ECLI:NL:RBOVE:2025:1142

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
11371881 \ CV EXPL 24-2106
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur voor tweede partij golfplaten in het kader van aanneming van werk

In deze zaak hebben eiser en gedaagden in augustus 2022 een overeenkomst van aanneming van werk gesloten voor het vervangen van asbesthoudende golfplaten op het dak van de schuur van gedaagden. Eiser heeft in augustus 2022 een partij golfplaten geleverd, maar deze bleken in maart 2024 niet meer geschikt te zijn. Eiser heeft daarop een tweede partij golfplaten besteld en geleverd aan gedaagden en vordert nu betaling van de factuur voor deze tweede partij. Gedaagden betwisten de vordering en stellen dat de tweede partij golfplaten onder de oorspronkelijke aannemingsovereenkomst valt.

De kantonrechter oordeelt dat het verweer van gedaagden slaagt. Eiser heeft geen andere rechtsgrond aangevoerd voor de betalingsverplichting dan nakoming van de koopovereenkomst. De kantonrechter wijst de vordering van eiser af en veroordeelt eiser tot betaling van de proceskosten. De rechter concludeert dat de levering van de tweede partij golfplaten moet worden gezien als onderdeel van de oorspronkelijke overeenkomst van aanneming van werk, en niet als een afzonderlijke koopovereenkomst. Eiser had duidelijk moeten maken dat voor de nieuwe golfplaten apart betaald diende te worden, wat hij niet heeft gedaan.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 11371881 \ CV EXPL 24-2106
Vonnis van 25 februari 2025
in de zaak van
[eiser], handelend onder de naam [eiser],
te [woonplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: [gemachtigde],
tegen

1.[gedaagde 1],

te [woonplaats 2],
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats 3],
3.
[gedaagde 3],
te [woonplaats 4],
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden],
gemachtigde: mr. M.A.E. Spekreijse-Braakman.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 16 oktober 2024 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de mondelinge behandeling van 27 januari 2025, waarbij partijen zijn verschenen en zijn bijgestaan door hun gemachtigde. Partijen hebben hun standpunt toegelicht. De griffier heeft van de mondelinge behandeling aantekeningen gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

[eiser] en [gedaagden] hebben in augustus 2022 een overeenkomst van aanneming van werk gesloten voor het vervangen van de asbesthoudende golfplaten op het dak van de schuur van [gedaagden] De partij golfplaten die [eiser] daarvoor in augustus 2022 aan [gedaagden] heeft geleverd, bleek op het moment van leggen (maart 2024) niet meer geschikt te zijn. [eiser] heeft daarom een tweede partij golfplaten besteld en geleverd aan [gedaagden] In deze procedure vordert [eiser] dat [gedaagden] de factuur voor die tweede partij golfplaten betalen. [eiser] stelt dat partijen een afzonderlijke koopovereenkomst hebben gesloten voor het leveren van de tweede partij golfplaten, waaruit de betalingsverplichting voor [gedaagden] voortvloeit. [gedaagden] betwisten dit. Volgens [gedaagden] is de tweede partij golfplaten geleverd in het kader van de overeenkomst van aanneming van werk.
De kantonrechter is van oordeel dat het verweer van [gedaagden] slaagt. [eiser] heeft geen andere rechtsgrond aangevoerd waaruit de betalingsverplichting voor [gedaagden] voortvloeit, dan nakoming van de koopovereenkomst. De kantonrechter wijst de vordering en nevenvorderingen van [eiser] om die reden af en veroordeelt [eiser] tot het betalen van de proceskosten.

3.De feiten

3.1.
[eiser] en [gedaagden] hebben in augustus 2022 een overeenkomst gesloten voor het vervangen van de asbesthoudende golfplaten op het dak van de schuur van [gedaagden] [eiser] heeft de golfplaten op 5 augustus 2022 laten leveren bij [gedaagden] en heeft daarvoor een factuur van € 10.164,00 aan [gedaagden] gestuurd, die deze factuur op 5 september 2022 per bank aan [eiser] hebben voldaan. Partijen hebben afgesproken dat het leggen van de golfplaten op een later moment zou gebeuren.
3.2.
In de periode van maart 2023 tot februari 2024 hebben [gedaagden] via whatsapp met [eiser] en met diens onderaannemer, [bedrijf 1], contact gehad over het leggen van de golfplaten. De onderaannemer is op 19 maart 2024 tot het saneren van het asbest overgegaan en heeft toen geconstateerd dat de te leggen golfplaten, die al die tijd buiten hadden gestaan, scheurvorming zijn gaan vertonen, waardoor deze niet meer geschikt waren om op het dak te leggen.
3.3.
Daarop hebben [gedaagden] [eiser] verzocht om nieuwe golfplaten te bestellen. Dit heeft [eiser] in april 2024 gedaan en hij heeft die nieuwe platen vervolgens bij bij [gedaagden] afgeleverd. De tweede partij golfplaten is op het dak van de schuur van [gedaagden] gelegd.
3.4.
Nadat [eiser] de tweede partij golfplaten had geleverd, heeft [eiser] contact gezocht met zijn leverancier, [bedrijf 2] B.V., met de bedoeling de eerste partij platen vergoed te krijgen. Daarop heeft [bedrijf 2] deze golfplaten laten beoordelen door haar leverancier, [bedrijf 3]. [bedrijf 3] is bij [gedaagden] ter plaatse geweest om de golfplaten te beoordelen. Zij heeft geconstateerd dat de scheurvorming, kort gezegd, is veroorzaakt door weersinvloeden.
3.5.
[eiser] heeft vervolgens op 11 april 2024 aan [gedaagden] een factuur van € 16.020,40 gestuurd voor de tweede partij golfplaten.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert – samengevat – dat de kantonrechter, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 18.035,77, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) na 8 oktober 2024 tot aan de dag van voldoening. Dit bedrag bestaat uit het gefactureerde bedrag van € 16.020,40, € 250,00 aan statiegeld pallets, € 827,67 aan wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW tot en met 8 oktober 2024 en € 937,70 aan buitengerechtelijke incassokosten. [eiser] vordert tot slot dat [gedaagden] worden veroordeeld tot het betalen van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW.
4.2.
[gedaagden] voeren verweer.

5.De beoordeling

Er is sprake van een overeenkomst van aanneming van werk
5.1.
[eiser] vordert dat [gedaagden] een bedrag van € 16.020,40 betalen op grond van nakoming van de betalingsverplichting die voor [gedaagden] uit de afzonderlijk gesloten koopovereenkomst voor de tweede partij golfplaten voortvloeit. Partijen hebben in augustus 2022 een overeenkomst van aanneming van werk gesloten. Toen in april 2024 bleek dat de eerste partij golfplaten niet meer geschikt was om te leggen, heeft [gedaagde 2] [eiser] gebeld en gezegd dat er nieuwe golfplaten moesten komen. [eiser] stelt dat hij op dat moment met [gedaagden] een afzonderlijke koopovereenkomst heeft gesloten voor deze tweede partij golfplaten, waarvoor hij dan ook een factuur heeft gestuurd.
5.2.
[gedaagden] betwisten dat zij de factuur voor de tweede partij golfplaten moeten betalen en ook dat zij een afzonderlijke koopovereenkomst hebben gesloten met [eiser]. Partijen hebben in augustus 2022 een overeenkomst van aanneming van werk gesloten. De levering van de tweede partij golfplaten door [eiser] in april 2024, moet worden gezien in het kader van die overeenkomst. Partijen hebben namelijk niet alleen bedoeld dat [eiser] nieuwe golfplaten zou leveren, maar ook dat die golfplaten op het dak zouden worden gelegd door of namens hem.
5.3.
De kantonrechter overdeelt als volgt. Partijen hebben in augustus 2022 een overeenkomst van aanneming van werk hebben gesloten in de zin van artikel 7:750 BW. Die overeenkomst hield in dat [eiser] in opdracht van [gedaagden] nieuwe golfplaten zou leveren en die op het dak van de schuur van [gedaagden] zou leggen. De bestelling en levering van de tweede partij golfplaten in april 2024, vielen binnen diezelfde overeenkomst. Dit kan niet worden gezien als een afzonderlijke koopovereenkomst tussen partijen. Weliswaar heeft [eiser] deze golfplaten op verzoek van [gedaagden] besteld en geleverd, maar dit verzoek moet onder de hiervoor geschetste omstandigheden worden gezien als een verzoek tot nakoming van de overeenkomst van aanneming van werk. En niet als een afzonderlijk aanbod tot het aangaan van een koopovereenkomst. [eiser] was zijn verplichtingen uit deze aanneemovereenkomst immers nog niet volledig nagekomen omdat de golfplaten nog niet op het dak waren gelegd.
5.4.
De vraag voor wiens rekening het dient te komen dat de eerste partij golfplaten niet langer geschikt was om op het dak te worden gelegd, is voor dit oordeel niet relevant. Indien [eiser] hier een punt van had willen maken, dan had het op zijn weg gelegen om na het verzoek om nieuwe platen te bestellen, aan [gedaagden] duidelijk te maken dat hiervoor wel separaat betaald diende te worden. Door dit na te laten, mochten [gedaagden] er vanuit gaan dat [eiser] hiermee gevolg gaf aan hun verzoek met de levering van de nieuwe platen de aanneemovereenkomst na te komen.
[gedaagden] hebben al betaald voor de statiegeld pallets
5.5.
[eiser] vordert dat [gedaagden] een bedrag van € 250,00 betaalt aan statiegeld pallets. Bij de mondelinge behandeling is aan de orde gekomen dat [gedaagden] dit bedrag al hebben betaald aan [eiser]. De kantonrechter zal dit deel van de vordering reeds hierom afwijzen.
De conclusie
5.6.
Op grond van het voorgaande concludeert de kantonrechter dat de vorderingen van [eiser] moeten worden afgewezen.
[eiser] moet de proceskosten betalen
5.7.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van [gedaagden] betalen. De proceskosten van [gedaagden] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
947,00
5.8.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van [gedaagden], begroot op € 947,00, te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
6.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na dit vonnis zijn betaald;
6.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 6.2. en 6.3. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.W. van Tol en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2025.