ECLI:NL:RBOVE:2025:1396

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 maart 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
08/730000-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in drugs, meermalen gepleegd

Op 13 maart 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van opzettelijk handelen in drugs, specifiek hennep. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het opzettelijk verkopen, afleveren en vervoeren van grote hoeveelheden hennep in de periode van 14 maart 2018 tot en met 14 januari 2020. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 259 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen een bedrijfsmatige handel in hennep heeft gedreven vanuit een smartshop. De verdachte had een leidende rol in deze organisatie en was verantwoordelijk voor de verkoop en het in ontvangst nemen van betalingen. De rechtbank heeft de inzet van pseudokopen door de politie als rechtmatig beoordeeld en heeft de verweren van de verdediging verworpen. De verdachte is eerder veroordeeld voor overtredingen van de Opiumwet, wat meegewogen is in de strafmaat. De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, maar heeft desondanks een substantiële straf opgelegd, gezien de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de georganiseerde drugshandel.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/730000-20 (P)
Datum vonnis: 13 maart 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 6, 7 en 27 februari 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J. Michels, advocaat in Oldenzaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na, wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 6 februari 2025, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het al dan niet samen met anderen:
feit 1:handelen in hennep;
feit 2:aanwezig hebben van hennep.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 maart 2018 tot en met 14 januari 2020 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd een (grote)hoeveelheid/hoeveelheden, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 8 oktober 2018 en/of 31 augustus 2018 en/of 14 januari 2020 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen en/of alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,5 kilogram en/of 12 kilogram en/of (in totaal) ongeveer 53 kilogram, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
3. De bewijsmotivering [1]
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte grotendeels vrij te spreken van feit 1, nu het dossier onvoldoende bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daarbij kan de ten laste gelegde deelnemingsvorm medeplegen niet worden bewezen. De raadsman heeft wat betreft feit 2 verzocht verdachte integraal vrij te spreken.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat de ingezette pseudokopen onrechtmatig zijn geweest, nu bij die inzet de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit zijn geschonden. De resultaten van de inzet van de pseudokoper zouden van het bewijs moeten worden uitgesloten, omdat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim, aldus de raadsman. Vervolgens heeft de raadsman aangevoerd, dat gelet op de Vidgen-jurisprudentie, weinig tot geen bewijswaarde toekomt aan de verklaring van [getuige]. Deze getuige heeft gebruik gemaakt van zijn verschoningsrecht, waardoor de verdediging haar ondervragingsrecht niet heeft kunnen effectueren. Ten slotte heeft de raadsman het voorwaardelijke verzoek gedaan, om bij een bewezenverklaring medeverdachte [medeverdachte 1] en verbalisant [verbalisant 1] als getuigen te horen.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de pseudokoop van drie kilogram hennep op 14 januari 2020 (onderdeel van feit 1). Verdachte heeft bekend dat hij op 14 januari 2020 drie kilogram hennep heeft verkocht aan de pseudokoper.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Hierna stelt de rechtbank op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de feiten en omstandigheden vast. De rechtbank overweegt verder, al dan niet in reactie op gevoerde verweren, waarom zij op basis van die feiten en omstandigheden tot conclusies en beantwoording van de bewijsvraag komt.
Gelet op de samenhang tussen de strafzaken van verdachte en zijn medeverdachten zal, met het oog op de leesbaarheid van het vonnis, verdachte hierna telkens worden aangeduid met verdachte of [verdachte]. De medeverdachten zullen worden aangeduid met [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3].
Inleiding
De politie is strafrechtelijk onderzoek Spock gestart nadat zij verschillende signalen ontving dat er vanuit de [bedrijf] aan de [adres 1] zou worden gehandeld in verdovende middelen. Verdachte en voornoemde medeverdachten zouden zich daar al een langere tijd mee bezig houden. Het dossier beschrijft een werkwijze waarbij (veelal Duitse) kopers de [bedrijf] bezoeken en daar een bestelling doen, waarna de bestelling door een van de verdachten wordt opgehaald bij een stashplaats buiten de [bedrijf] en naar de [bedrijf] wordt gebracht. De kopers verlaten vervolgens de [bedrijf] met hun bestelling. Binnen het onderzoek heeft de politie zicht gekregen op meerdere stashplaatsen in [plaats].
Ten aanzien van feit 1
Feiten en omstandigheden
[medeverdachte 1] is sinds 2017 eigenaar van de [bedrijf]. [2] Op 14 maart 2018 zien surveillerende verbalisanten een man uit het perceel de [adres 1] komen. De man stapt in een voertuig, hij wordt gecontroleerd en in het voertuig wordt 337 gram gemalen hennep aangetroffen. [3]
Op 14 april 2018 wordt [medeverdachte 1] als bestuurder van een voertuig bij een controle aangehouden en wordt in het voertuig een rugzak met daarin 3.045 gram henneptoppen (inclusief verpakking) aangetroffen. [4]
Op 18 april 2018 wordt door het Grensoverschrijdend Politie Team (hierna: GPT) op een parkeerplaats in [plaats] een Duits voertuig gecontroleerd. De bestuurster en de bijrijder verklaren vijf tot zes keer drugs te hebben gekocht bij de [bedrijf] in [plaats]. Tijdens de aanhouding wordt er 100 gram drugs aangetroffen. [5]
Op 20 september 2018 verklaart [naam 1], die in [plaats] is aangehouden voor het aanwezig hebben van meer dan 30 gram wiet, dat hij de drugs heeft gekocht bij de smartshop [bedrijf]. Hij verklaart dat hij in de smartshop achter de toonbank grote geldtelmachines heeft zien staan en dat hij de indruk heeft dat de smartshop wordt gebruikt als dekmantel voor de verkoop van grotere hoeveelheden drugs die alleen op bestelling geleverd werden en niet dus niet in de shop zelf aanwezig waren. [6]
Op 8 oktober 2018 wordt [medeverdachte 1] staande gehouden ter zake een scootercontrole. In een gele Jumbotas die tussen zijn benen op de scooter staat bevindt zich een zwarte sealbag met daarin 1,9 kilogram (inclusief verpakking) henneptoppen. In een gripzak in zijn schoudertas wordt 0,6 kilogram (inclusief verpakking) henneptoppen aangetroffen. Daarnaast had hij
€ 721,85 bij zich. [7]
Pseudokoop 1 op 31 mei 2019
Op 31 mei 2019 heeft verbalisant [verbalisant 1] een pseudokoop gedaan van verdovende middelen bij de [bedrijf] in [plaats]. De verbalisant heeft verklaard dat hij [medeverdachte 1] om 12:39 uur uit de achterdeur van de [bedrijf] zag komen om vervolgens met een gele Jumbotas weg te fietsen in de richting van de Oldenzaalsestraat. Om 12:47 uur is de verbalisant de winkel aan de voorzijde binnen gegaan. Hij zag [medeverdachte 1] vanuit de deur achter de balie naar hem toekomen. [medeverdachte 1] vroeg in het Turks aan de verbalisant of hij ‘onkruid’ nodig had. De verbalisant heeft [medeverdachte 1] gevraagd of zij ook wiet konden leveren. [medeverdachte 1] antwoordde bevestigend en zei dat wiet vijf euro per gram kostte en dat de minimale hoeveelheid 50 gram betrof voor € 250,00. [medeverdachte 1] zei dat hij binnen vijf minuten kon leveren. [medeverdachte 1] liep vervolgens door de deur achter in de winkel en verdween uit het zicht van de verbalisant. De verbalisant zag twee andere personen achter de balie. De verbalisant herkende een van de twee personen als [medeverdachte 3]. De verbalisant hoorde [medeverdachte 3] zeggen dat
“zij de winkel al 28 jaren hebben”. Vervolgens zag de verbalisant dat er een man in de winkel kwam. De man sprak in het Duits met [medeverdachte 3]. De verbalisant zag dat [medeverdachte 3] een stapel geld ontving van deze man. [medeverdachte 3] telde het geld. De verbalisant hoorde hem tegen de man
“top kwaliteit”en
“zeer goed”zeggen. [medeverdachte 1] kwam even later weer binnen met een doorzichtig zakje met daarin hennep. [medeverdachte 1] gaf het zakje met hennep aan de verbalisant en gaf met een hoofdbeweging aan dat de verbalisant aan [medeverdachte 3] moest betalen. Omdat [medeverdachte 3] druk was met het tellen van het geld van de andere man heeft de verbalisant aan [medeverdachte 1] betaald. [medeverdachte 3] zei tegen de verbalisant dat ze geen tasjes leverden en dat hij de volgende keer zelf een tasje moest meenemen. De verbalisant vroeg hoeveel er in een keer kon worden geleverd. [medeverdachte 3] antwoordde:
“halve kilo, een kilo twee of drie”en [medeverdachte 1] zei:
“we kunnen ook tien kilo leveren.” [8]
Door de recherche is vastgesteld dat de aangekochte zak met inhoud afkomstig van de pseudokoop, 50 gram hennep bevatte. [9]
Observaties bij stashlocaties [adres 2] [10] , [adres 3] en [adres 4]
Verbalisant [verbalisant 2] ziet op 8 februari 2019 [medeverdachte 1] de achteruitgang van de [bedrijf] verlaten en met de fiets vertrekken. Als de verbalisant naar de [adres 2] rijdt, ziet hij dat de fiets van [medeverdachte 1] aan de zijkant van het pand [adres 2] staat, ter hoogte van de deur die toegang geeft tot de binnenplaats. De verbalisant ziet, ongeveer tien minuten nadat [medeverdachte 1] vanuit de [bedrijf] was vertrokken, [medeverdachte 1] weer terugfietsen naar de [bedrijf] met in zijn linkerhand een gele Jumbotas gevuld met vierkant lijkende goederen. [11]
Op 23 september 2019 wordt gezien dat [medeverdachte 2] aan het werk is in de [bedrijf]. [medeverdachte 1] verlaat de [bedrijf], heeft even contact met een onbekende, fietst weg en is om 12.07 uur bij de [adres 2]. Om 12:13 uur vertrekt [medeverdachte 1] vanaf de [adres 2] en fietst weer naar de [bedrijf]. Hij vertrekt daar weer om 12:30 uur en komt om 12.43 uur met een auto aan bij de [adres 3], van waar hij om 12:47 uur met twee grote gevulde zakken weer vertrekt. [medeverdachte 1] brengt de twee zakken naar de [adres 2]. Hij fietst dan weer naar de [bedrijf]. Even later fietst hij weer naar de [adres 2] en komt met een gevulde rugzak weer terug bij de [bedrijf]. Om 14:00 uur vertrekt [medeverdachte 3] vanuit de [bedrijf]. [medeverdachte 1] fietst nogmaals heen en weer naar de [adres 2], waarbij hij vertrekt met een lege rugzak en met een gevulde rugzak terugkomt. Kort na zijn terugkomst lopen om 14:43 uur twee onbekende buitenlandse mannen met een gevulde tas uit de [bedrijf]. Vervolgens wordt gezien dat deze mannen staan te wachten op perron vier van station [plaats], het perron van waar de trein naar Duitsland vertrekt. [12]
Op 5 oktober 2019 wordt door een surveillerende verbalisant een Duits voertuig gecontroleerd. Bij doorzoeking van de auto wordt er meer dan een gebruikershoeveelheid hennep aangetroffen. [13] De bestuurder van de auto, [getuige], heeft na zijn aanhouding verklaard dat hij de hennep, 80 gram, heeft gekocht bij de [bedrijf]. Hij heeft verklaard dat je in die [bedrijf] aangeeft hoeveel je wilt kopen en dat je bestelling dan tussen de tien en vijftien minuten later wordt gebracht. [14] Dat komt overeen met de observaties van de politie op 5 oktober 2019. [15] [getuige] wordt op 4 juni 2020 door de Duitse politie verhoord en herkent dan [medeverdachte 1] van een foto als de man uit de [bedrijf] die op 5 oktober 2019 de hennep op de fiets heeft opgehaald en aan [getuige] heeft gegeven, waarop [getuige] aan [medeverdachte 1] heeft betaald. Hij herkent [medeverdachte 2] als de man in de [bedrijf] die altijd achter de toonbank staat en vraagt of je hennep nodig hebt. [medeverdachte 2] was ook aanwezig op 5 oktober 2019 en [getuige] heeft op die dag bij hem de hennep besteld. Hij herkent [medeverdachte 3] als de chef in de [bedrijf] die het geld telde. [getuige] verklaart dat er naast [medeverdachte 3] nog een andere baas is, die altijd maar kort in de winkel is om het geld op te halen. Deze persoon lijkt volgens [getuige] op de getoonde foto van [verdachte]. [16]
Op 16 oktober 2019 gaan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] van de [bedrijf] naar de [adres 3], waar goederen worden ingeladen in een Volkswagen Caddy. Daarna rijden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] in afzonderlijke voertuigen naar het [adres 4] en vervolgens weer naar de [adres 3]. Op de route van het [adres 4] naar de [adres 3] stoppen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en hebben via de autoramen contact met elkaar. Na de [adres 3] gaat [medeverdachte 3] naar de [bedrijf] en [medeverdachte 1] gaat naar de kelderbox aan de [adres 2] en vervolgens naar de [bedrijf]. Daarna gaat [medeverdachte 1] nogmaals van de [bedrijf] naar de [adres 2] en omgekeerd. [medeverdachte 1] fietst om 15:13 uur weer naar de [adres 2] en keert met een gevulde rugtas terug naar de [bedrijf]. Om 15:28 uur verlaten twee onbekende mannen met een gevulde rugtas de [bedrijf] en vertrekken in een auto met een Duits kenteken. [17]
Afvangdag 22 november 2019
Op 22 november 2019 wordt met medewerking van het observatieteam, camerabeelden en de inzet van het GPT een afvangdag gehouden, waarbij een vijftal personen wordt aangehouden met verdovende middelen die gekocht zijn in de [bedrijf]. [18] Op die dag zijn [medeverdachte 1] [19] , [medeverdachte 2] [20] , [verdachte] [21] en [medeverdachte 3] [22] aanwezig in de [bedrijf] en zij lopen daar in en uit.
De volgende personen zijn aangehouden na een bezoek aan de [bedrijf]:
- [naam 2] gaat de [bedrijf] binnen en komt kort daarna weer naar buiten. Ruim twintig minuten later gaat [naam 2] weer de [bedrijf] binnen en een paar minuten later fietst [medeverdachte 1] naar de [adres 2] en weer terug naar de [bedrijf]. Kort daarna verlaat [naam 2] de [bedrijf]. [23] [naam 2] wordt aangehouden en bij hem wordt 100 gram hennep aangetroffen. [24] [naam 2] heeft verklaard dat hij de drugs gekocht heeft in een [bedrijf] bij een donkere buitenlandse man die achter de toonbank stond en bij wie hij de bestelling kon doen. Daarna moest hij na twintig minuten terugkomen om de bestelling op te halen. [25]
- [naam 3] bezoekt de [bedrijf] en fietst daarna naar station [plaats], waar hij wordt aangehouden. [26] Bij hem wordt 120 gram marihuana aangetroffen. [27] Uit eerdere waarnemingen blijkt dat [naam 3] ook op 12 november 2019 en op 19 november 2019 de [bedrijf] heeft bezocht. Op 12 november 2019 is te zien dat [naam 3] de [bedrijf] binnen gaat, [medeverdachte 1] wegfietst en weer terugkomt en [naam 3] kort daarna weer de [bedrijf] verlaat. [28] Op 19 november 2019 is een vergelijkbaar patroon te zien. [29] Op deze dagen worden ook [verdachte] [30] en [medeverdachte 2] [31] bij de [bedrijf] gezien, waarbij [verdachte] de [bedrijf] met een sleutel opent.
- [naam 4] wordt aangehouden en bij hem wordt 3.250 kilogram marihuana en 490 gram hasj aangetroffen in een zwarte sporttas. [32] Voorafgaand aan de aanhouding is waargenomen dat [naam 4] en [verdachte] samen uit de [bedrijf] komen en ruim een kwartier later samen weer naar binnen gaan. Ook [medeverdachte 3] gaat de [bedrijf] in. [medeverdachte 1] rijdt in een Peugeot naar de kelderbox aan de [adres 2], gaat naar binnen met een grote zwarte sporttas en verlaat de kelderbox met een Aldi boodschappentas. Daarna keert [medeverdachte 1] terug naar de [bedrijf], haalt iets uit de kofferbak en gaat naar binnen. Vervolgens vertrekt [naam 4] en parkeert zijn auto op de Kremersmaten. Even later stopt de Peugeot van [medeverdachte 1] bij de auto van [naam 4] en wordt een zwarte tas overgeladen in de auto van [naam 4]. [33] [naam 4] heeft na zijn aanhouding verklaard dat hij de drugs die dag heeft gekocht. [34]
- [naam 5] en [naam 6] gaan de [bedrijf] binnen en verlaten de shop ruim een half uur later met een gevulde gele Jumbo tas, waarna zij met een Duits voertuig vertrekken en vervolgens worden aangehouden. [35] Bij hen wordt in een gele Jumbo tas 2.300 gram marihuana aangetroffen. [36]
Pseudokoop 2 op 8 januari 2020
Op 8 januari 2020 heeft verbalisant [verbalisant 1] een pseudokoop gedaan van verdovende middelen bij [bedrijf] in [plaats]. De verbalisant heeft verklaard dat hij om 12:49 uur de winkel is binnen gegaan en een man door de deur achter de toonbank zag komen, die hij herkende als [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] benoemde dat hij de verbalisant herkende en dat de verbalisant eerder hennep had gekocht in de winkel. [medeverdachte 2] vertelde de verbalisant dat er twee soorten drugs te koop waren. [medeverdachte 1] kwam erbij en vertelde aan de verbalisant dat 200 gram € 1.000,00 kostte. De verbalisant moest daar vijf minuten op wachten. Vervolgens werd de verbalisant aangesproken door [medeverdachte 3] die een aanbetaling voor de aankoop wilde hebben. De verbalisant deed een aanbetaling aan [medeverdachte 3]. De verbalisant hoorde [medeverdachte 3] tegen iemand anders zeggen dat het goed was en dat hij het op moest halen. De verbalisant is naar zijn auto gelopen om geld te halen en zag [medeverdachte 1] wegfietsen en even later weer terugfietsen. De verbalisant is toen weer de winkel ingegaan en heeft zijn bestelling gekregen van [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] vertelde de verbalisant dat de verbalisant op alle dagen kilo’s wiet kon kopen en dat de prijzen per dag veranderden. [37]
Door de recherche is vastgesteld dat de aangekochte zak met inhoud afkomstig van de pseudokoop, 200,1 gram marihuana bevatte. [38]
Pseudokoop 3 op 14 januari 2020
Op 14 januari 2020 heeft verbalisant [verbalisant 1] een pseudokoop gedaan van verdovende middelen bij [bedrijf] in [plaats]. De verbalisant heeft verklaard dat hij om 11:30 uur de winkel is binnen gegaan en aan de man achter de toonbank, die hij herkende als [medeverdachte 2], vroeg of hij de baas kon spreken. Vervolgens kwam [verdachte] vanuit de ruimte achter de winkel naar de verbalisant toe. [verdachte] nodigde de verbalisant uit in de ruimte achter de winkel, waar ook [medeverdachte 1] zich bevond. De verbalisant zei dat hij twee kilogram ‘Heeze’ en een kilogram ‘Kus’ wilde kopen. [verdachte] zei dat het € 13.300,00 zou gaan kosten en dat het in tien minuten geregeld zou zijn. [verdachte] vertelde dat de winkel nu vijf jaar bestond, goed liep en dat ze van plan waren meerdere winkels te openen. De verbalisant hoorde dat [verdachte] aan [medeverdachte 1] de opdracht gaf om de bestelling op te halen en [medeverdachte 1] vertelde welke kwaliteit hij waar kon pakken. De verbalisant heeft verklaard dat hij naar de auto is gelopen om het geld te halen en zag dat [medeverdachte 1] vertrok vanaf de parkeerplaats. De verbalisant ging terug naar de shop en gaf [verdachte] het geld, waarna [verdachte] het geld telde. Toen de verbalisant had betaald zag hij dat [medeverdachte 1] de winkel binnen kwam, nadat hij een boodschappentas uit zijn kofferbak had gepakt. In de boodschappentas zag de verbalisant in een sealbag twee doorzichtige zakken met henneptoppen. [verdachte] heeft de zakken geseald en zei dat hij [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] een bericht zou sturen als de verbalisant kon vertrekken. Enkele minuten later zei [medeverdachte 2] tegen de verbalisant dat hij weg kon gaan. [39]
Door de recherche is vastgesteld dat de aangekochte zakken met inhoud afkomstig van de pseudokoop, 3.001,5 gram marihuana bevatte. [40]
Aanhoudingen en doorzoekingen
[medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [verdachte] werden op 14 januari 2020 aangehouden. In de linker jaszak van [verdachte] werd € 13.300,00 aangetroffen. De nummers van de biljetten kwamen overeen met de nummers van de biljetten die waren uitgegeven bij de pseudokoop eerder die dag. [41]
Het pand aan de [adres 2] werd op 14 januari 2020 doorzocht. Om te kunnen binnentreden werd een sleutel gebruikt die zich aan de sleutelbos van [medeverdachte 1] bevond. In de binnenliggende ruimtes werden hennepresten, veel lege verpakkingsmaterialen – waaronder 34 grote lege zwarte sporttassen met ook hennepresten – een weegschaal en een sealapparaat aangetroffen. Daarnaast werden 38 verpakkingen met daarin een op marihuana gelijkende stof en 24 verpakkingen met een op hasj gelijkende stof aangetroffen. De stoffen werden onderzocht en het bleek te gaan om 26.560 gram marihuana en 2.224 gram hasj. [42]
Ook de garagebox aan het Roomblekerveld 15L werd doorzocht. In de garagebox bevond zich een voertuig, waar in de kofferbak negen stuks zwarte gesealde zakken met henneptoppen werden aangetroffen. De hennep had een totaal gewicht van 24 kilogram en 350 gram. Achter het voertuig lagen drie grote lege zwarte sporttassen. [43]
Overwegingen van de rechtbank
Pseudokoop
Het verweer van de verdediging ziet op de toepassing van het opsporingsmiddel pseudokoop als bedoeld in artikel 126i Sv. Op grond van deze bepaling mag een opsporingsambtenaar, zonder dat hij als zodanig kenbaar optreedt (undercover), goederen afnemen van een verdachte van een misdrijf waarvoor – kort gezegd – voorlopige hechtenis is toegelaten. Deze bevoegdheid mag alleen worden toegepast indien dit ‘in het belang van het onderzoek’ is, waarbij de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit gelden. Met proportionaliteit wordt gedoeld op de eis dat de inzet van het opsporingsmiddel in redelijke verhouding staat tot het beoogde doel en met subsidiariteit wordt gedoeld op de eis dat het beoogde, redelijkerwijs te verwachten doel niet met minder vergaande middelen kan worden bereikt.
Bij het oordeel of aan deze eisen wordt voldaan zal - onder meer - acht worden geslagen op de aard en ernst van de verdenking, het belang van de samenleving bij opheldering daarvan, de vraag op welke wijze die opheldering bereikt kan worden en wel zodanig dat deze efficiënt, kansrijk en zo weinig mogelijk bezwarend voor betrokkenen genoemd kan worden, op het risico voor de integriteit van opsporing en vervolging en op de belangen van slachtoffers en anderen derden. Deze afweging zal uiteindelijk moeten leiden tot een beantwoording door de rechtbank van de vraag of de officier van justitie in redelijkheid tot toepassing van deze opsporingsbevoegdheid heeft kunnen besluiten.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de omstandigheden zoals die naar voren komen uit het dossier, de officier van justitie in redelijkheid heeft kunnen kiezen voor de inzet van deze gebruikte bijzondere opsporingsbevoegdheid tegen verdachte. Gelet op de ernst van het misdrijf was de pseudokoop (naast stelselmatige inwinning van informatie) een geëigende opsporingsmethode om vast te stellen of verdachte zich daadwerkelijk bezig hield met de handel in hennep. De inzet van de pseudokoop is dan ook niet disproportioneel te achten. Het enkele feit dat de inzet herhaaldelijk is toegepast, maakt de uitvoering van de opsporingsbevoegdheid niet onrechtmatig.
Daartoe overweegt de rechtbank dat de pseudokoper op 31 mei 2019 50 gram hennep heeft gekocht in de [bedrijf]. Tijdens deze koop lieten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] weten dat ze zelfs tien kilo konden leveren. Gelet op de uitspraken van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en de overige omstandigheden zoals die naar voren komen uit het dossier, is het inzetten van een tweede (8 januari 2020: 200 gram hennep) en een derde pseudokoop (14 januari 2020: drie kilogram hennep) naar het oordeel van de rechtbank, vanuit het oogpunt van opsporings- en maatschappelijke belangen die zijn gemoeid met het tot klaarheid brengen van structurele of omvangrijke overtredingen van de Opiumwet, gerechtvaardigd te achten.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit niet zijn geschonden, zodat er dan ook geen sprake is van een niet-herstelbaar vormverzuim dat tot bewijsuitsluiting zou moeten leiden. Ook het feit dat er geen opnames of beelden zijn van de pseudokoop maakt niet dat er sprake is van een vormverzuim, nu de wet dat niet vereist. Het verweer van de raadsman wordt daarom verworpen.
Verklaring van [getuige]
In het geval de verdediging in enig stadium van het geding niet de gelegenheid heeft gehad een getuige, die een niet ter terechtzitting afgelegde, voor de verdachte belastende verklaring heeft afgelegd, te (doen) ondervragen, staat artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) niet in de weg aan het gebruik tot het bewijs van deze verklaring, als de betreffende verklaring in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen en dit steunbewijs betrekking heeft op die onderdelen van de verklaring die door verdachte worden betwist. Of dat steunbewijs aanwezig is, wordt mede bepaald door het gewicht van de verklaring van deze getuige in het licht van de bewijsvoering als geheel. [44]
De bewezenverklaring steunt in dit geval niet enkel op de verklaring van [getuige], voor zover die verklaart over de werkwijze in de [bedrijf] en de rol die de afzonderlijke verdachten daarin gehad zouden hebben. De verklaring van [getuige] vindt op belangrijke punten steun in andere, objectieve bewijsmiddelen in het dossier en vormt om die reden niet het enige of doorslaggevende bewijs. Van een schending van artikel 6 EVRM is dan ook niet gebleken. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met anderen, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Bij de beoordeling of sprake is van medeplegen kan onder meer rekening worden gehouden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
[medeverdachte 3]
komt uit het dossier naar voren als iemand met een leidinggevende rol. Hij wordt door een afnemer de baas/chef genoemd en is degene aan wie betaald moet worden. Hij geeft opdracht aan [medeverdachte 1] om bestellingen op te halen en hij neemt het geld in ontvangst. Bij de tweede pseudokoop beslist hij dat er een aanbetaling gedaan moet worden. Hij wordt gezien met een grote stapel geld en geeft advies aan afnemers over de kwaliteit van de hennep en deelt de prijs van de hennep mee. Samen met [verdachte] beheert hij het account van de bewakingscamera’s in een pand aan de [adres 5] [45] , waarvan het vermoeden bestaat dat dit pand als stashplaats voor verdovende middelen is gebruikt. [46]
[verdachte]
Ook [verdachte] komt naar voren als iemand met een leidinggevende rol. Hij neemt geld in ontvangst, telt het en geeft [medeverdachte 1] de opdracht bestellingen te gaan ophalen. Hij heeft de sleutel van de [bedrijf] en wordt ‘baas’ genoemd. Hij is degene van wie de pseudokoper op 14 januari 2020 de hennep kocht en die het geld in ontvangst nam. Hij vertelt aan de pseudokoper dat de winkel al vijf jaar bestaat en goed loopt, zodat ze het plan hebben om meer winkels te openen. [verdachte] controleert, weegt en verpakt de hennep en geeft de koper vervolgens toestemming om te vertrekken. Samen met [medeverdachte 3] beheert hij het account van de bewakingscamera’s in een pand aan de [adres 5], waarvan het vermoeden bestaat dat dit pand een stashplaats voor verdovende middelen is geweest.
Naar aanleiding van een diefstal in het pand aan de [adres 5], stuurt [verdachte] via WhatsApp beelden van de beveiligingscamera’s naar [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] heeft zelf geen toegang tot deze beelden. [verdachte] zegt ook tegen [medeverdachte 1] dat ze ‘later zullen praten’ en geeft [medeverdachte 1] opdracht om naar de ‘werkplek’ te gaan. [47]
[medeverdachte 1]
is degene die de bestellingen ophaalt vanuit de verschillende stashlocaties en naar de [bedrijf] brengt. Hij neemt ook geld in ontvangst, hij helpt in de winkel, verstrekt informatie over de soorten hennep en de af te nemen hoeveelheden en maakt afspraken over de koop van hasj via sms-berichten. [48] Als ze ‘geript’ zijn op de stashlocatie [adres 5] moet hij verantwoording afleggen aan [verdachte] en is hij bang dat hij zal moeten betalen, omdat hij de deur niet op slot heeft gedaan. [49] heeft ook de sleutel van de locatie [adres 2].
[medeverdachte 2]
heeft een meer ondergeschikte rol. Hij staat in de winkel achter de toonbank, helpt klanten, geeft informatie over de prijs en kwaliteit van de hennep en neemt ook af en toe bestellingen op.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat de bijdrage van verdachte van een zodanig gewicht is geweest alsook dat sprake is geweest van een dusdanige samenwerking en rolverdeling dat van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten kan worden gesproken. Verdachte had een belangrijke sturende en leidinggevende rol door zorg te dragen voor de verkopen, opdrachten te geven aan [medeverdachte 1] en het geld in ontvangst te nemen. Verdachte heeft daarmee een belangrijke en onmisbare rol vervuld in de keten van de hennepverkoop, waardoor zijn bijdrage naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht is geweest dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
(Voorwaardelijk) verzoek horen getuigen
De rechtbank ziet geen noodzaak om medeverdachte [medeverdachte 1] te horen als getuige. [medeverdachte 1] heeft niet belastend verklaard over verdachte en zijn verklaring is niet voor het bewijs gebruikt. Bovendien is [medeverdachte 1] reeds gehoord als getuige door de rechter-commissaris op
22 maart 2022 en is geprobeerd hem te horen op 27 september 2024, wat niet is gelukt omdat [medeverdachte 1] zich in Turkije bevindt. Nu het onaannemelijk is dat [medeverdachte 1] binnen een aanvaardbare termijn vrijwillig naar Nederland zal komen om gehoord te worden, zal de rechtbank afzien van het horen van deze getuige om het strafproces, dat al geruime tijd duurt, te kunnen afronden. De rechtbank wijst het verzoek tot het horen van [medeverdachte 1] af.
Wat betreft het verzoek tot het horen van verbalisant [verbalisant 1] stelt de rechtbank vast dat op
24 september 2021 is bepaald dat de verdediging invulling kon geven aan haar ondervragingsrecht door het stellen van schriftelijke vragen, naar aanleiding waarvan de getuige een aanvullend proces-verbaal diende op te maken. De rechter-commissaris zou vervolgens aan de hand van het proces-verbaal beslissen of de getuige alsnog gehoord moest worden.
De verdediging heeft zonder het geven van een reden geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid om de getuige vragen te kunnen stellen. Ook na genoemde terechtzitting heeft de verdediging immers, hoewel daartoe alle gelegenheid bestond, geen enkel initiatief genomen om de vragen schriftelijk te stellen of anderszins nadere verzoeken gedaan tot het horen van deze getuige, tot 27 januari 2025. Nu de rechtbank bovendien niet is gebleken van de noodzaak om verbalisant [verbalisant 1] als getuige te horen, zal zij het verzoek afwijzen.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank is van oordeel dat het ten laste gelegde feit niet bewezen kan worden verklaard, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van het aanwezig hebben van hennep is vereist dat verdachte daarvan wetenschap had en dat hij daarover feitelijke macht kon uitoefenen in de zin dat hij daarover kon beschikken. Het dossier bevat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs, dat verdachte de beschikkingsmacht heeft gehad over de aangetroffen hennep op de genoemde stashlocaties. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 14 maart 2018 tot en met 14 januari 2020 te [plaats] tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd (grote) hoeveelheden hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 360 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan een gedeelte van 288 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd verdachte een onvoorwaardelijke taakstaf op te leggen voor de duur van 240 uren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzochte verdachte een onvoorwaardelijke straf op te leggen die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De raadsman ziet geen meerwaarde in de oplegging van een taakstraf. De raadsman heeft verzocht bij de strafmaat rekening te houden met de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met anderen en gedurende lange tijd schuldig gemaakt aan het op grote schaal illegaal verkopen van hennep vanuit een [bedrijf] in [plaats]. De verkoop had een bedrijfsmatig karakter en er was sprake van een lucratieve en goedlopende ‘business’, waarbij het ook vaak om de verkoop van grote hoeveelheden hennep ging. De minimale afname bedroeg 50 gram en er werden met regelmaat ook kilo’s hennep per keer verkocht. Op de zogenaamde ‘afvangdag’ is bij de verschillende aangehouden afnemers in totaal meer dan 6.000 kilo hennep in beslag genomen. Ook uit de pseudokopen blijkt dat het verkopen en leveren van een (groot) aantal kilo’s hennep vanuit de [bedrijf] geen enkel probleem was. Verdachte had dit in alles een sturende en leidende rol.
Door dit alles heeft verdachte in belangrijke mate een bijdrage geleverd aan de illegale handel en het gebruik van hennep en daarmee ook aan de (georganiseerde) criminaliteit. Bovendien is verdachte door zijn handelen medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die drugsgebruik voor zowel de samenleving in het geheel als voor de individuele gebruiker met zich brengt. Verdachte heeft daarvan geen blijk van inzicht gegeven en daarvoor ook geen verantwoordelijkheid genomen. Verdachte heeft zich alleen laten leiden door zijn eigen financiële belangen en dat rekent de rechtbank verdachte aan.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 17 december 2024. Hieruit blijkt dat verdachte in 2016 al eens is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de reclasseringsrapporten van 5 maart 2020 en 23 april 2020, die in het kader van de voorlopige hechtenis zijn opgemaakt. De reclassering heeft op 9 januari 2025 een recent advies uitgebracht. Hieruit volgt dat verdachte een stabiel leven leidt. Verdachte heeft een baan, een huis en een gezin. Er zijn geen zorgen over de diverse leefgebieden en de reclassering schat het recidiverisico in als laag.
De op te leggen straf
De rechtbank stelt voorop dat artikel 6 EVRM voor iedere verdachte het recht waarborgt om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Op basis van vaste jurisprudentie geldt als uitgangspunt dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aanvangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak.
Gelet op de omvang van de zaak en de door de verdediging ingediende verzoeken gaat de rechtbank er in dit geval vanuit dat binnen drie jaren na aanvang van de redelijke termijn een eindvonnis had moeten worden gewezen. Deze termijn is aangevangen op 14 januari 2020, de dag waarop verdachte in verzekering is gesteld. De rechtbank wijst op 13 maart 2025 vonnis en dat betekent dat de redelijke termijn met meer dan twee jaren is overschreden.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt het bewezen verklaarde feit en de rol die verdachte heeft vervuld zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van substantiële duur, ook omdat verdachte eerder is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet. Vanwege de forse overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank echter geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte opleggen dan het aantal dagen dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte opleggen een taakstraf van 120 uren en een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen, waarvan 259 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd van twee jaren. De voorwaardelijke gevangenisstraf is bedoeld om te voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen en om hem de stabiliteit die hij afgelopen jaren lijkt te hebben gecreëerd te laten vasthouden.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
365 (driehonderdvijfenzestig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
259 (tweehonderdnegenenvijftig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. Miltenburg, voorzitter, mr. E.J.M. Bos en
mr. I. Piksen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2025.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland/district Twente, Onderzoek Spock met dossiernummer 2018482865. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming, pagina 1020.
3.Proces-verbaal omschrijving aard van het onderzoek, pagina 17.
4.Proces-verbaal omschrijving aard van het onderzoek, pagina 17.
5.Proces-verbaal omschrijving aard van het onderzoek, pagina 18.
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 2950.
7.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1709 tot en met 1711.
8.Proces-verbaal Pseudokoop, pagina 1806 tot en met 1808.
9.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 1819.
10.Daar waar in de op pagina 28 van het relaas PV genoemde bewijsmiddelen [adres 2] wordt genoemd beschouwt de rechtbank dit, gelet op de toelichting die op pagina 27 en 28 is gegeven, als een kennelijke verschrijving en leest zij dit als [adres 2].
11.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 2868.
12.Proces-verbaal van observatie van 23 september 2019, pagina 2714 tot en met 2720.
13.Proces-verbaal van aanhouding, pagina 1924 en 1925.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 1942 en 1943.
15.Waarnemingen observaties op 5 oktober 2019, pagina 1956 tot en met 1958.
16.Beschuldigtenvernehmung Polizei Präsidium Hamm d.d. 4 juni 2020, pagina 1967 tot en met 1973 en de door [naam 7], beëdigd vertaler, opgemaakte Nederlandse vertaling daarvan d.d. 29 januari 2025.
17.Proces-verbaal van observatie van 16 oktober 2019, pagina 2735 tot en met 2740.
18.Proces-verbaal omschrijving aard van het onderzoek, pagina 2004.
19.Waarnemingen observaties op 22 november 2019, pagina 2007 en 2008, Waarnemingen observaties op 22 november 2019, pagina 2209 en 2210.
20.Waarnemingen observaties op 22 november 2019, pagina 2009 en 2010.
21.Waarnemingen observaties op 22 november 2019, pagina 2209 en 2210.
22.Waarnemingen observaties op 22 november 2019, pagina 2211.
23.Waarnemingen observaties 22 november 2019, pagina 2007 en 2008.
24.Proces-verbaal onderzoek marihuana, pagina 2013.
25.Proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 2025 en 2026.
26.Waarnemingen observaties 22 november 2019, pagina 2108 tot en met 2111.
27.Proces-verbaal onderzoek marihuana, pagina 2113.
28.Waarnemingen observaties op 12 november 2019, pagina 2123 tot en met 2125.
29.Waarnemingen observaties op 19 november 2019, pagina 2126 tot en met 2128.
30.Waarnemingen observaties op 12 november 2019, pagina 2123.
31.Waarnemingen observaties op 19 november 2019, pagina 2126.
32.Proces-verbaal onderzoek marihuana en hasj, pagina 2216 en 2217.
33.Waarnemingen observaties op 19 november 2019, pagina 2208 tot en met 2213.
34.Proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 2252.
35.Waarnemingen observaties op 19 november 2019, pagina 2319 en 2320.
36.Proces-verbaal onderzoek marihuana, pagina 2323 en 2324.
37.Proces-verbaal Pseudokoop, pagina 2407 en 2408.
38.Proces-verbaal onderzoek marihuana, pagina 2421.
39.Proces-verbaal Pseudokoop, pagina 2510 tot en met 2512.
40.Proces-verbaal onderzoek marihuana, pagina 2524.
41.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 2595.
42.Proces-verbaal onderzoek marihuana en hasj, [adres 2] te [plaats], pagina 2531 tot en met 2533.
43.Proces-verbaal van doorzoeking ter in beslagname, pagina 2759 en 2760.
44.HR 23 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:429.
45.Proces-verbaal van bevindingen relaas, pagina 1243 tot en met 1245.
46.Proces-verbaal omschrijving aard van het onderzoek, pagina 21.
47.Proces-verbaal van bevindingen relaas, pagina 1243 tot en met 1245.
48.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 2308, 2311 tot en met 2312 en 2316.
49.Proces-verbaal van bevindingen relaas, pagina 1231.