ECLI:NL:RBOVE:2025:1316

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 maart 2025
Publicatiedatum
10 maart 2025
Zaaknummer
08.910049.16
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege na vaststelling van recidiverisico en aanwezige stoornissen

Op 10 maart 2025 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1991. De rechtbank heeft de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege met twee jaren verlengd. Dit besluit is genomen op basis van een rapport van de kliniek en de toelichting van deskundigen tijdens de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat er nog steeds sprake is van aanwezige stoornissen en een hoog recidiverisico. De terbeschikkingstelling was oorspronkelijk ingegaan op 20 maart 2023 en zou eindigen op 20 maart 2025, maar is nu verlengd tot 20 maart 2027.

De rechtbank heeft kennisgenomen van het verlengingsadvies van de Pompestichting, waarin wordt aangegeven dat de terbeschikkinggestelde lijdt aan een gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische, borderline en antisociale kenmerken, evenals een stoornis in het gebruik van cannabis. De behandeling is nog in een beginfase en er zijn zorgen over de stabiliteit van de terbeschikkinggestelde bij beëindiging van de maatregel. De deskundige heeft tijdens de zitting bevestigd dat er positieve ontwikkelingen zijn, maar dat er nog veel werk aan de winkel is voordat er sprake kan zijn van een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen eist dat de maatregel van terbeschikkingstelling wordt verlengd. De rechtbank heeft daarbij de positieve stappen van de terbeschikkinggestelde in overweging genomen, maar ook het onverminderd hoge recidiverisico. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.910049.16
Datum uitspraak: 10 maart 2025
Beslissingop de vordering van het Openbaar Ministerie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van:
[terbeschikkinggestelde],
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats],
nu verblijvende in de [verblijfplaats].

1.De aanleiding

Betrokkene is bij vonnis van de rechtbank van 28 juli 2017 ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, na bewezenverklaring van het misdrijf:
doodslag.
De terbeschikkingstelling is ingegaan op 20 maart 2023. Deze terbeschikkingstelling eindigt, behoudens nadere voorziening, op 20 maart 2025.

2.De stukken

De rechtbank heeft kennis genomen van de op grond van artikel 6:6:12 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) overgelegde stukken, te weten:
  • het verlengingsadvies van de Pompestichting (hierna: de kliniek) van 31 december 2024, opgemaakt en ondertekend door E.P.M.T. Brouns, psychiater en plaatsvervangend hoofd van de instelling en R. Wennink, GZ-psycholoog en behandelcoördinator;
  • een afschrift van de wettelijke aantekeningen over de periode van 3 april 2024 tot en met 1 juli 2024 en van 1 juli 2024 tot en met 1 oktober 2024.

3.De procedure

Het Openbaar Ministerie heeft op 22 januari 2025 een vordering ingediend tot verlenging van bovenvermelde termijn met twee jaren.
Het onderzoek van de zaak heeft plaatsgevonden op de openbare terechtzitting van 24 februari 2025.
De rechtbank heeft op die zitting gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.W. Bouwman, advocaat te Leek;
  • de officier van justitie;
  • C.J.G. van Dam, klinisch psycholoog, verbonden aan de Pompestichting, als deskundige.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling met twee jaren.
Betrokkene en zijn raadsvrouw hebben gesteld dat zij geen bezwaar hebben tegen verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling met twee jaren.

4.De beoordeling

De vordering is op 22 januari 2025 ingediend. Dit is tijdig.
De rechtbank dient op grond van het bepaalde in de artikelen 38d en 38e van het Wetboek
van Strafrecht (Sr) te bepalen of de termijn van de maatregel van terbeschikkingstelling moet worden verlengd.
De rechtbank neemt bij haar overwegingen het over betrokkene opgemaakte verlengingsadvies van de kliniek en de toelichting van de deskundige ter zitting in aanmerking.
Het verlengingsadvies van de kliniek
Bij betrokkene is sprake van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische, borderline en antisociale kenmerken en een stoornis in het gebruik van cannabis.. Op 20 maart 2023 is betrokkene opgenomen op afdeling [locatie] van [verblijfplaats]. Er is met betrokkene afgesproken om eerst traumabehandeling in te zetten, voordat gestart zou worden met de delictanalyse. Gebleken is dat de complexe traumatiserende levensloop behandeld dient te worden, maar dat dit een andere, langere aanpak vergt dan in eerste instantie werd gedacht (schematherapie waarin EMDR geïntegreerd is). Dit maakt dat er toch prioriteit gegeven is aan de start van de delictanalyse, gezien de noodzaak hiervan voor het verdere traject. Op 3 april 2024 is betrokkene naar een behandelafdeling verhuisd. De delictanalyseprocedure is inmiddels opgestart. Daarnaast werkt betrokkene aan het opbouwen van een bij zijn draagkracht passende dag- en weekinvulling. Helder is dat betrokkene gevoelig is voor achterdocht en veel spanning oploopt aan zijn interpretaties van interacties met personeel. Desondanks functioneert hij doorgaans stabiel. De delictanalyse dient afgerond te worden, voordat gerichte delictdynamiek bewerking kan plaatsvinden.
De behandeling bevindt zich dan ook nog in de beginfase. Het recidiverisico wordt in geval van beëindiging van de tbs-maatregel ingeschat als hoog. Wanneer de tbs-maatregel op dit moment beëindigd zou worden, is er geen sprake van een woonplek, werk of daginvulling. Betrokkene heeft onvoldoende vaardigheden om alledaagse stressoren te hanteren en zal snel terugvallen in middelengebruik. Daarnaast zal hij in geval van een intieme relatie in dezelfde patronen vervallen als in de voorgeschiedenis, met fors huiselijk geweld tot gevolg. Wanneer hij het gevoel heeft de controle te verliezen, of wanneer er sprake is van een vermeende afwijzing of dreigende verlating, komt hij vanuit zijn afwijzingsgevoeligheid tot agressie. De kans dat betrokkene, indien de tbs-maatregel op dit moment zou eindigen, na verloop van tijd in een vergelijkbare situatie zou terechtkomen als bij het indexdelict schat de kliniek in als hoog.
Betrokkene toont weliswaar een groeiend ziektebesef, -inzicht en motivatie voor behandeling, maar hij verblijft nog in een zeer beschermde en gestructureerde omgeving, en bewerking van de delictdynamiek bevindt zich nog in een beginstadium. Er wordt daarom geadviseerd om de tbs-maatregel te verlengen voor de duur van twee jaren.
De toelichting van de deskundige ter zitting
Op de terechtzitting van 24 februari 2025 heeft de deskundige, C.J.G. van Dam, het advies tot verlenging van de tbs-maatregel voor de duur van twee jaren gehandhaafd. De deskundige heeft onder meer namens de kliniek toegelicht dat er mooie ontwikkelingen bij betrokkene worden gezien. Betrokkene zet flinke stappen, is therapietrouw, heeft dagbesteding en werkt aan zichzelf. Ook geeft betrokkene meer openheid ten aanzien van het indexdelict. Dit is een belangrijke stap geweest voor de behandeling. Er komen nog een middelenanamnese en seksuele anamnese bij. Het is de bedoeling dat er aanstaande donderdag begeleid verlof wordt aangevraagd. Ook wordt gestart met persoonlijkheidstherapie en schematherapie, daar wordt de traumabehandeling in verweven. Bij betrokkene is wat hij heeft meegemaakt in het verleden – trauma’s – zijn persoonlijkheid gaan vormen. Het is van belang dat daarop meer zicht wordt verkregen, maar ook op betrokkene zelf. Dit zal intensieve behandeling vergen. Het is prematuur om het over uitstroomperspectief te hebben, gezien de stappen die nog moeten worden gezet. Op basis van het verloop van het begeleid verlof kan er verder worden gekeken naar eventuele vervolgstappen. Dit vraagt wel om goede begeleiding. Er zal zeker nog twee jaar nodig zijn.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen eist dat de maatregel van terbeschikkingstelling wordt verlengd. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de maatregel is opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege kan daarom een periode van vier jaren te boven gaan.
Aan de criteria voor de verlenging van de terbeschikkingstelling is voldaan. De rechtbank stelt zich op basis van het rapport van de kliniek en hetgeen ter terechtzitting is toegelicht, vast dat er sprake is van nog aanwezige stoornissen en van een onverminderd hoog recidiverisico.
De rechtbank overweegt dat betrokkene positieve stappen maakt en dat de delictanalyse bijna is afgerond. Gezien het huidige (begin)stadium van de behandeling en het onverkort hoog ingeschatte recidivegevaar op ernstige geweldsdelicten is niet te verwachten dat binnen een jaar mogelijkheden aanwezig zullen zijn die een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege in beeld brengen. Betrokkene heeft op de zitting ook kenbaar gemaakt zich te kunnen vinden in verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaren. De rechtbank zal de terbeschikkingstelling met twee jaren verlengen.

5.De beslissing

De rechtbank
verlengtde terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege van
[terbeschikkinggestelde]met
twee jaren.
Aldus gegeven door mr. M.J.A.L. Beljaars, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. R.G.J. Gehring, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Drenth als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 maart 2025.
Buiten staat
Mr. R.G.J. Gehring is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.