ECLI:NL:RBOVE:2025:1175

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
08.102703.24, 08.333260.23 en 08.111298.24 (gev.ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M.J. van der Meer
  • L. van de Ven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een verdachte voor openlijk geweld en mishandeling tijdens een voetbalwedstrijd

Op 27 februari 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij openlijk geweld en mishandeling tijdens een voetbalwedstrijd tussen FC Twente en Hammarby IF op 27 juli 2023. De verdachte is schuldig bevonden aan openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en medeplegen van mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van drie maanden, een taakstraf van 165 uren en een leerstraf van 35 uren. Daarnaast moet de verdachte schadevergoedingen betalen aan de slachtoffers en zich melden bij de jeugdreclassering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, excessief geweld heeft gebruikt tegen supporters van Hammarby, waarbij meerdere slachtoffers gewond zijn geraakt. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar meegewogen in de strafoplegging. De verdachte heeft eerder met politie en justitie in aanraking geweest, wat ook is meegenomen in de beslissing. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder hulpverlening en begeleiding door de jeugdreclassering, om de kans op herhaling te verkleinen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08.102703.24, 08.333260.23 en 08.111298.24 (gev.ttz) (P)
Datum vonnis: 27 februari 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2006 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

De officier van justitie heeft verdachte opgeroepen om op 13 februari 2025 voor de rechtbank te verschijnen. Deze oproep wordt ook wel een dagvaarding genoemd. De tenlastelegging is een onderdeel van de dagvaarding en hierin staat beschreven aan welk strafbaar feit verdachte zich schuldig zou hebben gemaakt.
Op 13 februari 2025 hebben de officier van justitie, verdachte (in het bijzijn van zijn vader en moeder) en zijn raadsvrouw mr. J. Klomp, advocaat in Enschede, tijdens een zitting achter gesloten deuren gezegd wat zij van de beschuldiging vinden.
Daarnaast hebben de vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en de Jeugdreclassering Overijssel verteld hoe de begeleiding van verdachte is geweest. Ook hebben zij verteld wat volgens hen voor de ontwikkeling van verdachte belangrijk is en wat een passende straf kan zijn. De rechtbank heeft daar naar geluisterd.
De rechtbank heeft verder geluisterd naar wat mr. L. van de Ven, advocaat, heeft gezegd over de namens vier aangevers [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] gevraagde schadevergoeding.
De rechtbank schrijft in dit vonnis wat zij van de beschuldiging vindt. Dit doet zij aan de hand van verschillende stappen in een bepaalde volgorde, zoals de wet die voorschrijft. De rechtbank komt daarin tot de conclusie dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan twee keer openlijk geweld, een keer mishandeling in vereniging en aan het rijden onder invloed op een bromfiets.
De rechtbank vindt een taakstraf van 200 uur, waarvan 165 uur werkstraf en 35 uur leerstraf als ook een voorwaardelijke straf van 3 maanden jeugddetentie met voorwaarden, een passende straf. Op de werkstraf komen in mindering de dagen die verdachte eerder heeft vastgezeten.
Daarnaast heeft de rechtbank een oordeel gegeven over de ingediende vorderingen tot schadevergoeding.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
08.102703.24
op 17 maart 2024 samen met anderen openlijk geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4].
08.333260.23
feit 1 primair en subsidiair:op 27 juli 2023 heeft geprobeerd [slachtoffer 5] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel dat hij samen met anderen [slachtoffer 5] heeft mishandeld.
feit 2
samen met anderen openlijk geweld heeft gebruikt tegen personen en goederen.
08.111298.24
op 10 maart 2024 heeft gereden onder invloed van alcohol zonder een geldig rijbewijs.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
08.102703.24
hij op of omstreeks 17 maart 2024 te Enschede openlijk, te weten, op of aan de Noorderhagen, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
- [slachtoffer 1] en/of
- [slachtoffer 2] en/of
- [slachtoffer 3] en/of
- [slachtoffer 4]
door die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] meermalen, althans eenmaal, (met kracht),
- in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- op/tegen het lichaam te trappen en/of
- op/tegen het lichaam te duwen en/of
door die [slachtoffer 1] (met kracht) meermalen, althans eenmaal,
- (van achteren en/of onverhoeds) vast te pakken en/of op de grond te werpen (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] roerloos op de grond is komen te liggen);
08.111298.24
1.
hij op of omstreeks 27 juli 2023 te Enschede tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn/haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 5] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- Een of meerdere malen (met gebalde vuisten) in de richting van die [slachtoffer 5] heeft geslagen,
- Een of meerdere malen in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, van die [slachtoffer 5] heeft geslagen,
- Een of meerdere malen (met vuisten) op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 5] heeft geslagen,
- Een of meerdere malen een trap/schop in de richting het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 5] heeft gegeven en/of
- (met kracht) Heeft getrapt/geschopt met als gevolg dat die [slachtoffer 5] van een trap is gevallen en/of
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 juli 2023 te Enschede, Tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 5] heeft mishandeld door
- Een of meerdere malen (met gebalde vuisten) in de richting van die [slachtoffer 5] te slaan,
- Een of meerdere malen in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, van die [slachtoffer 5] te slaan,
- Een of meerdere malen (met vuisten) op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 5] te slaan,
- Een of meerdere malen een trap/schop in de richting het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 5] heeft te geven en/of
- (met kracht) Te trappen/schoppen met als gevolg dat die [slachtoffer 5] van een trap is gevallen;
2
hij op of omstreeks 27 juli 2023 te Enschede, openlijk, te weten in Stadion de Grolsch Veste gevestigd op/aan Colosseum 65, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor publiek toegankelijke plaats, in vereniging, geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten een of meerdere onbekend gebleven personen door
- Zich op de hoofdtribune bevinden,
- Een of meerdere malen een onbekend gebleven persoon aan de haren te pakken/te trekken,
- Een of meerdere malen (met kracht) met vuisten op/tegen het hoofd, althans het lichaam, te slaan,
- Een of meerdere malen in/op/tegen het gezicht, althans het lichaam, te slaan,
- Een of meerdere malen (met kracht) op/tegen het hoofd, althans het lichaam, te schoppen/trappen en/of
- Een of meerdere malen (met kracht) tegen het lichaam te schoppen/trappen;
08.333260.23
hij op of omstreeks 10 maart 2024 te Haaksbergen, als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets) dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 165 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en verdachte dit motorrijtuig heeft bestuurd zonder dat aan hem een rijbewijs was afgegeven

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.De bewijsmotivering

08.102703.24
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte partieel vrij te spreken voor het gedeelte van de tenlastelegging dat ziet op “door die [slachtoffer 1] (met kracht) meermalen, althans eenmaal,
- (van achteren en/of onverhoeds) vast te pakken en/of op de grond te werpen (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] roerloos op de grond is komen te liggen)”. Voor het overige heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 februari 2025, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], van 18 maart 2024 (pagina’s 35 t/m 38);
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3], van 17 maart 2024 (pagina’s 49 t/m 51);
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4], van 17 maart 2024 (pagina’s 55 t/m 57);
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], van 19 maart 2024 (pagina’s 64 t/m 66);
het proces-verbaal van bevindingen, van 26 maart 2024 (pagina’s 158 t/m 160).
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat verdachte zich, met zijn medeverdachten, schuldig heeft gemaakt aan het openlijk in vereniging plegen van geweld tegen personen zoals in de tenlastelegging genoemd. Verdachte heeft meerdere geweldshandelingen gepleegd tegen verschillende personen waarmee hij een wezenlijke en significante bijdrage leverde aan het gepleegde geweld. Dat verdachte niet alle geweldshandelingen heeft verricht maakt dat oordeel niet anders. Voor het deel van de tenlastelegging dat ziet op: “door die [slachtoffer 1] (met kracht) meermalen, althans eenmaal, - (van achteren en/of onverhoeds) vast te pakken en/of op de grond te werpen (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] roerloos op de grond is komen te liggen” zal dan ook geen partiële vrijspraak volgen.
08.333260.23
feit 1 primair en subsidiair en feit 2
3.4
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie aangevoerd dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat de persoon die verdachte heeft geslagen [slachtoffer 5] is en dat verdachte hierom integraal dient te worden vrijgesproken nu dit feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.5
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van de onder 1 primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 5] moet worden vrijgesproken. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat verdachte de persoon met het blauwe shirt een klap heeft gegeven en het onduidelijk is of deze persoon [slachtoffer 5] is. Daarnaast gaat het de raadsvrouw te ver om te stellen dat door het geven van een klap verdachte heeft gepoogd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.. Ook is er geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het geweld dat door de andere verdachten tegen deze [slachtoffer 5] is toegepast. Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde mishandeling heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank als vast kan worden gesteld dat de geslagen man [slachtoffer 5] betreft, echter uitsluitend waar het ziet op het slaan tegen het gezicht met een vuist.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.6
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Op 27 juli 2023 heeft in Enschede de voetbalwedstrijd tussen FC Twente en Hammarby IF uit Zweden plaatsgevonden in voetbalstadion De Grolsch Veste. Na afloop van die wedstrijd zijn ongeregeldheden ontstaan. Een groep personen is uit het FC Twente thuisvak naar de hoofdtribune gelopen waar zich onder andere supporters van Hammarby IF bevonden. Verdachte maakte deel uit van deze groep. De groep zocht zichtbaar de confrontatie met Hammarby IF supporters en gebruikte excessief geweld. Er is door personen uit deze groep aan de haren getrokken en geslagen en geschopt tegen het hoofd en lichaam van meerdere onbekend gebleven personen. Gedurende deze confrontatie is een Hammarby IF supporter, die lichtblauwe bovenkleding droeg, geschopt en geslagen op zijn hoofd en lichaam. Vervolgens is hij aan zijn kleding naar beneden getrokken, waarbij hij een aantal rijen met stoelen naar beneden viel en onderin het vak terechtkwam. Daar werd deze persoon opnieuw geslagen en getrapt. Hij kwam daarbij ten val, waarna hij al liggend op de grond nogmaals geslagen en op zijn hoofd getrapt werd. Nadat deze persoon was opgestaan en zich nabij de trap richting de gracht bevond, kreeg hij een vuistslag in zijn gezicht. Daarna werd hij van achteren geschopt, waarna hij voorover van de trap viel. Deze persoon heeft vervolgens op het veld eerste hulp gekregen. Hij was buiten bewustzijn en is geïntubeerd. Vervolgens is hij naar het ziekenhuis vervoerd. De politie heeft op basis van camerabeelden onderzoek gedaan naar het supportersgeweld. Verdachte is door de politie aangeduid als NN3. Verdachte heeft zichzelf ook herkend als NN3.
Op basis van de camerabeelden en de bevindingen van de politie met betrekking tot andere NN personen waarin telkens dezelfde persoon met lichtblauwe bovenkleding wordt omschreven als de Zweedse supporter die mishandeld wordt en die door de politie herkend wordt als [slachtoffer 5], stelt de rechtbank vast dat de persoon met de lichtblauwe bovenkleding die op de camerabeelden en meerdere stills van de camerabeelden is te zien en die door verdachte geslagen wordt, ook [slachtoffer 5] is. De rechtbank stelt tevens vast dat uit het dossier niet blijkt van een tweede persoon met blauwe bovenkleding die wordt mishandeld.
Feit 1 primair, subsidiair
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of het aan verdachte ten laste gelegde medeplegen van (poging tot zware) mishandeling van [slachtoffer 5] bewezen kan worden verklaard.
In aanvulling op de vastgestelde feiten en omstandigheden overweegt de rechtbank dat verdachte zich, al duwend, een weg vrij baande in de richting van de vechtpartij op de tribune. In het vak van de hoofdtribune sloeg verdachte met zijn rechtervuist in de richting van [slachtoffer 5] en raakte [slachtoffer 5] in het gezicht. Hierna verdwenen [slachtoffer 5] en verdachte in de menigte, ieder een eigen kant op. [slachtoffer 5] werd hierna door verschillende andere personen meerdere keren tegen het hoofd en het lichaam geschopt en geslagen en belandde uiteindelijk onderaan de trap, terwijl verdachte een andere supporter mishandelde.
De vraag is vervolgens of kan worden bewezen dat verdachte met zijn handelen heeft beoogd [slachtoffer 5] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. Naar het oordeel van de rechtbank kan het geven van een klap in het gezicht, niet worden gekwalificeerd als een poging zware mishandeling nu onvoldoende is gebleken dat verdachte opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, ook niet in voorwaardelijke zin. Tussen de klap van verdachte en de daarop volgende zwaardere geweldshandelingen van anderen richting [slachtoffer 5] zit onvoldoende verband om een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan te nemen. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het primair ten laste gelegde.
Wel moet het voor verdachte duidelijk zichtbaar zijn geweest dat hij in de vechtpartij niet de enige was die [slachtoffer 5] belaagde met geweld, zodat verdachte in zoverre nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen en het medeplegen van mishandeling, zoals subsidiair is tenlastegelegd, bewezen kan worden.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
Feit 2
De rechtbank stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
De rechtbank heeft reeds hiervoor al op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de feiten en omstandigheden vastgesteld. Verdachte heeft zichzelf herkend als NN3 en heeft bekend dat hij openlijk geweld heeft gepleegd door onder andere een onbekend gebleven persoon te slaan.
Op grond hiervan staat voor de rechtbank vast dat verdachte niet enkel de groep getalsmatig heeft versterkt, maar dat hij door zo te handelen opzet heeft gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen en daaraan een voldoende significante bijdrage heeft geleverd.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [2] .
het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 februari 2025, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 16 augustus 2023, pagina’s 156 – 176;
het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 16 augustus 2023, pagina’s 217 - 230;
het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 16 augustus 2023, pagina’s 275 – 277;
het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 16 augustus 2023, pagina’s 305 – 311;
het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 17 augustus 2023, pagina’s 319 – 324;
het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 17 augustus 2023, pagina’s 363 – 371;
het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 17 augustus 2023, pagina’s 411 – 426.
08.111298.24
3.7
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.8
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.9
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het (strafverhogende) onderdeel van de tenlastelegging dat ziet op “terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en verdachte dit motorrijtuig heeft bestuurd zonder dat aan hem een rijbewijs was afgegeven” is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte is, aangezien dit een tweede vervolging voor hetzelfde feit behelst waarover eerder onherroepelijk in rechte is geoordeeld bij strafbeschikking van 19 maart 2024 (96.092375.24). Dit is in strijd met het ne bis in idem-beginsel.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het overig ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [3] .
het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 februari 2025, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal rijden onder invloed van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van 10 maart 2024, pagina’s 8 t/m 10.
3.1
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen en in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
08.102703.24
hij op 17 maart 2024 te Enschede openlijk, te weten, op of aan de Noorderhagen, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
- [slachtoffer 1] en
- [slachtoffer 2] en
- [slachtoffer 3] en
- [slachtoffer 4]
door die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] meermalen, (met kracht),
- in het gezicht en het lichaam te slaan en/of te stompen en
- op/tegen het lichaam te trappen en
- op/tegen het lichaam te duwen en
- (een) knietje te geven op/tegen het lichaam en
door die [slachtoffer 1] (met kracht),
- (van achteren en onverhoeds) vast te pakken en op de grond te werpen (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] roerloos op de grond is komen te liggen);
08.111298.24
1. subsidiair
hij op 27 juli 2023 te Enschede, tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer 5] heeft mishandeld door
- Een of meerdere malen (met gebalde vuisten) in de richting van die [slachtoffer 5] te slaan,
- Een of meerdere malen in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, van die [slachtoffer 5] te slaan,
- Een of meerdere malen (met vuisten) op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 5] te slaan,
- Een of meerdere malen een trap/schop in de richting van het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 5] te geven en/of
- (met kracht) te trappen/schoppen met als gevolg dat die [slachtoffer 5] van een trap is gevallen;
2.
hij op 27 juli 2023 te Enschede, openlijk, te weten in Stadion De Grolsch Veste gevestigd aan Colosseum 65, in vereniging, geweld heeft gepleegd tegen meerdere onbekend gebleven personen door
- zich op de hoofdtribune bevinden,
- een onbekend gebleven persoon aan de haren te pakken/te trekken,
- (met kracht) met vuisten op/tegen het hoofd, te slaan,
- in/op/tegen het gezicht te slaan,
- (met kracht) op/tegen het hoofd te schoppen/trappen en
- (met kracht) tegen het lichaam te schoppen/trappen;
08.333260.23
hij op 10 maart 2024 te Haaksbergen, als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets) dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 165 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 08.102703.24, 08.111298.24 feit 1 subsidiair en feit 2 en 08.333260.23 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 141 en 300 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de artikelen 175 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
08.102703.24
het misdrijf: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
08.333260.23
de eendaadse samenloop van de misdrijven
feit 1 subsidiair
het misdrijf: medeplegen van mishandeling;
feit 2
het misdrijf: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
08.111298.24
het misdrijf:
overtreding van artikel 8 lid 3 onder a van de Wegenverkeerswet 1994.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 94 dagen waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en aftrek van het voorarrest. Als bijzondere voorwaarden dienen de voorwaarden te gelden zoals die door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) zijn geadviseerd. De officier van justitie heeft verzocht om opheffing van het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 85 uren en de leerstraf TACt regulier van 35 uren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en geen onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. De door de Raad geadviseerde straf is een passende straf.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging waarbij er fors geweld is gebruikt tegen de slachtoffers. Verdachte en zijn mededaders hebben bewust de confrontatie gezocht met de slachtoffers waarna de situatie volledig is geëscaleerd. Zij kenden de slachtoffers niet, er was geen reden om überhaupt tot enige vorm van geweld over te gaan en de verdachten zijn helemaal los gegaan.
Op de beelden die van het incident zijn gemaakt, is te zien hoe heftig het geweld is geweest dat door verdachte en de mededaders tegen de slachtoffers is gebruikt. Ook is te zien dat bij het geweld vechttechnieken werden gebruikt van de vechtsport die door verdachte en/of diens medeverdachten werd beoefend. Alle aangevers hebben in meer of mindere mate letsel opgelopen. Uiteindelijk is één van de slachtoffers zelfs buiten bewustzijn geraakt. Dit is door één van de mededaders gefotografeerd die de beelden direct heeft gedeeld via social media. Verdachte en zijn mededaders zijn vervolgens vertrokken en hebben het slachtoffer achtergelaten terwijl hij bewegingsloos op straat lag. Op dat moment was het voor de andere slachtoffers niet duidelijk of hun vriend nog in leven was. De rechtbank kan zich voorstellen dat dit moment voor hen zeer beangstigend moet zijn geweest.
Vervolgens werd, terwijl de verdachte en diens medeverdachten wegfietsten, onderling nog een boks gegeven als een soort teken van overwinning. Ook heeft verdachte een schoen van één van slachtoffers meegenomen. Dergelijk gewelddadig gedrag in groepsverband en in het openbaar is zeer bedreigend en versterkt de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving, met name voor de mensen die deelnemen aan het uitgaansleven en hiervan getuige zijn. Het buitensporige geweld heeft een grote impact gehad op de slachtoffers. Door zijn handelen heeft onder andere verdachte de slachtoffers ernstig aangetast in hun lichamelijke integriteit. Daarnaast kunnen de slachtoffers van dergelijk geweld daarvan nog langdurig psychische klachten ondervinden. De fysieke en geestelijke impact van het geweldsincident blijkt ook uit de toelichting bij de schadevergoedingsformulieren van de benadeelde partijen. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
Ook heeft verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 5] en aan openlijke geweldpleging tegen onbekend gebleven personen. Verdachte heeft zich na afloop van de wedstrijd FC Twente – Hammarby IF samen met een grote groep supporters begeven naar de hoofdtribune waar zich supporters van Hammarby IF bevonden.
Zij hebben zich op zeer gewelddadige wijze tegen de op dat moment nietsvermoedende supporters van Hammarby IF gekeerd. Onder de Hammarby IF bezoekers van de hoofdtribune bevonden zich ook kinderen. Verdachte heeft met zijn handelen actief bijgedragen aan de rellen die na afloop van de wedstrijd zijn ontstaan. De rechtbank vindt het handelen van verdachte zeer kwalijk. Dat supporters van een club die te gast zijn op een dergelijke wijze worden belaagd is volstrekt onacceptabel. Verdachte heeft met zijn handelen grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers.
Tenslotte heeft verdachte een scooter bestuurd nadat hij te veel alcoholhoudende drank had genuttigd. Hiermee heeft verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht en er blijk van gegeven zich niet te willen gedragen naar de verkeersregels die gelden voor de verkeersveiligheid. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank verder rekening gehouden met:
- het uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 10 januari 2025;
- het rapport van de Raad van 17 januari 2025, opgemaakt door [naam 1] raadsonderzoeker.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte vaker met politie en justitie in aanraking is geweest en eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld, dit weegt in zijn nadeel. Artikel 63 Sr is van toepassing, gelet op de strafbeschikking van 19 maart 2024, dit weegt in het voordeel van verdachte.
In het rapport van de Raad staat onder meer beschreven, zakelijk weergegeven, dat bij verdachte de nadruk moet liggen op het verbeteren van vaardigheden om de kans op herhaling te verkleinen. De kans op herhaling is hoog. De Raad ziet risico’s op de
gebieden vaardigheden, agressie en houding. Verdachte wil liever niets missen van
een situatie en doet dan dingen zonder eerst na te denken. Ook zoekt hij
situaties op die spanning verhogen. Dit kan ook te maken hebben met zijn ADHD-
problematiek. Dit alles bij elkaar zorgt ervoor dat een situatie waar verdachte bij betrokken is snel uit de hand kan lopen. Ook is het opvallend dat de delicten te maken hebben met hoe
mensen over verdachte kunnen denken. Verdachte wil graag leuk gevonden worden door
anderen. Mogelijk heeft ook alcohol invloed gehad bij de delicten. Wellicht is het helpend voor verdachte en het gezin als zij opnieuw laten vaststellen of verdachte ADHD heeft om hem te helpen zijn eigen gedrag beter te kunnen begrijpen en te zien waar leerpunten voor hem liggen. Om de kans op herhaling te verlagen, is het noodzakelijk dat verdachte leert om weerbaar te worden tegen mensen die een slechte invloed op hem hebben. Zijn vaardigheden
op dat vlak moeten worden vergroot. Om van de gevolgen van zijn gedrag te leren vindt de Raad dat een onvoorwaardelijke straf passend is voor [verdachte]. Die straf moet gericht
zijn op het leren van vaardigheden. Op die manier krijgt verdachte de kans om te leren van zijn fouten. Daarvoor is de leerstraf TACt Regulier geschikt. Indien een hogere straf passend wordt bevonden, dan is naast de leerstraf een werkstraf passend voor verdachte. Daarnaast is een voorwaardelijke straf van pedagogische waarde voor verdachte. Een voorwaardelijke jeugddetentie zal voldoende effect hebben als stok achter de deur. Geadviseerd wordt om een taakstraf, in de vorm van een leerstraf op te leggen en een voorwaardelijke jeugddetentie met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd.
Ter terechtzitting heeft [naam 2], namens de Raad, een toelichting op het rapport gegeven en het advies gehandhaafd. Aanvullend heeft de deskundige, zakelijk weergegeven, onder meer verklaard dat gelet op hetgeen zij heeft gehoord ter terechtzitting ten aanzien van de ernst van de feiten, naast de leerstraf een forse taakstraf passend is.
Ter terechtzitting heeft [naam 3], namens de Jeugdreclassering onder meer, zakelijk weergegeven, verklaard dat de begeleiding van verdachte goed verloopt. Het contact met verdachte en ouders is goed. Het begin verliep moeizaam, maar in de afgelopen periode heeft verdachte stappen gemaakt en een persoonlijke ontwikkeling doorgemaakt. Het onverschillige gedrag van verdachte is verminderd en verdachte laat een constructieve houding zien. In de gesprekken met verdachte is onvoldoende gesproken over de ernst van de feiten en de impact daarvan voor de maatschappij omdat die toen nog onvoldoende kenbaar voor de jeugdreclasseerder waren. Er is sprake van een stijgende lijn en het ingezette traject met de daarbij geadviseerde voorwaarden moet gecontinueerd worden.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmodaliteit en de hoogte daarvan rekening gehouden met het advies van de Raad en de ter terechtzitting gegeven adviezen. Tevens heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten zoals vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht Jeugd (LOVS) en de straf die in soortgelijke zaken doorgaans wordt opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat in beginsel oplegging van een forse straf passend en nodig is gelet op de ernst van de feiten. Gezien de persoon van verdachte is ook behandeling en training nodig die bijdraagt aan zijn ontwikkeling. Verdachte heeft langdurige begeleiding en verdere hulpverlening nodig om de kans op recidive te doen verminderen. Een deel van de straf zal dan ook voorwaardelijk worden opgelegd om begeleiding en hulpverlening binnen een voorwaardelijk kader van jeugddetentie te bieden en ook om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Gelet op de gegeven adviezen ziet de rechtbank aanleiding om alle geformuleerde bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten onvoldoende tot uitdrukking komt in de eis van de officier van justitie en zal daarom een hogere straf opleggen. Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf, van in totaal 200 uur passend en geboden. De taakstraf zal bestaan uit een werkstraf voor de duur van 165 uur bij niet naar behoren verrichten te vervangen door 82 dagen jeugddetentie, met aftrek van het voorarrest en daarnaast de leerstraf Tact van 35 uur, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door 17 dagen jeugddetentie. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte opleggen een jeugddetentie voor de duur van drie maanden voorwaardelijk, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad, met een proeftijd van twee jaren.
De rechtbank zal geen contact- en /of locatieverbod, zoals namens de benadeelde partijen verzocht, opleggen. Niet is gebleken dat verdachte en/of diens medeverdachten op enig moment ongewenst toenadering of contact heeft gezocht sinds het tenlastegelegde plaatsvond.
De rechtbank zal het (geschorste) bevel bewaring opheffen, omdat aan verdachte geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt opgelegd.

7.De schade van benadeelden

08.102703.24
7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte (hoofdelijk) te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 4.656,12, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- kosten tandarts € 656,12.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 4.000,- gevorderd.
[slachtoffer 1]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte (hoofdelijk) te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 12.965,22 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- kosten spoedtandarts € 360,22;
- ziekenhuisdaggeldvergoeding € 70,-;
- eigen risico € 385,-;
- studievertraging € 6.150,-.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 6.000,- gevorderd.
[slachtoffer 4]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte (hoofdelijk) te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.250,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- Adidas Yeezy € 250,-.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 2.000,- gevorderd.
[slachtoffer 3]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte (hoofdelijk) te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 5.966,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- kosten tandarts € 2.966,07.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 3.000,- gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schadevergoeding en immateriële schadevergoeding integraal kunnen worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het primaire standpunt gesteld dat gezien de late indiening de onevenredige belasting van de zaak en schadeposten waar normaliter in een civiele procedure lang over geprocedeerd kan worden, de vorderingen van alle benadeelde partijen niet ontvankelijk moeten worden verklaard.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het volgende standpunt gesteld.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade voldoende is onderbouwd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde schade voor wat betreft de kosten spoedtandarts, ziekenhuisdaggeldvergoeding en eigen risico aangevoerd voldoende is onderbouwd. Ten aanzien van de kosten studievertraging heeft de raadsvrouw verzocht de vordering af te wijzen dan wel om de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 4] heeft de raadsvrouw aangevoerd dat een onderbouwing van de materiële schade ontbreekt en verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering. Subsidiair kan de rechtbank gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft de raadsvrouw verzocht om de gevorderde materiële schadevergoeding af te wijzen, dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding van de benadeelde partijen heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat immateriële schadevergoeding kan worden toegekend op grond van lichamelijk letsel. Op de grondslag “aantasting in de persoon op andere wijze” dient de immateriële schade te worden afgewezen. De gevorderde immateriële schadevergoedingen dienen te worden gematigd en aangesloten te worden bij uitspraken van andere rechtbanken in soortgelijke zaken alsook bij het Schadefonds.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 2]
Materiële schade
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 656,12, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Immateriële schade
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding (smartengeld) is de rechtbank van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van verdachte immateriële schade heeft geleden. Op grond van artikel 6:106, aanhef en sub b BW heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, zoals in deze zaak het geval is. Voor zover lichamelijk letsel ook bepaalde psychische gevolgen met zich brengt, zoals bijvoorbeeld angsten en depressieve gevoelens, kunnen ook deze gevolgen tot op zekere hoogte meegewogen worden bij de bepaling van de omvang van het smartengeld. Het geweldsincident heeft bij de benadeelde partij meerdere letsels veroorzaakt waaronder afgebroken kiezen en een hersenschudding. Uit het schadeonderbouwingsformulier blijkt ook welke impact het geweldsincident op de benadeelde partij heeft gehad en de psychische gevolgen die het geweldsincident heeft gehad. Gelet op de aard van het letsel en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, acht de rechtbank de toekenning van een bedrag aan smartengeld van € 3.000,- billijk. De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden.
Voor het overige deel zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. Hij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
[slachtoffer 1]
Materiële schade
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten kosten spoedtandarts, ziekenhuisdaggeldvergoeding en eigen risico zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 815,22, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Ten aanzien van de opgevoerde schadepost studievertraging is een bedrag van € 6.150,- gevorderd. Hoewel de rechtbank aanneemt dat het bewezenverklaarde feit gevolgen kan hebben en wellicht heeft gehad voor de schoolprestaties van de benadeelde partij acht de rechtbank het causaal verband met het bewezenverklaarde feit op dit moment onvoldoende onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank is de onderbouwing en de toelichting onvoldoende om te kunnen vaststellen of en in welke mate de gestelde studievertraging rechtstreeks is veroorzaakt door het bewezenverklaarde feit. Daartoe is een nader debat en wellicht bewijslevering nodig, hetgeen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit gedeelte van de vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding (smartengeld) is de rechtbank van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van verdachte immateriële schade heeft geleden. Op grond van artikel 6:106, aanhef en sub b BW heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, zoals in deze zaak het geval is. Voor zover lichamelijk letsel ook bepaalde psychische gevolgen met zich brengt, zoals bijvoorbeeld angsten en depressieve gevoelens, kunnen ook deze gevolgen tot op zekere hoogte meegewogen worden bij de bepaling van de omvang van het smartengeld. Vanwege het hoofdletsel moest de benadeelde partij door de micro scan en is hij een nacht opgenomen geweest in het neurocentrum. Het geweldsincident heeft bij de benadeelde partij meerdere letsels veroorzaakt waaronder een hersenschudding, letsel aan zijn tanden en hechtingen boven het oor. Uit het schadeonderbouwingsformulier blijkt ook welke impact het geweldsincident op hem heeft gehad en de psychische gevolgen die het geweldsdelict heeft gehad. Gelet op de aard van het letsel en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, acht de rechtbank de toekenning van een bedrag aan smartengeld van € 6.000,- billijk. De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden.
[slachtoffer 4]
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde hoogte van de schade onvoldoende is komen vast te staan, omdat de deze onvoldoende is onderbouwd, terwijl deze door of namens verdachte gemotiveerd is betwist.
Dat neemt niet weg dat wel is komen vast te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden. De exacte omvang staat alleen niet vast. De rechtbank zal gebruik maken van haar bevoegdheid om de omvang van de schade te schatten. De rechtbank stelt de omvang van de schade vast op € 100,-. De rechtbank zal de vordering in zoverre toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Immateriële schade
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding (smartengeld) is de rechtbank van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van verdachte immateriële schade heeft geleden. Op grond van artikel 6:106, aanhef en sub b BW heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, zoals in deze zaak het geval is. Voor zover lichamelijk letsel ook bepaalde psychische gevolgen met zich brengt, zoals bijvoorbeeld angsten en depressieve gevoelens, kunnen ook deze gevolgen tot op zekere hoogte meegewogen worden bij de bepaling van de omvang van het smartengeld. Het geweldsincident heeft bij de benadeelde partij meerdere letsels veroorzaakt waaronder hevige pijn aan de neus en een bloedneus. Uit het schadeonderbouwingsformulier blijkt ook welke impact het geweldsincident op hem heeft gehad en de psychische gevolgen die het geweldsincident heeft gehad. Gelet op de aard van het letsel en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, acht de rechtbank de toekenning van een bedrag aan smartengeld van € 1.000,- billijk. De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden.
Voor het overige deel zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. Hij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
[slachtoffer 3]
Materiële schade
Ten aanzien van de opgevoerde schadepost tandartskosten is de rechtbank van oordeel dat op grond van de bij de vordering gegeven onderbouwing tegenover de gemotiveerde betwisting thans onvoldoende kan worden vastgesteld dat de gevorderde (toekomstige) schade in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit dat deze hem thans volledig als gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Vaststelling van het causale verband tussen het strafbare feit en de begroting van de gevorderde schade behoeft nadere onderbouwing. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze (toekomstige) schade alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Immateriële schade
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding (smartengeld) is de rechtbank van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van verdachte immateriële schade heeft geleden. Op grond van artikel 6:106, aanhef en sub b BW heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, zoals in deze zaak het geval is. Voor zover lichamelijk letsel ook bepaalde psychische gevolgen met zich brengt, zoals bijvoorbeeld angsten en depressieve gevoelens, kunnen ook deze gevolgen tot op zekere hoogte meegewogen worden bij de bepaling van de omvang van het smartengeld. Het geweldsincident heeft bij de benadeelde partij meerdere letsels veroorzaakt waaronder een bult op het voorhoofd en een tand die los zit. Uit het schadeonderbouwingsformulier blijkt ook welke impact het geweldsincident op hem heeft gehad en de psychische gevolgen die het geweldsincident heeft gehad. Gelet op de aard van het letsel en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, acht de rechtbank de toekenning van een bedrag aan smartengeld van € 2.500,- billijk. De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden.
Voor het overige deel zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. Hij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
7.5
Groepsaansprakelijkheid en hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat sprake is van groepsaansprakelijkheid in de zin van artikel 6:166 BW. Dit brengt met zich dat iedere betrokkene hoofdelijk aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan geleden schade. Indien eenmaal vast staat dat een deelnemer een bijdrage heeft geleverd aan de onrechtmatige daad in groepsverband, dan komt het voor zijn aansprakelijkheid op de omvang van die bijdrage niet aan.
In dit geval is sprake geweest van deelname aan gewelddadige gedragingen in groepsverband en tussen die gedragingen bestaat naar het oordeel van de rechtbank een duidelijke samenhang. Groepsgeweld tegen een persoon (of personen) brengt de kans met zich dat aan die persoon of personen letsel wordt toegebracht, en verdachte heeft daar aan bijgedragen. Door gewelddadige deelname aan de groep zijn verdachte en zijn mededaders naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het bewezen verklaarde feit samen met anderen heeft gepleegd. Verdachte is daarom voor de geleden materiële en immateriële schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
08.333260.23
[slachtoffer 5] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van SEK 44.456,45 (SEK 35.600 materiële schade en SEK 8856,45 immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
7.6
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering wordt verklaard.
7.7
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsvrouw verzocht om de gevorderde materiële en immateriële schadevergoeding af te wijzen, dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering vanwege het ontbreken van het causaal verband. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering nu er een bedrag wordt gevraagd in anders dan euro’s en de bedragen niet zijn onderbouwd.
7.8
Het oordeel van de rechtbank
De opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
7.9
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en de gijzeling op 0 dagen te stellen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
De rechtbank zal gelet op de minderjarigheid van verdachte geen gijzeling opleggen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 57, 77c, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 77gg, Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 08.333260.23 feit 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 08.102703.24, 08.333260.23 feit 1 subsidiair en feit 2 en 08.111298.24 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
08.102703.24
het misdrijf: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
08.333260.23
De eendaadse samenloop van:
feit 1 subsidiair
het misdrijf: medeplegen van mishandeling;
feit 2
het misdrijf: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
08.111298.24
het misdrijf:
overtreding van artikel 8 lid 3 onder a van de Wegenverkeerswet 1994.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 08.102703.24, 08.333260.23 feit 1 subsidiair en feit 2 en 08.111298.24 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat deze jeugddetentie
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende bijzondere voorwaarden
niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel,
afdeling jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde
van de proeftijd) en op de door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal
melden bij de jeugdreclassering zo frequent en zo lang deze instelling dat
noodzakelijk acht;
- zich houdt aan de aanwijzingen en afspraken van de gecertificeerde instelling te weten jeugdbescherming Overijssel (JBOV), afdeling jeugdreclassering te Hengelo;
- meewerkt aan hulpverlening door Jeugdbescherming Overijssel, afdeling Jeugdreclassering noodzakelijk geachte ondersteuning of verwijzing naar andere hulpverleningsinstanties, die gedurende de begeleiding door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht om de kans op herhaling te verkleinen;
- meewerkt aan het vasthouden van een zinvolle dagbesteding (zoals school of werk), waarbij de jeugdreclassering bepaalt wat zinvol is;
- draagt de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel, instantiecode AST106, op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden. Verantwoordelijke gemeente is Enschede;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
165 (honderdvijfenzestig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
82 (tweeëntachtig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
- veroordeelt de verdachte tot een
leerstraf, te weten TACt regulier van
35 (vijfendertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
17 (zeventien) dagen;
Schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2]van een bedrag van € 3.656,12 (materieel € 656,12 en immaterieel € 3.000,-) (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2024) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 3.656,12, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 46 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1]van een bedrag van € 6.815,22 (materieel € 815,22 en immaterieel € 6.000,-) (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2024) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 6.815,22, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 69 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 4]van een bedrag van € 1.100,00 (materieel € 100,- en immaterieel €1.000,00) (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2024) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.100,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 21 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 3]van een bedrag van € 2.500,- (immaterieel) (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2024) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 35 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 5]niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600 2023539405. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Parketnummer 08.333260.23, feit 1 subsidiair,
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] van 1 augustus 2023, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 76 t/m 78:
Op 27 juli 2023 bevond ik mij samen met collega’s, allen voetbalbegeleiders van de politie, in burger gekleed in het voetbalstadion van FC Twente. In het stadion van FC Twente, De Grolsch Veste werd de wedstrijd FC Twente tegen Hammarby IF gespeeld. Tijdens de wedstrijd namen wij plaats in vak 115 en 116 gezien de aanwezigheid van de Hammarby supporters op deze vakken. Ik zag na het eindsignaal van de wedstrijd dat vanuit de richting van vak P een grote groep “supporters”, veelal in het zwart gekleed en met gezichtsbedekking, vak 116 opstormde. Ik zag dat deze groep de confrontatie zocht met de supporters van Hammarby die op vak 116 stonden. Deze groep gebruikt excessief geweld tegen de fans van Hammarby. De groep Twente “supporters” had zich verspreid over vak 115 van boven naar beneden. Ik zag dat de groep “hooligans” vol in de aanval ging met de supporters van Hammarby op vak 116. Ik zag dat een deel ervan probeerde te vluchten, maar dat dit lastig was doordat overal in het vak nog mensen waren en dat de stoelen een sta in de weg waren. Een klein deel dat niet zo snel weg kon bleef staan en verweerde zich. Ik zag dat er voluit werd geslagen en getrapt.
Ik zag dat een supporter van Hammarby, een manspersoon met een ietwat fors postuur, gekleed in een lichtblauw shirt, staande in vak 116, door kennelijk Twentehooligans aan zijn kleding naar beneden werd getrokken waarbij hij enkele rijen met stoelen naar beneden viel. Ik zag dat deze persoon onderin het vak terechtkwam en door minimaal 3 a 4 “hooligans” werd belaagd. Ik zag dat hij werd geslagen en getrapt. Ik zag dat deze man ten val werd gebracht en dat hij al liggend op de grond meermalen werd geslagen en getrapt. Ik zag dat de groep “hooligans” met kracht sloegen en dat enkelen van hen zelfs met hun hakken op deze persoon aan het intrappen waren. Ik zag dat hij over zijn hele lichaam en op zijn hoofd werd geraakt. Nadat het geweld was gestaakt trachtte deze persoon op te staan. Toen hij wankelend op zijn benen stond greep hij naar zijn hoofd en hield met zijn andere hand de railing aan de voorzijde van het plateau vast. Ik zag dat deze persoon vervolgens deels over de railing hing. Ik zag dat hij voorover viel en rollend van de betonnen trap viel. De bedoelde persoon viel onderaan de trap op de grond. De bewuste man lag bewegingsloos op de grond en werd door omstanders daar weggedragen in de richting van het speelveld.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 3° Sv, te weten hoofdaangifte van [slachtoffer 5] van 1 augustus 2023, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s
92 – 101:
Op 27 juli 2023 speelde Hammarby uit tegen Twente in het voetbalstadion van Twente in Enschede. Aan het einde van de wedstrijd kwam een aantal personen via het veld naar de hoofdtribune van Hammarby. Onbekende personen hebben gezamenlijk en in onderlinge overeenstemming aangever geschopt waardoor letsel is ontstaan. Onbekende personen hebben ervoor gezorgd dat aangever van de tribune op het veld is gevallen. Hij viel ongeveer vier meter, aangever heeft als gevolg van de val letsel opgelopen. Aangever vertelt dat honderden supporters van het thuisspelende team op het veld kwamen en naar de tribune waar hij stond renden. Vervolgens klommen de supporters op de tribune en vielen aangever aan toen hij andere bezoekers probeerde te beschermen.
Aangever vertelt dat hij een hartstilstand kreeg en pas later in het ziekenhuis wakker werd toen hij aan de beademing lag. Nu op 1 augustus 2023 heeft hij pijn in zijn hele lichaam, schaafwonden op zijn rug en blauwe plekken op zijn achterhoofd.
het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 februari 2025, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
Op 27 juli 2023 was ik in het voetbalstadion van Twente. Ik ben vanuit mijn vak naar de hoofdtribune is gelopen waar zich supporters van Hammarby IF bevonden. Ik heb een Zweedse supporter met lichtblauwe bovenkleding een klap in het gezicht gegeven met mijn vuist.
4.
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 16 augustus 2023, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 275 - 311:
Ik, verbalisant [verbalisant 2], bekeek de volgende mediabestanden:
- FCTWENTE-HAMMARBYIF_RELLEN_27-JUL-2023.mp4 ( video)
- rellen FC Twente-Hammarby 27-07-23 ( foto's)
Ik bekeek de beelden met als doel om de gedragingen in kaart te brengen van de
persoon wie in het onderzoek de naam NN3 kreeg. Op de volgende momenten zag ik de
volgende gedragingen van NN3:
Camerapunt 1:
0.01: Ik zag dat NN3 voor het eerst in beeld. NN3 kwam van links in beeld. Ik zag dat
NN3 een grijze jas droeg en zijn capuchon over zijn hoofd had. Ik zag dat hij met
zijn rechterhand zijn boord van de jas voor zijn gezicht omhoog hield. Ook zag ik dat
zijn capuchon dichtgesnoerd was. Ik zag dat hij een blauwe spijkerbroek droeg. Ik zag
dat NN3 op de linker mouw van zijn jas een logo had die ik ambtshalve herkende als
zijnde het merk Peuterey.
0.17: Ik zag dat NN3 de tribune af liep naar beneden en positie in nam boven aan de
trap het zijn rug naar het veld. Kort daarop zag ik NN3 verplaatsten richting de trap
en ik zag dat hij hier bleef staan. Ik zag dat NN3 constant zijn best deed om de
boord van zijn jas omhoog te houden. Af en toe zag ik het gelaat van NN3 duidelijk
zichtbaar.
01.12: Ik zag dat NN3 zich, al duwend, een weg vrij baande in de richting van een
vechtpartij. Daarbij zie ik dat NN3 een persoon met en zwarte jas met kracht bij hem
wegduwt
01.30: Ik zag dat NN3 de tribune verder op liep over de betonnen trap.
01.51: Ik zag dat NN3, met kracht, zijn rechter gebalde vuist uithaalde richting een
Zweedse supporter met een blauwe trui. Ik zag tevens dat deze vuistslag aankwam tegen
het gelaat van de Zweedse supporter. Hierna zag ik dat de Zweedse supporter verdween
in de menigte. Ook NN3 verdween uit beeld in de menigte.
5.
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 16 augustus 2023, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 156 – 176:
Ik, verbalisant, bekeek de videobeelden (FCTWENTE-HAMMARBYIF_RELLEN_27-JUL-2023.mp4) die na afloop van de wedstrijd FC Twente – Hammarby IF op 27 juli 2023 zijn gemaakt. Op de volgende momenten zag ik de volgende gedragingen van NN1:
Camerapunt 1:
1.44: Ik zag dat NN1 met een gebalde rechtervuist één kaakslag uitdeelde aan een man in een licht blauwe trui. Ik zag dat NN1 de man raakte op de linker kaak.
2.01: Ik zag dat NN1 achteruit de menigte in liep nadat NN1 de vuistslag had uitgedeeld. De man in blauwe trui werd vervolgens de menigte in getrokken. Ik zag dat NN1 zich in de menige begaf. Ik zag dat NN1 de man in lichtblauwe trui in de nek beetpakte met zijn rechterhand. Ik zag dat de man in de lichtblauwe trui voorover over de kuipstoeltjes van de tribune werd geduwd/getrokken door verschillende personen. Ik zag dat NN1 hierbij stond.
6.
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 16 augustus 2023, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 217 – 230:
Ik, verbalisant, bekeek de videobeelden (FCTWENTE-HAMMARBYIF_RELLEN_27-JUL-2023.mp4) die na afloop van de wedstrijd FC Twente – Hammarby IF op 27 juli 2023 zijn gemaakt. Op de volgend genoemde tijden, zag ik de volgende gedragingen van NN2:
Camerapunt 1
1.55: Ik zag dat NN2 krachtig met een gebalde vuist sloeg naar een man in een lichtblauwe trui.
1.57: Ik zag dat de man in een lichtblauwe trui de menigte in werd getrokken. Ik zag dat NN2 minimaal vier keer sloeg naar de man.
7.
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 16 augustus 2023, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 305 - 311:
Ik, verbalisant [verbalisant 2], bekeek de volgende mediabestanden:
- rellen FC Twente-Hammarby 27-07-23 ( foto's)
- PTZ videowal bezoekers
Op de volgende momenten zag ik de volgende gedragingen van NN5:
PTZ videowal VAK P:
06.35: Ik zag dat NN5 het Zweedse slachtoffer, met blauwe trui, met zijn linker hand vasthoud. Ik zag dat NN5 zichzelf met zijn rechterhand aan de railing vasthoud. Hierna zie ik dat NN5 zijn been optilt en het Zweedse slachtoffer van de trap afschopt.
P9A9552.JPG
Ik zag dat dit het moment betrof waar NN5 het Zweedse slachtoffer van de trap af schopte. Ik zag aan het gezicht van NN5 dat hij zich inspande ofwel kracht zette.
8.
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 17 augustus 2023, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 319 - 324:
Ik, verbalisant [verbalisant 1], bekeek de volgende mediabestanden:
1. UTC+02_00) videowall vak-p.mkv
2. 27 07 2023 21 57 15 ( UTC+02_00)videowall bezoekers.mkv
Op de volgende momenten zag ik de volgende gedragingen van NN6:
27_07_2023 21_57_11 (UTC+02_00) videowall vak-p.mkv
5.52: Ik zag dat NN6 zijn gezichtsveld in het publiek gericht was. Ik zag dat NN6 de tribune omhoogkeek naar de plek waar meerdere personen van boven naar beneden vielen over de stoeltjes. Onder de personen herkende ik de persoon in de lichtblauwe trui als de Zweed die in het ziekenhuis was beland. Ik zag NN6 minimaal negen keer slaan in de richting van de man in de lichtblauwe trui. Ik zag dat NN6 dit slaan in snel opvolgend tempo deed. Ik zag dat NN6 de man met zijn linkerhand vastpakte bij de trui, ter hoogte van de rug. Ik zag dat NN6 met zijn rechterhand, uithaalde in de richting van het (achter)hoofd van de man in de lichtblauwe trui.
27_07_2023 21_57_15 ( UTC+02_00)videowall bezoekers.mkv
5.51: Ik zag hetzelfde moment als bovenstaand beschreven, uit een andere hoek. Vanuit deze hoek zag ik NN6 minimaal tien keer slaan. Ik zag dat deze opvolging van slaan werd afgesloten met een schop in de richting van het hoofd van de man in de lichtblauwe trui.
9.
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 17 augustus 2023, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 363 - 371:
Ik, verbalisant [verbalisant 1], bekeek het volgende mediabestand:
27_07_2023 21_57_15 ( UTC+02_00)videowall bezoekers.mkv
Op de volgend genoemde tijden, zag ik de volgende gedragingen van NN7:
06.35: Ik zag dat NN7 een vuistslag uitdeelde aan een man in een lichtblauwe trui. Ik zag één vuistslag van NN7.
10.
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 17 augustus 2023, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 411 - 426:
Ik, verbalisant, bekeek de videobeelden (FCTWENTE-HAMMARBYIF_RELLEN_27-JUL-2023.mp4) die na afloop van de wedstrijd FC Twente – Hammarby IF op 27 juli 2023 zijn gemaakt. Op de volgend genoemde tijden, zag ik de volgende gedragingen van NN8:
02:00: Ik zag dat een man in een lichtblauwe trui de menigte in werd getrokken. Ik herkende de man in de lichtblauwe trui als de Zweedse man die de nacht in het ziekenhuis doorbracht.
Ik zag dat NN8 zich binnen de menigte bevond. Ik zag dat NN8 enkele keren sloeg richting de man in de lichtblauwe trui.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024123391. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023539405. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024110994. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.