In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel geoordeeld over de intrekking van de toestemming van eiser om als beveiliger te werken. De korpschef van politie had deze toestemming ingetrokken omdat eiser tijdens zijn werkzaamheden disproportioneel geweld zou hebben gebruikt. Eiser, die al 35 jaar werkzaam was als beveiligingsmedewerker, betwistte de intrekking en stelde dat hij correct had gehandeld. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop zorgvuldig bekeken, waaronder camerabeelden en processen-verbaal van de politie. De rechtbank concludeerde dat eiser niet beschikte over de noodzakelijke betrouwbaarheid en integriteit voor zijn functie, omdat hij geweld had gebruikt dat niet proportioneel was. De rechtbank oordeelde dat de korpschef terecht had besloten om de toestemming in te trekken, en dat eiser onvoldoende had aangetoond dat er geen serieuze bedenking meer bestond over zijn handelen. De beroepsgronden van eiser faalden, en de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.