ECLI:NL:RBOVE:2025:1144

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
11413147 \ CV EXPL 24-2288
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindafrekening herstelkosten en buitengerechtelijke incassokosten in huurgeschil

In deze zaak vordert de Stichting Viverion van gedaagden betaling van een eindafrekening van € 865,72 met bijkomende kosten, na een huurovereenkomst die ontbonden is. De gedaagden hebben het gehuurde niet volgens de richtlijnen opgeleverd, wat aanleiding geeft tot de vordering. De procedure begon met een dagvaarding op 4 november 2024, gevolgd door een conclusie van antwoord op 26 november 2024 en een mondelinge behandeling op 28 januari 2025. Tijdens deze behandeling zijn zowel eiseres als gedaagden verschenen. Eiseres stelt dat gedaagden de woning niet volledig hebben ontruimd en dat herstelwerkzaamheden noodzakelijk waren, waarvoor zij kosten vordert. Gedaagden betwisten de vordering en stellen dat zij afspraken hebben gemaakt over de oplevering, maar kunnen dit niet onderbouwen. De kantonrechter oordeelt dat gedaagden niet hebben aangetoond dat er aanvullende afspraken zijn gemaakt en dat zij voldoende tijd hebben gehad om het gehuurde op te leveren volgens de richtlijnen. De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van de eindafrekening toe, maar wijst de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten af wegens de oneerlijkheid van het beding in de algemene voorwaarden. Gedaagden worden veroordeeld tot betaling van € 888,80, inclusief wettelijke rente, en in de proceskosten van € 803,63.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 11413147 \ CV EXPL 24-2288
Vonnis van 25 februari 2025
in de zaak van
de stichting
STICHTING VIVERION,
gevestigd en kantoorhoudende te Lochem,
eisende partij, hierna te noemen: eiseres,
gemachtigde: Groothuis Ligtermoet & Nijhuis,
tegen

1.[gedaagde 1] ,wonende te [woonplaats 1] ,

2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij, hierna te noemen: gedaagden,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 4 november 2024;
- de conclusie van antwoord van 26 november 2024;
- de akte van eiseres ten behoeve van de mondelinge behandeling op
28 januari 2025;
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 28 januari 2025. Namens eiseres is verschenen [naam 1] , (medewerkster afdeling huurincasso) en
[naam 2] , (verhuurmakelaar), vergezeld van [naam 3] , werkzaam bij Groothuis Ligtermoet & Nijhuis. Gedaagden zijn eveneens verschenen. Van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is gekomen heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Eiseres vordert van gedaagden betaling van de eindafrekening d.d. 28 mei 2024 met bijkomende kosten.
2.2.
Eiseres legt daartoe het volgende, kort samengevat, ten grondslag. Gedaagden huurden van eiseres het woonhuis gelegen aan de [adres] . De huurovereenkomst is bij vonnis van deze rechtbank op 27 september 2022 ontbonden, waarbij onder andere de veroordeling tot ontruiming van het gehuurde is toegewezen. Omdat betalingsafspraken niet (meer) door gedaagden werden nagekomen, is bij exploot van
2 februari 2024 de ontruiming alsnog aangezegd. Tot een gedwongen ontruiming is het niet gekomen omdat gedaagden zelf de sleutels van het gehuurde bij eiseres hebben ingeleverd, aldus eiseres. Verder heeft eiseres naar voren gebracht dat zij de woning nadien heeft geïnspecteerd en toen heeft geconstateerd dat het gehuurde niet volledig leeg door gedaagden is opgeleverd en ook de herstelwerkzaamheden niet door hen zijn uitgevoerd. Volgens eiseres heeft zij gedaagden bij brief van 21 maart 2024 hiervan op de hoogte gebracht en daarbij kenbaar gemaakt dat de werkzaamheden alsnog zouden worden uitgevoerd voor rekening van gedaagden. Van de herstelwerkzaamheden heeft eiseres een bedrag van € 865,72 van gedaagden te vorderen en hiervan heeft zij dan ook op 28 mei 2024 een eindafrekening naar gedaagden gestuurd. Gedaagden betalen deze eindafrekening ondanks aanmaning niet, zodat gedaagden ook de bijkomende kosten moeten betalen. Omdat betaling uitbleef heeft eiseres deze procedure moet starten en daarom vordert zij ook dat gedaagden worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
2.3.
Gedaagden hebben, kort samengevat, het volgende naar voren gebracht. Volgens gedaagden hebben zij het gehuurde verlaten en hebben zij de sleutels van het gehuurde op het kantoor van eiseres afgegeven aan [naam 1] en een stagiair. Daarbij is volgens gedaagden aan hen toestemming gegeven om spullen achter te laten voor de nieuwe bewoners en dat zij in de gelegenheid zouden worden gesteld om deze spullen op te halen als de nieuwe bewoners deze spullen niet wilden hebben. Daarbij stellen gedaagden kenbaar te hebben gemaakt niet nog meer extra kosten te willen hebben. Verder hebben gedaagden naar voren gebracht dat als zij hadden geweten dat zij de spullen hadden moeten verwijderen of dingen hadden moeten herstellen, zij dat hadden gedaan. Volgens gedaagden hadden zij immers een container gehuurd van [naam 4] en die stond op het moment van inleveren van de sleutels nog bij het gehuurde, zodat zij de spullen hadden kunnen opruimen.
2.4.
In reactie op het verweer heeft eiseres het volgende, kort samengevat, naar voren gebracht. Het klopt dat de sleutels bij [naam 1] zijn ingeleverd omdat zij op dat moment op kantoor aanwezig was. Echter zijn er met haar geen verdere afspraken gemaakt over de oplevering van het gehuurde. Eiseres heeft daarbij naar voren gebracht dat het ook niet aan [naam 1] is om eventuele afspraken te maken, omdat de verhuurmakelaar deze zaken afhandelt. Daarnaast is er veel gebeurd met betrekking tot de huurovereenkomst tussen partijen, waardoor het volgens eiseres ook niet aannemelijk is dat er andere afspraken zijn gemaakt over de oplevering van het gehuurde. Volgens eiseres zijn gedaagden bij brief van 5 februari 2024 op de hoogte gebracht van de ontruiming op 28 februari 2024. Bij deze brief zijn de “richtlijnen achterlaten huurwoning” gevoegd. Deze brief is naar het woonadres van gedaagden verstuurd. Gedaagden wisten dan ook hoe de woning opgeleverd moest worden en hebben voldoende tijd gehad om de woning op te leveren conform deze richtlijnen, aldus eiseres. Met betrekking tot de hoogte van de herstelkosten heeft eiseres nog opgemerkt dat maar een deel (€ 865,72) van de totale kosten aan gedaagden is doorberekend en dat zij dus hiermee ook coulant is geweest naar gedaagden.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Gedaagden hebben niet betwist dat zij de brief van 5 februari 2025 hebben ontvangen. Bij deze brief zit als bijlage “richtlijnen achterlaten huurwoning”. Gedaagden waren daarmee op de hoogte, althans hadden dat kunnen zijn, van hoe zij het gehuurde moesten achterlaten. Dit wordt ook niet door gedaagden betwist. Echter stellen gedaagden dat zij (aanvullende) afspraken met eiseres, in de persoon van [naam 1] , hebben gemaakt met betrekking tot de oplevering van het gehuurde. Nu eiseres heeft betwist dat daarover (aanvullende) afspraken zijn gemaakt, is het aan gedaagden om deze afspraken aan te tonen. Gedaagden hebben niet onderbouwd met stukken dat deze (aanvullende) afspraken zijn gemaakt. Daarnaast vindt de kantonrechter het niet aannemelijk, gelet op de voorgeschiedenis tussen partijen, dat deze (aanvullende) afspraken zijn gemaakt. Ook heeft eiseres onweersproken gesteld dat [naam 1] niet bevoegd is om deze afspraken te maken, omdat het de verhuurmakelaar is die voor de afhandeling van deze zaken verantwoordelijk is. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat het verweer van gedaagden niet slaagt, omdat nergens uit is gebleken dat er sprake is van (aanvullende) afspraken over de oplevering. Vaststaat dat het gehuurde niet is opgeleverd volgens de richtlijnen. De kantonrechter is van oordeel dat gedaagden voldoende tijd hebben gehad om het gehuurde op te leveren zoals verwacht. Nu zij dat niet hebben gedaan, komt dit voor rekening en risico van gedaagden. Dit betekent dat gedaagden de eindafrekening van eiseres met betrekking tot de herstelwerkzaamheden moet betalen.
Ambtshalve toetsing
3.2.
De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of in de overeenkomst en/of de daarop van toepassing zijnde overgelegde algemene voorwaarden bepalingen zijn opgenomen ten aanzien van de hoofdsom, gevorderde vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten en/of de gevorderde vergoeding van rente, die zodanig afwijken van de wettelijke regelingen dat de consument daardoor aanzienlijk wordt benadeeld en door de kantonrechter vernietigd moeten worden. Dat is niet het geval voor de gevorderde hoofdsom en de gevorderde vergoeding van rente. Met betrekking tot de buitengerechtelijke incassokosten oordeelt de kantonrechter als na te melden.
De eindafrekening
3.3.
Nu gedaagden de hoogte van de eindafrekening niet hebben betwist en zij deze, gelet op hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 3.1., wel moeten betalen en zij dat nog niet hebben gedaan, zal de kantonrechter een bedrag van € 865,72 toewijzen.
De wettelijke rente
3.4.
De wettelijke rente zal, als onweersproken en op de wet gegrond, worden toegewezen.
De buitengerechtelijke incassokosten
3.5.
Eiseres heeft een bedrag van € 157,13 (inclusief btw) aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Eiseres heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat het nog oude voorwaarden zijn met betrekking tot het beding over de buitengerechtelijke incassokosten en dat zij op de hoogte is dat het beding over de buitengerechtelijke incassokosten in deze algemene voorwaarden niet klopt.
3.6.
In artikel 15 van de “Algemene huurvoorwaarden voor woonruimte Viverion” van
1 januari 2009, is het volgende opgenomen:
“Indien één der partijen een verplichting uit de wet/en of de huurovereenkomst niet nakomt en daardoor de andere partij gerechtelijke en/of buitengerechtelijke maatregelen moet nemen, zijn alle daaruit voorvloeiende kosten voor rekening van die ene partij. De daarbij door de ene partij aan de andere partij te betalen buitengerechtelijke incassokosten zijn verschuldigd op het moment dat de ene partij zijn vordering op de ander uit handen geeft. Deze buitengerechtelijke incassokosten bedragen tenminste 15% van de uit handen gegeven vordering, met een minimum van € 25,- vermeerderd met het geldend BTW-percentage.”
3.7.
De kantonrechter overweegt over de oneerlijkheid van het beding het volgende. Het beding suggereert dat vanaf het moment dat de vordering uit handen is gegeven direct incassokosten verschuldigd zijn. Op grond van de wet is een consument pas incassokosten verschuldigd als hij
nahet intreden van het verzuim een veertiendagenbrief heeft ontvangen die aan alle in artikel 6:96 lid 6 BW genoemde eisen voldoet. Daarnaast moet in het beding de hoogte van de buitengerechtelijke incassokosten conform de staffel van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten worden genoemd. Deze eisen zijn echter niet opgenomen in artikel 15 van de algemene voorwaarden. De kantonrechter is van oordeel dat het beding ten nadele van de consument afwijkt van de wettelijke regeling over buitengerechtelijke incassokosten. Daarmee wordt het beding als oneerlijk beoordeeld. Nu sprake is van een oneerlijk beding, is terugvallen op de wettelijke regeling niet mogelijk. [1] Als gevolg van bovenstaande wordt de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen.
Wat betekent dit voor gedaagden
3.8.
Gedaagden moeten aan eiseres betalen een bedrag van € 888,80 (bestaande uit
€ 865,72 aan hoofdsom en € 23,08 aan wettelijke rente berekend tot 31 oktober 2024), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 865,72 vanaf 31 oktober 2024 tot de dag van volledige betaling.
De proceskosten
3.9.
Gedaagden zullen als de grotendeels verliezende partij in de proceskosten worden veroordeeld. De informatiekosten worden (gedeeltelijk) afgewezen, nu de vordering op dit punt niet in overeenstemming is met de landelijk gehanteerde kosten op basis van het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders, hetzij van het Reglement Digitaal Beslagregister voor Gerechtsdeurwaarders. De kosten aan de zijde van eiseres worden begroot op:
- dagvaarding € 138,13
- griffierecht € 328,00
- salaris gemachtigde € 270,00 (2 punt x tarief € 135,00)
- nakosten
€ 67,50
Totaal € 803,63

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt gedaagden tegen bewijs van kwijting aan eiseres te betalen een bedrag van € 888,80, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over
€ 865,72 vanaf 31 oktober 2024 tot de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt gedaagden in de proceskosten van € 803,63, te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis, te vermeerderen de kosten van betekening, indien gedaagden niet binnen genoemde termijn betaalt en vervolgens betekening van het vonnis plaatsvindt;
4.3.
verklaart dit tot zover vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2025. (ak)

Voetnoten

1.HvJ EU 27 januari 2021, ECLI:EU:2021:68.