ECLI:NL:RBOVE:2024:98

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 januari 2024
Publicatiedatum
4 januari 2024
Zaaknummer
08/223270-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en heling van voertuigen door een groep verdachten

Op 4 januari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 35-jarige man, die werd beschuldigd van diefstal en heling van voertuigen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar de diefstal van meerdere voertuigen, waaronder Fiat Ducato's en een BMW 320ed, die in de periode van november 2020 waren gestolen. De verdachte was samen met medeverdachten betrokken bij het plegen van deze diefstallen en het helen van de gestolen voertuigen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstallen, onder andere door camerabeelden en telefoongegevens die zijn aanwezigheid bij de diefstallen bevestigden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een vierde feit, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid bij de heling van een Peugeot Boxer. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de strafzaak, wat leidde tot een vermindering van de straf van 12 naar 8 maanden. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact van de diefstallen op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/223270-21 (P)
Datum vonnis: 4 januari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 14 december 2023 en 4 januari 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N. Menouar en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. L.E. Toet, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met anderen een Fiat Ducato met kenteken [kenteken 1] heeft gestolen dan wel geheeld;
feit 2:samen met anderen een Fiat Ducato met kenteken [kenteken 2] heeft gestolen dan wel geheeld;
feit 3:samen met anderen een Fiat Ducato met kenteken [kenteken 3] of een of meer onderdelen daarvan heeft geheeld;
feit 4:samen met anderen een Peugeot Boxer met kenteken [kenteken 4] of een of meer onderdelen daarvan heeft geheeld;
feit 5:samen met anderen een BMW 320ed met het kenteken [kenteken 5] of een of meer onderdelen daarvan heeft geheeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1
primair
hij op/in of omstreeks de periode van 18 november 2020 tot en met 19 november 2020, te Kampen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een voertuig van het merk Fiat Ducato met het kenteken [kenteken 1] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] B.V. (zaak 1), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair
hij op of omstreeks de periode van 18 november 2020 tot en met 20 november 2020, te Kampen en/of Steenwijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een voertuig van het merk Fiat Ducato met het kenteken [kenteken 1] ,
althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 2
primair
hij op/in of omstreeks de periode van 8 november 2020 tot en met 9 november 2020, te Nieuwleusen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een voertuig van het merk Fiat Ducato, kenteken [kenteken 2] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 2] B.V. (zaak 3), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair
hij op/in of omstreeks de periode van 8 november 2020 tot en met 20 november 2020, te Nieuwleusen en/of Steenwijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een of meer onderdeel/delen van), een voertuig van het merk Fiat Ducato met het kenteken [kenteken 2] , althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den)
moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 3
hij op/in of omstreeks de periode van 28 oktober 2020 tot en met 20 november 2020, te Zwolle en/of Steenwijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer onderdeel/delen van), een voertuig van het merk Fiat Ducato met het kenteken [kenteken 3] (zaak 4), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den)
moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 4
hij op/in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 20 november 2020, te Zwolle en/of Steenwijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een of meer onderdeel/delen van), een voertuig van het merk Peugeot Boxer met het kenteken [kenteken 4] (zaak 5), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 5
hij op/in of omstreeks de periode van 1 november 2020 tot en met 20 november 2020 te Oosterhout en/of Steenwijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een of meer onderdeel/delen van), een voertuig van het merk BMW 320ed met het kenteken [kenteken 5] (zaak 10), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den)
moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

3.De bewijsmotivering

3.1
Inleiding
Aanleiding
Op 20 november 2020 ontving de politie via Meld Misdaad Anoniem (hierna: MMA) een bericht, inhoudende dat twee gestolen busjes, een zwarte met kenteken [kenteken 6] en een witte, zich zouden bevinden op het terrein of in het pand van [bedrijf 3] te [vestigingsplaats 1] , aan de [adres 2] (hierna: [bedrijf 3] ). Uit de systemen van de politie bleek dat in de nacht van 18 op 19 november 2020 twee bestelbusjes werden gestolen in Kampen, die voldeden aan de (summiere) beschrijving in het MMA-bericht, namelijk een witte Fiat Ducato met kenteken [kenteken 1] en een zwarte Fiat Ducato met het kenteken [kenteken 6] .
Doorzoeking
Naar aanleiding van deze informatie heeft op 20, 21 en 22 november 2020 een doorzoeking plaatsgevonden op het perceel en in het pand van [bedrijf 3] .
Het pand was globaal verdeeld in drie grote ruimtes en wat kleinere ruimtes, zoals een kantoor en een opslag. De drie grote ruimtes betroffen de wasstraat, de voorzijde, die was ingericht als showroom en stalling voor voertuigen, en de achterzijde, die was ingericht als garage. Verdeeld over het pand en het terrein stonden personenauto’s, bestelbussen, een boot met trailer en bevonden zich meerdere kratten met auto-onderdelen. De aangetroffen goederen werden onderzocht door specialisten van het Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit (hierna: LIV), het Verzekeringsbureau Voertuigcriminaliteit (hierna: VBV), het Landelijk Vaartuigen Team en de afdeling Forensische Opsporing van de politie (hierna: FO). Uit een eerste onderzoek ter plaatste door het LIV bleek van de aanwezigheid van een aantal gestolen voer- en vaartuigen en omgekatte voertuigen. Deze en andere voertuigen die zich in het pand of op het terrein bevonden, werden door het VBV in beslag genomen, afgesleept en later op een andere locatie onderzocht. Ook werden digitale gegevensdragers, waaronder een actief draaiend beveiligingscamerasysteem van het merk Foscam, in beslag genomen en onderzocht door de FO. Voorafgaand aan de doorzoeking in het pand van [bedrijf 3] reed net een personenauto weg van het pand. Het betrof een Peugeot 308 voorzien van kenteken [kenteken 7] . De bestuurder van de auto was medeverdachte [medeverdachte 2] .
Vervolging verdachten
De uitkomsten van de onderzoeken door het LIV, het VBV en de FO hebben geresulteerd in vervolging van verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en
[medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) ter zake van diefstal in vereniging en/of heling van meerdere voertuigen en/of vaartuigen en/of onderdelen van voertuigen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit, wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte als (mede)pleger betrokken was bij het wegnemen van de voertuigen.
Wat betreft het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte niet wist en ook niet behoefde te vermoeden dat de betreffende voertuigen van diefstal afkomstig waren. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte af en toe klussen in het bedrijfspand van de [bedrijf 3] voor zijn vrienden, medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en anderen en dat hij er op vertrouwde dat hetgeen gebeurde in het bedrijfspand plaatsvond binnen de grenzen van een legale bedrijfsvoering. . Verdachte had geen enkele aanleiding daar vraagtekens bij te plaatsen.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1
Bewezenverklaring van de feiten 1, 2, 3 en 5
De rechtbank is anders dan de verdediging van oordeel dat sprake is van betrokkenheid van verdachte, in die zin dat verdachte medepleger is van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde diefstallen en medepleger is van de onder 3 en 5 ten laste gelegde helingen. Ten aanzien van feit 4 komt de rechtbank tot een vrijspraak.
Ten aanzien van de onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde feiten overweegt de rechtbank het onderstaande, waarbij dient te worden opgemerkt dat de bewijsmiddelen in hun onderling verband en samenhang worden gebezigd.
Algemeen
Betrokkenheid van verdachten bij [bedrijf 3]
Sinds februari 2018 huurde medeverdachte [medeverdachte 1] van transportbedrijf [bedrijf 4] . [medeverdachte 1] verklaarde voor de facturering te zorgen en in de wasstraat te werken, naast werkzaamheden die hij in de handel in airco’s verrichtte voor zijn broer. Het achterste deel van het pand, ingericht als garage, heeft [medeverdachte 1] vanaf december 2019 onderverhuurd aan zijn neef, medeverdachte [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] verklaarde als tegenprestatie daarvoor een paar dagen in de week in de wasstraat te werken. Vanaf december 2020 zou hij huur gaan betalen en officieel een autobedrijf vestigen in de achterzijde van het pand.
Verdachte was regelmatig op het bedrijf aanwezig was. Hij zou werken in de wasstraat en poetste, onderhield en repareerde auto’s. In ruil daarvoor mocht hij ook voor klussen die hij van anderen kreeg, gebruik maken van de voorzieningen in de garage aan de achterzijde van het pand.
Bedrijfsactiviteiten
Alle drie de verdachten hebben verklaard (mede) in de wasstraat werkzaam te zijn geweest. De rechtbank stelt echter vast dat uit het dossier nauwelijks blijkt van enige bedrijvigheid in de wasstraat in de afgelopen jaren. Getuige [getuige] (hierna: [getuige] ), werkzaam als bedrijfsleider bij verhuurder [bedrijf 4] , heeft daarover verklaard dat hij van meerdere chauffeurs hoorde dat de kwaliteit van de werkzaamheden in de twee jaar die [medeverdachte 1] het pand huurde enorm was teruggelopen en dat er steeds minder klanten kwamen. Volgens [getuige] was sprake van te weinig bedrijfsactiviteit voor een gezonde onderneming. Dit was voor [bedrijf 4] reden om het huurcontract met [medeverdachte 1] in september 2021 niet te verlengen. [getuige] verklaarde verder dat er ’s nachts meer activiteiten in [bedrijf 3] plaatsvonden dan overdag. De situatie in en om het pand beschreef hij als volgt.
“Er waren ook heel vaak kleine vrachtwagens, type B rijbewijs, die doorlopend veel aanwezig waren. Deze hebben er nooit langer dan een maand gestaan. Daarnaast veel oude kapotte auto's. Het leek soms ook meer op een autosloperij, maar die bleven ongeveer een maand”.
Camerabeelden
In het dossier bevinden zich voorts stills van camerabeelden van zes verschillende camera’s die waren gekoppeld aan het in beslag genomen camerasysteem van [bedrijf 3] . In het dossier is te lezen dat de tijdstippen van de beelden 59 minuten en 18 seconden achterlopen. op de werkelijke tijd. Waar in dit vonnis over tijdstippen van de camerabeelden van [bedrijf 3] wordt gesproken, betreft het de gecorrigeerde tijd, waarbij de rechtbank opmerkt dat voor de leesbaarheid van het vonnis één uur bij de tijdstippen wordt opgeteld en dat de tijdstippen zijn afgerond op hele minuten.
Modus operandi
De camerabeelden van [bedrijf 3] geven een beeld van de door verdachte en medeverdachten gehanteerde werkwijze. Op de beelden is te zien dat in de periode van
28 oktober 2020 tot en met 19 november 2020 meerdere voertuigen laat in de avond of in de nacht het pand van [bedrijf 3] worden ingereden. Deze voertuigen bleken later gestolen te zijn. Steeds waren verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op die avonden/in die nachten aanwezig bij [bedrijf 3] . De (al dan niet gestripte) voertuigen en/of onderdelen daarvan werden bij de doorzoeking op 20 november 2020 in en om het pand van [bedrijf 3] [vestigingsplaats 1] aangetroffen.
Gebruikelijke werkzaamheden?
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting betoogd dat verdachte nooit vraagtekens plaatste bij de voertuigen die werden binnengereden of de auto-onderdelen die in het pand aanwezig waren, (mede) omdat dit volledig paste bij de werkzaamheden die door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] werden verricht.
De rechtbank verwerpt dat verweer. Zij overweegt dat in een pand waarin (onder meer) een autobedrijf is gevestigd normaliter weliswaar auto’s komen en gaan en auto-onderdelen aanwezig zijn. Echter, zoals hierboven uiteengezet, werden in de periode van
28 oktober 2020 tot en met 19 november 2020 in de avond en de nachtelijke uren meerdere gestolen voertuigen het pand binnen gereden. Deze voertuigen werden vervolgens kort na de aanvoer in het pand (geheel of deels) gedemonteerd. Naar het oordeel van de rechtbank behoort een dergelijke werkwijze niet tot de gebruikelijke werkzaamheden van een legaal autobedrijf, hetgeen nog eens benadrukt wordt door het feit dat die werkzaamheden voornamelijk ’s avonds en ’s nachts plaatsvonden.
Toegespitst op de feiten
Hieronder zal de rechtbank de bewijsmiddelen per feit bespreken. Die bewijsmiddelen moeten worden gezien in onderling verband en in samenhang met hetgeen hierboven is weergegeven.
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
In de nacht van 18 op 19 november 2020 werd een Fiat Ducato met kenteken [kenteken 1] gestolen in Kampen van een parkeerplek nabij de woning van aangever [naam 1] (hierna: [naam 1] ). [naam 1] heeft namens zijn werkgever, [bedrijf 1] B.V., aangifte gedaan van de diefstal.
Op camerabeelden van in en om [bedrijf 3] is te zien dat op 18 november 2020 rond 22:00 uur de Peugeot 308 met kenteken [kenteken 7] , met daarin tenminste drie personen, het terrein van [bedrijf 3] op komt rijden. Te zien is vervolgens dat verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de garage van het pand aanwezig zijn. Zowel verdachte als [medeverdachte 2] dragen op dat moment badslippers met witte strepen. Om 22:18 uur vertrekt de Peugeot 308 weer van het terrein met daarin weer drie personen.
Op camerabeelden van de camera boven de voordeur van de woning aan de [adres 3] , nabij de locatie van de vervreemding van de Fiat Ducato, is te zien dat op 18 november 2020 om 23:27 uur een Peugeot 308 langsrijdt. Ongeveer twee minuten later is te zien dat twee mannen langslopen, waarvan één op badslippers. Een van die mannen wordt herkend als [medeverdachte 1] en de ander is vermoedelijk verdachte. Ongeveer tien minuten later rijdt de Peugeot 308 weer langs en kort daarna komen twee mannen op badslippers, die worden herkend als [medeverdachte 2] en vermoedelijk verdachte, teruglopen. Om 23:41 uur rijdt de Peugeot 308 weer langs, gevolgd door de gestolen Fiat Ducato. Die nacht, op 19 november 2020 om 01:14 uur, is op camerabeelden van [bedrijf 3] te zien dat een personenauto richting het terrein rijdt. Verdachte stapt uit de auto aan de bijrijderszijde van de auto en opent het hek. Na de personenauto volgt, een minuut later, de gestolen Fiat Ducato met kenteken [kenteken 1] . De Fiat wordt richting de wasstraat gereden. Vanaf 01:18 uur is te zien dat zowel verdachte als
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in en om de garage aanwezig zijn. Om 01:44 uur zijn verdachte, [medeverdachte 2] en [verdachte] allen op beeld te zien. [medeverdachte 2] heeft op dat moment een apparaat in handen, soortgelijk aan een ‘jammer’, die gebruikt wordt om signalen van bijvoorbeeld GPS systemen te verstoren. Wederom is te zien dat verdachte en [medeverdachte 2] op badslippers lopen. Om 01:47 uur vertrekt de Peugeot 308 van het terrein, met daarin vermoedelijk alle drie de verdachten.
De telefoon van [medeverdachte 1] heeft ten tijde van de diefstal de zendmast aan [locatie 1] te Kampen, op korte afstand van de locatie van de diefstal, aangestraald en voordien en nadien werd de zendmast aan de [locatie 2] te Steenwijk, nabij [bedrijf 3] , aangestraald. Ook is uit onderzoek naar de telefoon van [medeverdachte 2] gebleken dat het toestel zich bevond op IOS locaties die overeenkomen met de tijdstippen en locaties van de diefstal en de aanwezigheid bij [bedrijf 3] . Verder werden screenshots van Facebookberichten van de diefstal van de Fiat Ducato, van een foto van de auto en van een bericht van aangever [naam 1] op de telefoon van [medeverdachte 2] aangetroffen.
De gestolen Fiat Ducato werd op 20 november 2020 door de politie in de loods van [bedrijf 3] aangetroffen. Het voertuig was gestript. Onder andere de motor, de wielen, de deuren en de stoelen waren van het chassis verwijderd en lagen in de loods. Ook waren de chassisnummers bij de voorruit en de rechter voorwielkast verwijderd. Voor de bus lag een vuilniszak met daarin de bijbehorende kentekenplaten [kenteken 1] en onder de zonneklep in de auto zat een visitekaartje van aangever [naam 1] .
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting betoogd dat aan de hand van de camerabeelden in Kampen niet kan worden vastgesteld dat verdachte in Kampen aanwezig was ten tijde van de diefstal. Anders dan de raadsvrouw heeft gesteld, is de rechtbank van oordeel dat de herkenning van verdachte op de camerabeelden in Kampen voldoende en betrouwbaar is, zeker in samenhang bezien met de beelden van [bedrijf 3] , waarop duidelijk te zien is dat zowel verdachte als [medeverdachte 2] badslippers droegen.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte en
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de Fiat Ducato op 18 november 2020 met zijn drieën uit Kampen hebben weggenomen en waarna zij daarmee naar [bedrijf 3] zijn gereden, alwaar het voertuig kort daarna werd gestript. Verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben naar het oordeel van de rechtbank nauw en bewust samengewerkt en hebben zich schuldig gemaakt aan het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 12 november 2020 heeft [naam 2] (hierna: [naam 2] ), werkzaam voor [bedrijf 2] B.V., namens zijn werkgever aangifte gedaan van diefstal van zijn bedrijfsauto, een Fiat Ducato met kenteken [kenteken 2] . Het voertuig werd gestolen in Nieuwleusen, tussen 8 november 2020 om 13:00 uur en
9 november 2020 om 12:30 uur. In de auto was een blackbox aanwezig, waarmee rittenregistratie plaatsvond. Deze blackbox werd vermoedelijk geblokkeerd door middel van een jammer en uit het voertuig verwijderd. Uit het laatste signaal van de blackbox kan worden opgemaakt dat deze zich op zondagavond 8 november 2020 om 22:15 uur bevond in de Broderiusstraat te Zwolle ter hoogte van nummer [huisnummer 1] , nabij nummer [huisnummer 2] in diezelfde straat, waar [medeverdachte 1] staat ingeschreven. In de bedrijfsauto bevonden zich onder meer vijf verschillende modellen scootmobielen van het merk Quingo en hesjes met daarop “Quingo”.
Op camerabeelden van [bedrijf 3] is te zien dat de Peugeot 308 om 21:21 uur het terrein van [bedrijf 3] komt oprijden. Kort daarop loopt een persoon, die later wordt herkend als verdachte, de trap die zich in de garage bevindt op, waarna hij om
21:23 uur de trap weer af komt lopen met in zijn linkerhand een voorwerp, dat wordt herkend als een jammer. [medeverdachte 1] komt dan ook de garage inlopen. De Peugeot moet kort na aankomst weer van het terrein vertrokken zijn. Dit is niet te zien op camerabeelden, maar wel is te zien dat de Peugeot 308 om 22:08 uur opnieuw het terrein komt oprijden. De bestuurder van de Peugeot wordt omschreven als een kale man. Verdachte en [medeverdachte 1] zijn dan ook in het pand aanwezig. Om 22:22 uur komt vervolgens een bedrijfsauto het terrein op rijden. Op het voertuig staat het woord “Quingo”. De bedrijfsauto wordt achteruit de garage in gereden. Om 22:28 uur wordt de kentekenplaat van de achterzijde van het voertuig, waarop de letters “ [letters] ” te lezen zijn, van het voertuig verwijderd door [medeverdachte 1] . Vervolgens is te zien dat door verdachte en [medeverdachte 1] in de garage werkzaamheden worden verricht bij de achterdeur van de bedrijfsauto. Ook [medeverdachte 2] verricht werkzaamheden aan de auto. Vanaf 23:13 uur halen verdachte en [medeverdachte 2] vijf scootmobielen en andere goederen uit de bedrijfsauto. Vervolgens verwijdert [medeverdachte 2] de kentekenplaathouder van de achterzijde van de bedrijfsauto. Uiteindelijk gaan om 00:31 uur de lichten in het pand uit en vertrekken de in het pand aanwezige personen.
De historische telefoongegevens van de telefoon van [medeverdachte 1] laten zien dat het toestel op 8 november 2020 om 20:27 uur een zendmast aan de [locatie 3] nabij Nieuwleusen, die dekking geeft aan de locatie waar de diefstal plaatsvond, heeft aangestraald om daarna, via een zendmast in Rouveen, tot 21:00 uur meerdere zendmasten in Zwolle aan te stralen, waaronder de zendmast aan de [locatie 4] te Zwolle, in de directe omgeving van de [locatie 5] , waar het laatste signaal van de blackbox werd afgegeven. Vanaf 22:33 uur wordt de zendmast aan de [locatie 2] te Steenwijk, nabij [bedrijf 3] aangestraald. De rechtbank leidt daaruit af dat [medeverdachte 1] in de buurt van de locatie van de diefstal was, op de avond dat de Fiat Ducato werd gestolen en zich daarna via Zwolle naar [bedrijf 3] heeft verplaatst.
De historische telefoongegevens van de telefoon van [medeverdachte 2] laten zien dat zijn toestel op 8 november 2020 om 21:18 de zendmast aan de [locatie 2] te Steenwijk, nabij [bedrijf 3] heeft aangestraald. Rond die tijd was de Peugeot 308 bij [bedrijf 3] om een jammer op te halen, waarna het voertuig weer vertrok. Het toestel gaat vervolgens zuidwaarts en straalt om 21.27 uur een mast aan de A32 bij Nijeveen aan. De historische telefoongegevens van verdachte laten zien dat het toestel op
8 november 2020 rond 22:05 uur de zendmast aan de [locatie 6] te Steenwijk heeft aangestraald. Volgens beelden van [bedrijf 3] was hij enkele minuten later in het pand aanwezig.
Bij de doorzoeking in het pand van [bedrijf 3] op 20 november 2020 werd de gestolen Fiat Ducato niet aangetroffen, maar werden wel, verdeeld over meerdere ruimtes, de vijf scootmobielen, gele hesjes met daarop Quingo en een visitekaartje van aangever
[naam 2] aangetroffen. De VBV heeft voorts gerapporteerd dat het sterke vermoeden bestond dat ook een rechter voorscherm van de gestolen Fiat Ducato werd aangetroffen.
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen wegnemingshandelingen heeft uitgevoerd ten aanzien van het voertuig en dat uit het dossier ook niet kan worden vastgesteld dat sprake was van een gezamenlijk plan om de bedrijfsauto uit Nieuwleusen weg te nemen. Bovendien betwist de raadsvrouw dat met zekerheid kan worden gezegd dat sprake was van een jammer en stelt zij zich op het standpunt dat de herkenning in het dossier niet voor het bewijs kan worden gebezigd, omdat niet duidelijk is op basis van welke kenmerken de herkenning plaatsvond.
De rechtbank verwerpt de verweren van de raadsvrouw. De rechtbank gaat uit van de herkenningen van verdachte door de verbalisanten. Zij ziet geen aanleiding om aan die herkenningen te twijfelen. De rechtbank twijfelt ook niet aan de herkenning van de jammer.
Verdachte is kort voorafgaand aan de diefstal te zien in het pand van [bedrijf 3] terwijl hij een jammer in handen heeft. Kort na de diefstal, rond 22:22 uur, komt de bedrijfsauto met de opdruk ‘Quingo’ de loods van [bedrijf 3] binnen rijden. Verdachte is hierbij aanwezig en verricht onmiddellijk, samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , diverse werkzaamheden aan het voertuig. Zo laadt verdachte onder andere de scootmobielen uit. De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben samengewerkt om het vervreemden van de Fiat Ducato te realiseren en de opsporing daarvan te bemoeilijken om het voertuig nadien leeg te halen en de kentekenplaten te verwijderen. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het onder 2 primair ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 2 november 2020 heeft [naam 3] , namens zijn werkgever [bedrijf 5] B.V., aangifte gedaan van diefstal van zijn bedrijfswagen, een zwarte Fiat Ducato met kenteken
[kenteken 3] . De wagen werd gestolen vanaf het bedrijfsterrein van [bedrijf 5] B.V. tussen 28 oktober 2020 18.00 uur en 30 oktober 2020.
Op camerabeelden van [bedrijf 3] van 28 oktober 2020 is te zien dat om
21:54 uur een donkerkleurige bedrijfsauto het terrein op komt rijden, gevolgd door een personenauto van het merk Peugeot. Vervolgens loopt een persoon, die later wordt herkend als [medeverdachte 1] , de garage binnen, gevolgd door een persoon die later wordt herkend als [medeverdachte 2] en, korte tijd later, door een persoon die later wordt herkend als verdachte. Om 21:58 uur wordt de donkerkleurige bedrijfsauto achteruit de loods van de garage ingereden. Vervolgens wordt een vrachtwagen, die al op het terrein aanwezig was, onder begeleiding van onder meer verdachte, achteruit richting de loods van de garage gereden, totdat de oplegger van de vrachtwagen tegen de garage aan staat. Om 22:57 uur gaan vervolgens de lichten in de garage uit en niet veel later vertrekt de Peugeot van het terrein, waarna het hek gesloten wordt. Op 29 oktober 2020, rond de klok van 8:00 uur wordt een witte bedrijfsauto van het merk Citroën het terrein van [bedrijf 3] opgereden en gaat het licht in de garage weer aan. In ieder geval verdachte en [medeverdachte 2] zijn die ochtend in de garage aanwezig en werkzaam. Te zien is dat verdachte en [medeverdachte 2] de rechter achterband van de witte Citroën verwisselen. In de anderhalf uur daarna verwisselt verdachte ook de andere banden van de Citroën, waarna hij de garage weer inloopt. Vanaf 13:15 uur is te zien dat de achterklep van de vrachtwagen die eerder achteruit tegen de loods werd gezet, wordt geopend en dat de donkerkleurige bedrijfsauto die op 28 oktober 2020 de garage werd ingereden, waarvan de banden zijn verwijderd, in de vrachtwagen wordt geplaatst. Daarbij rijdt verdachte de vrachtwagen telkens een stukje naar voren en weer naar achteren. Vermoedelijk werden de banden van de donkerkleurige bestelauto, door verdachte onder de Citroën geplaatst.
Uit de telefoongegevens van [medeverdachte 2] blijkt dat het toestel op de avond van 28 oktober 2020 om 21:28 uur de zendmast aan de [locatie 7] in Zwolle, die dekking geeft aan de locatie van de diefstal, heeft aangestraald, waarna het toestel, via zendmasten gelegen in Staphorst, Rouveen en Meppel, om 21:54 uur de zendmast aan de [locatie 2] in Steenwijk heeft aangestraald. Dit laatste tijdstip komt nagenoeg overeen met het tijdstip waarop de donderkleurige bedrijfsauto het terrein van [bedrijf 3] wordt opgereden. Uit de telefoongegevens van verdachte blijkt dat het toestel op de ochtend van
29 oktober 2020 meerdere malen de zendmast aan de [locatie 2] te Steenwijk heeft aangestraald, hetgeen impliceert dat verdachte die ochtend in [bedrijf 3] aanwezig was.
Tijdens de doorzoeking van [bedrijf 3] op 20 november 2020 werd, tegen de achterzijde van het pand, een vrachtauto aangetroffen met in de laadruimte een in stukken geslepen chassis van een zwarte Fiat Ducato. Onderzoek van het LIV heeft uitgewezen dat het ging om de gestolen Fiat Ducato met kenteken [kenteken 3] . De motor, de versnellingsbak en de complete voorzijde van de auto waren niet meer aanwezig en bijna het volledige interieur ontbrak. Ter plaatse van de bestuurderszitplaats werd een vuilniszak aangetroffen met daarin onder meer kentekenplaten met daarop het kenteken [kenteken 3] .
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat op grond van de bewijsmiddelen in het dossier niet kan worden vastgesteld op 28 oktober 2020 de gestolen zwarte Fiat Ducato het pand van [bedrijf 3] werd ingereden. Voorts blijkt uit het dossier ook niet dat verdachte aanwezig was bij demontage van de vermeende Fiat Ducato en evenmin dat hij voorwerpen voorhanden heeft gehad dan wel voorwerpen heeft verworven of overdragen die afkomstig waren van de gestolen Fiat Ducato met kenteken [kenteken 3] .
De rechtbank verwerpt de verweren van de raadsvrouw. Uit de bewijsmiddelen in het dossier volgt dat de donkerkleurige bedrijfsauto de gestolen Fiat Ducato betreft, gelet op de historische telefoongegevens van [medeverdachte 2] in samenhang bezien met het binnenrijden van een donkerkleurige bedrijfsauto bij [bedrijf 3] en het aantreffen van het chassis van de Fiat Ducato op 20 november 2020. De rechtbank stelt voorts vast dat verdachte en [medeverdachte 1] aanwezig waren in de garage op het moment dat de Fiat Ducato werd binnengereden en dat hij het voertuig vanaf dat moment voorhanden hebben gehad. Op dat moment van binnenrijden wordt ook een reeds op het terrein aanwezige vrachtwagen achteruit richting de loods van de garage gereden, totdat de oplegger van de vrachtwagen tegen de garage aan staat. De volgende dag, op 29 oktober 2020, is vanaf 13:15 uur te zien dat de donkerkleurige bedrijfsauto in de betreffende vrachtwagen wordt geplaatst. Kennelijk is de vrachtwagen op 28 oktober 2020 ten behoeve van die werkzaamheden op 29 oktober 2020 reeds klaar gezet. Verdachte heeft die 29e oktober 2020 ook geholpen de Fiat Ducato, waarvan de banden waren verwijderd, in een vrachtwagen te plaatsen. De banden van de Fiat Ducato heeft verdachte vermoedelijk onder de Citroën geplaatst.
Het vorenstaande, bezien in samenhang met de modus operandi zoals hierboven omschreven, maakt dat de rechtbank oordeelt dat het niet anders kan dan dat verdachte en [medeverdachte 1] op de hoogte waren van het feit dat de Fiat Ducato van diefstal afkomstig was en dat zij nauw en bewijs hebben samengewerkt om het voertuig klaar te zetten voor het uitvoeren van werkzaamheden de volgende dag. De rechtbank komt dan ook tot bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 5
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 2 november 2020 deed [aangever 1] (hierna: [aangever 1] ) aangifte van diefstal van een bruine personenauto van het merk BMW, type 320ed met kenteken [kenteken 5] . Het voertuig werd gestolen in Oosterhout en de diefstal had plaatsgevonden tussen 1 november 2020 om 20:30 uur en 2 november 2020 om 08:30 uur.
Op camerabeelden van [bedrijf 3] is te zien dat verdachte en [medeverdachte 1] op zondag 1 november 2020 vanaf 20:28 uur in de garage in het pand van [bedrijf 3] aanwezig zijn. Zij rijden een heftruck naar buiten en verplaatsen een BMW en andere spullen, zodat ruimte in de garage ontstaat. Daarna lijken beiden ergens op te wachten. Om 22:30 uur komt dan een bruine personenauto het terrein op rijden. De auto vertoont gelijkenis met de gestolen BMW 320ed. De auto wordt vooruit de garage ingereden. Op camerabeelden is dan te zien dat [medeverdachte 2] vervolgens ook in de garage aanwezig is. Hij was vermoedelijk de bestuurder van de BMW. Om 22:38 uur verlaten verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het pand in een Citroën Jumper. De volgende dag, op 2 november 2020, zijn verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , overdag maar ook ’s avonds, weer in de garage aanwezig. Op de camerabeelden is te zien dat om 22:29 uur de neus van de bruine BMW in beeld is en dat [medeverdachte 2] de kentekenplaten van de voorzijde van de BMW verwijdert, waarna hij die dubbel buigt.
Bij onderzoek naar onderdelen van de gestolen Fiat Ducato met kenteken [kenteken 3] (feit 3) werd een vuilniszak met voertuigonderdelen aangetroffen. Daaronder bevonden zich ook twee kentekenplaten met het kenteken [kenteken 5] en een deel van een kentekenplaathouder van [bedrijf 6] te [vestigingsplaats 2] . Op een foto die aangeefster [aangever 1] aan de politie stuurde is te zien dat op de gestolen BMW 320ed eenzelfde kentekenplaathouder was gemonteerd. Uit informatie van de RDW blijkt verder dat [bedrijf 6] van 4 december 2013 tot en met 31 december 2013 als kentekenhouder van de BMW geregistreerd stond.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting aangevoerd dat niet met zekerheid kan worden gesteld dat de BMW die is te zien op de camerabeelden de in Oosterhout gestolen BMW is. Tevens heeft zij betoogd dat de betrokkenheid van verdachte niet verder gaat dan het enkele in het pand aanwezig zijn toen de auto werd binnengereden en toen de kentekenplaten werden verwijderd.
De rechtbank stelt vast dat op de camerabeelden het kenteken van de BMW 320ed niet zichtbaar is. De rechtbank is echter van oordeel dat het, gelet op de overeenkomst van de datum van diefstal van de BMW en de datum van binnenrijden van de donkerkleurige BMW in het pand van [bedrijf 3] en het aantreffen van onderdelen van de gestolen BMW tijdens de doorzoeking op 20 november 2020, niet anders kan dan dat de BMW die het pand binnen werd gereden op 1 november 2020, de in Oosterhout gestolen BMW was.
De rechtbank stelt verder vast dat verdachte in de garage aanwezig was toen de BMW, laat in de avond, het pand binnen werd gereden. Vanaf het moment dat de auto het pand binnen gereden werd, hadden verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de auto voorhanden. Zij hadden toen immers de beschikking over het voertuig. Verdachte was voorts aanwezig toen [medeverdachte 2] de kentekenplaten van het voertuig verwijderde. De rechtbank overweegt dat het verwijderen van de kentekenplaten niet tot de normale werkzaamheden van een autobedrijf behoort. Niet valt in te zien waarom de kentekenplaten verwijderd zouden moeten worden om een auto te repareren, te onderhouden of de poetsen, zeker niet als die kentekenplaten vervolgens worden gebogen en in een vuilniszak worden gedaan in plaats van opnieuw op de auto te worden bevestigd. Anders dan de raadsvrouw heeft gesteld, is de rechtbank van oordeel dat verdachte net als [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , gelet op het vorenstaande, bezien in het licht van de hierboven beschreven de modus operandi, op de hoogte was van het feit dat de BMW van diefstal afkomstig was. De rechtbank komt dan ook tot bewezenverklaring van het onder 5 ten laste gelegde feit.
Conclusie
De rechtbank komt op grond van de bovenstaande feiten en omstandigheden – in onderling verband en samenhang bezien – tot de conclusie dat de verdachte zich, grotendeels samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , bezighield met de diefstal en heling van auto’s. Verdachte was betrokken bij het wegnemen van de gestolen voertuigen genoemd onder de feiten 1 primair en 2 primair en had tevens een wezenlijk aandeel in de onder 3 en 5 ten laste gelegde helingen, door na binnenkomst van de voertuigen in de loods, al dan niet tezamen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , veelal in de avond en nachtelijke uren werkzaamheden aan de auto’s te verrichten. De rechtbank komt aldus tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 primair, 3 en 5 ten laste gelegde feiten.
3.4.2
Vrijspraak van feit 4
Bij de doorzoeking op het terrein en in het pand van [bedrijf 3] op
20 november 2020 werd in de wasstraat van het pand een witte Peugeot Boxer zonder kenteken aangetroffen. Onderzoek door het LIV wees uit dat de Peugeot Boxer was omgekat. Het originele VIN-nummer, dat uit de productiekenmerken van de auto kon worden afgeleid, behoorde toe aan een Peugeot Boxer die op 3 oktober 2020 als gestolen was opgegeven door aangever [aangever 2] . In de gestolen Peugeot Boxer werd een leeg pakje drinkyoghurt aangetroffen, waarop zich het DNA van verdachte bevond. De historische printgegevens van de telefoon van verdachte laten voorts zien dat de telefoon van verdachte in de ten laste gelegde periode meerdere malen de mast heeft aangestraald die dekking geeft aan [bedrijf 3] . Verdachte heeft ter terechtzitting van 14 december 2023 verklaard dat hij in de wasstraat werkte en wel eens een auto repareerde in de garage aan de achterzijde van het pand.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte in de ten laste gelegde periode meerdere malen aanwezig was in het pand van [bedrijf 3] , waar de gestolen Peugeot Boxer werd aangetroffen. Ook werd het DNA van verdachte in het gestolen voertuig aangetroffen. Hoewel het dossier dus aanwijzingen bevat die wijzen op enige betrokkenheid van verdachte bij de heling van de gestolen Peugeot Boxer, is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 4 ten laste gelegde feit. Vanwege het gegeven dat het DNA van verdachte zich enkel bevond op een verplaatsbaar object in het voertuig, te weten een pakje drinkyoghurt, is niet komen vast te staan dat verdachte de gestolen auto voorhanden heeft gehad. Hieruit volgt dat verdachte ook van de opzet- danwel schuldheling dient te worden vrijgesproken.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
primair
hijop/inof omstreeksde periode van 18 november 2020 tot en met 19 november 2020, te Kampen, althans in Nederland,tezamen en in vereniging meteen of meeranderen, althans alleen,een voertuig van het merk Fiat Ducato met het kenteken [kenteken 1], in elk geval enig goed, dat/diegeheel of ten deleaan [bedrijf 1] B.V. (zaak 1), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s)toebehoorde(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 2
primair
hijop/inof omstreeksde periode van 8 november 2020 tot en met 9 november 2020, te Nieuwleusen,althans in Nederland,tezamen en in vereniging meteen of meeranderen,althans alleen,een voertuig van het merk Fiat Ducato, kenteken [kenteken 2] ,in elk geval enig goed, dat/diegeheel of ten deleaan [bedrijf 2] B.V. (zaak 3), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s)toebehoorde(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 3
hijop/inof omstreeksde periode van 28 oktober 2020 tot en met 20 november 2020, teZwolle en/ofSteenwijk, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met eenof meeranderen, althans alleen, een of meer (onderdeel/delen vaneen voertuig van het merk Fiat Ducato met het kenteken [kenteken 3] (zaak 4),althans een goed heeft verworven,voorhanden heeft gehaden/of heeft overgedragen,terwijl hij en zijn mededader(s)ten tijde vande verwerving ofhet voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den)
moeten vermoedendat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 5
hijop/inof omstreeksde periode van 1 november 2020 tot en met 20 november 2020 teOosterhout en/ofSteenwijk,althans in Nederland,tezamen en in vereniging meteen of meeranderen,althans alleen, (een of meer onderdeel/delen van),een voertuig van het merk BMW 320ed met het kenteken [kenteken 5] (zaak 10), althans een goed heeft verworven,voorhanden heeft gehaden/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s)ten tijde vande verwerving ofhet voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den)
moeten vermoedendat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feiten 1 en 2
telkens, het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
feiten 3 en 5:
telkens, het misdrijf:
medeplegen van opzetheling.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.Voorwaardelijk verzoek

Ten aanzien van feit 1
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat – kort gezegd – de vermoedelijke herkenningen van verdachte op de camerabeelden van
18 november 2020 in Kampen door de verbalisant niet voldoende zijn voor een betrouwbare herkenning. De raadsvrouw heeft, voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen van het onder 1 primair ten laste gelegde feit, verzocht om de voornoemde camerabeelden ter terechtzitting te tonen, zodat de rechtbank daarover zelf een oordeel kan vellen.
De rechtbank wijst het verzoek van de raadsvrouw af. De rechtbank stelt vast dat de tot bewijs gebezigde herkenning van beelden, bezien in samenhang met de herkenning van de camerabeelden van [bedrijf 3] van 18 en 19 november 2020, voldoende inzicht geven in de mate waarin de desbetreffende verbalisant de verdachte (her)kent en op welke kenmerken de herkenning berust. De rechtbank ziet geen aanleiding aan de betrouwbaarheid van de herkenning te twijfelen. Op grond hiervan acht de rechtbank de noodzaak niet aanwezig om voornoemd verzoek te honoreren,

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en met het feit dat geen sprake is van recidive. De relevante eerdere veroordelingen van verdachte zijn allemaal oud. Voorts heeft de raadsvrouw opgemerkt dat verdachte nu werkzaam is op basis van een nul-urencontract, maar dat verdachte, afhankelijk van de uitkomst van deze zaak, een vast contract aangeboden zal krijgen. Zij heeft de rechtbank verzocht om ook daarmee rekening te houden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft samen met zijn mededaders twee Fiat Ducato’s gestolen. Verdachten gingen daarbij, gelet op de modus operandi die werd gehanteerd, bijna bedrijfsmatig te werk. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van heling van een Fiat Ducato en een BMW 320ed. Verdachten hebben met hun handelwijze geen enkel respect gehad voor andermans eigendommen en hebben uitsluitend hun eigen belang voor ogen gehad. Diefstal van voertuigen gaat voor de rechtmatige eigenaren en gebruikers van die voertuigen veelal gepaard met hoge kosten en met praktische problemen. Dat heeft verdachten echter niet tegengehouden. Wat betreft de geheelde voertuigonderdelen heeft verdachte een uiterst kwalijke bijdrage geleverd aan de handel in gestolen goederen en daarmee aan het stimuleren van diefstallen van voertuigen. Daardoor blijft een illegaal circuit van auto-onderdelen bestaan en wordt de reguliere, eerlijke handel verstoord. De rechtbank neemt verdachte dat kwalijk.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 15 november 2023. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Het gaat hierbij echter om oude feiten uit 2003, 2012 en 2013. Dit zal derhalve geen invloed hebben op de straftoemeting in deze strafzaak.
Redelijke termijn
De rechtbank overweegt dat elke verdachte recht heeft op een behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), te weten in beginsel twee jaar nadat de termijn een aanvang heeft genomen. Deze termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Staat jegens de verdachte een handeling is verricht waaruit verdachte heeft opgemaakt en redelijkerwijs heeft kunnen opmaken dat het openbaar ministerie het ernstig voornemen had om een strafvervolging in te stellen. In deze zaak moet de termijn worden gerekend vanaf 20 november 2020, te weten de dag waarop de doorzoeking van [bedrijf 3] plaatsvond.
De behandeling van deze zaak is niet afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van deze datum, te weten 20 november 2022. De redelijke termijn is met ruim dertien maanden overschreden. Nu deze overschrijding naar het oordeel van de rechtbank niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden.
Op te leggen straf
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht, alles afwegende, en gelet op wat in vergelijkbare gevallen doorgaans wordt opgelegd, in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden passend en geboden, maar zal deze, gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn matigen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 47, 57 en 63 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1 en 2, telkens het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
feiten 3 en 5, het misdrijf:
medeplegen van opzetheling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. D.E. Schaap en mr. S.H. Peper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Leyendijk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 4 januari 2024.