ECLI:NL:RBOVE:2024:979

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
08.179415.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 19-jarige man tot gevangenisstraf en TBS met dwangverpleging voor afpersing in vereniging

Op 26 februari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 19-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden en TBS met dwangverpleging voor het plegen van afpersing in vereniging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 17 juli 2023 te Hengelo, waar de verdachte samen met medeverdachten het slachtoffer onder bedreiging met een vuurwapen dwong om zijn horloge en tas af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten een planmatige overval hebben gepleegd, waarbij het slachtoffer naar een afgelegen plek werd gelokt. De rechtbank oordeelde dat het feit wettig en overtuigend bewezen was, mede op basis van getuigenverklaringen en proces-verbaal. De verdachte heeft een ernstige psychiatrische problematiek, waaronder een autismespectrumstoornis, wat heeft geleid tot een verminderde toerekenbaarheid. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte, zijn psychische problemen en het feit dat hij niet eerder voor een soortgelijk feit was veroordeeld. Naast de gevangenisstraf is de verdachte ook veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 3.185,45 aan de benadeelde partij, die immateriële en materiële schade heeft geleden door de afpersing. De rechtbank heeft de maatregel van TBS met dwangverpleging opgelegd, gezien het recidivegevaar en de noodzaak voor behandeling van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.179415.23 (P)
Datum vonnis: 26 februari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2004 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Zwolle Zuid 1 te Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 februari 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.P. Dronkers en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. T. der Bedrosian, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de namens de benadeelde partij, [slachtoffer] , voorgedragen slachtofferverklaring en van wat namens hem is aangevoerd door [naam] , juridisch medewerker werkzaam bij Slachtofferhulp Nederland.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 17 juli 2023 te Hengelo (O), al dan niet samen met (een) ander(en), [slachtoffer] heeft beroofd van zijn horloge en tasje met inhoud.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 17 juli 2023 te Hengelo, gemeente Hengelo (O)
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van onder meer een horloge en/of een tas met inhoud (onder meer met zwarte JBL airpods en witte airpods), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n) door samen met een mededader die [slachtoffer] met bivakmutsen op hun hoofden te benaderen en/of vervolgens (dreigend )te roepen: "je horloge af doen en je tasje" althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
daarbij een (vuur)wapen op die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of dat (vuur)wapen aan die [slachtoffer] heeft/hebben getoond/voorgehouden.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezenverklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [1] .
1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 12 februari 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte;
2. het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina’s 186 tot en met 190;
3. het proces-verbaal van verhoor getuige van [getuige] , pagina’s 199 en 200;
4. het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] , pagina’s 34 tot en met 51;
5. het proces-verbaal van bevindingen, pagina 243;
6. het proces-verbaal van bevindingen Apple iPhone 5S van [medeverdachte 1] , pagina’s 247 tot en met 305.
De rechtbank leidt uit deze bewijsmiddelen het volgende af.
[slachtoffer] (aangever) heeft vijftig euro geleend aan medeverdachte [medeverdachte 1] . [slachtoffer] heeft [medeverdachte 1] gevraagd hem het geleende geld terug te betalen. [slachtoffer] en [medeverdachte 1] hebben daartoe een afspraak gemaakt. [medeverdachte 1] was boos op [slachtoffer] en heeft vervolgens met verdachte en [medeverdachte 2] (medeverdachte [medeverdachte 2] ) afgesproken om [slachtoffer] te overvallen en zijn tas en horloge af te pakken. [medeverdachte 1] heeft met [slachtoffer] een afspraak gemaakt. [medeverdachte 1] heeft [slachtoffer] daarbij in de veronderstelling gelaten dat [slachtoffer] zijn geleende geld terug zou krijgen. [medeverdachte 1] heeft gezegd dat hij een ander zou sturen omdat hij zelf niet in de gelegenheid zou zijn om te komen. [medeverdachte 1] fungeerde als tussenpersoon tussen [slachtoffer] enerzijds en [verdachte] en [medeverdachte 2] anderzijds. [medeverdachte 1] heeft [slachtoffer] laten weten dat hij op 17 juli 2023 naar het bos bij de Hengelose Esch, bij [locatie] in Hengelo (O) moest komen. In samenspraak met [verdachte] was die plek gekozen omdat daar geen camera’s zijn. [slachtoffer] had laten weten dat hij er rond 19.30 uur kon zijn. [medeverdachte 1] snappte [verdachte] een afbeelding van [slachtoffer] waarop te zien was hoe [slachtoffer] gekleed was en snappte hoe en met wie [slachtoffer] zou komen. Ook ‘navigeerde’ (de rechtbank leest, zoals ter terechtzitting ter sprake is gekomen: “lokte”) [medeverdachte 1] [slachtoffer] naar de plaats waar hij degene zou ontmoeten die hem - zo dacht [slachtoffer] in elk geval - zijn geleende geld zou terugbetalen. [medeverdachte 1] informeerde [verdachte] en [medeverdachte 2] over de exacte locatie van [slachtoffer] . [slachtoffer] was samen met [getuige] (getuige [getuige] ) en werd naar het midden van het bos ‘genavigeerd’ (de rechtbank leest “gelokt”) door [medeverdachte 1] . Daar werden hem onder bedreiging met een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp, zijn horloge en tas inhoudende onder andere (JBL) airpods afhandig gemaakt. In de snapps tussen [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] werd voorafgaand aan de overval ook gesproken over het meenemen van wapens (schietwapen en mes), over hoe de buit verdeeld zou worden en direct na afloop van de overval, over het al dan niet gelukt zijn daarvan. Het vuurwapen of daarop gelijkende voorwerp is niet meer aangetroffen. Na de overval troffen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] elkaar in de stad (het centrum van Hengelo (O)) en is de buit verdeeld.
De rechtbank stelt vast dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] en dat [verdachte] aldus tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] door bedreiging met een wapen, [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van een tas met inhoud en zijn horloge. Daarbij waren [verdachte] en [medeverdachte 2] de personen die in levenden lijve contact hadden met [slachtoffer] en was het [verdachte] die het wapen hanteerde. Er was een onderlinge taakverdeling met betrekking tot de rol in de voorbereiding en uitvoering, waarbij [medeverdachte 2] en [verdachte] uitvoerden, terwijl zij in nauw contact stonden met [medeverdachte 1] , en [medeverdachte 1] een wezenlijke bijdrage heeft geleverd in hetgeen daaraan voorafging, door het slachtoffer in “de val” te lokken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 juli 2023 te Hengelo, gemeente Hengelo (O)
tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een horloge en een tas met inhoud (onder meer met zwarte JBL airpods en witte airpods), die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorden
door die [slachtoffer] met bivakmutsen op hun hoofden te benaderen en vervolgens dreigend te roepen: "je horloge af doen en je tasje" en daarbij een wapen op die [slachtoffer] te richten en dat wapen aan die [slachtoffer] te tonen/voor te houden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte feit te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd die reeds door verdachte in voorarrest is doorgebracht, en daarnaast oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met verpleging van overheidswege (hierna: dwangverpleging).
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat indien er zorg moet komen, dit ambulante zorg dient te zijn, subsidiair is bepleit TBS met voorwaarden op te leggen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met de medeverdachten schuldig gemaakt aan een planmatige en van tevoren uitgedachte overval op het slachtoffer. Het slachtoffer is ’s avonds naar een bosrijke omgeving gelokt en vervolgens stap voor stap steeds dieper het bos in gelokt. Terwijl hij op een bospad liep, zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] uit het bos gekomen met een bivakmuts over het hoofd. Verdachte heeft het slachtoffer een wapen voorgehouden en getoond. Er is tegen het slachtoffer gezegd dat hij zijn horloge en zijn tasje moest afgeven. De vriendin van het slachtoffer was hierbij aanwezig en de verdachten wisten dat dit het geval zou zijn. Het heeft hen er niet van weerhouden hun plannen door te zetten, waardoor niet alleen het slachtoffer, maar ook de vriendin van het slachtoffer in een uiterst beangstigende situatie terecht is gekomen.
Door de bedreiging met het wapen verkeerde het slachtoffer (en dus ook zijn vriendin) in de veronderstelling dat hij/zij zou(den) worden neergeschoten. Dat de impact groot was en dat deze overval diepe sporen in het leven van het slachtoffer en zijn vriendin heeft achtergelaten, blijkt uit de slachtofferverklaring die ter zitting is voorgelezen. Het lijkt erop dat verdachte in het geheel niet heeft nagedacht over de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. Het gemak waarmee verdachte en de medeverdachten tot het plegen van dit strafbare feit zijn overgegaan, de voor het slachtoffer waardevolle goederen in ontvangst hebben genomen na bedreiging met een wapen en die vervolgens onderling hebben verdeeld, getuigt niet alleen van weinig respect voor andermans eigendommen, maar is ook reden voor grote zorg. Roofovervallen zorgen daarnaast ook voor onrust, gevoelens van onveiligheid en angst in de maatschappij.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 28 november 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de over verdachte opgemaakte pro Justitia rapporten, te weten:
- een psychiatrisch rapport van 25 januari 2024 van C.J.F. Kemperman, psychiater,
- een psychologisch rapport van 22 december 2023 van P.M.A. van Oss, psycholoog.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van de inhoud van een reclasseringsrapport van 18 januari 2024 van Tactus verslavingszorg, opgemaakt door [reclasseringswerker] .
Volwassenstrafrecht
De pro Justitia rapporteurs concluderen tot toepassing van het meerderjarigen strafrecht, aangezien de ernstige psychiatrische problematiek van verdachte op de voorgrond staat.
Diagnose
De deskundigen concluderen dat er bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis, een psychotrauma- en stressorgerelateerde stoornis, een stoornis in het gebruik van cannabis en – kort gezegd – andere verdovende middelen en een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met schizoïde (dan wel schizotypische), paranoïde en antisociale trekken. Een psychotische stoornis is niet vastgesteld.
De psycholoog rapporteert in vorenbedoeld verband van stoornissen, dat in samenhang daarmee bij verdachte sprake is van een gebrek aan empathie en een sterke rigiditeit in zijn denken en handelen, een overmatig wantrouwen naar zijn omgeving, forse emotieregulatieproblemen en antisociale cognities. Boosheid wordt snel getriggerd en kan bij oplopende spanning ontaarden in heftige wraakfantasieën die tot ontlading komen in extreme bedreigingen, met een grote impact op zijn omgeving. Verdachte is voor zijn functioneren sterk afhankelijk van zijn omgeving, maar laat zich tegelijkertijd vanuit wantrouwen en rigiditeit beperkt (bij)sturen en behandelen.
Mate van toerekenbaarheid
De rapporteurs adviseren om het tenlastegelegde in een verminderde mate toe te rekenen.
De psychiater rapporteert dat verdachte niet echt spijt heeft, maar ergens wel snapt dat hij zich beter niet kan laten uitdagen. Hij voelt zich snel ‘genaaid’, en dan is het ‘oog om oog,
tand om tand’ en omdat hij geen angst kent, kunnen er dan wel enge dingen gebeuren zoals deze overval. Betrokkene externaliseert ten aanzien van het tenlastegelegde. Achteraf vindt verdachte dat hij nu met TBS genaaid wordt en dat hij dus beter aangever had kunnen doodschieten: een dode belt de politie niet en kogelhulzen bevatten geen vingerafdrukken, dus dan zou hij geen TBS krijgen. In dit alles ziet men wel een relatie met de rigide denkpatronen voortkomend uit de autisme spectrum stoornis en samenhangend met antisociale elementen in de persoonlijkheid, een problematische
empathie, gebrekkige gewetensfunctie, geen angst kennend en een
slechte frustratietolerantie met een gebrekkige agressiebeheersing. Gezien de ernst en omvang van de psychopathologie kan men, aldus de psychiater, wel spreken over enige vermindering van de wilscontrole.
De psycholoog rapporteert dat er in de periode voorafgaand aan de verdenking sprake was van een afname van externe structuur door het ontbreken van een dag invulling en een toename in risicovolle contacten en middelen gebruik, met een negatief effect op verdachtes functioneren. Zonder rust en de directe nabijheid en bijsturing van pro sociale volwassenen was verdachte meer vatbaar voor antisociale invloeden en ideeën. Hoewel hij zich wel bewust was van de ontoelaatbaarheid van de plannen heeft hij hier actief aan meegewerkt. Hierin lijken naast een zekere behoefte aan aandacht en “erbij horen”, verdachtes gebrek
aan empathie en antisociale cognities (zelfcentrering, goedpraten van geweld) een centrale rol te hebben gespeeld. In de aanloop naar het ten laste gelegde werden verdachtes latent aanwezige boosheid en wantrouwen getriggerd. Verdachte ontwikkelde door zijn emotie-
regulatieproblemen geweldsfantasieën, die hij deels tot uitvoering bracht. Door zijn gebrek aan empathie werd hij daarbij niet afgeremd door gevoelens van medeleven of schuld. Verdachte was voorafgaand aan en ten tijde van de verdenking vermoedelijk onder invloed van cannabis en mogelijk andere medicijnen, maar het is niet duidelijk in hoeverre
hiervan een ontregelende of juist dempende werking is uitgegaan. Verdachte is er zelf van overtuigd dat hij zonder deze middelen mogelijk nog ernstiger feiten had kunnen begaan.
Op grond van de vermoedelijke doorwerking van deze beperkingen in het ten laste gelegde (indien bewezen) wordt geadviseerd verdachte dit in verminderde mate toe te rekenen.
Recidivegevaar
Uit het psychiatrisch rapport volgt dat een langdurige ambulante en klinische behandeling niet heeft geresulteerd in een betekenisvolle reductie van de problemen. Gelet op de bij verdachte aanwezige problematiek en een paranoïde grondhouding, met nog steeds fors agressieve neigingen en incidenten, betekent dit dat er een hoog risico op recidive bestaat. Beschermende factoren ontbreken. Verdachte is op dit moment dakloos, heeft een beperkt sociaal netwerk, geen werk, geen dagbesteding en hij wil doorgaan met middelen gebruiken.
Uit het psychologisch rapport volgt dat op basis van een weging van de risico- en beschermende factoren de kans dat verdachte opnieuw betrokken raakt bij een gewelddadig delict matig tot hoog wordt ingeschat wanneer niet geïntervenieerd wordt op de individuele risicofactoren. De kans op recidive wordt vooral als hoog ingeschat wanneer hij stress ervaart en externe ondersteuning, begrenzing en een gestructureerde pro sociale omgeving ontbreken.
Het risico op recidive wordt door Tactus Reclassering als hoog ingeschat evenals het risico op letsel en het risico op onttrekken aan voorwaarden. De reclassering rapporteert in dat verband onder meer nog het volgende. Verdachte geeft aan geen spijt te hebben van wat hij heeft gedaan. Tactus acht deze houding zorgelijk. Er is sprake van een instabiele situatie op vrijwel alle leefgebieden. Het ontbreekt verdachte aan stabiele huisvesting, dagbesteding en verdachte lijkt geen gezond sociaal netwerk te hebben. Vanwege de huidige verdenking kan hij na detentie niet meer bij zijn vader terugkeren. Verdachte is gediagnosticeerd met een autismespectrumstoornis en daarnaast is er sprake van gedrags-, agressie- en emotieregulatieproblemen en forse verslavingsproblematiek. Als de reclassering aan
verdachte vroeg hoe hij tegen een klinische opname aankeek dan deed hij zorgelijke uitspraken als; " Als jullie adviseren dat ik een klinische opname nodig heb dan pleeg ik een massamoord" en “Ik schiet mezelf door mijn hoofd als ik een klinische opname zou krijgen”. Verdachte geeft vaker aan in gesprekken dat het leven voor hem geen zin meer heeft als hij klinisch zou worden behandeld. Het verblijf in een klinische setting, zoals het PPC in Zwolle, gaat naar omstandigheden goed. Verdachte functioneert redelijk stabiel en is abstinent van middelen. Echter heeft de PI Zwolle eenmaal aangifte tegen verdachte gedaan vanwege de heftige, dreigende uitlatingen die hij deed.
Advies voor behandeling
De psychiater adviseert om een klinische behandelstart te maken binnen een forensisch psychiatrische instelling die kan omgaan met de gecombineerde problematiek van een autismespectrumstoornis, persoonlijkheidsstoornis en verslavingsgedrag. Gedacht wordt idealiter aan een instantie met een hoog zorgniveau en gemiddeld beveiligingsniveau.
De psycholoog komt ook tot het advies dat een klinische behandeling in een gestructureerde setting, waar langdurig voldoende toezicht en nabijheid wordt geboden, noodzakelijk is om het recidiverisico voldoende te kunnen terugdringen. Het is belangrijk dat verdachte een psychiatrische behandeling krijgt, gericht op het verbeteren van zijn emotieregulatie en zelfcontrole. Gezien de problematiek gaat de voorkeur uit naar een forensische psychiatrische afdeling met behandelexpertise op het gebied van autismespectrumstoornissen.
De deskundigen zijn van oordeel dat De Boog in Warnsveld of een vergelijkbare instelling de meest geschikte kliniek lijkt voor verdachte.
Tactus Reclassering rapporteert dat verdachte vlak voor de huidige verdenking hulp kreeg van het FACT Jeugd en behandeling ontving. De behandeling was vooral gericht op het beheersen van zijn agressie. Verdachte heeft hiervoor ook in klinische settingen verbleven. Hij was in juli 2020 drie weken opgenomen bij instelling Karakter in het kader van een crisismaatregel. Aansluitend bracht hij negen maanden door bij de OGH-stichting te Zetten. Op een gesloten afdeling met duidelijke regels beviel het hem beter dan op een open afdeling. Tactus Reclassering acht het zorgelijk dat verdachte zowel in een ambulant kader als in een gesloten setting hulp en behandeling heeft ontvangen, maar dit hem niet van betrokkenheid bij het huidige tenlastegelegde heeft weerhouden. Dat verdachte niet weet te profiteren van hulpverlening en behandeling is zeer zorgelijk. Tactus Reclassering is van mening dat verdachte baat heeft bij een langdurige intensieve klinische behandeling om de problematiek adequaat en in een veilige setting, zoals een kliniek dit biedt, te kunnen behandelen. Een straf in een voorwaardelijk kader acht Tactus Reclassering daarom ook niet afdoende en passend, omdat de kans groot is dat verdachte onbehandeld op straat komt.
Mede in aanmerking genomen de bevindingen van de deskundigen, komt de rechtbank tot de volgende conclusies.
Stoornis en toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank verenigt zich met voornoemde conclusies van de deskundigen ten aanzien van de diagnostiek, de mate van toerekeningsvatbaarheid en het recidiverisico en neemt deze over. Bij verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens en het feit kan hem in verminderde mate worden toegerekend.
Motivering van de strafoplegging
Gelet op de aard en de ernst van het gepleegde feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op het feit dat het om een geplande overval gaat, tezamen en in vereniging gepleegd, waarbij gebruik gemaakt is van een vermomming en een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp en het slachtoffer naar een afgelegen omgeving is gelokt buiten het zicht van camera’s, is de rechtbank van oordeel dat bij het bepalen van de straf en de strafmaat, gelet op de wijze waarop de beroving is gepland en uitgevoerd zoals hiervoor omschreven, aansluiting moet worden gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) zoals die gelden voor een overval. Als uitgangspunt bij het bepalen van de hoogte van de straf hanteert de rechtbank daarom een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren.
De rechtbank houdt in strafverminderende zin, dus in het voordeel van verdachte, rekening met zijn jeugdige leeftijd, de omstandigheid dat hij niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld, de bij hem aanwezige psychische- en verslavingsproblematiek en de omstandigheid dat het bewezenverklaarde hem in verminderde mate kan worden toegerekend.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden passend en geboden is. De rechtbank zal bepalen dat de reeds door verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd op de straf in mindering zal worden gebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Maatregel TBS
De psycholoog rapporteert dat een stevig forensisch kader noodzakelijk is om de geadviseerde behandeling te borgen. De behandeling zou geboden kunnen worden als een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel, maar dit zal verdachte waarschijnlijk nog te veel ruimte bieden om zich te onttrekken. Het TBS-kader biedt meer mogelijkheden om voortzetting van de noodzakelijk behandeling te borgen en biedt daarmee vanuit
gedragsdeskundig perspectief de meeste garantie voor een succesvolle behandeling en het terugdringen van recidivegevaar. Aangezien verdachte formeel gezien een first-offender is, er geen sprake is van een fundamenteel antisociale attitude en hij in het verleden heeft laten zien dat hij zich aan concrete behandelafspraken kan houden als hij hierin ondersteund wordt door zijn familienetwerk, zou TBS met voorwaarden haalbaar moeten kunnen zijn. Voorwaarde is wel dat verdachte zich hieraan in woord en daad committeert en zijn weerstand tegen een klinische behandeling achter zich laat. Als hij zelf geen medewerking wil geven aan een klinische behandeling, rest er geen andere mogelijkheid dan TBS met dwang. Bij de bespreking van het psychologisch rapport zegt verdachte dat hij denkt dat een klinische behandeling hem niet kan helpen. Hij ziet het advies als een bevestiging van zijn wantrouwen naar instanties en het idee dat hij onrechtvaardig wordt behandeld en benadeeld. Hij geeft uiting aan enkele wraakfantasieën, zonder hierbij zijn stem te verheffen en/of persoonlijk te worden naar de rapporteur en maakt hierbij geen oogcontact.
De psychiater rapporteert dat verdachte geen klinische behandeling wil en dat dit betekent dat een niet vrijblijvend kader noodzakelijk is. Een zorgmachtiging is niet gericht op risicomanagement en recidivepreventie en bovendien lijkt de duur te kort voor de behandeling en begeleiding die verdachte nodig heeft. Een zorgmachtiging valt dus af. De psychiater vraagt zich vervolgens af of het pad van TBS met voorwaarden begaanbaar is, omdat verdachte heeft aangegeven niet naar een kliniek te willen (hetgeen betekent dat een niet vrijblijvend kader noodzakelijk is). Verdachte heeft aangegeven te willen blowen en mensen en zichzelf te zullen gaan doden (hun bloed kleeft dan aan de handen van de rapporteurs en rechters), zodat vermoedelijk kliniekmedewerkers in een FPA in verband met hun eigen veiligheid niet graag met hem zullen gaan werken. Het gehoopte beveiligingsniveau van een FPA lijkt te laag, zodat een FPC nodig wordt. Bovendien kan begrenzing en separatie bij de explosieve woede die hij kan tonen niet eenvoudigweg binnen TBS met voorwaarden worden afgehandeld, maar is daarnaast een ZM nodig en een eventuele omzetting naar TBS dwang. De psychiater heeft er dan ook ‘een hard hoofd in’ of TBS met voorwaarden wel uitvoerbaar is. Als dat niet het geval is, dan resteert TBS met last tot verpleging. Bij de bespreking van het psychiatrisch rapport met verdachte merkt verdachte op dat hij liever levenslang heeft, dan naar een kliniek gaan, hij heeft liever Auschwitz. Hij gaat het liefst gewoon dood en zelfmoord plegen en het is dan de schuld van de rechter. Als hij mensen gaat doodmaken is het de schuld van de NIFP-rapporteurs en de rechter. Hij had aangever gewoon uit elkaar moeten snijden en zijn hoofd moeten afhakken.
Uit het voorgaande volgt dat aan de voorwaarden voor het geven van de last tot ter beschikking stelling zoals genoemd in artikel 37a Sr is voldaan. De rechtbank is tevens van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verpleging eist.
Gelet op de vastgestelde stoornissen, de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit en de door de deskundigen ingeschatte mate van het recidivegevaar bezien in het licht van de ernstige verbale bedreigingen door verdachte bij herhaling geuit het voorgaande moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, indien hij niet behandeld wordt.
Met de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat het kader van TBS met dwangverpleging meer mogelijkheden biedt om de noodzakelijk behandeling (en voortzetting daarvan) te borgen, waarmee vanuit gedragskundig perspectief de meeste garantie voor een succesvolle behandeling en het terugdringen van recidivegevaar bestaat. De rechtbank betrekt daarbij dat verdachte ook ter zitting kenbaar heeft gemaakt dat hij niet wil meewerken aan een klinische behandeling, vanwege ervaringen in het verleden. De rechtbank zal daarom aan verdachte, naast de hiervoor genoemde onvoorwaardelijke gevangenisstraf, de maatregel van TBS met dwangverpleging opleggen.
De maatregel wordt opgelegd wegens een misdrijf gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten een afpersing terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, en is daarom niet gemaximeerd tot een periode van vier jaren.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte en de medeverdachten hoofdelijk te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 5.685,45, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan, te weten 17 juli 2023. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- horloge € 85,00;
- tas € 39,91;
- oordopjes Inpods (wit) € 22,95;
- oordopjes Harman (zwart)
€ 37,59;
- totaal € 185,45.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 5.500,00 gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij integraal kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schadevergoeding van € 22,95 ter vergoeding van de witte oordopjes kan worden toegewezen. Wat betreft de immateriële schade heeft de raadsman bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering dan wel deze vordering af te wijzen.
Dat de immateriële schade een rechtstreeks gevolg is van het tenlastegelegde feit is onvoldoende gesteld en onderbouwd. Indien de rechtbank wel enig bedrag zou toewijzen, is bepleit de gevorderde immateriële schade aanzienlijk te matigen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten betreffen de bij de roofoverval buitgemaakte goederen. Deze zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 185,45.
Immateriële schade
De vordering is ter terechtzitting nader toegelicht. Deze toelichting zag met name op bijlage 2 bij de vordering, een “verslag specialistische therapie Ambiq” van 3 februari 2024, waarin de redenen worden genoemd voor de PTSS bij de benadeelde partij.
De rechtbank acht daarmee voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden. De rechtbank zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) naar billijkheid vaststellen. De rechtbank neemt voor de vaststelling van deze schade de letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven en uitspraken in min of meer vergelijkbare zaken als uitgangspunt. De rechtbank zal de omvang van de immateriële schade in dit geval naar maatstaven van billijkheid vaststellen op € 3.000,00. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor dat deel toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Wettelijke rente
De vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen tot een totaalbedrag van € 3.185,45 te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, te weten 17 juli 2023.
Hoofdelijke aansprakelijkheid
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is. Als één verdachte aan zijn betalingsverplichting voldoet, is de andere verdachte (voor dat deel) van zijn betalingsverplichting bevrijd.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met
41 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 37b en 38e Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van
overheidswege zal worden verpleegd;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 3.185,45 (bestaande uit € 185,45 materiële schade en € 3.000,00 immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 3.185,45 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2023) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 3.185,45 (drieduizend honderdvijfentachtig euro en vijfenveertig eurocent)te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
41 dagenkan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte of een van zijn mededaders aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. Miltenburg, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. J. Wentink, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023327928, onderzoeksnummer ON2R023053 / Zuurbes23. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.