ECLI:NL:RBOVE:2025:1374

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
11218845 \ CV EXPL 24-1508
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis in faillissementszaak over keukenapparatuur met gedeeltelijke toewijzing van vordering

In deze zaak heeft partij A keukenapparatuur gekocht van een failliet bedrijf, waarvoor een factuur van € 19.514,88 is verstuurd. Partij A heeft € 10.000,00 betaald, maar is bij verstekvonnis veroordeeld tot betaling van het restant van € 9.514,88. Partij A is in verzet gegaan tegen dit vonnis, stellende dat niet alle gefactureerde apparatuur is geleverd en dat een deel gebrekkig is. De curator van het failliete bedrijf heeft verweer gevoerd. De kantonrechter oordeelt dat het verzet tijdig is ingesteld en dat de vordering grotendeels toewijsbaar is. Het verstekvonnis wordt gedeeltelijk vernietigd en partij A wordt veroordeeld tot betaling van € 8.588,88 aan hoofdsom. Daarnaast worden buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente toegewezen. De kantonrechter concludeert dat de curator in verzuim is en dat partij A recht heeft op schadevergoeding voor de tekortkomingen in de nakoming van de overeenkomst.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 11218845 \ CV EXPL 24-1508
Vonnis van 11 maart 2025
in de zaak van
MR. [curator] Q.Q.,
in hoedanigheid van curator in het faillissement van
[bedrijf] B.V.,
te [vestigingsplaats 1],
oorspronkelijke eiser,
gedaagde in het verzet (geopposeerde),
hierna te noemen: [curator] q.q.,
gemachtigde: mr. [curator],
tegen
[partij A] B.V.,
te [vestigingsplaats 2],
oorspronkelijke gedaagde,
eiser in het verzet (opposant),
hierna te noemen: [partij A],
gemachtigde: mr. R.M.A. van den Berg.

1.Samenvatting

1.1.
[partij A] heeft keukenapparatuur van [bedrijf] gekocht. [bedrijf] heeft hiervoor een factuur van € 19.514,88 verstuurd. [partij A] heeft een bedrag van € 10.000,00 betaald. [bedrijf] is failliet gegaan en [curator] c.s. is als curator aangesteld. [curator] q.q. is een procedure gestart tegen [partij A]. [partij A] is bij verstekvonnis veroordeeld tot betaling van het restant van € 9.514,88. Zij is in verzet gegaan en vordert ontheffing van de veroordeling en afwijzing van de vorderingen van [curator] q.q. Volgens [partij A] is namelijk maar een gedeelte van de gefactureerde apparatuur geleverd en een deel daarvan is gebrekkig. [curator] q.q. voert verweer.
1.2.
De kantonrechter oordeelt dat het verzet tijdig is ingesteld, zodat de vordering inhoudelijk kan worden beoordeeld. De kantonrechter concludeert dat de vordering grotendeels toewijsbaar is. Hij vernietigt het verstekvonnis gedeeltelijk en wijst een bedrag van € 8.588,88 aan hoofdsom toe.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de inleidende dagvaarding
- het verstekvonnis van 2 april 2024
- de verzetdagvaarding met producties
- de akte overlegging aanvullende producties van [partij A]
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de mondelinge behandeling van 10 februari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen
zijn gemaakt
- de spreekaantekeningen van [curator] q.q.
- de spreekaantekeningen van [partij A].
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Op 4 oktober 2021 heeft [bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf]) een offerte naar [partij A] gestuurd voor keukenapparatuur voor een bedrag van € 34.639,86 inclusief btw. [partij A] heeft een deel van de geoffreerde keukenapparatuur van [bedrijf] gekocht.
3.2.
Op diezelfde datum (4 oktober 2021) heeft [bedrijf] een factuur van € 19.514,88 inclusief btw naar [partij A] gestuurd met als omschrijving
“Aan u geleverde diverse keuken apparatuur”. Op de factuur staat een betalingstermijn van veertien dagen vermeld.
3.3.
Op 15 juni 2022 heeft [partij A] een bedrag van € 10.000,00 aan [bedrijf] betaald.
3.4.
Op 7 juni 2023 is [bedrijf] failliet verklaard en is [curator] q.q. aangesteld als curator.
3.5.
Op 12 maart 2024 hebben [curator] q.q. en de heer [naam] – de bestuurder van [bedrijf] – een bespreking gehad. In het besprekingsverslag staat dat [naam] heeft verklaard dat in ieder geval de volgende keukenapparatuur aan [partij A] is geleverd:[Afbeelding]
3.6.
Bij verstekvonnis van 2 april 2024 is [partij A] veroordeeld tot betaling van € 10.365,62 aan [curator] q.q. aan hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met rente en proceskosten.
3.7.
Op 17 juni 2024 heeft [partij A] [curator] q.q. in gebreke gesteld en hem gesommeerd om binnen veertien dagen de Gazi vaatwasmachine en het neutraal element met lade te leveren en de gebreken aan de tijdsgestuurde waterontharder en combisteamer Gazi te herstellen.

4.Het geschil

4.1.
[partij A] vordert – samengevat – ontheffing van de veroordeling in het verstekvonnis van 2 april 2024 en niet-ontvankelijk verklaring van [curator] q.q. althans afwijzing van zijn vorderingen, met veroordeling van [curator] q.q. in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
4.2.
[partij A] stelt dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomst door het failliete [bedrijf]. Volgens haar is maar een gedeelte van de gefactureerde apparatuur geleverd en een deel daarvan is gebrekkig. Zij heeft [curator] q.q. in gebreke gesteld. Hij is de overeenkomst niet nagekomen, zodat sprake is van wanprestatie. [curator] q.q. is daarom verplicht om de daaruit voortvloeiende schade te vergoeden. [partij A] beroept zich op verrekening van de schade met de vordering van [curator] q.q. Volgens haar hebben partijen na verrekening niets meer van elkaar te vorderen.
4.3.
[curator] q.q. voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Verzet tijdig ingesteld
5.1.
De kantonrechter stelt vast dat het verzet tijdig is ingesteld. [curator] q.q. heeft hier ook geen verweer tegen gevoerd.
Geleverde keukenapparatuur
Gazi vaatwasmachine
5.2.
[partij A] betwist dat zij de Gazi vaatwasmachine heeft ontvangen. [curator] q.q. erkent dit, maar stelt dat [partij A] een vaatwasmachine van een ander merk heeft ontvangen, namelijk Hobart in plaats van Gazi. Die is volgens [curator] q.q. zelfs beter.
5.3.
Nu [partij A] niet heeft weersproken dat zij een vaatwasser van een ander merk voor dezelfde prijs heeft ontvangen, is het in rekening gebrachte bedrag van € 2.712,60 verschuldigd. Het enkele feit dat er een vaatwasmachine is geleverd van een ander merk dan is overeengekomen, maakt nog niet dat de vaatwasmachine non-conform is en er gehoudenheid tot schadevergoeding bestaat.
Tijdsgestuurde waterontharder
5.4.
[partij A] stelt dat de tijdsgestuurde waterontharder die zij heeft ontvangen niet nieuw is, zoals is overeengekomen, maar dat deze tweedehands is. Daarnaast is de waterontharder volgens haar defect, althans niet aangesloten en ontbreekt een handleiding. Er is geen beschrijving op internet te vinden en het lukt [partij A] en haar installateur niet om de waterontharder aan te sluiten, aldus [partij A].
5.5.
[curator] q.q. betwist dat de waterontharder tweedehands is. Nu [partij A] dit niet heeft onderbouwd en dit nergens uit blijkt, zal de kantonrechter aan deze stelling van [partij A] voorbij gaan.
5.6.
[curator] q.q. betwist ook dat de waterontharder defect is. [naam] heeft op de mondelinge behandeling erkend dat de waterontharder niet is aangesloten. Volgens [curator] q.q. is dat niet gebeurd, omdat de factuur niet werd betaald. Het aansluiten kost volgens hem slechts een kwartier werk en [naam] heeft zich bereid verklaard om dit alsnog te doen.
5.7.
Nu [curator] q.q. erkent dat de waterontharder aangesloten zou worden, maar dit niet is gedaan, is er sprake van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. Naar het oordeel van de kantonrechter is niet onderbouwd of gebleken dat de waterontharder zelf gebrekkig is. Dat er geen handleiding voor de installatie is meegeleverd, kan ook niet worden aangemerkt als een gebrek, nu kennelijk is overeengekomen dat [bedrijf] de waterontharder zou aansluiten.
5.8.
[curator] q.q. is per brief van 17 juni 2024 gesommeerd om het gebrek binnen veertien dagen te herstellen, maar heeft dat niet gedaan. Hij is dus in verzuim en moet daarom de schade die [partij A] door de tekortkoming (bestaande uit de niet aansluiting van de waterontharder) heeft geleden, vergoeden. [partij A] heeft de schade van het niet aansluiten van de waterontharder niet onderbouwd. Nu zij niet heeft weersproken dat het aansluiten ongeveer een kwartier duurt, begroot de kantonrechter de schade schattenderwijs op een bedrag van € 50,00. [partij A] beroept zich op verrekening van haar schade met de vordering van [curator] q.q. Dat betekent dat [partij A] nog een bedrag van € 453,40 (€ 503,40 – € 50,00) voor de waterontharder moet betalen.
Neutraal element met lade
5.9.
[partij A] betwist dat zij het neutraal element met lade heeft ontvangen. [curator] q.q. heeft dit onvoldoende weersproken. Hij heeft slechts verklaard dat hem niet bekend is wat er bedoeld wordt met het neutraal element met lade; dit, terwijl [naam] blijkens het overgelegde besprekingsverslag van 12 maart 2024 expliciet melding gemaakt heeft van het neutraal element met lade.
5.10.
Naar het oordeel van de kantonrechter moet het hiervoor in rekening gebrachte bedrag van € 876,00 dan ook worden afgewezen.
Watercontractgrill
5.11.
[partij A] stelt dat de watercontractgrill slechts voor kleine hoeveelheden werkt. Zij heeft echter niet gesteld dat de grill minder kan dan wat is overeengekomen. Daarom kan niet worden vastgesteld dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. Bovendien is dit punt ook niet meegenomen in de ingebrekestelling die naar [curator] q.q. is verstuurd, zodat van verzuim en gehoudenheid tot schadevergoeding door [curator] q.q. hoe dan ook geen sprake kan zijn. Het voor de grill in rekening gebracht bedrag van € 2.115,00 is dan ook verschuldigd.
Keramische kookplaat
5.12.
[partij A] stelt dat de keramische kookplaat te klein is. Zij heeft echter niet gesteld dat partijen zijn overeengekomen dat de kookplaat groter zou zijn. Daarom kan niet worden vastgesteld dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. Bovendien is dit punt ook niet meegenomen in de ingebrekestelling die naar [curator] q.q. is verstuurd, zodat van verzuim en gehoudenheid tot schadevergoeding door [curator] q.q. hoe dan ook geen sprake kan zijn. Het voor de kookplaat in rekening gebracht bedrag van € 1.794,00 (minus de gegeven korting, waarover hieronder meer) is dan ook verschuldigd.
Combisteamer Gazi
5.13.
[partij A] stelt dat de Gazi combi steamer gebrekkig is en heeft dit onderbouwd met een inspectierapport van 30 januari 2025. Volgens haar vertoont de steamer gebruikssporen, terwijl deze als nieuw is verkocht. Ook is er sprake van een gevaarlijke lekstroom door een defect aan de steamer. Als de steamer gebruikt wordt op het wasprogramma, slaan de zekeringen door.
5.14.
In het overgelegde verslag van de bespreking tussen de curator en [naam] staat dat de combisteamer volgens [naam] uit de showroom kwam, maar dat daarom ook een korting op de steamer is verstrekt. [partij A] heeft dit niet weersproken, zodat niet kan worden geconcludeerd dat er op dit punt sprake is van non-conformiteit.
5.15.
Met betrekking tot het gestelde defect aan de combisteamer voert [curator] q.q. aan dat de machine destijds is getest en goedgekeurd. [partij A] heeft nooit gemeld dat de combisteamer defect was. Met de machine is ook gekookt en gebakken en inmiddels is het drie jaar later. De oorzaak van het defect kan van alles zijn, aldus [curator] q.q.
5.16.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [partij A] niet voldaan aan haar klachtplicht ex artikel 7:23 BW. [partij A] heeft op de mondelinge behandeling namelijk verklaard dat de keukenapparatuur midden 2022 is geleverd. Zij heeft [curator] q.q. pas twee jaar later, op 17 juni 2024, gesommeerd om de gebreken aan de combisteamer te herstellen. [partij A] stelt weliswaar dat zij al eerder mondeling tegen [naam] over de gebreken heeft geklaagd, maar dit is door [naam] betwist en niet nader onderbouwd. Nu niet is gebleken dat [partij A] tijdig over het gebrek heeft geklaagd, kan zij daar geen beroep meer op doen. Het voor de steamer in rekening gebrachte bedrag van € 4.600,80 (minus de gegeven korting, waarover later meer) moet dan ook worden betaald.
Overige apparatuur
5.17.
[partij A] heeft aangevoerd dat de afzuigkap en spoelmachine nooit zijn aangesloten, dat er nooit volledig is gekit en dat er nooit voetafdekkingen zijn geplaatst. Het is echter niet gesteld of gebleken dat zij hier vóór de verzetdagvaarding over heeft geklaagd. Zij heeft hier dan ook te laat over geklaagd, zodat zij geen beroep meer kan doen op deze gestelde gebreken. Overigens maakt ook de ingebrekestelling van de beweerde tekortkomingen geen melding, zodat van verzuim en gehoudenheid tot schadevergoeding door [curator] q.q. hoe dan ook geen sprake kan zijn.
Verder heeft [partij A] niet gesteld dat er sprake is van gebreken aan de overige geleverde apparatuur. De voor de elektrische friteuses (€ 2.928,00), wanddampkap (€ 1.889,00), koelwerkbank (€ 1.478,75) en Gamko wekbarkoeling (€ 4.354,00) gefactureerde bedragen zijn dan ook verschuldigd. Dit komt in totaal neer op een bedrag van € 10.649,75.
Te betalen bedrag
5.18.
Het door [naam] genoemde lijstje met geleverde apparatuur komt neer op een totaalbedrag van € 23.251,55 (€ 2.712,60 + € 503,40 + € 2.928,00 + € 876,00 + € 2.115,00 + € 1.794,00 + € 4.600,80 + € 1.889,00 + € 1.478,75 + € 4.354,00). Dat is € 3.736,67 meer dan het geoffreerde bedrag van € 19.514,88. [naam] heeft verklaard dat er korting is verstrekt op de combisteamer Gazi en de keramische kookplaat. Dit bedrag van € 3.736,67 is dus kennelijk als korting gegeven en zal dan ook in mindering moeten worden gebracht op de genoemde bedragen voor de combisteamer en kookplaat.
5.19.
Dat betekent dat [partij A] in totaal een bedrag van € 18.588,88 (€ 2.712,60 + € 453,40 + € 2.115,00 + € 1.794,00 + € 4.600,80 + € 10.649,75 – € 3.736,67) aan [curator] q.q. verschuldigd is voor de geleverde keukenapparatuur. Partijen zijn het erover eens dat hij al een bedrag van € 10.000,00 heeft betaald, zodat nog een bedrag van € 8.588,88 overblijft.
5.20.
Het verzet van [partij A] tegen het verstekvonnis is dus gedeeltelijk gegrond. De kantonrechter zal het verstekvonnis daarom gedeeltelijk vernietigen en [partij A] veroordelen om € 8.588,88 (aan hoofdsom) aan [curator] q.q. te betalen.
Wettelijke rente
5.21.
De gevorderde rente over de hoofdsom is op de wet (artikel 6:119 BW) gegrond en niet weersproken en zal dan ook worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.22.
[partij A] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Op grond van het Besluit is over de toegewezen hoofdsom van € 8.588,88 een bedrag van € 804,44 aan buitengerechtelijke incassokosten toewijsbaar.
5.23.
[curator] q.q. vordert ook wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten. Nu niet is gesteld of gebleken wanneer deze kosten daadwerkelijk zijn betaald, zal deze rente worden toegewezen vanaf de datum van de door [curator] q.q. verstuurde dagvaarding, namelijk 19 maart 2024.
Proceskosten
5.24.
[partij A] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [curator] q.q. worden in het verzet begroot op:
- salaris gemachtigde
339,00
(1 punt × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
totaal
474,00

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
verklaart het verzet van [partij A] gedeeltelijk gegrond en vernietigt de eerste alinea van het dictum van het op 2 april 2024 tussen partijen gewezen verstekvonnis met zaaknummer 11005749 CV EXPL 24-705, en in zoverre opnieuw beslissend:
6.2.
veroordeelt [partij A] om aan [curator] q.q. te betalen een bedrag van € 8.588,88 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, met ingang van 18 oktober 2021, tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [partij A] om aan [curator] q.q. te betalen een bedrag van € 804,44 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, met ingang van 19 maart 2024, tot de dag van volledige betaling,
6.4.
bekrachtigt het verstekvonnis voor het overige,
6.5.
veroordeelt [partij A] in de kosten van de verzetprocedure van € 474,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [partij A] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.6.
verklaart de veroordelingen onder 6.2. en 6.3. uitvoerbaar bij voorraad,
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C.M. Manders en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2025.