gaat naar binnen met een grote zwarte sporttas en verlaat de kelderbox met een Aldi boodschappentas. Daarna keert [verdachte] terug naar de [bedrijf], haalt iets uit de kofferbak en gaat naar binnen. Vervolgens vertrekt [naam 5] en parkeert zijn auto op de Kremersmaten. Even later stopt de Peugeot van [verdachte] bij de auto van [naam 5] en wordt een zwarte tas overgeladen in de auto van [naam 5]. [33] [naam 5] heeft na zijn aanhouding verklaard dat hij de drugs die dag heeft gekocht. [34]
- [naam 6] en [naam 7] gaan de [bedrijf] binnen en verlaten de shop ruim een half uur later met een gevulde gele Jumbo tas, waarna zij met een Duits voertuig vertrekken en vervolgens worden aangehouden. [35] Bij hen wordt in een gele Jumbo tas 2.300 gram marihuana aangetroffen. [36]
Pseudokoop 2 op 8 januari 2020
Op 8 januari 2020 heeft verbalisant [verbalisant 1] een pseudokoop gedaan van verdovende middelen bij [bedrijf] in [plaats]. De verbalisant heeft verklaard dat hij om 12:49 uur de winkel is binnen gegaan en een man door de deur achter de toonbank zag komen, die hij herkende als [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] benoemde dat hij de verbalisant herkende en dat de verbalisant eerder hennep had gekocht in de winkel. [medeverdachte 1] vertelde de verbalisant dat er twee soorten drugs te koop waren. [verdachte] kwam erbij en vertelde aan de verbalisant dat 200 gram € 1.000,00 kostte. De verbalisant moest daar vijf minuten op wachten. Vervolgens werd de verbalisant aangesproken door [medeverdachte 3] die een aanbetaling voor de aankoop wilde hebben. De verbalisant deed een aanbetaling aan [medeverdachte 3]. De verbalisant hoorde [medeverdachte 3] tegen iemand anders zeggen dat het goed was en dat hij het op moest halen. De verbalisant is naar zijn auto gelopen om geld te halen en zag [verdachte] wegfietsen en even later weer terugfietsen. De verbalisant is toen weer de winkel ingegaan en heeft zijn bestelling gekregen van [verdachte]. [verdachte] vertelde de verbalisant dat de verbalisant op alle dagen kilo’s wiet kon kopen en dat de prijzen per dag veranderden. [37]
Door de recherche is vastgesteld dat de aangekochte zak met inhoud afkomstig van de pseudokoop, 200,1 gram marihuana bevatte. [38]
Pseudokoop 3 op 14 januari 2020
Op 14 januari 2020 heeft verbalisant [verbalisant 1] een pseudokoop gedaan van verdovende middelen bij [bedrijf] in [plaats]. De verbalisant heeft verklaard dat hij om 11:30 uur de winkel is binnen gegaan en aan de man achter de toonbank, die hij herkende als [medeverdachte 1], vroeg of hij de baas kon spreken. Vervolgens kwam [medeverdachte 2] vanuit de ruimte achter de winkel naar de verbalisant toe. [medeverdachte 2] nodigde de verbalisant uit in de ruimte achter de winkel, waar ook [verdachte] zich bevond. De verbalisant zei dat hij twee kilogram ‘Heeze’ en een kilogram ‘Kus’ wilde kopen. [medeverdachte 2] zei dat het € 13.300,00 zou gaan kosten en dat het in tien minuten geregeld zou zijn. [medeverdachte 2] vertelde dat de winkel nu vijf jaar bestond, goed liep en dat ze van plan waren meerdere winkels te openen. De verbalisant hoorde dat [medeverdachte 2] aan [verdachte] de opdracht gaf om de bestelling op te halen en [verdachte] vertelde welke kwaliteit hij waar kon pakken. De verbalisant heeft verklaard dat hij naar de auto is gelopen om het geld te halen en zag dat [verdachte] vertrok vanaf de parkeerplaats. De verbalisant ging terug naar de shop en gaf [medeverdachte 2] het geld, waarna [medeverdachte 2] het geld telde. Toen de verbalisant had betaald zag hij dat [verdachte] de winkel binnen kwam, nadat hij een boodschappentas uit zijn kofferbak had gepakt. In de boodschappentas zag de verbalisant in een sealbag twee doorzichtige zakken met henneptoppen. [medeverdachte 2] heeft de zakken geseald en zei dat hij [verdachte] en/of [medeverdachte 1] een bericht zou sturen als de verbalisant kon vertrekken. Enkele minuten later zei [medeverdachte 1] tegen de verbalisant dat hij weg kon gaan. [39]
Door de recherche is vastgesteld dat de aangekochte zakken met inhoud afkomstig van de pseudokoop, 3.001,5 gram marihuana bevatte. [40]
Aanhoudingen en doorzoekingen
[verdachte], [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] werden op 14 januari 2020 aangehouden. In de linker jaszak van [medeverdachte 2] werd € 13.300,00 aangetroffen. De nummers van de biljetten kwamen overeen met de nummers van de biljetten die waren uitgegeven bij de pseudokoop eerder die dag. [41]
Het pand aan de [adres 2] werd op 14 januari 2020 doorzocht. Om te kunnen binnentreden werd een sleutel gebruikt die zich aan de sleutelbos van [verdachte] bevond. In de binnenliggende ruimtes werden hennepresten, veel lege verpakkingsmaterialen – waaronder 34 grote lege zwarte sporttassen met ook hennepresten – een weegschaal en een sealapparaat aangetroffen. Daarnaast werden 38 verpakkingen met daarin een op marihuana gelijkende stof en 24 verpakkingen met een op hasj gelijkende stof aangetroffen. De stoffen werden onderzocht en het bleek te gaan om 26.560 gram marihuana en 2.224 gram hasj. [42]
Ook de garagebox aan het Roomblekerveld 15L werd doorzocht. In de garagebox bevond zich een voertuig, waar in de kofferbak negen stuks zwarte gesealde zakken met henneptoppen werden aangetroffen. De hennep had een totaal gewicht van 24 kilogram en 350 gram. Achter het voertuig lagen drie grote lege zwarte sporttassen. [43]
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden bewezen dat er in de periode van 14 maart 2018 tot en met 14 januari 2020 gehandeld is in softdrugs vanuit de [bedrijf] in [plaats] en dat verdachte daarbij betrokken is geweest.
Medeplegen
Ten aanzien van de vraag of de betrokkenheid van verdachte als medeplegen bewezen kan worden bewezen verklaard overweegt de rechtbank dat daarvoor moet komen vast te staan dat bij het begaan van het feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met anderen, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Bij de beoordeling of sprake is van medeplegen kan onder meer rekening worden gehouden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De rechtbank stelt op grond van het dossier de onderlinge rolverdeling als volgt vast.
[medeverdachte 3]
komt uit het dossier naar voren als iemand met een leidinggevende rol. Hij wordt door een afnemer de baas/chef genoemd en is degene aan wie betaald moet worden. Hij geeft opdracht aan [verdachte] om bestellingen op te halen en hij neemt het geld in ontvangst. Bij de tweede pseudokoop beslist hij dat er een aanbetaling gedaan moet worden. Hij wordt gezien met een grote stapel geld en geeft advies aan afnemers over de kwaliteit van de hennep en deelt de prijs van de hennep mee. Samen met [medeverdachte 2] beheert hij het account van de bewakingscamera’s in een pand aan de [adres 5] [44] , waarvan het vermoeden bestaat dat dit pand als stashplaats voor verdovende middelen is gebruikt. [45]
[medeverdachte 2]
Ook [medeverdachte 2] komt naar voren als iemand met een leidinggevende rol. Hij neemt geld in ontvangst, telt het en geeft [verdachte] de opdracht bestellingen te gaan ophalen. Hij heeft de sleutel van de [bedrijf] en wordt ‘baas’ genoemd. Hij is degene van wie de pseudokoper op 14 januari 2020 de hennep kocht en die het geld in ontvangst nam. Hij vertelt aan de pseudokoper dat de winkel al vijf jaar bestaat en goed loopt, zodat ze het plan hebben om meer winkels te openen. [medeverdachte 2] controleert, weegt en verpakt de hennep en geeft de koper vervolgens toestemming om te vertrekken. Samen met [medeverdachte 3] beheert hij het account van de bewakingscamera’s in een pand aan de [adres 5], waarvan het vermoeden bestaat dat dit pand een stashplaats voor verdovende middelen is geweest.
Naar aanleiding van een diefstal in het pand aan de [adres 5], stuurt [medeverdachte 2] via WhatsApp beelden van de beveiligingscamera’s naar [verdachte]. [verdachte] heeft zelf geen toegang tot deze beelden. [medeverdachte 2] zegt ook tegen [verdachte] dat ze ‘later zullen praten’ en geeft [verdachte] opdracht om naar de ‘werkplek’ te gaan. [46]
[verdachte]
is degene die de bestellingen ophaalt vanuit de verschillende stashlocaties en naar de [bedrijf] brengt. Hij neemt ook geld in ontvangst, hij helpt in de winkel, verstrekt informatie over de soorten hennep en de af te nemen hoeveelheden en maakt afspraken over de koop van hasj via sms-berichten. [47] Als ze ‘geript’ zijn op de stashlocatie [adres 5] moet hij verantwoording afleggen aan [medeverdachte 2] en is hij bang dat hij zal moeten betalen, omdat hij de deur niet op slot heeft gedaan. [48] heeft ook de sleutel van de locatie [adres 2].
[medeverdachte 1]
heeft een meer ondergeschikte rol. Hij staat in de winkel achter de toonbank, helpt klanten, geeft informatie over de prijs en kwaliteit van de hennep en neemt ook af en toe bestellingen op.
Conclusie
Op grond van het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten en dat de bijdrage van verdachte in het geheel van een zodanig gewicht was dat van medeplegen kan worden gesproken. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2
Feiten en omstandigheden
[verdachte] is op 8 oktober 2018 aangehouden met 2.500 gram hennep. [49] Op de telefoon van [verdachte], die tijdens zijn aanhouding in beslag is genomen, zijn beelden aangetroffen van beveiligingscamera’s van een diefstal op 31 augustus 2018 in een pand aan de [adres 5] in [plaats]. Op screenshots van deze beelden is te zien dat twee mannen het pand binnen komen. Vervolgens is te zien dat de twee mannen zich met volle bigshoppers met zwart gesealde pakketten op de eerste verdieping bevinden. [verdachte] deelt deze beelden met anderen met de tekst “
wie kent deze 2 hoerenzonen?”Ook vertelt [verdachte] via WhatsApp aan anderen dat ‘zij laatst beroofd zijn’ en dat er is ingebroken in ‘werkhuis’. [50] In een WhatsApp-bericht zegt [verdachte] tegen J. Barati dat hij vergeten was de deur op slot te doen, dat hij anders ‘12K’ lichter was geweest en dat hij had moeten meebetalen. [51]
Op de dag van de aanhouding van [verdachte] op 14 januari 2020 werd er ongeveer 28,8 kilogram hennep in beslag genomen in de stashlocatie aan de [adres 2] en werd 24,35 kilogram hennep aangetroffen in de kofferbak van een BMW in de garagebox aan het [adres 4].
Conclusie
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het aanwezig hebben van de hoeveelheid van 12 kilogram hennep op 31 augustus 2018. Verdachte bericht Barati weliswaar dat hij ‘12K’ lichter zou zijn, maar uit het bericht blijkt niet of het gaat om 12 kilogram hennep of twaalfduizend euro. Wel komt ondubbelzinnig uit het dossier naar voren dat er op
31 augustus 2018 een hoeveelheid hennep van verdachte is gestolen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 31 augustus 2018 een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep aanwezig heeft gehad.
De rechtbank spreekt verdachte ook vrij van het aanwezig hebben van een hoeveelheid van ruim 24 kilogram hennep die is aangetroffen op de locatie [adres 4], omdat uit het dossier niet blijkt dat verdachte daar kort voor of op de dag van het aantreffen van de hennep nog aanwezig is geweest. De overige ten laste gelegde hoeveelheden die verdachte aanwezig zou hebben gehad – 2.500 gram op 8 oktober 2018 en 28,8 kilogram op 14 januari 2020 – acht de rechtbank op grond van het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen.
Tot slot zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onderdeel medeplegen, omdat zich in het dossier geen bewijs bevindt dat verdachte voor dit feit nauw en bewust heeft samengewerkt met een of meer anderen.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank is – met de officier van justitie en de raadsman – van oordeel dat het ten laste gelegde feit niet bewezen kan worden verklaard, zodat verdachte daarvan wordt vrijgesproken. Weliswaar heeft er op 31 augustus 2018 een ernstig geweldsincident plaatsgevonden, maar het dossier bevat onvoldoende bewijsmiddelen op grond waarvan kan worden vastgesteld dat verdachte bij dat incident betrokken is geweest.
Ten aanzien van feit 4
Vaststaat dat verdachte met een groep personen naar Utrecht is afgereisd en bij de moeder van [slachtoffer] aan de deur is geweest om verhaal te halen bij haar zoon over de hoeveelheid hennep die hij zou hebben gestolen. Uit het dossier blijkt echter onvoldoende wat zich daar vervolgens heeft afgespeeld. Verdachte heeft zelf in diverse chatberichten verklaard over zijn bezoek aan Utrecht, maar deze verklaringen worden niet ondersteund door de verklaringen van de moeder en de zwager van [slachtoffer]. Nu het dossier ook verder geen ondersteunend bewijs bevat voor de vermeende afpersing, zal de rechtbank verdachte ook van het onder 4 ten laste gelegde vrijspreken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 14 maart 2018 tot en met 14 januari 2020 te [plaats] tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd (grote) hoeveelheden hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij op 8 oktober 2018 en 14 januari 2020 te [plaats], opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,5 kilogram hennep en ongeveer 28,8 kilogram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
en
hij op 31 augustus 2018 te [plaats], opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 420 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan een gedeelte van 240 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte geen straf op te leggen die de duur van het voorarrest overschrijdt. De raadsman heeft verzocht bij de strafmaat rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en de aanzienlijke ouderdom van de feiten.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen en gedurende lange tijd schuldig gemaakt aan het op grote schaal illegaal verkopen van hennep vanuit een [bedrijf] in [plaats]. De verkoop had een bedrijfsmatig karakter en er was sprake van een lucratieve en goedlopende ‘business’, waarbij het ook vaak om de verkoop van grote hoeveelheden hennep ging. De minimale afname bedroeg 50 gram en er werden met regelmaat ook kilo’s hennep per keer verkocht. Op de zogenaamde ‘afvangdag’ is bij de verschillende aangehouden afnemers in totaal meer dan 6.000 kilo hennep in beslag genomen. Ook uit de pseudokopen blijkt dat het verkopen en leveren van een (groot) aantal kilo’s hennep vanuit de [bedrijf] geen enkel probleem was.
Verdachte had in dit alles een actieve en belangrijke rol. Hij stond in de [bedrijf] potentiële klanten te woord. Ook fietste verdachte, nadat de klant een bestelling had gedaan, regelmatig naar een zogenaamde ‘stashlocatie’. Hier haalde hij de bestelde hoeveelheid hennep op en bracht die naar de [bedrijf], waarna de verkoop werd voltooid.
Daarnaast heeft verdachte meerdere keren grote hoeveelheden hennep aanwezig gehad.
Door dit alles heeft verdachte in belangrijke mate een bijdrage geleverd aan de illegale handel en het gebruik van hennep en daarmee ook aan de (georganiseerde) criminaliteit. Bovendien is verdachte door zijn handelen medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die drugsgebruik voor zowel de samenleving in het geheel als voor de individuele gebruiker met zich brengt. Verdachte heeft daarvan geen blijk van inzicht gegeven en daarvoor ook geen verantwoordelijkheid genomen. Verdachte heeft zich onttrokken aan zijn berechting door tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis te vertrekken naar Turkije. Verdachte heeft zich alleen laten leiden door zijn eigen financiële belangen en dat rekent de rechtbank verdachte aan.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 17 december 2024. Hieruit blijkt dat verdachte op 4 mei 2022 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is veroordeeld voor het aanwezig hebben van hennep, gepleegd op 14 april 2018, waarvoor aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 140 uren is opgelegd. Artikel 63 Sr is gelet op onder andere deze veroordeling van toepassing. In 2015 is verdachte ook veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van de reclasseringsrapporten van 6 februari 2020, 17 maart 2020 en 8 juli 2020 die in het kader van de voorlopige hechtenis zijn opgemaakt. Uit het rapport van 6 februari 2020 volgt dat verdachte zich in 2016 en 2017 niet aan de afspraken met de reclassering hield, waarna een opgelegde taakstraf negatief is geretourneerd. In 2018 heeft verdachte een taakstraf positief afgerond.
Uit een brief van de reclassering van 14 november 2024 blijkt dat de reclassering niet in staat is om een recent reclasseringsadvies ten aanzien van verdachte op te stellen. Het is de reclassering niet gelukt om in contact te komen met verdachte, omdat hij voor permanente of langere tijd in het buitenland verblijft. Om die reden is de in 2022 opgelegde taakstraf (de taakstraf die op 4 mei 2022 door het gerechtshof is opgelegd) niet voltooid en het in 2023 opgelegde schorsingstoezicht voortijdig beëindigd.
De op te leggen staf
De rechtbank stelt voorop dat artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) voor iedere verdachte het recht waarborgt om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Op basis van vaste jurisprudentie geldt als uitgangspunt dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aanvangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak.
Gelet op de omvang van de zaak en de door de verdediging ingediende verzoeken gaat de rechtbank er in dit geval vanuit dat binnen drie jaren na aanvang van de redelijke termijn een eindvonnis had moeten worden gewezen. Deze termijn is aangevangen op 14 januari 2020, de dag waarop verdachte in verzekering is gesteld. De rechtbank wijst op 13 maart 2025 vonnis en dat betekent dat de redelijke termijn met meer dan twee jaren is overschreden.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen de bewezen verklaarde feiten en de rol die verdachte heeft vervuld zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van substantiële duur. Vanwege de forse overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank een gevangenisstraf van kortere duur opleggen dan de feiten op zichzelf rechtvaardigen. In strafverzwarende zin weegt de rechtbank mee dat verdachte eerder is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet en dat hij de in 2022 opgelegde taakstraf niet heeft voltooid vanwege zijn vertrek naar Turkije, waarmee hij zich ook heeft onttrokken aan het schorsingstoezicht in deze zaak.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen passend en geboden is, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Het bevel voorlopige hechtenis
Het bevel voorlopige hechtenis is geschorst tot heden. Dit bevel wordt niet opnieuw geschorst. Dit betekent dat het bevel voorlopige hechtenis met ingang van heden herleeft.
6.4
De in beslag genomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat het klassiek beslag dat is geregistreerd ten aanzien van de voorwerpen die vermeld staan op de beslaglijst, kan worden opgeheven.
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de aan verdachte toebehorende op de beslaglijst vermelde goederen 1 tot en met 10, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3 primair en subsidiair en 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
365 (driehonderdvijfenzestig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de in beslag genomen voorwerpen
- gelast de teruggave van onderstaande goederen aan verdachte:
1. 1.00 STK telefoontoestel zwart, merk SAMSUNG;
2. 1.00 STK telefoontoestel zwart, merk NOKIA;
3. 1.00 STK telefoontoestel zwart, merk ALCATEL;
4. 1.00 STK telefoontoestel zwart, merk SAMSUNG;
5. 1.00 STK telefoontoestel wit, merk NOKIA;
6. 1.00 STK telefoontoestel zwart, merk SAMSUNG;
7. 1.00 STK telefoontoestel zwart, merk ALCATEL;
8. 1.00 STK Simkaart, LYCAMOBILE;
9. 1.00 STK Laptop grijs, merk HP;
10. 1.00 STK telefoontoestel zwart, merk IPHONE.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. Miltenburg, voorzitter, mr. E.J.M. Bos en
mr. I. Piksen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2025.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland/district Twente, Onderzoek Spock met dossiernummer 2018482865. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming, pagina 1020.
3.Proces-verbaal omschrijving aard van het onderzoek, pagina 17.
4.Proces-verbaal omschrijving aard van het onderzoek, pagina 17.
5.Proces-verbaal omschrijving aard van het onderzoek, pagina 18.
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 2950.
7.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1709 tot en met 1711.
8.Proces-verbaal Pseudokoop, pagina 1806 tot en met 1808.
9.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1819.
10.Daar waar in de op pagina 28 van het relaas PV genoemde bewijsmiddelen [adres 2] wordt genoemd beschouwt de rechtbank dit, gelet op de toelichting die op pagina 27 en 28 is gegeven, als een kennelijke verschrijving en leest zij dit als [adres 2].
11.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 2868.
12.Proces-verbaal van observatie van 23 september 2019, pagina 2714 tot en met 2720.
13.Proces-verbaal van aanhouding, pagina 1924 en 1925.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 1942 en 1943.
15.Waarnemingen observaties op 5 oktober 2019, pagina 1956 tot en met 1958.
16.Beschuldigtenvernehmung Polizei Präsidium Hamm d.d. 4 juni 2020, pagina 1967 tot en met 1973 en de door [naam 8], beëdigd vertaler, opgemaakte Nederlandse vertaling daarvan d.d. 29 januari 2025.
17.Proces-verbaal van observatie van 16 oktober 2019, pagina 2735 tot en met 2740.
18.Proces-verbaal omschrijving aard van het onderzoek, pagina 2004.
19.Waarnemingen observaties op 22 november 2019, pagina 2007 en 2008, Waarnemingen observaties op 22 november 2019, pagina 2209 en 2210.
20.Waarnemingen observaties op 22 november 2019, pagina 2009 en 2010.
21.Waarnemingen observaties op 22 november 2019, pagina 2209 en 2210.
22.Waarnemingen observaties op 22 november 2019, pagina 2211.
23.Waarnemingen observaties 22 november 2019, pagina 2007 en 2008.
24.Proces-verbaal onderzoek marihuana, pagina 2013.
25.Proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 2025 en 2026.
26.Waarnemingen observaties 22 november 2019, pagina 2108 tot en met 2111.
27.Proces-verbaal onderzoek marihuana, pagina 2113.
28.Waarnemingen observaties op 12 november 2019, pagina 2123 tot en met 2125.
29.Waarnemingen observaties op 19 november 2019, pagina 2126 tot en met 2128.
30.Waarnemingen observaties op 12 november 2019, pagina 2123.
31.Waarnemingen observaties op 19 november 2019, pagina 2126.
32.Proces-verbaal onderzoek marihuana en hasj, pagina 2216 en 2217.
33.Waarnemingen observaties op 19 november 2019, pagina 2208 tot en met 2213.
34.Proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 2252.
35.Waarnemingen observaties op 19 november 2019, pagina 2319 en 2320.
36.Proces-verbaal onderzoek marihuana, pagina 2323 en 2324.
37.Proces-verbaal Pseudokoop, pagina 2407 en 2408.
38.Proces-verbaal onderzoek marihuana, pagina 2421.
39.Proces-verbaal Pseudokoop, pagina 2510 tot en met 2512.
40.Proces-verbaal onderzoek marihuana, pagina 2524.
41.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 2595.
42.Proces-verbaal onderzoek marihuana en hasj, [adres 2] te [plaats], pagina 2531 tot en met 2533.
43.Proces-verbaal van doorzoeking ter in beslagname, pagina 2759 en 2760.
44.Proces-verbaal van bevindingen relaas, pagina 1243 tot en met 1245.
45.Proces-verbaal omschrijving aard van het onderzoek, pagina 21.
46.Proces-verbaal van bevindingen relaas, pagina 1243 tot en met 1245.
47.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 2308, 2311 tot en met 2312 en 2316.
48.Proces-verbaal van bevindingen relaas, pagina 1231.
49.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1709 tot en met 1711.
50.Proces-verbaal van bevindingen relaas, pagina 1207 tot en met 1212.
51.Proces-verbaal van bevindingen relaas, pagina 1231.