6.3De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met de medeverdachten schuldig gemaakt aan een planmatige en van tevoren uitgedachte overval op het slachtoffer. Het slachtoffer is ’s avonds naar een bosrijke omgeving gelokt en vervolgens stap voor stap steeds dieper het bos in gelokt. Terwijl hij op een bospad liep, zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] uit het bos gekomen met een bivakmuts over het hoofd. Verdachte heeft het slachtoffer een wapen voorgehouden en getoond. Er is tegen het slachtoffer gezegd dat hij zijn horloge en zijn tasje moest afgeven. De vriendin van het slachtoffer was hierbij aanwezig en de verdachten wisten dat dit het geval zou zijn. Het heeft hen er niet van weerhouden hun plannen door te zetten, waardoor niet alleen het slachtoffer, maar ook de vriendin van het slachtoffer in een uiterst beangstigende situatie terecht is gekomen.
Door de bedreiging met het wapen verkeerde het slachtoffer (en dus ook zijn vriendin) in de veronderstelling dat hij/zij zou(den) worden neergeschoten. Dat de impact groot was en dat deze overval diepe sporen in het leven van het slachtoffer en zijn vriendin heeft achtergelaten, blijkt uit de slachtofferverklaring die ter zitting is voorgelezen. Het lijkt erop dat verdachte in het geheel niet heeft nagedacht over de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. Het gemak waarmee verdachte en de medeverdachten tot het plegen van dit strafbare feit zijn overgegaan, de voor het slachtoffer waardevolle goederen in ontvangst hebben genomen na bedreiging met een wapen en die vervolgens onderling hebben verdeeld, getuigt niet alleen van weinig respect voor andermans eigendommen, maar is ook reden voor grote zorg. Roofovervallen zorgen daarnaast ook voor onrust, gevoelens van onveiligheid en angst in de maatschappij.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 28 november 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de over verdachte opgemaakte pro Justitia rapporten, te weten:
- een psychiatrisch rapport van 25 januari 2024 van C.J.F. Kemperman, psychiater,
- een psychologisch rapport van 22 december 2023 van P.M.A. van Oss, psycholoog.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van de inhoud van een reclasseringsrapport van 18 januari 2024 van Tactus verslavingszorg, opgemaakt door [reclasseringswerker] .
De pro Justitia rapporteurs concluderen tot toepassing van het meerderjarigen strafrecht, aangezien de ernstige psychiatrische problematiek van verdachte op de voorgrond staat.
De deskundigen concluderen dat er bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis, een psychotrauma- en stressorgerelateerde stoornis, een stoornis in het gebruik van cannabis en – kort gezegd – andere verdovende middelen en een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met schizoïde (dan wel schizotypische), paranoïde en antisociale trekken. Een psychotische stoornis is niet vastgesteld.
De psycholoog rapporteert in vorenbedoeld verband van stoornissen, dat in samenhang daarmee bij verdachte sprake is van een gebrek aan empathie en een sterke rigiditeit in zijn denken en handelen, een overmatig wantrouwen naar zijn omgeving, forse emotieregulatieproblemen en antisociale cognities. Boosheid wordt snel getriggerd en kan bij oplopende spanning ontaarden in heftige wraakfantasieën die tot ontlading komen in extreme bedreigingen, met een grote impact op zijn omgeving. Verdachte is voor zijn functioneren sterk afhankelijk van zijn omgeving, maar laat zich tegelijkertijd vanuit wantrouwen en rigiditeit beperkt (bij)sturen en behandelen.
Mate van toerekenbaarheid
De rapporteurs adviseren om het tenlastegelegde in een verminderde mate toe te rekenen.
De psychiater rapporteert dat verdachte niet echt spijt heeft, maar ergens wel snapt dat hij zich beter niet kan laten uitdagen. Hij voelt zich snel ‘genaaid’, en dan is het ‘oog om oog,
tand om tand’ en omdat hij geen angst kent, kunnen er dan wel enge dingen gebeuren zoals deze overval. Betrokkene externaliseert ten aanzien van het tenlastegelegde. Achteraf vindt verdachte dat hij nu met TBS genaaid wordt en dat hij dus beter aangever had kunnen doodschieten: een dode belt de politie niet en kogelhulzen bevatten geen vingerafdrukken, dus dan zou hij geen TBS krijgen. In dit alles ziet men wel een relatie met de rigide denkpatronen voortkomend uit de autisme spectrum stoornis en samenhangend met antisociale elementen in de persoonlijkheid, een problematische
empathie, gebrekkige gewetensfunctie, geen angst kennend en een
slechte frustratietolerantie met een gebrekkige agressiebeheersing. Gezien de ernst en omvang van de psychopathologie kan men, aldus de psychiater, wel spreken over enige vermindering van de wilscontrole.
De psycholoog rapporteert dat er in de periode voorafgaand aan de verdenking sprake was van een afname van externe structuur door het ontbreken van een dag invulling en een toename in risicovolle contacten en middelen gebruik, met een negatief effect op verdachtes functioneren. Zonder rust en de directe nabijheid en bijsturing van pro sociale volwassenen was verdachte meer vatbaar voor antisociale invloeden en ideeën. Hoewel hij zich wel bewust was van de ontoelaatbaarheid van de plannen heeft hij hier actief aan meegewerkt. Hierin lijken naast een zekere behoefte aan aandacht en “erbij horen”, verdachtes gebrek
aan empathie en antisociale cognities (zelfcentrering, goedpraten van geweld) een centrale rol te hebben gespeeld. In de aanloop naar het ten laste gelegde werden verdachtes latent aanwezige boosheid en wantrouwen getriggerd. Verdachte ontwikkelde door zijn emotie-
regulatieproblemen geweldsfantasieën, die hij deels tot uitvoering bracht. Door zijn gebrek aan empathie werd hij daarbij niet afgeremd door gevoelens van medeleven of schuld. Verdachte was voorafgaand aan en ten tijde van de verdenking vermoedelijk onder invloed van cannabis en mogelijk andere medicijnen, maar het is niet duidelijk in hoeverre
hiervan een ontregelende of juist dempende werking is uitgegaan. Verdachte is er zelf van overtuigd dat hij zonder deze middelen mogelijk nog ernstiger feiten had kunnen begaan.
Op grond van de vermoedelijke doorwerking van deze beperkingen in het ten laste gelegde (indien bewezen) wordt geadviseerd verdachte dit in verminderde mate toe te rekenen.
Uit het psychiatrisch rapport volgt dat een langdurige ambulante en klinische behandeling niet heeft geresulteerd in een betekenisvolle reductie van de problemen. Gelet op de bij verdachte aanwezige problematiek en een paranoïde grondhouding, met nog steeds fors agressieve neigingen en incidenten, betekent dit dat er een hoog risico op recidive bestaat. Beschermende factoren ontbreken. Verdachte is op dit moment dakloos, heeft een beperkt sociaal netwerk, geen werk, geen dagbesteding en hij wil doorgaan met middelen gebruiken.
Uit het psychologisch rapport volgt dat op basis van een weging van de risico- en beschermende factoren de kans dat verdachte opnieuw betrokken raakt bij een gewelddadig delict matig tot hoog wordt ingeschat wanneer niet geïntervenieerd wordt op de individuele risicofactoren. De kans op recidive wordt vooral als hoog ingeschat wanneer hij stress ervaart en externe ondersteuning, begrenzing en een gestructureerde pro sociale omgeving ontbreken.
Het risico op recidive wordt door Tactus Reclassering als hoog ingeschat evenals het risico op letsel en het risico op onttrekken aan voorwaarden. De reclassering rapporteert in dat verband onder meer nog het volgende. Verdachte geeft aan geen spijt te hebben van wat hij heeft gedaan. Tactus acht deze houding zorgelijk. Er is sprake van een instabiele situatie op vrijwel alle leefgebieden. Het ontbreekt verdachte aan stabiele huisvesting, dagbesteding en verdachte lijkt geen gezond sociaal netwerk te hebben. Vanwege de huidige verdenking kan hij na detentie niet meer bij zijn vader terugkeren. Verdachte is gediagnosticeerd met een autismespectrumstoornis en daarnaast is er sprake van gedrags-, agressie- en emotieregulatieproblemen en forse verslavingsproblematiek. Als de reclassering aan
verdachte vroeg hoe hij tegen een klinische opname aankeek dan deed hij zorgelijke uitspraken als; " Als jullie adviseren dat ik een klinische opname nodig heb dan pleeg ik een massamoord" en “Ik schiet mezelf door mijn hoofd als ik een klinische opname zou krijgen”. Verdachte geeft vaker aan in gesprekken dat het leven voor hem geen zin meer heeft als hij klinisch zou worden behandeld. Het verblijf in een klinische setting, zoals het PPC in Zwolle, gaat naar omstandigheden goed. Verdachte functioneert redelijk stabiel en is abstinent van middelen. Echter heeft de PI Zwolle eenmaal aangifte tegen verdachte gedaan vanwege de heftige, dreigende uitlatingen die hij deed.
De psychiater adviseert om een klinische behandelstart te maken binnen een forensisch psychiatrische instelling die kan omgaan met de gecombineerde problematiek van een autismespectrumstoornis, persoonlijkheidsstoornis en verslavingsgedrag. Gedacht wordt idealiter aan een instantie met een hoog zorgniveau en gemiddeld beveiligingsniveau.
De psycholoog komt ook tot het advies dat een klinische behandeling in een gestructureerde setting, waar langdurig voldoende toezicht en nabijheid wordt geboden, noodzakelijk is om het recidiverisico voldoende te kunnen terugdringen. Het is belangrijk dat verdachte een psychiatrische behandeling krijgt, gericht op het verbeteren van zijn emotieregulatie en zelfcontrole. Gezien de problematiek gaat de voorkeur uit naar een forensische psychiatrische afdeling met behandelexpertise op het gebied van autismespectrumstoornissen.
De deskundigen zijn van oordeel dat De Boog in Warnsveld of een vergelijkbare instelling de meest geschikte kliniek lijkt voor verdachte.
Tactus Reclassering rapporteert dat verdachte vlak voor de huidige verdenking hulp kreeg van het FACT Jeugd en behandeling ontving. De behandeling was vooral gericht op het beheersen van zijn agressie. Verdachte heeft hiervoor ook in klinische settingen verbleven. Hij was in juli 2020 drie weken opgenomen bij instelling Karakter in het kader van een crisismaatregel. Aansluitend bracht hij negen maanden door bij de OGH-stichting te Zetten. Op een gesloten afdeling met duidelijke regels beviel het hem beter dan op een open afdeling. Tactus Reclassering acht het zorgelijk dat verdachte zowel in een ambulant kader als in een gesloten setting hulp en behandeling heeft ontvangen, maar dit hem niet van betrokkenheid bij het huidige tenlastegelegde heeft weerhouden. Dat verdachte niet weet te profiteren van hulpverlening en behandeling is zeer zorgelijk. Tactus Reclassering is van mening dat verdachte baat heeft bij een langdurige intensieve klinische behandeling om de problematiek adequaat en in een veilige setting, zoals een kliniek dit biedt, te kunnen behandelen. Een straf in een voorwaardelijk kader acht Tactus Reclassering daarom ook niet afdoende en passend, omdat de kans groot is dat verdachte onbehandeld op straat komt.
Mede in aanmerking genomen de bevindingen van de deskundigen, komt de rechtbank tot de volgende conclusies.
Stoornis en toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank verenigt zich met voornoemde conclusies van de deskundigen ten aanzien van de diagnostiek, de mate van toerekeningsvatbaarheid en het recidiverisico en neemt deze over. Bij verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens en het feit kan hem in verminderde mate worden toegerekend.
Motivering van de strafoplegging
Gelet op de aard en de ernst van het gepleegde feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op het feit dat het om een geplande overval gaat, tezamen en in vereniging gepleegd, waarbij gebruik gemaakt is van een vermomming en een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp en het slachtoffer naar een afgelegen omgeving is gelokt buiten het zicht van camera’s, is de rechtbank van oordeel dat bij het bepalen van de straf en de strafmaat, gelet op de wijze waarop de beroving is gepland en uitgevoerd zoals hiervoor omschreven, aansluiting moet worden gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) zoals die gelden voor een overval. Als uitgangspunt bij het bepalen van de hoogte van de straf hanteert de rechtbank daarom een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren.
De rechtbank houdt in strafverminderende zin, dus in het voordeel van verdachte, rekening met zijn jeugdige leeftijd, de omstandigheid dat hij niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld, de bij hem aanwezige psychische- en verslavingsproblematiek en de omstandigheid dat het bewezenverklaarde hem in verminderde mate kan worden toegerekend.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden passend en geboden is. De rechtbank zal bepalen dat de reeds door verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd op de straf in mindering zal worden gebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
De psycholoog rapporteert dat een stevig forensisch kader noodzakelijk is om de geadviseerde behandeling te borgen. De behandeling zou geboden kunnen worden als een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel, maar dit zal verdachte waarschijnlijk nog te veel ruimte bieden om zich te onttrekken. Het TBS-kader biedt meer mogelijkheden om voortzetting van de noodzakelijk behandeling te borgen en biedt daarmee vanuit
gedragsdeskundig perspectief de meeste garantie voor een succesvolle behandeling en het terugdringen van recidivegevaar. Aangezien verdachte formeel gezien een first-offender is, er geen sprake is van een fundamenteel antisociale attitude en hij in het verleden heeft laten zien dat hij zich aan concrete behandelafspraken kan houden als hij hierin ondersteund wordt door zijn familienetwerk, zou TBS met voorwaarden haalbaar moeten kunnen zijn. Voorwaarde is wel dat verdachte zich hieraan in woord en daad committeert en zijn weerstand tegen een klinische behandeling achter zich laat. Als hij zelf geen medewerking wil geven aan een klinische behandeling, rest er geen andere mogelijkheid dan TBS met dwang. Bij de bespreking van het psychologisch rapport zegt verdachte dat hij denkt dat een klinische behandeling hem niet kan helpen. Hij ziet het advies als een bevestiging van zijn wantrouwen naar instanties en het idee dat hij onrechtvaardig wordt behandeld en benadeeld. Hij geeft uiting aan enkele wraakfantasieën, zonder hierbij zijn stem te verheffen en/of persoonlijk te worden naar de rapporteur en maakt hierbij geen oogcontact.
De psychiater rapporteert dat verdachte geen klinische behandeling wil en dat dit betekent dat een niet vrijblijvend kader noodzakelijk is. Een zorgmachtiging is niet gericht op risicomanagement en recidivepreventie en bovendien lijkt de duur te kort voor de behandeling en begeleiding die verdachte nodig heeft. Een zorgmachtiging valt dus af. De psychiater vraagt zich vervolgens af of het pad van TBS met voorwaarden begaanbaar is, omdat verdachte heeft aangegeven niet naar een kliniek te willen (hetgeen betekent dat een niet vrijblijvend kader noodzakelijk is). Verdachte heeft aangegeven te willen blowen en mensen en zichzelf te zullen gaan doden (hun bloed kleeft dan aan de handen van de rapporteurs en rechters), zodat vermoedelijk kliniekmedewerkers in een FPA in verband met hun eigen veiligheid niet graag met hem zullen gaan werken. Het gehoopte beveiligingsniveau van een FPA lijkt te laag, zodat een FPC nodig wordt. Bovendien kan begrenzing en separatie bij de explosieve woede die hij kan tonen niet eenvoudigweg binnen TBS met voorwaarden worden afgehandeld, maar is daarnaast een ZM nodig en een eventuele omzetting naar TBS dwang. De psychiater heeft er dan ook ‘een hard hoofd in’ of TBS met voorwaarden wel uitvoerbaar is. Als dat niet het geval is, dan resteert TBS met last tot verpleging. Bij de bespreking van het psychiatrisch rapport met verdachte merkt verdachte op dat hij liever levenslang heeft, dan naar een kliniek gaan, hij heeft liever Auschwitz. Hij gaat het liefst gewoon dood en zelfmoord plegen en het is dan de schuld van de rechter. Als hij mensen gaat doodmaken is het de schuld van de NIFP-rapporteurs en de rechter. Hij had aangever gewoon uit elkaar moeten snijden en zijn hoofd moeten afhakken.
Uit het voorgaande volgt dat aan de voorwaarden voor het geven van de last tot ter beschikking stelling zoals genoemd in artikel 37a Sr is voldaan. De rechtbank is tevens van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verpleging eist.
Gelet op de vastgestelde stoornissen, de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit en de door de deskundigen ingeschatte mate van het recidivegevaar bezien in het licht van de ernstige verbale bedreigingen door verdachte bij herhaling geuit het voorgaande moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, indien hij niet behandeld wordt.
Met de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat het kader van TBS met dwangverpleging meer mogelijkheden biedt om de noodzakelijk behandeling (en voortzetting daarvan) te borgen, waarmee vanuit gedragskundig perspectief de meeste garantie voor een succesvolle behandeling en het terugdringen van recidivegevaar bestaat. De rechtbank betrekt daarbij dat verdachte ook ter zitting kenbaar heeft gemaakt dat hij niet wil meewerken aan een klinische behandeling, vanwege ervaringen in het verleden. De rechtbank zal daarom aan verdachte, naast de hiervoor genoemde onvoorwaardelijke gevangenisstraf, de maatregel van TBS met dwangverpleging opleggen.
De maatregel wordt opgelegd wegens een misdrijf gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten een afpersing terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, en is daarom niet gemaximeerd tot een periode van vier jaren.