Op 3 maart 2025 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een veroordeelde die betrokken was bij het medeplegen van witwassen. De rechtbank heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling van € 65.736,58 aan de Staat, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De veroordeelde was eerder op 3 februari 2025 veroordeeld voor het medeplegen van gewoontewitwassen, waarbij hij in totaal € 32.868.290,-- aan geldbedragen had verworven, vervoerd en overgedragen aan anderen. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde voordeel had verkregen door het aansturen van geldtransporten, en dat dit voordeel berekend moest worden op basis van de bewezen feiten.
De vordering van de officier van justitie was om het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen op € 4.211.002,77, maar de rechtbank heeft dit bedrag niet kunnen onderbouwen met voldoende bewijs. De verdediging voerde aan dat het onduidelijk was waar en wanneer de geldbedragen waren verkregen en dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet klopte. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de bedragen in de Defter-app niet als basis konden dienen voor de berekening, en heeft de berekening gebaseerd op de in de bewezenverklaring genoemde bedragen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veroordeelde gedurende de gehele periode een percentage van 0,2% als vergoeding heeft ontvangen voor het aansturen van de geldtransporten. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de betalingsverplichting lager vast te stellen op gronden van billijkheid, en heeft de verplichting tot betaling aan de Staat vastgesteld op € 65.736,58. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.