Uitspraak
1.[partij A1],
[partij A2],
1.De procedure
- de conclusie van antwoord, tevens reconventionele vordering;
2.De feiten
1-----overgekomen huurprijs van€ 1400
3.Het geschil
4.De beoordeling
‘werkzaamheden [worden] verricht om de huurprijs te verlagen met€ 400’.Op grond van de letterlijke tekst van de afspraak valt dus te beargumenteren dat [partij A] in ruil voor de huurkorting enkel werkzaamheden zouden uitvoeren.
de waarborgsom ter grootte van € 1.000,00’. Deze door beide partijen ondertekende huurovereenkomst is een akte, die op grond van artikel 157 lid 2 BW tussen partijen dwingend bewijs oplevert van de waarheid van de daarin opgenomen verklaring dat de borgsom is betaald. [partij B] mag tegenbewijs leveren tegen de waarheid van de verklaring in de akte (artikel 151 lid 2 BW). De kantonrechter merkt daarbij op dat uit het overzicht van betalingen dat [partij B] heeft overgelegd, niet de conclusie kan worden getrokken dat de borgsom
nietis betaald. Het overzicht van betalingen is dan ook niet voldoende om het bewijs van betaling van de borgsom dat de akte oplevert, te ontzenuwen. Ook de stelling dat [partij A] andere in de huurovereenkomst genoemde bedragen niet hebben betaald, is daarvoor onvoldoende. De kantonrechter zal [partij B] daarom toelaten tot het leveren van tegenbewijs van feiten en omstandigheden waaruit is af te leiden dat [partij A] de waarborgsom niet hebben betaald.
5.De beslissing
dinsdag 1 april 2025voor uitlating door [partij B], of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel;
dinsdag 1 april 2025in het geding moet brengen;
dinsdag 1 april 2025de namen van de te horen getuigen moet opgeven;
dinsdag 1 april 2025schriftelijk 20 verhinderdata (of 40 verhinderingsdagdelen) moeten opgeven voor de vijf maanden volgend op deze rolzitting, waarna datum en tijdstip van het mogelijke getuigenverhoor zullen worden bepaald;