ECLI:NL:RBOVE:2025:1343

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 maart 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
18.044656.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor meerdere diefstallen en afpersing met geweld

Op 13 maart 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die schuldig is bevonden aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met bedreiging met geweld, diefstal door middel van braak, vandalisme en afpersing. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren en het betalen van schadevergoedingen aan de benadeelde partijen. De verdachte, geboren in 2004, heeft samen met een medeverdachte verschillende overvallen gepleegd, waaronder een gewapende overval op een cafetaria en een supermarkt. Tijdens deze overvallen werden slachtoffers bedreigd met messen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de jonge leeftijd van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische problematiek van de verdachte, die eerder al veroordeeld was voor soortgelijke feiten. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 18.044656.24 (P)
Datum vonnis: 13 maart 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2004 in [geboorteplaats],
nu verblijvende in de P.I. [locatie].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 9 januari 2025 en 27 februari 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. D.P. Poppe, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 27 februari 2025, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 30 januari 2024 in Leeuwarden samen met een ander cafetaria [bedrijf 1] heeft overvallen;
feit 2:op 23 januari 2024 in Leeuwarden samen met een ander
- heeft ingebroken heeft en postpakketten heeft gestolen en
- een deur en/of een kozijn van de hal van [bedrijf 2] B.V. heeft vernield en/of beschadigd;
feit 3:op 29 december 2023 in Arnhem samen met een ander de Coöp [bedrijf 3] heeft overvallen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 30 januari 2024 te Leeuwardentezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1]((/) cafetaria [bedrijf 1]), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen (die) [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (- zakelijk weergegeven -) met geheel of deels gemaskerd(e)/bedekt(e) gezicht(en) en/of met (een) mes(sen) de cafetaria te betreden en/of binnen te dringen/komen/gaan en/of (vervolgens) aan (die) [slachtoffer 1] toe te voegen: "Dit is een overval, dit is echt, dit is geen grapje" en/of "waar is het geld, waar is het geld", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking, en/of (daarbij) met een mes (gericht) op (die) [slachtoffer 1] af te lopen en/of dat/een mes in de richting van en/of recht voor het gezicht, althans het lichaam, van (die) [slachtoffer 1] te houden/tonen;
2.
hij op of omstreeks 23 januari 2024 te Leeuwardentezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,een of meer (post)pakket(ten) (met inhoud), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan "[bedrijf 2] BV" en/of [slachtoffer 2] en/of (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen pakket(ten)/goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
en/of
hij op of omstreeks 23 januari 2024 te Leeuwardentezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijk en wederrechtelijk(een) deur(en) en/of kozijn(en) (van de hal (bij de vooringang) en/of van de nooduitgang en/of de wasruimte), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 2] BV, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op of omstreeks 29 december 2023 te Arnhemtezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,(geld en/of) sigaretten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Coöp [bedrijf 3], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (- zakelijk weergegeven -) met (een) geheel of deels gemaskerd(e)/bedekt(e) gezicht(en) en/of met (een) mes(sen) de winkel te betreden en/of die/dat mes(sen) tevoorschijn te halen en/of te tonen en/of in de richting van (het gezicht van) die [slachtoffer 3] te richten en/of gericht te houden en/of aan die [slachtoffer 3] toe te voegen: "Geld, nu. Niet zo langzaam, sneller" en/of "Hier met dat geld!" en/of dat zij, die [slachtoffer 3], de kassa open moest maken, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
en/of
hij op of omstreeks 29 december 2023 te Arnhemtezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelendoor geweld en/of bedreiging met geweld[slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (en/of sigaretten), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Coöp [bedrijf 3] en/of een derde toebehoorde(n)door (- zakelijk weergegeven -) met (een) geheel of deels gemaskerd(e)/bedekt(e) gezicht(en) en/of met (een) mes(sen) de winkel te betreden en/of die/dat mes(sen) tevoorschijn te halen en/of te tonen en/of in de richting van (het gezicht van) die [slachtoffer 3] te richten en/of gericht te houden en/of aan die [slachtoffer 3] toe te voegen: "Geld, nu. Niet zo langzaam, sneller" en/of "Hier met dat geld!" en/of dat zij, die [slachtoffer 3], de kassa open moest maken, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van feit 1. Hij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat de belastende verklaring van de getuige [getuige] onbetrouwbaar is en daarom uitgesloten dient te worden van het bewijs. Voor het overige acht de raadsman te weinig bewijs aanwezig om tot een bewezenverklaring te komen. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Bewijsmiddelen
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen, het navolgende. [1]
Op 2 februari 2024 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van een op 30 januari 2024 op cafetaria [bedrijf 1] in Leeuwarden gepleegde overval. [slachtoffer 1] verklaarde daarbij dat om 21.30 uur twee jongens de snackbar binnen kwamen en dat hij een van de jongens hoorde zeggen: “Dit is een overval, dit is echt, dit is geen grapje”. De jongens zijn allebei met een mes in zijn richting gelopen en hij hoorde de jongens zeggen: “Waar is het geld, waar is het geld”. Hij zag dat een van de jongens het mes recht voor zijn gezicht vasthield. Het ging om een heel groot keukenmes. [slachtoffer 1] heeft de kassalade opengedaan en toen heeft een van de jongens het geld uit de kassa gepakt [2] . De jongens hebben daarop de snackbar verlaten. [slachtoffer 1] mist ongeveer € 400,00 tot € 500,00 uit de kassa. De jongens droegen allebei een zwart masker dat hij omschrijft als een mutsmasker. Een van de jongens had een Albert Heijn tas bij zich [3] .
[medeverdachte] heeft op 2 februari 2024 onder meer verklaard dat hij een paar dagen daarvoor een overval op cafetaria [bedrijf 1] heeft “gezet”. Hij verklaarde dat hij met een ander was, dat hij tijdens de overval een zwarte bivakmuts droeg en dat zij allebei een mes hadden. Zij gingen naar binnen en de compagnon van [medeverdachte] zei dat de man van de snackbar geen grapjes moest maken. Zijn compagnon is toen naar de kassa gelopen en heeft het geld uit de kassa gepakt. [medeverdachte] verklaart dat hij er toen ook “gelijk op is gegaan”, dat hij die man is gaan bedreigen en dat hij zei dat hij geld wilde uit de kassa. [4] [medeverdachte] en die ander gingen agressiever doen door met de wapens te gaan zwaaien en ze hebben allebei geld uit de kassa gepakt, zo verklaart [medeverdachte] verder. [5] Het was een “Rambo mes” met karteltjes met doodskoppen erop en zeker een halve meter groot. [6] [medeverdachte] verklaart dat hij met het snijgedeelte van het mes in de richting van de man zwaaide, zodat de man wist dat hij niet moest kloten met hen. [7] [medeverdachte] heeft verklaard dat het zijn idee was om de overval op de snackbar te plegen, dat hij rond 20.00 uur die avond tegen zijn vriend zei: “We gaan het gewoon doen” en dat die vriend zei dat het goed was. Deze snackbar hadden ze uitgekozen omdat het een makkelijk doelwit was. [8]
Op camerabeelden die op 30 januari 2024 om 21.20 uur zijn opgenomen bij de Albert Heijn aan de Schrans te Leeuwarden, is te zien dat twee personen met bedekte gezichten in de Albert Heijn lopen. Verdachte heeft op 16 februari 2024 verklaard dat hij op deze camerabeelden een bivakmuts op heeft en dat hij op de beelden samen met [medeverdachte] te zien is. [9]
Op 3 maart 2024 belde [medeverdachte] vanuit de jeugdinrichting, waar hij op dat moment verbleef, naar zijn moeder, welk gesprek is opgenomen en waarin het volgende tussen hen is besproken (B is moeder, A is [medeverdachte]):
B: Maar [verdachte] is dus wel naar Leeuwarden geweest?
A: Hoe bedoel je?
B: Nou dat hij niet alleen in Arnhem heeft gezeten maar dus ook in Leeuwarden meerdere
keren is geweest.
A: Hij is maar 1 keer in Leeuwarden geweest en dat was met mij. We hebben eerst die in
Arnhem gepleegd, daarop de Coop. Toen zijn we Utrecht gegaan en toen zijn we naar
Amsterdam gegaan en daar in Amsterdam hebben we een hotel geboekt. Hebben daar
gezeten. Hebben onze daden daar op de TV bekeken. Toen zijn we nog in de stad
geweest in Amsterdam, wat gerookt en zo en toen zijn we de volgende dag naar
Leeuwarden gegaan, hebben we in het [bedrijf 4] geslapen. Toen een paar dagen
later, die woningoverval en daarna, 2 dagen voordat ik ben gepakt, de overval op de
snackbar.
B: Ja en toen, daar was [verdachte] niet bij?
A: ja, alleen bij die Snackbar.
B: Oké, dus hij is de tweede verdachte.
A: Hij is bij alles de tweede verdachte, behalve bij de woningoverval, daar heeft hij niets
mee te maken. IK ben gepakt voor de overval op de Coop en [bedrijf 1], daar heeft, daar
is hij bij betrokken, hij is betrokken bij 2 inbraken en dat is het.
B: Waarom had ik ook het gevoel [medeverdachte] dat ik dit al wist?
A: Jonge dat weet je altijd, als ik weg ben, dan ben ik bij [verdachte], dat weet jij. [10]
Betrouwbaarheid verklaring [getuige]
De getuige [getuige] heeft op 8 februari 2024 verklaard dat haar vriend [medeverdachte] op 30 januari 2024 samen met [verdachte] een overval op cafetaria [bedrijf 1] heeft gepleegd en dat [medeverdachte] en [verdachte] toen de kassa hebben leeg gepakt. [11] Op 1 maart 2024 heeft [getuige] daar verder over verklaard dat zij van tevoren wist van de overval. Tien minuten voor de overval kreeg zij via snapchat te horen dat [medeverdachte] en [verdachte] een overval wilden plegen. [medeverdachte] en [verdachte] vroegen haar of ze de overval wilde filmen. Zij keek daarop uit het raam en zag de jongens aankomen. Zij heeft toen de overval gefilmd vanaf haar balkon en de jongens renden daarna weg. [getuige] heeft vervolgens het filmpje opgeslagen in haar snap. [12]
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van [getuige] onbetrouwbaar is en uitgesloten dient te worden van het bewijs, omdat [getuige] en [medeverdachte] er belang bij hadden om verdachte ten onrechte te beschuldigen. Volgens de raadsman blijkt dit uit een getapt telefoongesprek tussen [getuige] en [medeverdachte], dat zij voerden nadat [getuige] haar verklaring op 8 februari 2024 bij de politie had afgelegd. De rechtbank deelt dit standpunt van de verdediging niet, nu de verklaring van [getuige] wordt ondersteund door een video die is aangetroffen in de telefoon van [getuige] en de overige hiervoor genoemde bewijsmiddelen. Op de video is op afstand de overval op snackbar [bedrijf 1] gefilmd. Deze video ondersteunt de verklaring van [getuige] dat verdachte en [medeverdachte] haar tien minuten voor de overval vroegen of zij de overval wilde filmen, dat zij vervolgens vanaf het balkon van haar moeder de overval gefilmd heeft en dat zij dit filmpje bewaard heeft. De rechtbank acht de verklaring van [getuige] betrouwbaar en gebruikt die ook voor het bewijs.
Conclusie
Alles overziend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op
30 januari 2024 in nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte] de overval op snackbar [bedrijf 1] in Leeuwarden heeft gepleegd. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij samen met iemand – van wie hij de naam niet wil noemen – de overval heeft gepleegd. Dat de andere persoon met wie [medeverdachte] de overval heeft gepleegd verdachte is, blijkt uit de verklaring van [getuige] en het tapgesprek tussen [medeverdachte] en zijn moeder. Daarnaast droegen de overvallers gezichtsbedekking, heeft [medeverdachte] verklaard dat hij een bivakmuts droeg tijdens de overval en is verdachte met een bivakmuts op te zien op camerabeelden bij een Albert Heijn in de buurt, tien minuten voor de overval. [medeverdachte] en verdachte hebben twee uur voor de overval besproken dat zij de overval zouden gaan plegen. Zij hadden tijdens de overval allebei een mes bij zich, zij dreigden daar allebei mee en zij hebben allebei geld uit de kassa gepakt. Op grond van deze omstandigheden acht de rechtbank bewezen dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking en een gezamenlijke uitvoering van de overval.
Ten aanzien van het onder 2 eerste en tweede cumulatief-alternatief en 3 eerste en tweede cumulatief-alternatief tenlastegelegde
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 2 eerste en tweede cumulatief-alternatief en 3 eerste en tweede cumulatief-alternatief tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
- de aangifte van [aangever] namens [bedrijf 2] B.V. [13] ;
- het proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de camerabeelden met de herkenning van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] en het wegnemen van pakketten [14] ;
- de aangifte van [slachtoffer 3] namens Coöp [bedrijf 3] [15] ;
- het proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de camerabeelden van de Coöp [16] ;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 februari 2025 [17] .
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 30 januari 2024 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander,geld, dat aan [slachtoffer 1]/ cafetaria [bedrijf 1], toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen (die) [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolen te verzekeren, door met deels bedekte gezichten en met messen de cafetaria te betreden en vervolgens aan die [slachtoffer 1] toe te voegen: "Dit is een overval, dit is echt, dit is geen grapje" en "waar is het geld, waar is het geld", en daarbij met een mes gericht op die [slachtoffer 1] af te lopen en dat mes in de richting die [slachtoffer 1] te houden/tonen;
2.
hij op 23 januari 2024 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander, (post)pakketten met inhoud, die aan (een) ander(en) dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
en
hij op 23 januari 2024 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander,opzettelijk en wederrechtelijk deuren en kozijnen van de hal (bij de vooringang) en van de nooduitgang en de wasruimte), die aan [bedrijf 2] BV toebehoorden heeft vernield of beschadigd;
3.
hij op 29 december 2023 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander,sigaretten, die aan Coöp [bedrijf 3], toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door met deels bedekte gezichten en met messen de winkel te betreden en die messen tevoorschijn te halen en te tonen en in de richting van die [slachtoffer 3] te richten en gericht te houden;
en
hij op 29 december 2023 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander,met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van geld dat aan Coöp [bedrijf 3] toebehoorde door met deels bedekte gezichten en met messen de winkel te betreden en die messen tevoorschijn te halen en te tonen en in de richting van die [slachtoffer 3] te richten en gericht te houden en aan die [slachtoffer 3] toe te voegen: "Geld, nu. Niet zo langzaam, sneller" en "Hier met dat geld!" en dat zij, die [slachtoffer 3], de kassa open moest maken.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 311, 312, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
feit 2 eerste cumulatief-alternatief
het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
in eendaadse samenloop met
feit 2 tweede cumulatief-alternatief
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd,
en
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
feit 3 eerste cumulatief-alternatief
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
in eendaadse samenloop met
feit 3 tweede cumulatief-alternatief
het misdrijf:
afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft rekening houden met:
- de richtlijnen van het Openbaar Ministerie;
- de persoonlijkheidsstoornis van verdachte die heeft doorgewerkt in het plegen van de strafbare feiten en
- de jonge leeftijd van verdachte en zijn strafblad,
en gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf van 4 jaren wordt opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de jonge leeftijd van verdachte en de verantwoordelijkheid die verdachte heeft genomen voor het onder 2 en 3 tenlastegelegde.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van de strafbare feiten
Verdachte heeft zich op negentienjarige leeftijd samen met zijn vijftienjarige medeverdachte schuldig gemaakt aan twee overvallen en een inbraak. Tijdens deze gewapende overvallen op een cafetaria en een supermarkt hadden zij bivakmutsen op en bedreigden zij de eigenaar en een caissière met grote messen om geld en sigaretten te krijgen. Kort van tevoren kregen verdachte en zijn medeverdachte het idee om een overval te plegen, omdat zij geld nodig hadden. De inbraak vond plaats in de hal van een studentenhuisvesting. Verdachte verklaarde hierover dat het niet gelukt was om de geldwisselautomaat in het washok te bereiken. Hij wist van het bestaan van deze geldautomaat, omdat hij al eerder in de studentenhuisvesting had ingebroken (en daarvoor was veroordeeld). Het gemak waarop deze strafbare feiten door verdachte en zijn medeverdachte zijn gepleegd, is buitengewoon verontrustend. Verdachte heeft met zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op het veiligheidsgevoel en het eigendomsrecht van de slachtoffers. Hierbij heeft hij alleen zijn eigen financiële gewin vooropgesteld.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft – in strafverzwarende zin - acht geslagen op het strafblad van verdachte van 10 januari 2025. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Ook is gebleken dat verdachte ten tijde van de eerste overval in december 2023 ondergedoken zat, omdat hij nog 72 dagen detentie open had staan.
Over verdachte zijn twee Pro Justitia rapporten opgemaakt. In het rapport van 8 oktober 2024 komt psycholoog Aalbers-Passier tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van een reactieve hechtingsstoornis, welke is ontstaan in de vroege kindertijd en aan de basis ligt van de scheefheid in de persoonlijkheidsontwikkeling. Deze heeft zich vertaald in een ander gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met gemengde kenmerken. Het is op grond van de aanwezige pathologie aannemelijk dat deze pathologie een rol heeft gespeeld bij het plegen van de strafbare feiten. Psychiater K.N Broeks concludeert in het rapport van
2 januari 2025 dat er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. Verdachte heeft een basaal wantrouwen en is op zichzelf gericht. Er is een gebrek aan empathie en het niet verdragen van gezagsfiguren, is het meest in het oog springend. Verdachte kan prikkelbaar en agressief zijn en is roekeloos onverschillig voor de veiligheid van anderen.
De psychiater en psycholoog schatten de kans op toekomstig gewelddadig gedrag als hoog in. Zeker nu verdachte vooral in zijn eigen belang denkt, voelt en handelt en op grond hiervan zonder enige gewetenswroeging andermans grenzen kan overschrijden. Verdachte beschikt slechts over een beperkt sociaal, steunend netwerk. Zijn pleegouders blijven betrokken, maar op grond van de aanwezige pathologie is verdachte onvoldoende in staat om wederkerige diepgaande relaties aan te gaan. Dit maakt dat ondanks hun betrokkenheid er onvoldoende beschermende werking van de pleegouders uit kan gaan. Verdachte is al geruime tijd in beeld bij politie en justitie en ondanks zijn jeugdige leeftijd is hij aangemerkt als veelpleger. Vanuit het jeugdstrafrecht zijn verschillende interventies gepleegd zonder het gewenste resultaat. Hij hield zich veelal niet aan gestelde voorwaarden en onttrok zich aan het toezicht (doorknippen enkelband) waardoor er negatieve terugmeldingen volgden. Gelet op de ontwikkelingsfase waarin verdachte zich bevindt, in combinatie met het zojuist geschetste beeld achten de psychiater en psycholoog het jeugdstrafrecht een gepasseerd station. Er bestaat mogelijk nog ruimte voor ontwikkeling en bewerking van de problematiek van verdachte, maar daarvoor is behandeling aangewezen. Er is momenteel echter geen behandelrijpheid bij verdachte en daardoor is het afbreukrisico bij een behandeling hoog. Het ontbreekt verdachte op dit moment aan ruimte voor reflectie en veranderbereidheid. Op termijn zou behandeling van de hechtingsproblematiek gericht kunnen zijn op het vergroten van de emotieregulatie, identiteit, zelfbeeld, gevoel van innerlijke verbondenheid en het verwerken van de herhaaldelijk, soms ook zelf gecreëerde afwijzing en innerlijke pijn. Hiervoor is langdurige psychotherapie nodig, echter deze vorm van therapie laat zich niet afdwingen of opleggen.
Nu verdachte niet bereid is een behandeling te ondergaan, adviseren zowel de psychiater als de psycholoog detentie aan verdachte op te leggen.
Reclassering Nederland heeft op 17 oktober 2024 en 20 januari 2025 gerapporteerd. Zij zien geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen. Daarom adviseren zij een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Strafoplegging
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Dat is ook in overeenstemming met de Oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze oriëntatiepunten geven per overval op een winkel waarbij sprake is van licht geweld/bedreiging een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaar aan. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een inbraak in een woning waarbij sprake is van een strafblad met veel vermogensdelicten.
Gelet hierop, maar ook op de jonge leeftijd van verdachte, zijn problematiek en proceshouding is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 4 jaar passend en geboden is. De rechtbank zal daarbij bepalen dat de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering moet worden gebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1], [bedrijf 2] B.V. en [slachtoffer 3] hebben zich als benadeelde partijen gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partijen vorderen verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van respectievelijk € 500,-, € 2.655,70 en € 1.500, -, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
Door [slachtoffer 1] is materiële schade gevorderd voor het weggenomen geldbedrag uit de kassa.
De door [bedrijf 2] B.V. gevorderde materiële schadevergoeding met een totaalbedrag van € 2.655,70 bestaat uit een viertal facturen voor het leveren en plaatsen van deuren, deurbeslag, een Kaba C-lever, een cilinder en het herstel van een kozijn.
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft vergoeding van immateriële schade gevorderd ter grootte van € 1.500, -.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen geheel toewijsbaar zijn.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 1 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 500,-, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum vanaf 30 januari 2024.
[bedrijf 2] B.V.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de onder 2 eerste en tweede cumulatief-alternatief bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 2.655,70, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis van 13 maart 2025.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
[slachtoffer 3]
Immateriële schade
Immateriële schade wordt in de wet in artikel 6:95 BW ‘ander nadeel’ genoemd en in artikel 6:106 BW ‘nadeel dat niet in vermogensschade bestaat’. De wet biedt in artikel 6:106 BW een recht op vergoeding van immateriële schade aan de (direct) benadeelde en bestaat alleen in de in artikel 6:106, lid 1 onder a – c BW genoemde gevallen:
a. a) Oogmerk;
b) Aantasting in de persoon;
De tweede categorie van gevallen waarin een recht op smartengeld bestaat kent
drie subcategorieën: 1) lichamelijk letsel; 2) het schaden van iemands eer of goede naam; en 3) aantasting in de persoon op andere wijze.
Voor toekenning van immateriële schade voor aantasting in de persoon op andere wijze is het uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel moet hebben opgelopen, waarvan in ieder geval sprake is bij een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.
Benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft aangegeven dat zij op ‘andere wijze in de persoon is aangetast’. Zij heeft dat onderbouwd met dat een gewapende overval een ernstig misdrijf is, waarbij een ernstige inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De aard en ernst van de normschending brengen met zich dat de nadelige gevolgen voor de hand liggen. De gevolgen bestonden voor [slachtoffer 3] onder meer uit flashbacks van de gebeurtenis, het niet kunnen werken en alleen zijn gedurende een week en nog altijd ervaren van gevoelens van onveiligheid. Voor wat betreft de hoogte van de schadevergoeding heeft zij verwezen naar vergelijkbare uitspraken.
De rechtbank zal gelet op voornoemde wettelijke grondslag de omvang van de schade naar billijkheid vast te stellen. De rechtbank sluit daarbij aan bij bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegewezen. Zij stelt de schade vast op € 1.500, -. De rechtbank zal de vordering geheel toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 29 december 2023.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht mede aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 (
[slachtoffer 1]), feit 2 eerste en tweede cumulatief-alternatief (
[bedrijf 2] B.V.) en feit 3 eerste en tweede cumulatief-alternatief (
[slachtoffer 3]) is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met respectievelijk 10, dagen gijzeling (
[slachtoffer 1]), 36 dagen gijzeling (
[bedrijf 2] B.V.) en 25 dagen gijzeling (
[slachtoffer 3]), waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 47, 55 en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, eerste cumulatief-alternatief en tweede cumulatief-alternatief en 3, eerste cumulatief-alternatief en tweede cumulatief-alternatief tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
feit 2 eerste cumulatief-alternatief
het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
in eendaadse samenloop met
feit 2 tweede cumulatief-alternatief
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd,
en
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
feit 3 eerste cumulatief-alternatief
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
in eendaadse samenloop met
feit 3 tweede cumulatief-alternatief
het misdrijf:
afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het 1, 2, eerste cumulatief-alternatief en tweede cumulatief-alternatief en 3, eerste cumulatief-alternatief en tweede cumulatief-alternatief bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 500,- (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1) van een bedrag van € 500,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2024 met dien verstande dat als en voor zover al door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 500,-, (zegge: vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 10 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
schadevergoeding [bedrijf 2] B.V.
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 2.655,70 (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 2] B.V. (feit 2, eerste en tweede cumulatief-alternatief) van een bedrag van € 2.655,70, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2025 met dien verstande dat als en voor zover al door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de onder 2 eerste en tweede cumulatief-alternatief bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.655,70, (zegge: tweeduizendzeshonderdvijfenvijftig euro en zeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2025 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 36 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
schadevergoeding [slachtoffer 3]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van € 1.500,- (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 3, eerste en tweede cumulatief-alternatief van een bedrag van € 1.500, -, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 december 2023, met dien verstande dat als en voor zover al door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de onder 3 eerste en tweede cumulatief-alternatief bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.500,-, (zegge: vijftienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 december 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 25 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Ruiter, voorzitter, mrs. G.H. Meijer en M. Vodegel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland met nummer NN1R024015 (Raleigh). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar de documenten in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen opgemaakt proces-verbaal.
2.Procesdossier deel 1 van 7, pagina 83, alinea’s 1, 2 en 3.
3.Procesdossier deel 1 van 7, pagina 84, regel 1, alinea’s 4, 5, 6 en 7.
4.Procesdossier deel 3 van 5, pagina 21, alinea’s 8, 10 en 11.
5.Procesdossier deel 3 van 5, pagina 22, alinea 9.
6.Procesdossier deel 3 van 5, pagina 22, alinea 11.
7.Procesdossier deel 3 van 5, pagina 23, alinea 3.
8.Procesdossier deel 3 van 5, pagina 22, alinea 6.
9.Procesdossier deel 5 van 7, pagina 43, alinea’s 12 en 14.
10.Procesdossier deel 1 van 7
11.Procesdossier deel 1 van 7, pagina 219, regels 46, 48 en 57.
12.Procesdossier deel 1 van 7, pagina 132, alinea’s 6, 10, 11, 12.
13.Procesdossier deel 2 van 7, pagina 443 tot en met 445.
14.Procesdossier deel 2 van 7, pagina 457 en 477.
15.Procesdossier deel 2 van 7. pagina 319 en 320.
16.Procesdossier deel 2 van 7, pagina 331 tot en met 335.
17.Zie het proces-verbaal ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer van 27 februari 2025.