ECLI:NL:RBOVE:2025:1373

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
08.077735.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met lichamelijk letsel en rijden onder invloed door beginnend bestuurder

Op 11 maart 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een beginnend bestuurder die op 24 december 2023 in Enschede een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die onder invloed van alcohol was, reed met een snelheid van 60 tot 70 kilometer per uur op een weg waar de maximumsnelheid 30 kilometer per uur was. Tijdens het ongeval raakte hij met zijn auto een verkeerspaal en een boom, wat resulteerde in lichamelijk letsel voor twee inzittenden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan het veroorzaken van het ongeval en het rijden onder invloed, en heeft hem veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 18 maanden, waarvan 14 maanden voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig heeft gedragen, maar niet roekeloos in de zin van de Wegenverkeerswet. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting op 25 februari 2025, waar de verdachte zijn schuld heeft bekend.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.077735.24 (P)
Datum vonnis: 11 maart 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2005 in [geboorteplaats] (Verenigde Arabische Emiraten),
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 februari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. K. Meijer, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de door [slachtoffer 1] voorgedragen slachtofferverklaring en van wat door [naam] namens haar is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte als beginnend bestuurder van een personenauto:
feit 1
primair: terwijl hij onder invloed was van alcohol een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor aan anderen (zwaar) lichamelijk letsel is toegebracht;
subsidiair:terwijl hij onder invloed was van alcohol opzettelijk de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden waardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
meer subsidiair:terwijl hij onder invloed was van alcohol zodanig met zijn auto heeft gereden dat daardoor gevaar op de weg werd veroorzaakt of het verkeer werd gehinderd;
meest subsidiair:niet in staat was zijn personenauto tijdig tot stilstand te brengen;
feit 2
een auto heeft bestuurd terwijl hij onder invloed was van alcohol.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 24 december 2023 te Enschede, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto),
komende uit de richting van de Crocusstraat, gaande in de richting van de Bouwhuishorst, daarmede heeft gereden over de Brakerhorst,
roekeloos, althans zeer dan wel aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij beginnend bestuurder was en/of
terwijl hij ter plaatse bekend was en/of
terwijl hij slecht/beperkt bekend was met het voertuig dat hij bestuurde en/of
terwijl het regende en/of het wegdek nat was en/of
terwijl (een) inzittende(n) reeds een of meerdere malen tegen hem, verdachte, had(den) gezegd dat hij rustig(er) moest rijden en/of
terwijl hij een bocht naderde en/of in/door die bocht reed,
heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 30 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
het door hem bestuurde voertuig onvoldoende onder controle heeft gehouden, immers is hij met het door hem bestuurde voertuig in een slip geraakt en/of werd de stabiliteit van het door hem bestuurde motorrijtuig (ernstig) verstoord en/of was de besturing alsmede de beremming van de wielen (op de normale wijze) niet meer mogelijk en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de snelheid van de door hem bestuurde personenauto niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was de personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, een (verkeers-/lantaarn)paal en/of een boom,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of derde lid van de Wegenverkeerswet 1994,
en aldus heeft hij, verdachte, zich zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor (een) ander(en),
- genaamd [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
- genaamd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 december 2023 te Enschede, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto),
komende uit de richting van de Crocusstraat, gaande in de richting van de Bouwhuishorst, daarmede heeft gereden over de Brakerhorst,
terwijl hij beginnend bestuurder was en/of
terwijl hij ter plaatse bekend was en/of
terwijl hij slecht/beperkt bekend was met het voertuig dat hij bestuurde en/of
terwijl het regende en/of het wegdek nat was en/of
terwijl (een) inzittende(n) reeds een of meerdere malen tegen hem, verdachte, had(den) gezegd dat hij rustig(er) moest rijden en/of
terwijl hij een bocht naderde en/of in/door die bocht reed,
heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 30 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
het door hem bestuurde voertuig onvoldoende onder controle heeft gehouden, immers is hij met het door hem bestuurde voertuig in een slip geraakt en/of werd de stabiliteit van het door hem bestuurde motorrijtuig (ernstig) verstoord en/of was de besturing alsmede de beremming van de wielen (op de normale wijze) niet meer mogelijk en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de snelheid van de door hem bestuurde personenauto niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was de personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, een (verkeers-/lantaarn)paal en/of een boom,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of derde lid van de
Wegenverkeerswet 1994,
en aldus in strijd met het in artikel 5a van de WVW94 gestelde verbod, zich opzettelijk zodanig in het verkeer heeft gedragen dat voormelde verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, waardoor daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 december 2023 te Enschede, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto),
komende uit de richting van de Crocusstraat, gaande in de richting van de Bouwhuishorst, daarmede heeft gereden over de Brakerhorst,
terwijl hij beginnend bestuurder was en/of
terwijl hij ter plaatse bekend was en/of
terwijl hij slecht/beperkt bekend was met het voertuig dat hij bestuurde en/of
terwijl het regende en/of het wegdek nat was en/of
terwijl (een) inzittende(n) reeds een of meerdere malen tegen hem, verdachte, had(den) gezegd dat hij rustig(er) moest rijden en/of
terwijl hij een bocht naderde en/of in/door die bocht reed,
heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 30 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
het door hem bestuurde voertuig onvoldoende onder controle heeft gehouden, immers is hij met het door hem bestuurde voertuig in een slip geraakt en/of werd de stabiliteit van het door hem bestuurde motorrijtuig (ernstig) verstoord en/of was de besturing alsmede de beremming van de wielen (op de normale wijze) niet meer mogelijk en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de snelheid van de door hem bestuurde personenauto niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was de personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, een (verkeers-/lantaarn)paal en/of een boom,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of derde lid van de
Wegenverkeerswet 1994,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 december 2023 te Enschede als bestuurder van een voertuig (personenauto) rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Brakerhorst, zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers is hij gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, een (verkeers-/lantaarn)paal en/of een boom;
2
hij op of omstreeks 24 december 2023 te Enschede als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 0,39 milligram, in elk geval hoger dan 0,2 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar had bereikt, dan wel zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en waarop hem voor het eerst een rijbewijs van categorie B is afgegeven.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het volgende standpunt gesteld, zakelijk samengevat.
De onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten kunnen wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. Bij feit 1 primair is sprake van de zwaarste mate van schuld, te weten roekeloosheid. Het letsel van [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel, het letsel van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) niet.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het volgende standpunt gesteld, zakelijk samengevat.
Van de onder feit 1 primair ten laste gelegde roekeloosheid dient verdachte te worden vrijgesproken. Het letsel van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] kan niet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Voor het overige heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft bekend dat hij een verkeersongeval heeft veroorzaakt terwijl hij onder invloed was van alcohol. Hij heeft alle onder 1 primair ten laste gelegde gedragingen en feit 2 bekend.
De rechtbank dient bij feit 1 de vraag te beantwoorden of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) en zo ja, in welke mate.
Schuld
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid van verdachte. Daarbij komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij geldt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Vaststaat dat verdachte kort voor het verkeersongeval reed met een aanzienlijk hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 30 kilometer per uur. Dit terwijl het regende, het wegdek nat was en een van zijn inzittenden meerdere keren tegen hem had gezegd dat hij rustiger moest rijden. Verdachte was bovendien pas sinds tien dagen in het bezit van een rijbewijs en dus een beginnend bestuurder. Hij was beperkt bekend met de auto waarin hij reed. Wel wist hij dat de auto veel motorvermogen had en hij heeft bewust stoer rijgedrag vertoond. Hij heeft het voertuig op een recht stuk weg voorafgaand aan een verderop gelegen bocht onvoldoende onder controle gehouden, door zijn stoere rijgedrag voort te zetten en niet te anticiperen op de verkeerssituatie. Het gevolg was dat hij met de auto in een slip is geraakt en tegen een (verkeers-/lantaarn)paal en vervolgens tegen een boom is gebotst. Er is na het ongeval 0,39 mg/ml alcohol in zijn bloed aangetroffen waar 0,2 mg/ml alcohol voor een beginnend bestuurder is toegestaan.
Gelet op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de omstandigheden waaronder die gedragingen hebben plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten is in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Mate van schuld
Anders dan de officier van justitie, en met de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat het rijgedrag van verdachte niet kan worden aangemerkt als roekeloos in de zin van artikel 175, tweede lid, WVW 1994. Roekeloosheid is de zwaarste vorm van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994. Onder roekeloosheid wordt verstaan een buitengewoon onvoorzichtige gedraging van verdachte waardoor een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, terwijl de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn. Verdachte heeft weliswaar aanzienlijk te hard gereden terwijl hij onder invloed was van alcohol, maar de rechtbank ziet hierin, onder de gegeven omstandigheden, niet een zodanig ernstige mate van schending van de verkeersregels dat sprake is van roekeloosheid als bedoeld in artikel 175, tweede lid, WVW 1994. Daarom zal verdachte van dat onderdeel (partieel) worden vrijgesproken.
Wel leidt de combinatie van de hierboven omschreven gedragingen van verdachte tot de conclusie dat verdachte zich zeer onvoorzichtig heeft gedragen in het verkeer.
Lichamelijk letsel
Als gevolg van het ongeval hebben [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] lichamelijk letsel opgelopen. Het letsel van [slachtoffer 2] bestond uit een ‘seat belt sign’ op de borstkas, een sleutelbeenfractuur en fracturen van twee lumbale wervels. De geschatte duur van de genezing bedroeg enkele weken tot maanden. Het letsel van [slachtoffer 1] bestond uit licht traumatisch schedelhersenletsel, schaafwonden op de heup en de elleboog en bloed in het aangezicht. Daarnaast had zij door kneuzingen in haar been en heuppijnklachten bij het lopen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard van het letsel, het ontbreken van een noodzaak tot operatief ingrijpen en de herstelduur, geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. Wel is sprake van zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. [slachtoffer 1] heeft immers op 19 januari 2024 verklaard dat zij nog veel pijn had en nog niet kon lopen zonder krukken en [slachtoffer 2] heeft op 12 maart 2024 verklaard dat zijn breuken weliswaar goed herstelden, maar dat hij nog onder behandeling was bij een fysiotherapeut en zijn werk als lasser nog niet volledig had hervat.
Conclusie
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan. De rechtbank komt tot een bewezenverklaring op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [1] :
feit 1 primair
het proces-verbaal van de terechtzitting van 25 februari 2025, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal van aanrijding misdrijf van 12 maart 2024, pagina’s 4 t/m 14;
een geschrift als bedoeld in artikel 344, lid 1 onder 5, Sv, te weten de geneeskundige verklaring van M. Driesse over het letsel van [slachtoffer 2] van 30 januari 2024, pagina 41;
een geschrift als bedoeld in artikel 344, lid 1 onder 5, Sv, te weten de geneeskundige verklaring van M. Drenth Olivares, arts-assistent en M.P. Tuinman, neuroloog over het letsel van [slachtoffer 1] van 24 december 2023, pagina’s 44 t/m 45;
feit 2
het proces-verbaal van de terechtzitting van 25 februari 2025, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal rijden onder invloed van 26 maart 2024, pagina’s 49 t/m 52;
een geschrift als bedoeld in artikel 344, lid 1 onder 5, Sv te weten het rapport alcohol en drugs in het verkeer van het Maasstad ziekenhuis van 1 februari 2024, in het aanvullende procesdossier met nummer PL0600-2023590056-17.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 24 december 2023 te Enschede, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van de Crocusstraat, gaande in de richting van de Bouwhuishorst, daarmede heeft gereden over de Brakerhorst,
zeer onvoorzichtig heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij beginnend bestuurder was en
terwijl hij ter plaatse bekend was en
terwijl hij beperkt bekend was met het voertuig dat hij bestuurde en
terwijl het regende en het wegdek nat was en
terwijl een inzittende reeds meerdere malen tegen hem, verdachte, had gezegd dat hij rustiger moest rijden en
terwijl hij een bocht naderde,
heeft gereden met een aanzienlijk hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 30 kilometer per uur, en
het door hem bestuurde voertuig onvoldoende onder controle heeft gehouden,
immers is hij met het door hem bestuurde voertuig in een slip geraakt en
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de snelheid van de door hem bestuurde personenauto niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was de personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en
is gebotst tegen een verkeers-/lantaarnpaal en een boom,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of derde lid van de Wegenverkeerswet 1994,
en aldus heeft hij, verdachte, zich zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor anderen, [slachtoffer 2] en
[slachtoffer 1], zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
2.
hij op 24 december 2023 te Enschede als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 0,39 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar had bereikt.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 175 en 176 van de WVW 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van de misdrijven:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van deze wet;
en
overtreding van artikel 8, tweede lid aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft oplegging gevorderd van een taakstraf voor de duur van 160 uur, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaren waarvan een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om het onvoorwaardelijk deel van de ontzegging van de rijbevoegdheid te beperken tot maximaal vier maanden, omdat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn opleiding tot automonteur en het werktraject dat daaraan verbonden is. De raadsvrouw heeft voorgesteld om op te leggen: een taakstraf voor de duur van 240 uur, een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van achttien maanden waarvan veertien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar en eventueel een zogenoemde weekendontzegging.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte was een beginnend bestuurder – hij had sinds tien dagen zijn rijbewijs – toen hij onder invloed van alcohol achter het stuur van zijn vaders Alfa Romeo plaatsnam en een verkeersongeval veroorzaakte. Hij reed, met drie vrienden als passagier, met een snelheid van naar zijn eigen schatting 60 tot 70 kilometer per uur tegen een (verkeers-/lantaarn)paal en een boom, op een weg waar de toegestane maximumsnelheid 30 kilometer per uur bedroeg. Daarbij raakten twee van de drie passagiers zodanig gewond dat zij enkele weken tot maanden niet konden werken en/of gehinderd werden in hun dagelijkse bezigheden.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich niets heeft aangetrokken van de risico’s die hij nam en de gevaren die zijn rijgedrag kon opleveren. Verdachte mag van geluk spreken dat zijn vrienden – de passagiers – en hijzelf door de botsing geen zwaarder lichamelijk letsel of erger hebben opgelopen.
Persoon van de verdachte
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met de schuldbewuste indruk die verdachte ter terechtzitting heeft gemaakt. Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting de volle verantwoordelijkheid voor het ongeval genomen en lijkt het verkeerde van zijn rijgedrag in te zien.
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 28 januari 2025 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Verder heeft de rechtbank in het kader van de strafoplegging oog voor de jonge leeftijd van verdachte en voor de omstandigheid dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn opleiding tot automonteur en voor zijn werk als leerling automonteur bij een autodealer.
Strafoplegging
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van een lagere mate van schuld dan de officier van justitie heeft gevorderd en neemt bij het bepalen van de straf en de omvang daarvan als uitgangspunt van denken het door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVW) vastgestelde oriëntatiepunt voor het veroorzaken van een verkeersongeval, waarbij sprake is van ernstige schuld, lichamelijk letsel met tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden tot gevolg en alcoholgebruik van minder dan 570 µg/l. Dat betreft een taakstraf van 160 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van achttien maanden.
De rechtbank ziet in de jonge leeftijd van verdachte, zijn schuldbewuste houding op zitting en zijn beroepsmatige afhankelijkheid van zijn rijbewijs, redenen om de ontzegging van de rijbevoegdheid grotendeels voorwaardelijk op te leggen waarbij ter compensatie een hogere taakstraf dan als uitgangspunt geldt, wordt opgelegd. De rechtbank zal niet de (al dan niet subsidiair) verzochte weekendontzegging opleggen omdat verdachte heeft verklaard dat een onvoorwaardelijke ontzegging tot maximaal vier maanden geen nadelige gevolgen zal hebben voor de continuering van zijn opleiding en werk.
Alles overwegende acht de rechtbank passend en geboden dat aan verdachte wordt opgelegd een taakstraf voor de duur van 200 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van achttien maanden, waarvan veertien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d Sr en artikel 179 WVW 1994.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en onder 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair en feit 2
de eendaadse samenloop van de misdrijven:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van deze wet;
en
overtreding van artikel 8, tweede lid aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
200 (tweehonderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
100 (honderd) dagen;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
18 (achttien) maanden waarvan 14 (veertien) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren de navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Dit vonnis is gewezen door mr. N.P. Heisterkamp, voorzitter, mr. J. Wentink en mr. A.M.G. Ellenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.W. van den Bosch, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit de digitaal genummerde pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023590056. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.