Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
hij op of omstreeks 12 september 2024 op/aan [adres 2] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een met benzine overgoten auto, althans met (een) brandbare stof(fen), terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de auto's die naast voornoemde auto geparkeerd stonden, te duchten was;
hij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 21 augustus 2024 tot en met 15 september 2024 te Zwolle, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft/hebben verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, meerdere hoeveelheden 3-MMC en/of MDMA en/of cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
- 3-MMC, zijnde 3-MMC, en/of
- cocaïne, zijnde cocaïne en/of
- amfetamine, zijnde amfetamine,
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.De bewijsmotivering
de rechtbank stelt aan de hand van het procesdossier vast dat dit [medeverdachte] is) in een bouwmarkt jerrycans heeft gekocht en dat deze jerrycans vervolgens door hen gevuld zijn met benzine. Vervolgens hebben zij in een woning met een ander persoon gesproken over het in brand steken van een andere personenauto. Het kopen van deze jerrycans blijkt ook uit de camerabeelden van de [bedrijf] in [vestigingsplaats] . [5] Op 17 september 2024 heeft verdachte bij de politie verklaard dat [medeverdachte] een van de twee jerrycans heeft gebruikt en dat de andere jerrycan voor verdachte bedoeld was. [6] Verdachte heeft bij de politie verder verklaard dat ze naar hem toe zijn gekomen en hem een jerrycan vol benzine, zwarte kleren, een masker dat hij kon dragen en een fat bike om snel weg te vluchten, hebben gegeven. Hij moest om 4.00 uur de auto in brand steken. [7] Het was op 12 september 2024 dat hij de opdracht heeft gekregen om een specifieke personenauto in brand te steken. Verdachte is naar [adres 2] gegaan, maar kon in eerste instantie de personenauto niet vinden. Hij heeft dit per telefoon laten weten aan de opdrachtgever en daarop heeft verdachte een foto gekregen van de personenauto. Vervolgens heeft verdachte instructies gekregen hoe hij deze personenauto in brand moest steken. Nadat hij de brand gesticht had, heeft verdachte een bericht gestuurd dat hij de opdracht uitgevoerd had. Verdachte verklaarde dat hij 500 euro zou krijgen voor het in brand steken van de auto. [8]
hij op 12 september 2024 op [adres 2] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een met benzine overgoten auto, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de auto's die naast voornoemde auto geparkeerd stonden, te duchten was;
hij op meerdere momenten in de periode van 21 augustus 2024 tot en met 15 september 2024 te Zwolle, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, meerdere hoeveelheden 3-MMC en MDMA en cocaïne,telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
medeplegen van opzettelijk brandstichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
5.De strafbaarheid van verdachte
6.De op te leggen straf of maatregel
7.De schade van benadeelde
De onder b genoemde tweede categorie van gevallen waarin een recht op smartengeld bestaat kent drie subcategorieën: 1) lichamelijk letsel; 2) het schaden van iemands eer of goede naam; en 3) aantasting in de persoon op andere wijze.
8.De toegepaste wettelijke voorschriften
9.De beslissing
medeplegen van opzettelijk brandstichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
gevangenisstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) dagen;
141 (honderdeenenveertig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten als de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bijzondere voorwaardendat verdachte:
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte: