ECLI:NL:RBOVE:2025:1156

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
C/08/307328 / HA ZA 23-465
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over tekortkomingen in de levering van laadpalen en ontbinding van de overeenkomst

In deze zaak heeft Green Planet Real Estate B.V. (hierna: Green Planet) acht (snel)laadpalen gekocht van partij A. Green Planet stelt dat partij A de laadpalen op één na niet tijdig heeft geleverd en dat de geleverde laadpalen ondeugdelijk zijn, wat leidt tot een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. Green Planet vordert een verklaring voor recht dat zij de overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden, terugbetaling van de koopsom van € 312.051,00 en schadevergoeding van in totaal € 301.537,07. Partij A betwist deze vorderingen en vordert op haar beurt betaling van het restant van de koopsom van de geleverde laders, advieskosten en buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank oordeelt dat partij A tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst en dat Green Planet bevoegd was om de overeenkomst te ontbinden. Green Planet heeft door de tekortkoming van partij A schade geleden en zal in de gelegenheid worden gesteld om een aantal schadeposten nader te onderbouwen. De procedure omvat diverse stukken, waaronder dagvaardingen, producties en mondelinge behandelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is om van het geschil kennis te nemen en dat de ontbinding van de overeenkomst door Green Planet op goede gronden heeft plaatsgevonden. De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen voor verdere onderbouwing van de schadeposten door Green Planet.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/307328 / HA ZA 23-465
Vonnis van 5 februari 2025
in de zaak van
GREEN PLANET REAL ESTATE B.V.,
te Pesse (gemeente Hoogeveen),
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: Green Planet,
advocaten: mrs. D.J.M. Kulk en R. El Gamali te Rotterdam,
tegen
[partij A] B.V.,
te [vestigingsplaats],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [partij A],
advocaat: mr. C.J.R. van Binsbergen te Alphen aan den Rijn.

1.De zaak in het kort

1.1.
Green Planet heeft acht (snel)laadpalen van [partij A] gekocht. Zij stelt dat [partij A] de laadpalen op één na niet (tijdig) heeft geleverd en dat de wel geleverde laadpalen ondeugdelijk zijn waardoor [partij A] is tekortgeschoten. Green Planet vordert een verklaring voor recht dat zij de overeenkomst met [partij A] rechtsgeldig heeft ontbonden, terugbetaling van de koopsom ad € 312.051,00 en schadevergoeding van in totaal € 301.537,07. [partij A] is het daar niet mee eens en vordert op haar beurt betaling van het restant van de koopsom van de geleverde laders ad € 10.164,00, alsmede vergoeding van advieskosten ad € 3.630,00 en buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.830,00. De rechtbank is van oordeel dat [partij A] is tekortgeschoten en dat Green Planet bevoegd was om de overeenkomst te ontbinden. Green Planet heeft door de tekortkoming van [partij A] schade geleden. Zij zal in de gelegenheid worden gesteld om een aantal schadeposten nader te onderbouwen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 8 december 2023 met 52 producties;
- het herstelexploot van 12 december 2023;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met 12 producties;
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- de akte overlegging producties (53 t/m 66) tevens akte houdende eiswijziging van Green Planet;
- de brief van [partij A] van 16 mei 2024 met producties 13 t/m 19;
- de brief van [partij A] van 23 mei 2024 met producties 20 t/m 25;
- de mondelinge behandeling van 27 mei 2024, ter gelegenheid waarvan partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd en door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Green Planet houdt zich onder meer bezig met de exploitatie en ontwikkeling van pompstations. De heer [naam 1] is oprichter en (middellijk) aandeelhouder en bestuurder van Green Planet. Vanaf 2018 heeft Green Planet haar focus verlegd naar
zero emissiondoor snelladen en waterstof aan te bieden voor auto’s en trucks.
3.2.
[partij A] houdt zich onder meer bezig met het leveren en installeren van laders voor elektrische auto's (E-installatie). De heren [naam 2] en [naam 3] zijn (middellijk) bestuurders van [partij A].
3.3.
In 2019 is op initiatief van Green Planet een werkgroep gestart met onder meer [partij A], Efacec en TSG met als doel dat de eindgebruiker bij een laadsessie zonder tussenkomst van een zogenaamde Charge Point Operator (CPO) met alle betaalmiddelen kan betalen (project 'Snelladen voor iedereen betaalbaar' of Fieldlab-project).
3.4.
Efacec is een vennootschap naar Portugees recht en producent van laadpalen. [partij A] is distributeur van de laadpalen van Efacec in Nederland.
TSG (Technical Services Group) is een leverancier van kassasystemen, waaronder FuelPos.
3.5.
Op 13 oktober 2020 heeft [partij A] een drietal opdrachtbevestigingen aan Green Planet verstuurd voor het leveren en installeren van in totaal acht laadpalen – met de kenmerken 89108B03.3 (1x HV350, 2x HV160 en 1x QC45), 89108B04.3 (1x HV175 en 1x QC45) en 79144B03.3 (2x HV350) – tegen een totaalprijs van € 436.000,00 exclusief btw. Deze laadpalen zijn afkomstig van Efacec.
Bij brief van gelijke datum met kenmerk 89108B05.1 heeft [partij A] de tussen partijen gemaakte afspraken bevestigd. In deze brief staat onder meer het volgende vermeld:
“Aan TSG wordt door Green Planet z.s.m. een opdracht verstrekt t.b.v. een koppeling tussen de Efacec snelladers en de Tokheim Fuelpos met als doel het volgende te realiseren:
(…).
De order moet definitief worden uiterlijk 01-07-2021 teneinde te kunnen leveren incl. uittesten voor eind 2021. Indien dit niet lukt, dan gaan partijen in overleg met elkaar. Het resultaat hiervan kan zijn dat zonder het vergoeden van wederzijdse kosten er geen sprake is van een definitieve overeenkomst. Indien de order definitief is voor 01-07-2021, dan moet [partij A]/Efacec leveren conform de besproken levertijd van maximaal 5 maanden.”
Tot slot heeft [partij A] een brief van 13 oktober 2020 met kenmerk 79144B04.2 betreffende “
vastlegging afspraken ondersteuning uitvoering Fieldlab CSFC Bultinge 2 te Pesse” aan Green Planet verstuurd. Deze afspraken zien op de betaling van een subsidiebedrag van
€ 30.000,00 door Green Planet aan [partij A].
3.6.
Op de opdrachtbevestigingen zijn de algemene voorwaarden van [partij A] van toepassing verklaard (hierna: de algemene voorwaarden). De algemene voorwaarden luiden, voor zover hier van belang als volgt:
Artikel 13 Garantie
13.1
Indien overeengekomen garandeert gebruiker dat de te leveren zaken vrij zijn van gebreken en voldoen aan de gebruikelijke eisen en normen die daaraan kunnen worden gesteld.
13.2
De in het eerste lid van dit artikel genoemde garantie geldt gedurende een periode van 1 jaar na levering.
13.4
Indien de te leveren zaken en materialen niet voldoen aan deze garanties, zal gebruiker de zaak binnen redelijke termijn na ontvangst van de schriftelijke kennisgeving ter zake het gebrek, naar keuze van gebruiker, vervangen of zorgdragen voor herstel.
13.5
De genoemde garantie geldt alleen voor materiaal- en fabricagefouten en geldt niet wanneer het gebrek is ontstaan als gevolg van onoordeelkundig of oneigenlijk gebruik of wanneer, zonder schriftelijke toestemming van gebruiker, opdrachtgever of derden wijzigingen hebben aangebracht dan wel trachten aan te brengen aan de zaak of deze hebben aangewend voor doeleinden waarvoor de zaak niet bestemd is.
13.6
Indien door gebruiker garantie is verstrekt op een zaak die door een derde is geproduceerd, is deze garantie beperkt tot de garantie die door deze derde wordt gegeven.
13.7
Garantie wordt slechts verstrekt op geleverde materialen, doch niet op loon of uren, deze komen voor rekening van opdrachtgever.
13.8
Garantie op het uitgevoerde werk is slechts van toepassing indien partijen dit uitdrukkelijk schriftelijk zijn overeengekomen.
13.9
Zolang opdrachtgever niet aan zijn verplichtingen voortvloeiende uit de door partijen gesloten overeenkomsten voldoet, kan hij geen beroep doen op deze garantiebepaling.
Artikel 14 Aansprakelijkheid
14.1
Indien gebruiker aansprakelijk is voor directe schade, dan is de aansprakelijkheid beperkt tot maximaal het bedrag van de door de assuradeur van gebruiker te verstrekken uitkering, althans tot maximaal het factuurbedrag, althans dat gedeelte van de overeenkomst waarop de aansprakelijkheid betrekking heeft.
14.2
Gebruiker is nimmer aansprakelijk voor indirecte schade, daaronder begrepen gevolgschade, gederfde winst, gemiste besparingen en schade door bedrijfsstagnatie.
(…).”
In de opdrachtbevestigingen is bepaald dat, onder meer, artikel 13.7 niet van toepassing is.
3.7.
Na een testfase heeft de in rechtsoverweging 3.3. bedoelde werkgroep op 15 maart 2021 groen licht gegeven voor de levering en installatie van de hiervoor in 3.5 bedoelde laadpalen aan Green Planet (hierna: de Overeenkomst).
3.8.
Op 15 november 2021 heeft [partij A] één lader van het type HV350 (Lader Truck) geleverd. Daarna heeft [partij A] op 3 februari 2022 twee laders van het type QC45 (Lader Auto) en nog een lader van het type HV350 geleverd. Op 5 mei 2022 heeft [partij A] één lader van het type HV175 (Lader Auto) zonder satelliet geleverd.
3.9.
Green Planet heeft facturen van [partij A] tot het bedrag van € 282.051,00 inclusief btw betaald. Daarnaast heeft Green Planet aan [partij A] het subsidiebedrag van € 30.000,00 betaald.
3.10.
Bij brief van 22 juni 2022 heeft Green Planet [partij A] in gebreke gesteld en haar gesommeerd om de geconstateerde gebreken aan de geleverde laadpalen te herstellen.
3.11.
Op 1 juli 2022 hebben partijen bij Efacec in Porto (Portugal) een bespreking gehad met onder andere als agendapunten “
Fast chargers supplied not functioning properly” en “
Compensation”. Daarbij waren namens Green Planet de heren [naam 1] en [naam 4] (die als zzp-er voor Green Planet werkzaam was) aanwezig en namens [partij A] de heren Romers en [naam 2].
3.12.
Bij brief van 10 oktober 2022 heeft Green Planet de Overeenkomst gedeeltelijk ontbonden en wel ten aanzien van de laadpalen waarop de opdrachtbevestigingen met de kenmerken 89108B03.3 (1x HV350, 2x HV160 en 1x QC45) en 89108B04.3 (1x HV175 en 1x QC45) zien. Daarnaast heeft Green Planet [partij A] verzocht om – na verrekening – het bedrag van € 68.100,00 (terug) te betalen. Tot slot heeft Green Planet [partij A] (wederom) gesommeerd tot herstel van de gebreken aan de twee laadpalen van het type HV350 die niet door de ontbinding zijn getroffen.
3.13.
Nadat [partij A] bij e-mail van 26 oktober 2022 op de ontbindingsverklaring van Green Planet had gereageerd, hebben partijen afgesproken om de maanden januari en februari 2023 als testperiode te gebruiken voor het functioneren van de laadpalen van het type QC45. Later is deze periode verlengd tot 12 april 2023. Green Planet heeft hiervan een logboek bijgehouden.
3.14.
Bij e-mail van 24 maart 2023, herhaald op 11 april 2023, heeft Green Planet [partij A] opnieuw in gebreke gesteld.
3.15.
Bij e-mail van 14 april 2023 heeft Green Planet de Overeenkomst gedeeltelijk ontbonden en wel ten aanzien van de laadpalen waarop de opdrachtbevestiging met het kenmerk 79144B03.3 (2x HV350) ziet en – nogmaals – ten aanzien van de (auto)laders van het type QC45.
3.16.
Bij e-mail van 24 april 2023 heeft [partij A] de ontbinding en de gronden daarvan betwist.
3.17.
In opdracht van Green Planet heeft Summit Engineering B.V. op 15 mei 2023 een rapport uitgebracht waarin zij haar bevindingen en conclusies over de werking van de snelladers als volgt heeft samengevat:
“Tijdens de verificatie van de werking van de snelladers op GP dd. 24 april 2023 werkte alleen lader 4 volledig. Lader 3 was niet beschikbaar via de OPT. Bij zowel lader 7 als 8 was gecombineerd laden met 2 connectoren bij geen enkele poging mogelijk. Bij de laders 7 en 8 was het resultaat van het gebruik van een enkele connector wisselend. Soms was dit bij de eerste poging direct succesvol soms bij een tweede poging.
De conclusie van verificatie is dat drie van de vier laders niet goed functioneren.”
3.18.
In opdracht van Green Planet heeft DNV op 22 september 2023 een rapport uitgebracht waarin zij antwoord heeft gegeven op de vraag of de laders conform de Overeenkomst functioneren:
1.4.2 Conclusies laadpalen 3+4
Op basis van de observaties wordt het volgende geconcludeerd:
  • De AC aansluiting zit er fysiek wel op maar is niet beschikbaar voor laden;
  • Een laadsessie opstarten gaat gepaard met meerdere pogingen van de gebruiker, waarbij in een aantal gevallen het laden niet tot stand komt;
  • De betaalterminal OPT en/of de communicatie van de laadpalen is niet altijd beschikbaar.
(…).
1.4.4
Conclusies laadpalen 7 en 8
  • Bij laadpaal 7 is dubbelladen (zijde A en B tegelijk) alleen in een bepaalde volgorde mogelijk (Eerst A, daarna B). Andersom is niet mogelijk;
  • Bij laadpaal 8 is zijde connector A in zijn geheel niet beschikbaar;
  • Het laden van de auto bereikt niet de maximale laadcapaciteit van de laadpalen;
  • Bij het stoppen van de laadsessie moeten de auto’s soms (dus niet elke laadsessie) ontgrendeld worden door een commando vanuit de auto (te geven door de chauffeur via het instrumentarium);
  • Een laadsessie opstarten gaat gepaard met meerdere pogingen van de gebruiker, waarbij in een aantal gevallen het laden niet tot stand komt.”
3.19.
Bij e-mail van 3 oktober 2023 heeft Green Planet het DNV-rapport aan [partij A] toegezonden met het verzoek om (i) uitvoering te geven aan de ontbinding van de Overeenkomst en (ii) uiterlijk 13 oktober 2023 de laders te demonteren en verwijderen. [partij A] heeft hieraan geen gevolg gegeven, waarna Green Planet zelf tot demontage, verwijdering en opslag van de laders in haar bedrijfsruimte te Pesse is overgegaan. Green Planet heeft haar tankstation vervolgens omgebouwd waarbij de nieuwe laadpalen door reguliere CPO’s (zie rechtsoverweging 3.3.) worden geëxploiteerd.

4.Het geschil

in conventie
4.1.
Green Planet vordert – na eiswijziging – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
(I) voor recht zal verklaren dat Green Planet de Overeenkomst met [partij A] buitengerechtelijk heeft ontbonden, althans de ontbinding daarvan zal uitspreken;
(II) [partij A] zal veroordelen tot (terug)betaling van een bedrag van € 312.051,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 april 2023, althans vanaf datum dagvaarding, althans vanaf de dag van het vonnis;
(III) [partij A] zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 146.878,33, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 april 2023, althans vanaf datum dagvaarding, althans vanaf de dag van het vonnis;
(IV) [partij A] zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 140.029,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 april 2023, althans vanaf datum dagvaarding, althans vanaf de dag van het vonnis;
(V) [partij A] zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 14.629,24, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 april 2023, althans vanaf datum dagvaarding, althans vanaf de dag van het vonnis;
(VI) [partij A] zal veroordelen in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
Aan haar vorderingen legt Green Planet, samengevat, ten grondslag dat [partij A] tegenover haar toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de Overeenkomst doordat zij zeven van de acht laadpalen niet uiterlijk op de fatale datum van 1 december 2021 heeft geleverd en de uiteindelijk geleverde laadpalen ondeugdelijk zijn. Green Planet stelt dat zij bevoegd was tot ontbinding van de Overeenkomst, omdat (i) vier van de acht laders nimmer zijn geleverd, (ii) drie van de vier laders na de fatale termijn zijn geleverd, (iii) vier geleverde laders binnen de garantietermijn van twee jaar gebreken vertonen en (iv) sprake is van non-conformiteit van de geleverde laders. Green Planet vordert terugbetaling van de koopsom ad € 312.051,00 en schadevergoeding, bestaande uit (i) kosten die verband houden met de installatie van nieuwe laders ad € 146.878,33 en (ii) gederfde winst over 2022 en 2023 ad € 140.029,50 en (iii) kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid ad € 14.692,24. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst Green Planet onder meer naar haar logboek, de rapporten van Summit Engineering en DNV en de schriftelijke verklaring van [naam 4] van 13 oktober 2023, aangevuld op 7 mei 2024.
4.3.
[partij A] betwist dat zij is tekortgeschoten in de nakoming van de Overeenkomst en dat zij in verzuim is. Volgens [partij A] houden de klachten die Green Planet stelt te ervaren met de laders verband met factoren die buiten haar contractuele verantwoordelijkheid liggen en die dus niet aan haar kunnen worden toegerekend. Als de laders te laat zijn geleverd, dan kan dat als gevolg van overmacht door leveringsproblemen bij Efacec evenmin aan [partij A] worden toegerekend. Daarbij beroept [partij A] zich op artikel 11 van haar algemene voorwaarden. [partij A] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Green Planet, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Green Planet in de kosten van deze procedure.
4.4.
Op de stellingen en verweren van partijen zal de rechtbank hierna ingaan, voor zover dat nodig is voor de beoordeling van het geschil.
in reconventie
4.5.
[partij A] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
(I) Green Planet zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 10.164,00, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de dag van dagvaarding tot de algehele voldoening;
(II) Green Planet zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 3.630,00, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 16 april 2021 tot de dag der algehele voldoening;
(III) Green Planet zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.830,00 ten titel van buitengerechtelijke kosten, alsmede de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de algehele voldoening;
(IV) Green Planet zal veroordelen in proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.6.
Green Planet voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [partij A], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [partij A] in de kosten van deze procedure.
4.7.
Op de stellingen en verweren van partijen zal de rechtbank hierna ingaan, voor zover dat nodig is voor de beoordeling van het geschil.

5.De beoordeling

in conventie
Bevoegdheid
5.1.
Op basis van de door beide partijen voor akkoord ondertekende opdrachtbevestigingen van 13 oktober 2020 stelt de rechtbank vast dat zij bevoegd is om van het onderhavige geschil kennis te nemen. Partijen zijn daarin immers – in afwijking van de slotbepalingen van de algemene voorwaarden van [partij A] – overeengekomen dat “
Geschillen worden voorgelegd aan de Rechtbank te Zwolle”.
Omvang van het geschil
5.2.
[partij A] berust in de ontbinding van de Overeenkomst, voor zover deze betrekking heeft op de niet geleverde laders (1x HV350 en 2x HV160). Zij betwist de rechtsgeldigheid van de ontbinding, voor zover deze ziet op de wel geleverde laders (2x HV350, 1x HV175 en 2x QC45). De rechtbank zal eerst ingaan op de vraag of partijen al dan niet een fatale leverdatum zijn overeengekomen.
Geen fatale leverdatum
5.3.
Green Planet stelt dat [partij A] is tekortgeschoten doordat zij zeven van de acht laadpalen niet op de afgesproken fatale datum van 1 december 2021 heeft geleverd. Gelet op wat hiervoor is overwogen over de omvang van het geschil, zal de rechtbank het hierna enkel over de vijf wel geleverde laders hebben, ten aanzien waarvan Green Planet stelt dat vier daarvan niet tijdig zijn geleverd.
5.4.
[partij A] voert als verweer dat de levering van de autoladers QC45 op eigen verzoek van Green Planet is uitgesteld van 15 november 2021 tot 3 februari 2022, omdat het bouwterrein nog niet gereed was. Daartoe verwijst [partij A] naar de e-mailcorrespondentie tussen partijen die Green Planet als producties 9 en 10 in het geding heeft gebracht. Daarnaast wijst [partij A] erop dat de levering van de overige laders is vertraagd door omstandigheden aan de zijde van Efacec, waaronder een tekort aan grondstoffen in de semi-conductorwereld in verband met de COVID-pandemie. [partij A] beroept zich daarbij op overmacht. Ten aanzien van autolader HV175 erkent [partij A] dat op 5 mei 2022 abusievelijk alleen het powerstation en niet ook de satelliet is geleverd waarmee de koppeling tot stand wordt gebracht tussen de laadpaal en het voertuig. Volgens [partij A] stond deze satelliet bij haar gereed voor aflevering en had zij dat ook meegedeeld maar is Green Planet daarop niet ingegaan. Ook wijst [partij A] erop dat tijdens de bespreking van
1 juli 2022 in Portugal een (nieuwe) planning is gemaakt voor de levering van de resterende laders waarmee alle betrokken partijen hebben ingestemd. Als compensatie voor deze vertraging heeft Efacec een langere garantietermijn aan Green Planet geboden (twee in plaats van één jaar). [partij A] verwijst daarvoor wederom naar e-mailcorrespondentie tussen partijen (zie productie 3 van [partij A]). [partij A] meent dat Green Planet het recht heeft verwerkt zich op de datum van 1 december 2021 te beroepen.
5.5.
De rechtbank is van oordeel dat Green Planet dit gemotiveerde verweer van [partij A] onvoldoende onderbouwd heeft weersproken. Daartoe overweegt zij als volgt.
5.6.
Blijkens de opdrachtbevestigingen hebben partijen een levertijd van maximaal vijf maanden afgesproken als de orders uiterlijk 1 juli 2021 definitief zijn geworden. Green Planet heeft de orders op 15 maart 2021 definitief geaccepteerd (zie 3.7), zodat [partij A] uiterlijk op 15 augustus 2021 had moeten leveren. Uit het standpunt van Green Planet dat zij met [partij A] heeft afgesproken dat 1 december 2021 de uiterste datum is waarop [partij A] de laadpalen had moeten leveren (vijf maanden na 1 juli 2021) volgt al dat Green Planet de termijn van vijf maanden na het definitief worden van de orders niet als een harde termijn heeft gehanteerd. Daarbij komt dat [partij A], nadat zij op 15 november 2021 de eerste laadpaal (HV350) had geleverd en geïnstalleerd, de volgende dag ter nadere afstemming van Green Planet “
de nodige deadlines [wilde] vernemen zodat we die kunnen neerleggen bij de leverancier” (Efacec). [partij A] heeft in dat verband aangegeven dat zij al twee autoladers (QC45) in haar loods had staan en dat die dus gereed stonden voor aflevering. Green Planet heeft toen dezelfde dag het volgende geantwoord: “
We gaan pas met de infrastructuur voor de cars aan de slag en de heleboel overhoop trekken, wanneer we weten wanneer de snelladers komen. Dat weten we nu nog niet, dus gelijk aan eerder, pakken we dan eerst andere klussen op. We houden rekening met jullie levertijden, wanneer die zeker zijn. Pas wanneer vier van de zes snelladers voor cars leverbaar zijn, gaan we aan de slag met realiseren.” Daarbij heeft Green Planet er niet op gewezen dat volgens haar 1 december 2021 de uiterste leverdatum was. Dat partijen die datum als fatale leverdatum hebben bedoeld blijkt ook nergens uit. Maar ook als partijen dat wel zouden zijn overeengekomen, heeft [partij A] onweersproken gesteld dat partijen tijdens de bespreking op 1 juli 2022 hebben afgesproken dat de levering van de resterende laadpalen is uitgesteld tot week 42-2022 (dat is de week van 14 tot en met 20 oktober 2022) en dat Green Planet vóór het verstrijken van deze (nieuwe) termijn de Overeenkomst op 10 oktober 2022 – met uitzondering van het deel dat ziet op de truckladers (2x HV350) – heeft ontbonden.
5.7.
De rechtbank concludeert dat [partij A] ter zake van het tijdstip van de levering van de laadpalen niet is tekortgeschoten in de nakoming van de Overeenkomst.
Tekortkoming [partij A]
5.8.
Green Planet stelt dat [partij A] is tekortgeschoten doordat zij (i) ondeugdelijke snelladers heeft geleverd en (ii) in de snelladers geen
legal backdoor/online remote toegangheeft gerealiseerd om de systeemfouten/storingen te kunnen verhelpen. Volgens Green Planet heeft [partij A] daarmee haar garantieverplichting geschonden. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst Green Planet onder meer naar haar (storings-)logboek, de schriftelijke verklaringen van [naam 4], Van Blanken (Eazit B.V.), Overbeek (Green Fellows Consultancy B.V.) en [naam 5] (TSG), de rapporten van Summit Engineering en DNV en het Efacec-document
'Empowering the Future'.
5.9.
[partij A] voert als verweer dat zij contractueel slechts gehouden was tot het leveren en installeren van de laders waarmee zij als leverancier een beperkte verantwoordelijkheid had in het project als geheel. [partij A] stelt dat de door haar geleverde laders voldoen aan de Overeenkomst. Daarnaast wijst [partij A] erop dat Green Planet geen serviceovereenkomst bij haar heeft afgenomen. Het enkele gegeven dat zich storingen voordeden in het laadsysteem (waarvoor diverse interventies zijn uitgevoerd, zoals software-updates door Efacec) betekent bovendien niet dat de laders als onderdeel van dat laadsysteem niet goed functioneren, aldus [partij A]. [partij A] betwist ook dat Green Planet zich op de garantiebepaling kan beroepen. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst [partij A] onder meer naar de schriftelijke verklaring van Efacec van 10 mei 2024 (zie productie 15 van [partij A]).
5.10.
De rechtbank is van oordeel dat Green Planet voldoende heeft aangetoond dat de door [partij A] geleverde laadpalen non-conform en dus gebrekkig zijn. Daartoe geldt het volgende.
5.11.
In haar logboek, dat door [naam 4] is bijgehouden, heeft Green Planet een 13-tal storingen omschreven die zij in de periode van 12 januari 2023 tot en met 8 maart 2023 tijdens het gebruik van de laadpalen (3-4/QC45 en 7-8/HV350) heeft geconstateerd. Op
2 april 2023 heeft Green Planet aan dit overzicht een viertal nieuwe storingen toegevoegd. Het merendeel van de storingen heeft betrekking op verbindingsproblemen tussen de laadpaal en het voertuig en dus op het besturingssysteem/de werking van de laadpalen zelf. [partij A] betwist de storingen op zichzelf niet maar vindt dat zij daarvoor niet verantwoordelijk kan worden gehouden.
5.12.
Hoewel Efacec meerdere software-updates (op afstand) heeft uitgevoerd, waren de laadproblemen daarmee niet verdwenen. Ondanks het innovatieve karakter van het project en de betrokkenheid van meerdere partijen mag van [partij A] verwacht worden dat zij laadpalen levert die normaal/storingsvrij functioneren. Dat Efacec de laadpalen heeft geproduceerd, waarvoor [partij A] alleen de laders als onderdeel daarvan zou hebben geleverd, laat onverlet dat [partij A] door Green Planet kan worden aangesproken als de laadpalen niet naar behoren functioneren. [partij A] is immers de (directe) contractspartij van Green Planet. Dit betekent dat [partij A] in de rechtsverhouding met Green Planet primair aansprakelijk is voor de deugdelijkheid van de door haar geleverde laadpalen. Als [partij A] meent dat deze (product)aansprakelijkheid bij Efacec berust, dan had het op haar weg gelegen om Efacec in vrijwaring op te roepen. [partij A] heeft dat evenwel niet gedaan.
5.13.
De stelling van [partij A] dat de storingen (mede) verband houden met het kassaregistratiesysteem van TSG is, naar het oordeel van de rechtbank, door Green Planet gemotiveerd weerlegd met de verklaring van [naam 4] van 13 oktober 2023, aangevuld op 7 mei 2024. [naam 4] heeft als operational engineer en destijds als zzp-er werkzaam voor Green Planet uitgebreid verklaard over de levering van de Efacec snelladers en de koppeling hiervan aan de Tokheim FuelPos kassaregistratiesysteem van TSG. Ten aanzien van deze koppeling heeft [naam 4] verklaard dat hij de door TSG ontwikkelde software ten behoeve van het hiervoor bedoelde kassaregistratiesysteem geschikt en goed werkend acht om daaraan snelladers te koppelen en daarmee de laadsessies af te kunnen rekenen via het kassaregistratiesysteem. In zijn aanvullende verklaring van 7 mei 2024 heeft [naam 4] vrij gedetailleerd verklaard over de communicatie ten behoeve van de aansturing van de laders, het afrekenen van een laadsessie, enz. [naam 4] heeft onder andere geconcludeerd dat de laadproblemen worden veroorzaakt doordat [partij A]/Efacec de
legal backdoorniet werkend had en heeft gekregen. De bevindingen en conclusies van Summit Engineering en DNV stroken met de verklaring van [naam 4]. Bovendien heeft TSG op 11 oktober 2023 na een controle geconcludeerd dat de communicatie tussen het FuelPos kassaregistratiesysteem en de laadpalen naar behoren werkt. In zijn e-mail van 22 april 2024 heeft de heer [naam 5] van TSG dit nog nader toegelicht.
5.14.
Hoewel de scope van de door Green Planet aan DNV verstrekte opdracht beperkt is (de koppeling van de laders met het betaalsysteem van TSG is niet in de vraagstelling betrokken), is de rechtbank van oordeel dat Green Planet met de door haar overgelegde deskundigenrapportages- en verklaringen voldoende heeft onderbouwd dat de oorzaak van de storingen in het domein en daarmee de risicosfeer van [partij A] ligt. Daarvoor is relevant dat uit de verslaglegging van de Teams-bespreking van partijen op 10 november 2020 blijkt dat afgesproken is dat [partij A]/Efacec in de snelladers een
legal backdoorzal inbouwen, zodat zij eventuele updates en storingen kan verhelpen. Dat dit de bedoeling was blijkt ook uit het document “
Empowering the Future. [partij A] and TSG project 2 Jun 2020” dat door Efacec is opgesteld. Volgens Green Planet is [partij A] deze afspraak niet nagekomen. [partij A] heeft hiertegenover onvoldoende feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat de oorzaak van de storingen primair gelegen is in de koppeling van de laders met het betaalsysteem en/of een instabiele lokale netwerkomgeving waarvoor niet zij maar TSG respectievelijk Green Planet verantwoordelijk is.
5.15.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat [partij A] tegenover Green Planet (toerekenbaar) is tekortgeschoten doordat zij (via Efacec) gebrekkige laadpalen heeft geleverd. [partij A] verkeert daardoor in verzuim. De tekortkoming van [partij A] is van zodanig gewicht dat Green Planet bevoegd was tot (eerst gedeeltelijke en later gehele) ontbinding van de Overeenkomst. De sub (I) gevorderde verklaring voor recht dat Green Planet de Overeenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden is daarom toewijsbaar.
Gevolgen van de ontbinding; ongedaanmaking prestaties
5.16.
Green Planet heeft dus op goede grond de Overeenkomst ontbonden bij brieven van 10 oktober 2022 en 14 april 2023.
5.17.
De rechtbank overweegt dat ontbinding partijen bevrijdt van de daardoor getroffen verbintenissen. Voor zover die verbintenissen al zijn nagekomen, ontstaat voor partijen een verbintenis tot ongedaanmaking van de al door hen ontvangen prestaties (artikel 6:271 BW).
Concreet betekent dit dat Green Planet verplicht is tot teruggave van de laadpalen in de staat waarin deze zich bij ontvangst bevonden en dat [partij A] gehouden is tot terugbetaling van de koopsom.
5.18.
In dit kader heeft [partij A] gesteld dat Green Planet niet als een zorgvuldig schuldenaar voor de laadpalen heeft gezorgd. Daartoe voert [partij A] aan dat de laadpalen in strijd met de gebruikersmanuals ongeconditioneerd in een open verbinding met de buitenlucht staan waardoor interne condensvorming optreedt met als gevolg schade aan de elektrische componenten van de laders en verlies van de fabrieksgarantie. Volgens [partij A] zijn de laadpalen hierdoor waardeloos geworden. Green Planet bestrijdt dit.
5.19.
De rechtbank vat de stellingen van [partij A] op als een verrekeningsverweer, in die zin dat de laadpalen door de schuld van Green Planet waardeloos zijn geworden en [partij A] daarom niet gehouden is tot terugbetaling van de koopsom. Nu de gegrondheid van dit verweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen ([partij A] heeft haar stellingen ter zake op geen enkele wijze onderbouwd), zal de rechtbank dit verweer met toepassing van artikel 6:136 BW passeren. Daarbij betrekt de rechtbank dat Green Planet [partij A] begin oktober 2023 heeft verzocht om de laadpalen op te halen maar dat [partij A] om haar moverende redenen dat niet heeft gedaan. Dit betekent dat de sub (I) gevorderde betaling van het bedrag van € 312.051,00 toewijsbaar is en dat Green Planet de geleverde laadpalen aan [partij A] moet terugleveren.
Schadevergoeding
5.20.
Green Planet stelt dat zij door de tekortkoming van [partij A] schade heeft geleden en vordert vergoeding daarvan. [partij A] betwist dit.
Nieuwe snelladers
5.21.
Green Planet stelt dat zij door de ontbinding van de Overeenkomst bij een andere partij snelladers heeft moeten betrekken en dat zij ten behoeve van de installatie daarvan op haar bedrijfslocatie (wederom) kosten heeft moeten maken, in totaal € 146.878,33 inclusief btw. Ter onderbouwing van dit bedrag verwijst Green Planet naar een viertal facturen (zie producties 63 t/m 66 van Green Planet). Volgens Green Planet waren deze kosten niet nodig geweest als [partij A] de Overeenkomst onberispelijk was nagekomen.
5.22.
[partij A] voert als verweer dat Green Planet niet heeft aangetoond dat de werkzaamheden waarvoor zij al eerder kosten had gemaakt, opnieuw heeft moeten laten uitvoeren vanwege de installatie van de nieuwe snelladers. [partij A] stelt dat van Green Planet verwacht mag worden dat zij onderbouwt welke werkzaamheden al eerder zijn uitgevoerd en door wie en waarom het resultaat van deze werkzaamheden thans kennelijk als afgeschreven moet worden beschouwd. Door dit na te laten moeten de beweerdelijke kosten van aanschaf en installatie van de nieuwe laders worden afgewezen, aldus [partij A].
5.23.
Gelet op de infrastructuur die al ten behoeve van de laders van [partij A] is aangelegd, is de rechtbank van oordeel dat Green Planet onvoldoende de noodzaak heeft aangetoond van de werkzaamheden waarop de facturen zien van [bedrijf 2] van 22 december 2023 (€ 15.491,64 inclusief btw), [bedrijf 1] B.V. van 29 december 2023 (€ 108.517,57 inclusief btw), [bedrijf 3] B.V. van 12 maart 2024 (€ 10.224,62 inclusief btw) en Summit Engineering van 25 maart 2024
(€ 12.644,50 inclusief btw). Uit de omschrijving van deze facturen kan die noodzaak niet zonder meer worden afgeleid. Naar aanleiding van het verweer van [partij A] had het op de weg van Green Planet gelegen om nader toe te lichten waarom al deze werkzaamheden door de ontbinding van de Overeenkomst (opnieuw) moesten worden uitgevoerd. De rechtbank acht het echter voldoende aannemelijk dat Green Planet “ombouwkosten” heeft moeten maken. Nu het partijdebat hierover nog onvoldoende is gevoerd, zal de rechtbank Green Planet in de gelegenheid stellen om de noodzaak van de werkzaamheden waarop de hiervoor bedoelde facturen zien bij akte nader te onderbouwen. Daarbij dient Green Planet het aantal gewerkte uren van [naam 6] (242) en zijn werkzaamheden zo concreet mogelijk te verantwoorden, bijvoorbeeld aan de hand van urenstaten. De omschrijving in de factuur is daarvoor te algemeen en dus onvoldoende om daaruit de conclusie te kunnen trekken dat die werkzaamheden daadwerkelijk zijn verricht en nodig waren voor het plaatsen van de nieuwe laders. Ditzelfde geldt voor de arbeidskosten die [bedrijf 3] en Summit Engineering in rekening hebben gebracht. De door [bedrijf 1] gedeclareerde arbeidskosten (€ 49.116,38 exclusief btw) en verbruikte materialen (€ 40.567,56 exclusief btw) ontberen zelfs iedere specificatie. Ook blijkt nergens uit dat Summit Engineering de nieuwe laders namens Green Planet heeft aanbesteed en is niet duidelijk hoe een deel van haar activiteiten, zoals “commissioning”, zich verhouden tot die van [bedrijf 3]. De rechtbank zal de zaak daarvoor naar de rol verwijzen.
Winstderving
5.24.
Green Planet stelt dat zij door de tekortkoming van [partij A] in 2022 en 2023 gederfde winst van in totaal € 140.029,50 heeft geleden (2022: € 62.235,00 en 2023:
€ 77.794,50). Daarbij beroept Green Planet zich op de garanties die door [partij A] zijn verstrekt. Ter onderbouwing van dit bedrag verwijst Green Planet naar de e-mail van
[naam 7] (Shell Mobility) van 2 juli 2023 en de plausabiliteitsverklaring van [naam 8] (Adviesbureau Rijnstad B.V.) van 11 april 2024 (zie producties 50 en 62 van Green Planet).
5.25.
[partij A] voert als verweer dat zij in artikel 14.2 van haar algemene voorwaarden aansprakelijkheid voor indirecte schade, waaronder gederfde winst, heeft uitgesloten. Zij beroept zich op deze exoneratieclausule. Daarnaast wijst [partij A] erop dat Green Planet geen rapportage van, bijvoorbeeld, een accountant in het geding heeft gebracht waarin enig inzicht wordt geboden in de berekening van de winstderving. Tot slot lijkt het erop dat de hier opgevoerde post omzetderving en geen winstderving betreft, aldus [partij A].
5.26.
De rechtbank overweegt dat de vraag of een garantie (artikel 13) prevaleert boven een exoneratie (artikel 14.2) aan de hand van uitleg moet worden beantwoord. In dit geval hebben partijen uitdrukkelijk over de garantie onderhandeld, gelet op het feit dat zij artikel 13.7 van de algemene voorwaarden niet van toepassing hebben verklaard op de Overeenkomst. Daarmee zijn partijen overeengekomen dat [partij A] niet alleen garantie verstrekt op geleverde materialen maar ook op loon of uren. Voorts heeft [partij A] als leverancier gegarandeerd dat de afgeleverde laadpalen vrij zijn van gebreken en voldoen aan de gebruikelijke eisen en normen die daaraan kunnen worden gesteld. Dit blijkt uit de omstandigheid dat [partij A] als compensatie voor de problemen met de afgeleverde laders deze garantie met een jaar heeft verlengd. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de (specifieke) garantie een beroep van [partij A] op de (algemene) exoneratie ex artikel 14.2 in de weg staat. In aansluiting hierop acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat Green Planet door de tekortkoming van [partij A] winst heeft gederfd. Vanwege een gebrekkige feitelijke onderbouwing kan het door Green Planet gestelde bedrag van
€ 140.029,50 aan winstderving niet op de verklaringen van [naam 7] en [naam 8] worden gebaseerd. Aan deze verklaringen liggen geen concrete en verifieerbare gegevens ten grondslag. Van belang is wanneer de geleverde snelladers gereed waren voor gebruik en dat – vanaf dat moment totdat de nieuwe snelladers operationeel waren – inzichtelijk wordt gemaakt wat de opbrengsten en de kosten van dit gebruik zouden zijn geweest in het geval dat sprake was van normaal functioneren en wat het effect van de storingen hierop is geweest. De rechtbank zal Green Planet in de gelegenheid stellen om haar stellingen ter zake bij akte nader te onderbouwen. De zaak zal daarvoor naar de rol worden verwezen.
Kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid
5.27.
Green Planet vordert op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW vergoeding van de kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid tot een bedrag van € 14.692,24. Daartoe voert Green Planet aan dat [naam 4] over de periode van 8 februari 2022 tot en met 13 april 2023 in totaal € 7.950,00 (106 uren x uurtarief € 75,00) heeft besteed aan het disfunctioneren van de snelladers en het vaststellen van de oorzaak daarvan. Green Planet verwijst hiervoor naar het door haar als productie 51 overgelegde urenoverzicht van [naam 4]. Daarnaast vordert Green Planet vergoeding van de kosten van de werkzaamheden van Summit Engineering (€ 10.830,00) en DNV (€ 5.982,24 + € 760,00).
5.28.
[partij A] betwist dat de tijdsbesteding van [naam 4] als schade kwalificeert. Daarnaast meent zij dat diens uurtarief niet is onderbouwd. Volgens [partij A] maken de uren van [naam 4] onderdeel uit van zijn dienstverband als technisch projectleider bij Green Planet en behoren de uitgevoerde werkzaamheden tot zijn dagelijks werk als technisch projectleider. Daarbij komt dat, aldus [partij A], bij de gekozen samenwerkingsvorm in werkgroepverband coördinatie en overleg tot de aard van het werk van een projectleider behoren. Verder impliceert het innovatieve karakter van de door Green Planet gewenste laadoplossing nu eenmaal dat de nodige tijd wordt besteed aan het opsporen en verhelpen van kinderziektes. De aard van de door Green Planet verstrekte opdracht brengt dat met zich mee. De opgevoerde urenverantwoording is volgens [partij A] bovendien niet controleerbaar. Uit niets blijkt dat Green Planet gewoon is interne uren op projecten te verantwoorden. [naam 4] heeft achteraf een inschatting gemaakt van de door hem bestede uren waarvan de juistheid op geen enkele wijze uit zijn urenoverzicht kan worden afgeleid. [partij A] meent dat de gestelde schade daarom niet naar behoren is onderbouwd.
5.29.
Nu Green Planet niet meer heeft gereageerd op dit gemotiveerde verweer van [partij A], is de rechtbank van oordeel dat Green Planet haar stellingen ter zake van de urenbesteding van [naam 4] onvoldoende heeft gehandhaafd. De gevorderde vergoeding van deze uren zal daarom worden afgewezen. De kosten van Summit Engineering en DNV voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets en komen daarom op de voet van artikel 6:96 lid 2 sub BW wel voor vergoeding in aanmerking tot een bedrag van € 16.534,00 exclusief btw (€ 10.830,00 + € 4.944,00 + € 760,00), omdat Green Planet de btw kan verrekenen.
in reconventie
Restant koopsom
5.30.
[partij A] vordert betaling van het restant van de koopsom van de geleverde laders ad € 10.164,00 inclusief btw.
5.31.
Nu de door Green Planet in conventie gevorderde terugbetaling van de koopsom toewijsbaar is, moet de door [partij A] gevorderde betaling van het restant van de koopsom worden afgewezen.
Advieswerkzaamheden
5.32.
[partij A] vordert ook betaling van haar factuur van 16 maart 2021 ad € 3.630,00 inclusief btw. Daartoe voert [partij A] aan dat zij ook betrokken is geweest bij de realisatie van de infrastructuur van het laadstation en dat Green Planet haar heeft gevraagd om een offerte uit te brengen voor het realiseren van een vloeistofdichte vloer. [partij A] stelt dat zij toen een prijsopgave heeft gedaan en Green Planet tevens heeft voorzien van advies over de vloer en de aanleg daarvan. Uiteindelijk heeft Green Planet de opdracht aan een andere partij gegund, waarna partijen hebben afgesproken dat Green Planet in verband met verrichte advieswerkzaamheden een bedrag van € 3.000,00 exclusief btw aan [partij A] zal vergoeden. Tot op heden heeft Green Planet dit bedrag onbetaald gelaten, aldus [partij A].
5.33.
Green Planet voert als verweer dat betaling van het bedrag van € 3.630,00 niet op zichzelf staat maar afhankelijk is gesteld van de nakoming van de Overeenkomst door [partij A]. Volgens Green Planet is deze voorwaarde niet vervuld, zodat haar betalingsverplichting is komen te vervallen. Ook de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid verzet zich tegen toewijzing van het bedrag. Als het bedrag wel verschuldigd zou zijn, dan beroept Green Planet zich op verrekening.
5.34.
De rechtbank is van oordeel dat Green Planet het door haar gestelde voorwaardelijke karakter van haar betalingsverplichting onvoldoende met feiten of omstandigheden heeft onderbouwd. Dat de betalingsverplichting voorwaardelijk zou zijn, valt in ieder geval niet af te leiden uit de e-mailcorrespondentie die partijen hierover hebben gevoerd (zie productie 11 van [partij A]). Daarbij betrekt de rechtbank dat [partij A] er terecht op heeft gewezen dat deze kwestie eind 2020 speelde, dat de opdracht voor het leveren van de laders toen nog niet definitief was (dat gebeurde pas in maart 2021) en dat het daarom niet aannemelijk is dat een onberispelijke nakoming van de Overeenkomst als voorwaarde is gesteld voor betaling van het bedrag van € 3.630,00. Dit betekent dat de gevorderde betaling van dit bedrag toewijsbaar is. Green Planet heeft geen apart verweer gevoerd tegen de gevorderde (ingangsdatum van de) handelsrente, zodat deze rente zal worden toegewezen. Het bedrag van € 3.630,00 inclusief btw en exclusief handelsrente zal worden verrekend met de toegewezen vordering van Green Planet in conventie.
BIK
5.35.
[partij A] maakt tot slot aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten.
5.36.
Nu [partij A] niet heeft gesteld en onderbouwd dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht, moet deze vordering worden afgewezen.
Vervolg
5.37.
Zoals hiervoor is overwogen, zal de rechtbank de zaak naar de rol verwijzen voor akte aan de zijde van Green Planet als bedoeld in r.o. 5.23 en 5.26. [partij A] mag daarna bij antwoordakte reageren. Het staat partijen uiteraard vrij om op basis van dit vonnis (alsnog) een minnelijke regeling te beproeven.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
6.1.
verwijst de zaak naar de rol van
5 maart 2025voor akte aan de zijde van Green Planet als bedoeld in r.o. 5.23 en 5.26, waarna [partij A] bij antwoordakte mag reageren;
6.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Essed en in het openbaar uitgesproken op
5 februari 2025. (PS)