ECLI:NL:RBOVE:2024:971
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van een huisbezoek in het kader van bijstandsverlening
In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (PW) beoordeeld. Eiseres had op 4 oktober 2022 een bijstandsuitkering aangevraagd, maar het college van burgemeester en wethouders van Almelo had deze aanvraag afgewezen met een besluit van 3 november 2022. Eiseres ging in bezwaar, maar het college handhaafde de afwijzing in een besluit van 11 juli 2023. De rechtbank heeft op 6 februari 2024 de zaak behandeld.
De rechtbank oordeelt dat het college ten onrechte de aanvraag heeft afgewezen. De rechtbank stelt vast dat er geen redelijke grond was voor het uitvoeren van een onaangekondigd huisbezoek, dat op 1 november 2022 had plaatsgevonden. Het college had geen concrete, objectieve feiten die de twijfel aan de juistheid van de door eiseres verstrekte gegevens rechtvaardigden. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en vernietigt dit besluit. Het college wordt opgedragen om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens moet het college het griffierecht en de proceskosten aan eiseres vergoeden.
De rechtbank benadrukt dat het noodzakelijk is dat bestuursorganen zorgvuldig omgaan met de medewerkingsplicht van aanvragers en dat zij bij het inzetten van ingrijpende controlemiddelen zoals huisbezoeken, moeten kunnen aantonen dat er een redelijke grond voor bestaat. De uitspraak onderstreept het belang van een zorgvuldige besluitvorming in het kader van bijstandsverlening.