ECLI:NL:RBOVE:2025:1182

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 januari 2025
Publicatiedatum
28 februari 2025
Zaaknummer
c/08/326147
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van kinderen na spoeduithuisplaatsing

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel op 23 januari 2025 een beschikking gegeven over de uithuisplaatsing van twee kinderen, [kind 1] en [kind 2]. De zaak betreft een verzoek van Jeugdbescherming Overijssel (GI) om een machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen bij hun oma moederszijde. De GI had eerder een spoedmachtiging aangevraagd, die op 15 januari 2025 was verleend, maar de kinderrechter oordeelde dat de onderbouwing van het verzoek onvoldoende was. De kinderrechter heeft de GI de gelegenheid gegeven om het verzoek met aanvullende stukken te onderbouwen. Tijdens de zitting op 23 januari 2025 waren de vader, de partner van de vader, en de oma aanwezig, maar de moeder was niet verschenen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen sinds de kerstvakantie 2024 bij de oma verblijven en dat het in hun belang is om daar te blijven tot de volgende zitting op 11 februari 2025. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend tot en met 11 februari 2025, met de beslissing dat de GI voor die datum aanvullende stukken moet overleggen ter onderbouwing van hun verzoeken. De kinderrechter benadrukt het belang van een stabiele omgeving voor de kinderen en roept de betrokken volwassenen op om de onderlinge conflicten niet ten koste van de kinderen te laten gaan.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Zwolle
Zaaknummers: C/08/326147 / JE RK 24-2225 en C/08/327421 / JE RK 25-65
Datum uitspraak: 23 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing en een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Jeugdbescherming Overijssel,
de gecertificeerde instelling, hierna te noemen de GI,
gevestigd te Zwolle,
over
[kind 1], geboren op [geboortedatum 1] 2015 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen [kind 1] ,
[kind 2], geboren op [geboortedatum 2] 2018 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen [kind 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande
en
[de vader],
hierna te noemen de vader,
verblijvende in de PI te [locatie] ,
advocaat mr. S.H.G. Swennen te Deventer.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[partner van vader],
hierna te noemen de partner van de vader,
wonende in [woonplaats 1]
en
[oma mz],
hierna te noemen de oma moederszijde (oma mz),
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het (verdere) verloop van de procedure

De machtiging tot uithuisplaatsing (zaaknummer C/08/326147 / JE RK 24-2225)
1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 18 december 2024;
  • het plan van aanpak van de GI en de beschikking van de rechtbank van 15 augustus 2024, ingediend door de GI, ontvangen op 30 december 2024;
  • het stelbericht van mr. S.H.G. Swennen, ontvangen op 8 januari 2025.
De spoedmachtiging tot uithuisplaatsing (zaaknummer C/08/327421 / JE RK 25-65)
1.2.
In de beschikking van 15 januari 2025 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] en [kind 2] bij de oma mz verleend met ingang van 15 januari 2025 tot 23 januari 2025 en het verzoek voor de resterende duur aangehouden. De kinderrechter heeft nadien de volgende stukken ontvangen en neemt deze stukken mee in de verdere beoordeling:
  • het stelbericht van mr. S.H.G. Swennen, ontvangen op 16 januari 2025;
  • de brief met bijlagen van mr. S.H.G. Swennen, ontvangen op 22 januari 2025.
1.3.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 23 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de partner van de vader;
  • de oma mz;
- [naam 1] en [naam 2] namens de GI.
1.4.
De moeder is niet ter zitting verschenen.
1.5.
Bijzondere toegang is verleend aan de heer [naam 3] , vanuit Stichting De Straal, begeleider van de vader.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [kind 1] en [kind 2] .
2.2.
[kind 1] en [kind 2] verbleven tot de kerstvakantie 2024 bij de partner van de vader. Per de kerstvakantie 2024 verblijven [kind 1] en [kind 2] bij de oma mz.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 15 augustus 2024 de ondertoezichtstelling van [kind 1] en [kind 2] verlengd tot 17 augustus 2025.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 15 augustus 2024 de machtiging verlengd [kind 1] en [kind 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen op het adres van de partner van de vader tot 17 augustus 2025.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij spoedbeschikking van 15 januari 2025 een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] en [kind 2] bij de oma mz verleend met ingang van 15 januari 2025 tot 23 januari 2025 en het verzoek voor de resterende duur aangehouden.

3.De verzoeken

De machtiging tot uithuisplaatsing (zaaknummer C/08/326147 / JE RK 24-2225)
3.1.
De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] en [kind 2] bij de oma mz te verlenen voor de duur van acht maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De spoedmachtiging tot uithuisplaatsing (zaaknummer C/08/327421 / JE RK 25-65)
3.2.
De GI verzoekt een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] en [kind 2] bij de oma mz te verlenen voor de duur van vier weken en aansluitend een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] en [kind 2] bij de oma mz voor de duur van de ondertoezichtstelling en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.3.
Ter onderbouwing van beide verzoeken verwijst de GI naar de overgelegde stukken. Ter aanvulling heeft de GI tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat er in augustus 2024 een wisseling van jeugdbeschermer is geweest en dat toen al sprake was van een zorgelijke situatie. De vorige jeugdbeschermer heeft bij de overdracht te kennen gegeven dat met betrekking tot de plaatsing van de kinderen gekozen is tussen twee kwaden. Volgens de GI gaan de zorgen terug tot maart 2024. Vanuit [naam 4] en vanuit school zijn er zorgen geuit. Ook zijn tijdens veiligheidsoverleggen zorgen geuit, zoals huiselijk geweld, dronkenschap en drugsgebruik van vader en zijn partner. Tegenover de school van de kinderen hebben de vader en zijn partner verzwegen dat de vader inmiddels in detentie zit. In het begin van de plaatsing bij de partner van de vader zijn afspraken vanuit de partner van de vader vaak afgezegd, of wilde zij de afspraken niet bij haar thuis hebben. Nadat de GI wel bij de partner van de vader thuis is geweest waren er geen zorgen meer over de situatie, tot het bericht vanuit Pactum kwam. De GI heeft bij Pactum een aanmelding gedaan voor netwerkpleegzorg, maar Pactum ziet een contra-indicatie waardoor zij de aanmelding niet konden accepteren. Na afsluiting van de Intensieve Ambulante Gezinsbehandeling (hierna IAG) zou traumabehandeling voor de kinderen gestart worden, maar dit kon niet gestart worden omdat het te onrustig was in het leven van de kinderen. Voor de GI is het bericht van Pactum een trigger geweest om over te gaan tot een uithuisplaatsing van de kinderen. Om de situatie niet te laten escaleren heeft de GI gekozen voor een time-out bij oma mz, in plaatst van het direct verzoeken van een spoeduithuisplaatsing. Bij de oma mz hebben de kinderen meer stabiliteit en kunnen de kinderen in rust opgroeien. De kinderen kunnen weer naar hun oude school in Almelo en de therapieën voor de kinderen kunnen ook vanuit Almelo opgestart worden. Na de plaatsing van de kinderen bij de oma mz hebben de vader en de partner van de vader de kinderen dagelijks wel tientallen keren gebeld. Inmiddels is dat teruggebracht naar drie keer per week. Volgens de GI worden de kinderen door de vader en de partner van de vader telefonisch geïntimideerd en wordt hen gezegd dat zij bepaalde dingen niet mogen zeggen. De GI is met de casemanager van de vader in contact voor het bespreken van een passende omgangsregeling. Ook zal de GI gaan kijken hoe de omgang tussen de kinderen en de partner van de vader vormgegeven kan gaan worden. De GI is bezig met het uitvoeren van een netwerkscreening bij de oma mz. De uitkomst van deze screening zal snel volgen.

4.De standpunten

4.1.
De moeder heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om haar standpunt tijdens de mondelinge behandeling naar voren te brengen en toe te lichten. Haar woon- of verblijfplaats is niet bekend geworden voorafgaand aan of tijdens de zitting.
4.2.
De vader en de partner van de vader hebben de, door de GI genoemde “time-out” niet ervaren als een time-out. Het werd ervaren als een spoeduithuisplaatsing zonder dat er een machtiging voor verleend was. Het voornemen van de GI was immers om de kinderen niet meer terug te laten keren naar de partner van de vader. De vader en de partner van de vader begrijpen niet waarop de contra-indicatie vanuit Pactum gebaseerd is en vinden het kwalijk hoe het gelopen is. De GI stelt dat de school van de kinderen heeft aangegeven dat er zorgen zijn, maar tegenover de vader en de partner van de vader zegt school juist dat het goed gaat met de kinderen. De kinderen zijn immers ook over gegaan naar het nieuwe schooljaar. Pas na de wissel van de jeugdbeschermer bleek het niet goed te zijn. Volgens de huidige jeugdbeschermer is tijdens de overdracht gezegd dat de situatie bij de partner van de vader al niet goed zou zijn, maar dit wordt niet onderbouwd met stukken. De IAG is afgesloten, omdat de vader en de partner van de vader geen hulpvragen hadden. De vader en de partner van de vader zijn echter niet geholpen bij het onderzoeken of er hulpvragen zijn. De partner van de vader heeft juist vanuit verschillende organisaties gehoord dat zij het goed doet met de kinderen. De partner van de vader staat open voor hulpverlening en zij zou graag willen dat iemand met haar gaat bespreken wat de kinderen nodig hebben, dan komen de hulpvragen immers vanzelf. Op 11 februari 2025 staat een volgende mondelinge behandeling bij de rechtbank gepland en de vader en de partner van de vader realiseren zich dat het niet in het belang van de kinderen is dat de kinderen nu direct terug komen bij de partner van de vader. Mogelijk kunnen de kinderen wel weer in de voorjaarsvakantie terugkeren bij de partner van de vader. In de tussentijd kan dan gekeken worden wat er voor de kinderen nodig is bij de partner van de vader. Het gebrek aan informatie, onjuiste informatie of suggestieve informatie kan geen reden zijn voor een plaatsing van de kinderen bij iemand anders, met alle negatieve gevolgen van dien. Het verzoek tot uithuisplaatsing is niet goed onderbouwd. Hoe de GI het nu heeft aangepakt vinden de vader en de partner van de vader juridisch niet kunnen.

5.De beoordeling

5.1.
De GI heeft op 18 december 2024 het verzoek tot uithuisplaatsing voor [kind 1] en [kind 2] ingediend, met het verzoek deze versneld op zitting te behandelen. Voor de rechtbank bleek het agenda technisch niet mogelijk te zijn om het verzoek eerder dan 23 januari 2025 op zitting te behandelen. In de tussentijd heeft de GI in de kerstvakantie [kind 1] en [kind 2] bij de oma mz geplaatst, zij zouden daar op dat moment ook gaan logeren. Sindsdien verblijven [kind 1] en [kind 2] bij de oma mz. De GI heeft uiteindelijk op 15 januari 2025 alsnog telefonisch een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verzocht, omdat de vader en de partner van de vader bij monde van hun advocaat niet meer konden instemmen met het verblijf van [kind 1] en [kind 2] bij de oma mz. Op 20 januari 2025 heeft de GI een verzoek ingediend tot toekenning gedeeltelijke uitoefening gezag aan de GI (zaaknummer C/08/327599 / JE RK 25-90), welk verzoek zal worden behandeld op de zitting van 11 februari 2025 om 10:45 uur.
5.2.
De gronden voor het spoedverzoek van de GI zijn gebaseerd op de zorgwekkende signalen die de GI heeft ontvangen. Volgens de GI zijn er zorgen geuit door de school van [kind 1] en [kind 2] , door de politie en heeft Pactum een contra-indicatie voor de huidige plaatsing bij de partner van de vader afgegeven. Deze signalen heeft de GI ook tijdens het telefonische spoedverzoek aangehaald en op basis van deze signalen en de opmerking dat de vader en de partner van de vader niet meer achter de, door de GI zogenoemde time-out plaatsing staan heeft de kinderrechter de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] en [kind 2] verleend. Zoals in de beschikking van 15 januari 2025 is opgenomen acht de kinderrechter het in het belang van de [kind 1] en [kind 2] dat zij tot de zitting van 23 januari 2025 niet van verblijf veranderen.
5.3.
Onder 3.3. heeft de GI uiteengezet waarop de zorgen die aanleiding hebben gegeven tot een uithuisplaatsing gebaseerd zijn. Naar het oordeel van de kinderrechter is de onderbouwing van de verzoeken niet sluitend. De GI heeft zorgwekkende signalen ontvangen en geuit, echter verwijst de GI naar stukken die deels ook niet zijn bijgevoegd bij de verzoeken. De vader en de partner van de vader hebben gemotiveerd verweer gevoerd tegen de onderbouwing van de verzoeken van de GI. De kinderrechter kan op basis van de verzoeken en de overgelegde stukken niet vaststellen dat de situatie voor [kind 1] en [kind 2] nu dusdanig zorgwekkend en onrustig is dat zij niet bij de partner van de vader kunnen verblijven. Zo concludeert Pactum dat er sprake is van te veel contra-indicaties, maar is het voor de kinderrechter niet bekend op basis van welke informatie en stukken deze conclusie getrokken wordt. Het is aan de GI om nader te onderbouwen waarom het in het belang van de verzorging en opvoeding noodzakelijk is om de kinderen niet meer te plaatsen bij de partner van de vader.
5.4.
Op 11 februari 2025 staat de zitting gepland voor het verzoek van de GI tot toekenning gedeeltelijke uitoefening gezag aan de GI. Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] en [kind 2] bij de oma mz in ieder geval tot en met 11 februari 2025 noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding en zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] en [kind 2] bij de oma mz verlenen tot en met 11 februari 2025 en het overig verzochte aanhouden. [1] [kind 1] en [kind 2] verblijven reeds sinds de kerstvakantie bij de oma mz en het is niet in hun belang om weer van verblijf te wisselen. Immers, nu valt nog niet te bezien wat de uitkomsten zullen zijn naar aanleiding van de zitting op 11 februari 2025. De kinderrechter zal het aangehouden gedeelte van deze verzoeken dan ook voortgezet behandelen op 11 februari 2025. Ter onderbouwing van de verzoeken is het is aan de GI om in elk geval de navolgende stukken voorafgaand aan de zitting van 11 februari 2025 te overleggen:
  • de documenten waarop Pactum heeft geconcludeerd dat er contra-indicaties zijn voor plaatsing van [kind 1] en [kind 2] bij de partner van de vader;
  • de overdracht van de ene jeugdbeschermer naar de nieuwe jeugdbeschermer waaruit blijkt dat er al zorgen waren over de situatie bij de partner van de vader;
  • alle overige documenten waaruit blijkt dat de situatie van [kind 1] en [kind 2] bij de partner van de vader onveilig en onrustig is, zoals bijvoorbeeld politiemeldingen;
  • de uitkomsten van de netwerkscreening van de oma mz.
5.5.
Voor de persoonlijke ontwikkeling van [kind 1] en [kind 2] is het belangrijk dat er een klimaat ontstaat waarbinnen de onrust afneemt. Om naar de toekomst te kunnen kijken is het voor de kinderen van belang dat de volwassenen om hen heen niet blijven hangen in de (slechte) verhoudingen vanuit het verleden. De volwassenen moeten stoppen met modder gooien naar elkaar, want deze modder komt ook terecht bij de kinderen. Voor de kinderen is modder geen stevige ondergrond, terwijl het voor [kind 1] en [kind 2] juist van belang is dat er een stevige grond ontstaat waar zij in de toekomst veilig en rustig op kunnen staan. De kinderrechter hoopt dat de volwassenen deze zienswijze kunnen meenemen in hun verdere handelen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] en [kind 2] bij de oma moederszijde met ingang van 23 januari 2025 tot en met 11 februari 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
houdt de beslissing voor het overig verzochte aan;
6.4.
bepaalt dat de mondelinge behandeling wordt voortgezet op
11 februari 2025om
10:45 uurin het gerechtsgebouw aan de Schuurmanstraat te Zwolle, waarvoor de belanghebbenden een oproep zullen ontvangen;
6.5.
bepaalt dat de GI uiterlijk 7 februari 2025 de kinderrechter inlicht, voorzien van de stukken zoals beschreven staan onder r.o. 5.4., onder gelijktijdige verzending hiervan aan de advocaat van de vader.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2025 door mr. G.M.J. Vijftigschild, kinderrechter, in aanwezigheid van J.G.J. Remeijsen als griffier, en op schrift gesteld op 31 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek.