3.4Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4
De rechtbank is anders dan de verdediging van oordeel dat sprake is van betrokkenheid van verdachte, in die zin dat verdachte medepleger is van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde diefstallen, pleger is van de onder 3 ten laste gelegde diefstal en medepleger is van de onder 4 ten laste gelegde heling.
De rechtbank overweegt daartoe het onderstaande, waarbij dient te worden opgemerkt dat de bewijsmiddelen in hun onderling verband en samenhang worden gebezigd.
Betrokkenheid van verdachten bij de [bedrijf 4]
Sinds februari 2018 huurde medeverdachte [medeverdachte 1] de [bedrijf 4] van transportbedrijf [bedrijf 5] . [medeverdachte 1] verklaarde voor de facturering te zorgen en in de wasstraat te werken, naast werkzaamheden die hij in de handel in airco’s verrichtte voor zijn broer. Het achterste deel van het pand, ingericht als garage, heeft [medeverdachte 1] vanaf december 2019 onderverhuurd aan zijn verdachte, zijn neef. Verdachte verklaarde als tegenprestatie daarvoor een paar dagen in de week in de wasstraat te werken. Vanaf december 2020 zou hij huur gaan betalen en officieel een autobedrijf vestigen in de achterzijde van het pand. Medeverdachte [medeverdachte 2] was regelmatig op het bedrijf aanwezig. Hij zou werken in de wasstraat en poetste, onderhield en repareerde auto’s. In ruil daarvoor mocht hij ook voor klussen die hij van anderen kreeg, gebruik maken van de voorzieningen in de garage aan de achterzijde van het pand.
Bedrijfsactiviteiten
Alle drie de verdachten hebben verklaard (mede) in de wasstraat werkzaam te zijn geweest. De rechtbank stelt echter vast dat uit het dossier nauwelijks blijkt van bedrijvigheid in de wasstraat in de afgelopen jaren. Getuige [getuige] (hierna: [getuige] ), werkzaam als bedrijfsleider bij verhuurder [bedrijf 5] , heeft daarover verklaard dat hij van meerdere chauffeurs hoorde dat de kwaliteit van de werkzaamheden in de twee jaar die [medeverdachte 1] het pand huurde enorm was teruggelopen en dat er steeds minder klanten kwamen. Volgens [getuige] was sprake van te weinig bedrijfsactiviteit voor een gezonde onderneming. Dit was voor transportbedrijf [bedrijf 5] reden om het huurcontract met [medeverdachte 1] in september 2021 niet verlengen. [getuige] verklaarde verder dat er ’s nachts meer activiteiten in de [bedrijf 4] plaatsvonden dan overdag. De situatie in en om het pand beschreef hij als volgt.
“Er waren ook heel vaak kleine vrachtwagens, type B rijbewijs, die doorlopend veel aanwezig waren. Deze hebben er nooit langer dan een maand gestaan. Daarnaast veel oude kapotte auto's. Het leek soms ook meer op een autosloperij, maar die bleven ongeveer een maand”.
Camerabeelden
In het dossier bevinden zich voorts stills van camerabeelden van zes verschillende camera’s die waren gekoppeld aan het in beslag genomen camerasysteem van de [bedrijf 4] . In het dossier is te lezen dat de tijdstippen van de beelden 59 minuten en 18 seconden achterlopen op de werkelijke tijd. Waar in dit vonnis over tijdstippen van de camerabeelden van de [bedrijf 4] wordt gesproken, betreft het de gecorrigeerde tijd, waarbij de rechtbank opmerkt dat voor de leesbaarheid van het vonnis één uur bij de tijdstippen werd opgeteld en dat de tijdstippen zijn afgerond op hele minuten.
Modus operandi
De camerabeelden van de [bedrijf 4] geven een beeld van de door verdachte en medeverdachten gehanteerde werkwijze. Op de beelden is te zien dat in de periode van
28 oktober 2020 tot en met 19 november 2020 meerdere voertuigen laat in de avond of in de nacht het pand van [bedrijf 4] worden ingereden. Deze voertuigen bleken later gestolen te zijn. Steeds waren verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op die avonden/in die nachten aanwezig bij de [bedrijf 4] . De (al dan niet gestripte) voertuigen en/of onderdelen daarvan werden bij de doorzoeking op 20 november 2020 in en om het pand van de [bedrijf 4] aangetroffen.
Hieronder zal de rechtbank de bewijsmiddelen per feit bespreken. Die bewijsmiddelen moeten worden gezien in onderling verband en in samenhang met hetgeen hierboven is weergegeven.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
In de nacht van 18 op 19 november 2020 werd een Fiat Ducato met kenteken [kenteken 1] gestolen in Kampen van een parkeerplek, nabij de woning van aangever [aangever] (hierna: [aangever] ). [aangever] heeft namens zijn werkgever, [bedrijf 1] B.V., aangifte gedaan van de diefstal.
Op camerabeelden van in en om de [bedrijf 4] is te zien dat op 18 november 2020 rond 22:00 uur de Peugeot 308 met kenteken [kenteken 6] , met daarin tenminste drie personen, het terrein van de [bedrijf 4] op komt rijden. Te zien is vervolgens dat verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de garage van het pand aanwezig zijn. Zowel verdachte als [medeverdachte 2] dragen op dat moment badslippers met witte strepen. Om 22:18 uur vertrekt de Peugeot 308 weer van het terrein met daarin drie personen. Op camerabeelden van de camera boven de voordeur van de woning aan de [adres 3] , nabij de locatie van de vervreemding van de Fiat Ducato, is te zien dat op 18 november 2020 om 23:27 uur een Peugeot 308 langsrijdt. Ongeveer twee minuten later is te zien dat twee mannen langslopen, waarvan één op badslippers. Een van die mannen wordt herkend als [medeverdachte 1] en de ander is vermoedelijk [medeverdachte 2] . Ongeveer tien minuten later rijdt de Peugeot 308 weer langs en kort daarna komen twee mannen op badslippers, die worden herkend als verdachte en vermoedelijk [medeverdachte 2] , teruglopen. Om 23:41 uur rijdt de Peugeot 308 weer langs, gevolgd door de gestolen Fiat Ducato. Die nacht, op 19 november 2020 om 01:14 uur, is op camerabeelden van de [bedrijf 4] te zien dat een personenauto richting het terrein rijdt. [medeverdachte 2] stapt uit de auto aan de bijrijderszijde van de auto en opent het hek. Na de personenauto volgt, een minuut later, de gestolen Fiat Ducato met kenteken [kenteken 1] . De Fiat wordt richting de wasstraat gereden. Vanaf 01:18 uur is te zien dat zowel verdachte als [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in en om de garage aanwezig zijn. Om 01:44 uur zijn verdachte, [verdachte] en [medeverdachte 2] allen op beeld te zien. [verdachte] heeft op dat moment een apparaat in handen, soortgelijk aan een ‘jammer’, die gebruikt wordt om signalen van bijvoorbeeld GPS systemen te verstoren. Wederom is te zien dat verdachte en [medeverdachte 2] op badslippers lopen. Om 01:47 uur vertrekt de Peugeot 308 van het terrein, met daarin vermoedelijk alle drie de verdachten.
De telefoon van [medeverdachte 1] heeft ten tijde van de diefstal de zendmast aan de Wortmanstraat te Kampen, op korte afstand van de locatie van de diefstal, aangestraald en voordien en nadien werd de zendmast aan de Bentingestraat [huisnummer 1] te Steenwijk, nabij de [bedrijf 4] , aangestraald. Ook is uit onderzoek naar de telefoon van verdachte gebleken dat het toestel zich bevond op IOS locaties die overeenkomen met de tijdstippen en locaties van de diefstal en de aanwezigheid bij de [bedrijf 4] . Verder werden screenshots van Facebookberichten van de diefstal van de Fiat Ducato, van een foto van voornoemde auto en van een bericht van aangever [aangever] op de telefoon van verdachte aangetroffen.
De gestolen Fiat Ducato werd op 20 november 2020 door de politie in de loods van [bedrijf 4] aangetroffen. Het voertuig was gestript. Onder andere de motor, de wielen, de deuren en de stoelen waren van het chassis verwijderd en lagen in de loods. Ook waren de chassisnummers bij de voorruit en de rechter voorwielkast verwijderd. Voor de bus lag een vuilniszak met daarin de bijbehorende kentekenplaten [kenteken 1] en onder de zonneklep in de auto zat een visitekaartje van aangever [aangever] .
De raadsman heeft ter terechtzitting betoogd dat aan de hand van de camerabeelden in Kampen niet kan worden vastgesteld dat verdachte in Kampen aanwezig was ten tijde van de diefstal. De herkenning van de verbalisant is niet geloofwaardig.
Anders dan de raadsman heeft gesteld, is de rechtbank van oordeel dat de herkenning van verdachte op de camerabeelden in Kampen voldoende en betrouwbaar is, zeker in samenhang bezien met de telefoongegevens van verdachte en de beelden van de [bedrijf 4] , waarop duidelijk te zien is dat zowel verdachte als [medeverdachte 2] badslippers droegen.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de Fiat Ducato op 18 november 2020 met zijn drieën uit Kampen hebben weggenomen waarna zij daarmee naar de [bedrijf 4] zijn gereden, waar het voertuig kort daarna werd gestript. Verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben naar het oordeel van de rechtbank nauw en bewust samengewerkt en hebben zich schuldig gemaakt aan het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 12 november 2020 heeft [naam 1] (hierna: [naam 1] ), werkzaam voor [bedrijf 2] B.V., namens zijn werkgever aangifte gedaan van diefstal van zijn bedrijfsauto, een Fiat Ducato met kenteken [kenteken 2] . Het voertuig werd gestolen in Nieuwleusen, tussen 8 november 2020 om 13:00 uur en 9 november 2020 om 12:30 uur. In de auto was een blackbox aanwezig, waarmee rittenregistratie plaatsvond. Deze blackbox werd vermoedelijk geblokkeerd door middel van een jammer en uit het voertuig verwijderd. Uit het laatste signaal van de blackbox kan worden opgemaakt dat deze zich op zondagavond 8 november 2020 om 22:15 uur bevond in de Broderiusstraat te Zwolle ter hoogte van nummer [huisnummer 2] , nabij nummer [huisnummer 3] in diezelfde straat, waar [medeverdachte 1] staat ingeschreven. In de bedrijfsauto bevonden zich onder meer vijf verschillende modellen scootmobielen van het merk Quingo en hesjes met daarop “Quingo”.
Op camerabeelden van de [bedrijf 4] is te zien dat de Peugeot 308 om 21:21 uur het terrein van de [bedrijf 4] komt oprijden. Kort daarop loopt een persoon die later wordt herkend als medeverdachte [medeverdachte 2] , de trap die zich in de garage bevindt op, waarna hij om 21:23 uur de trap weer af komt lopen met in zijn linkerhand een voorwerp, dat wordt herkend als een jammer. [medeverdachte 1] komt dan ook de garage inlopen. De Peugeot moet kort na aankomst weer van het terrein vertrokken zijn. Dit is niet te zien op camerabeelden, maar wel is te zien dat de Peugeot 308 om 22:08 uur opnieuw het terrein komt oprijden. De bestuurder van de Peugeot wordt omschreven als een kale man. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn dan ook in het pand aanwezig. Om 22:22 uur komt vervolgens een bedrijfsauto het terrein op rijden. Op het voertuig staat het woord “Quingo”. De bedrijfsauto wordt achteruit de garage in gereden. Om 22:28 uur wordt de kentekenplaat van de achterzijde van het voertuig, waarop de letters “ [letters] ” te lezen zijn, van het voertuig verwijderd door [medeverdachte 1] . Vervolgens is te zien dat door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de garage werkzaamheden worden verricht bij de achterdeur van de bedrijfsauto. Ook verdachte verricht werkzaamheden aan de auto. Hij was voor binnenkomst van de bedrijfsauto niet in de garage aanwezig. De rechtbank leidt daaruit af dat verdachte de bestuurder van de bedrijfsauto was. Vanaf 23:13 uur halen verdachte en [medeverdachte 2] vijf scootmobielen en andere goederen uit de bedrijfsauto. Vervolgens verwijdert verdachte de kentekenplaathouder van de achterzijde van de bedrijfsauto. Uiteindelijk gaan om 00:31 uur de lichten in het pand uit en vertrekken de in het pand aanwezige personen.
De historische telefoongegevens van de telefoon van [medeverdachte 1] laten zien dat het toestel op 8 november 2020 om 20:27 uur een zendmast aan de Meentjesweg [huisnummer 4] nabij Nieuwleusen, die dekking geeft aan de locatie waar de diefstal plaatsvond, heeft aangestraald om daarna, via een zendmast in Rouveen, tot 21:00 uur meerdere zendmasten in Zwolle aan te stralen, waaronder de zendmast aan de Schokkerweg [huisnummer 5] te Zwolle, in de directe omgeving van de Broderiestraat [huisnummer 6] , waar het laatste signaal van de blackbox werd afgegeven. Vanaf 22:33 uur wordt de zendmast aan de Bentingestraat [huisnummer 7] te Steenwijk, nabij de [bedrijf 4] aangestraald. De rechtbank leidt daaruit af dat [medeverdachte 1] op de avond van de diefstal van de Fiat Ducato bij de locatie van de diefstal in de buurt was en dat hij zich daarna via Zwolle naar de [bedrijf 4] heeft verplaatst. De historische telefoongegevens van de telefoon van verdachte laten zien dat zijn toestel op 8 november 2020 om 21:18 de zendmast aan de Bentingestraat [huisnummer 7] te Steenwijk, nabij de [bedrijf 4] heeft aangestraald. Rond die tijd was de Peugeot 308 bij de [bedrijf 4] om een jammer op te halen, waarna het voertuig weer vertrok. Het toestel gaat vervolgens zuidwaarts en straalt om 21.27 uur een mast aan de A32 bij Nijeveen aan. De historische telefoongegevens van [medeverdachte 2] laten zien dat het toestel op
8 november 2020 rond 22:05 uur de zendmast aan de Bootsmansweg te Steenwijk heeft aangestraald. Volgens beelden van de [bedrijf 4] was hij enkele minuten later in het pand aanwezig.
Bij de doorzoeking in het pand van de [bedrijf 4] op 20 november 2020 werd de gestolen Fiat Ducato niet aangetroffen, maar werden wel, verdeeld over meerdere ruimtes, de vijf scootmobielen, gele hesjes met daarop Quingo en een visitekaartje van aangever
[naam 1] aangetroffen. De VBV heeft voorts gerapporteerd dat het sterke vermoeden bestond dat ook een rechter voorscherm van de gestolen Fiat Ducato werd aangetroffen.
Ter terechtzitting heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de bestuurder van de gestolen Fiat Ducato was en ook anderszins niet kan worden bewezen dat verdachte betrokken was bij de wegneming van de auto.
Anders dan de raadsman heeft gesteld, is de rechtbank van oordeel uit de vastgestelde feiten en omstandigheden volgt dat verdachte de bestuurder was van de gestolen Fiat Ducato, waarmee hij om 22:22 uur het terrein van de [bedrijf 4] kwam oprijden. Na de diefstal van het voertuig (die op de avond van 8 november 2020 plaatsvond), komt verdachte rond
22:22 uur met de bedrijfsauto met de opdruk ‘Quingo’ de loods van [bedrijf 4] binnen rijden. Verdachte verricht vervolgens onmiddellijk, samen met [medeverdachte 1] en [verdachte] , diverse werkzaamheden aan het voertuig. Zo laadt verdachte onder andere de scootmobielen uit. De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben samengewerkt om het vervreemden van de Fiat Ducato te realiseren en de opsporing daarvan te bemoeilijken om het voertuig nadien leeg te halen en de kentekenplaten te verwijderen. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het onder 2 primair ten laste gelegde feit.
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 2 november 2020 heeft [naam 2] , namens zijn werkgever [bedrijf 3] B.V., aangifte gedaan van diefstal van zijn bedrijfswagen, een zwarte Fiat Ducato met kenteken
[kenteken 3] . De wagen werd gestolen vanaf het bedrijfsterrein van [bedrijf 3] B.V. tussen 28 oktober 2020 om 18.00 uur en 30 oktober 2020.
Op camerabeelden van de [bedrijf 4] van 28 oktober 2020 is te zien dat om
21:54 uur een donkerkleurige bedrijfsauto het terrein op komt rijden, gevolgd door een personenauto van het merk Peugeot. Vervolgens loopt een persoon, die later wordt herkend als [medeverdachte 1] , de garage binnen, gevolgd door een persoon die later wordt herkend als verdachte en, korte tijd later, door een persoon die later wordt herkend als [medeverdachte 2] . Om 21:58 uur wordt de donkerkleurige bedrijfsauto achteruit loods van de garage ingereden. Vervolgens wordt een vrachtwagen, die al op het terrein aanwezig was, onder begeleiding van onder meer [medeverdachte 2] , achteruit richting de loods van de garage gereden, totdat de oplegger van de vrachtwagen tegen de garage aan staat. Om 22:57 uur gaan vervolgens de lichten in de garage uit en niet veel later vertrekt de Peugeot van het terrein, waarna het hek gesloten wordt. Op 29 oktober 2020, rond de klok van 8:00 uur wordt een witte bedrijfsauto van het merk Citroën het terrein van de [bedrijf 4] opgereden. In ieder geval verdachte en [medeverdachte 2] zijn die ochtend in de garage aanwezig en werkzaam. Vanaf 13:15 uur is te zien dat de achterklep van de vrachtwagen die eerder achteruit tegen de loods werd gezet, wordt geopend en dat donkerkleurige bedrijfsauto die op 28 oktober 2020 de garage werd ingereden, waarvan de banden zijn verwijderd, in de vrachtwagen wordt geplaatst.
Uit de telefoongegevens van verdachte blijkt dat het toestel op de avond van 28 oktober 2020 om 21:28 uur de zendmast aan de Marsweg [huisnummer 8] in Zwolle, die dekking geeft aan de locatie van de diefstal, heeft aangestraald, waarna het toestel, via zendmasten gelegen in Staphorst, Rouveen en Meppel, om 21:54 uur de zendmast aan de Bentingestraat [huisnummer 7] in Steenwijk heeft aangestraald. Dit laatste tijdstip komt nagenoeg overeen met het tijdstip waarop de donderkleurige bedrijfsauto het terrein van de [bedrijf 4] wordt opgereden.
Tijdens de doorzoeking van de [bedrijf 4] op 20 november 2020 werd, tegen de achterzijde van het pand, een vrachtauto aangetroffen met in de laadruimte een in stukken geslepen chassis van een zwarte Fiat Ducato. Onderzoek van het LIV heeft uitgewezen dat het ging om de gestolen Fiat Ducato met kenteken [kenteken 3] . De motor, de versnellingsbak en de complete voorzijde van de auto waren niet meer aanwezig en bijna het volledige interieur ontbrak.
Ter plaatse van de bestuurderszitplaats werd een vuilniszak aangetroffen met daarin onder meer kentekenplaten met daarop het kenteken [kenteken 3] .
De raadsman heeft aangevoerd dat op grond van de bewijsmiddelen in het dossier niet kan worden vastgesteld op 28 oktober 2020 de gestolen zwarte Fiat Ducato het pand van de [bedrijf 4] werd ingereden. Tevens heeft de raadsman erop gewezen dat het niet verwonderlijk is dat de telefoon van verdachte op de avond van de diefstal een zendmast in Zwolle heeft aangestraald, omdat hij daar wekelijks, zo niet dagelijks kwam, omdat het de woonplaats van zijn vriendin was.
De rechtbank verwerpt de verweren van de raadsman. Uit de bewijsmiddelen in het dossier volgt dat de donkerkleurige bedrijfsauto de gestolen Fiat Ducato betreft, gelet op de historische telefoongegevens van verdachte, in samenhang bezien met het binnenrijden van een donkerkleurige bedrijfsauto bij de [bedrijf 4] en het aantreffen van het chassis van de Fiat Ducato in een vrachtwagen op het terrein op 20 november 2020. Voorts stelt de rechtbank vast dat de telefoon van verdachte op de avond van de diefstal niet zomaar een zendmast in Zwolle heeft aangestraald, maar juist de zendmast aan de Marsweg [huisnummer 8] , die dekking geeft aan de locatie van de diefstal. De rechtbank komt dan ook tot bewezenverklaring van het onder 3 primair ten laste gelegde feit.
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 2 november 2020 deed [naam 3] (hierna: [naam 3] ) aangifte van diefstal van een bruine personenauto van het merk BMW, type 320ed met kenteken [kenteken 4] . Het voertuig werd gestolen in Oosterhout en de diefstal had plaatsgevonden tussen 1 november 2020 om 20:30 uur en 2 november 2020 om 08:30 uur.
Op camerabeelden van de [bedrijf 4] is te zien dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op zondag 1 november 2020 vanaf 20:28 uur in de garage in het pand van de [bedrijf 4] aanwezig zijn. Zij rijden een heftruck naar buiten en verplaatsen een BMW en andere spullen, zodat ruimte in de garage ontstaat. Om 22:30 uur komt dan een bruine personenauto het terrein rijden. De auto vertoont gelijkenis met de gestolen BMW 320ed. De auto wordt vooruit de garage ingereden. Op camera is te zien dat verdachte vanaf dan ook in de garage aanwezig is. Hij was vermoedelijk de bestuurder van de BMW. Om 22:38 uur verlaten verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het pand in een Citroën Jumper. De volgende dag, op
2 november 2020, zijn verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , overdag maar ook ’s avonds, weer in de garage aanwezig. Op de camerabeelden is te zien dat om 22:29 uur de neus van de bruine BMW in beeld is en dat verdachte de kentekenplaten van de voorzijde van de BMW verwijdert, waarna hij die dubbel buigt.
Bij onderzoek naar onderdelen van de gestolen Fiat Ducato met kenteken [kenteken 3] (feit 3) werd een vuilniszak met voertuigonderdelen aangetroffen. Daaronder bevonden zich ook twee kentekenplaten met het kenteken [kenteken 4] en een deel van een kentekenplaathouder van [bedrijf 6] te [vestigingsplaats 2] . Op een foto die aangeefster [naam 3] aan de politie stuurde, is te zien dat op de gestolen BMW 320ed eenzelfde kentekenplaathouder was gemonteerd. Uit informatie van de RDW blijkt verder dat [bedrijf 6] van 4 december 2013 tot en met 31 december 2013 als kentekenhouder van de BMW geregistreerd stond.
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat niet met zekerheid kan worden gesteld dat de BMW die is te zien op de camerabeelden, de in Oosterhout gestolen BMW is. Verdachte wist volgens de raadsman dat er een BMW binnengebracht zou worden. Dit zou gaan om een tweedehands BMW, die zou zijn aangeschaft om een andere BMW van onderdelen te voorzien. Voor zover komt vast te staan dat de BMW die werd binnengebracht de gestolen BMW was, was verdachte niet op de hoogte van het feit dat de BMW gestolen was en hij had ook geen reden om dat te vermoeden.
De rechtbank stelt vast dat op de camerabeelden het kenteken van de BMW 320ed niet zichtbaar is. De rechtbank is echter van oordeel dat het, gelet op de overeenkomst van de datum van diefstal van de BMW en de datum van binnenrijden van de donkerkleurige BMW in het pand van de [bedrijf 4] en het aantreffen van onderdelen van de gestolen BMW tijdens de doorzoeking op 20 november 2020, niet anders kan dan dat de BMW die het pand binnen werd gereden op 1 november 2020, de in Oosterhout gestolen BMW was. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat verdachte werkzaamheden aan het voertuig heeft uitgevoerd, waaronder in ieder geval het verwijderen van de kentekenplaten. De rechtbank overweegt dat het verwijderen van de kentekenplaten niet tot de normale werkzaamheden van een autobedrijf behoort. Niet valt in te zien waarom de kentekenplaten verwijderd zouden moeten worden om een andere auto te repareren, te onderhouden of te voorzien van onderdelen. Anders dan de raadsman heeft gesteld, is de rechtbank van oordeel dat verdachte, net als [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , gelet op de vastgestelde feiten en omstandigheden, bezien in het licht van de hierboven beschreven modus operandi, op de hoogte was van het feit dat de BMW van diefstal afkomstig was toen zij het voertuig voorhanden kregen. De rechtbank komt dan ook tot bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde feit.
Conclusie
De rechtbank komt op grond van de bovenstaande feiten en omstandigheden – in onderling verband en samenhang bezien – tot de conclusie dat de verdachte zich, grotendeels samen met [medeverdachte 1] en [verdachte] , bezighield met de diefstal en heling van auto’s. Verdachte was, samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , betrokken bij het wegnemen van de gestolen voertuigen genoemd onder de feiten 1 primair en 2 primair en hij heeft het voertuig genoemd in feit 3 primair weggenomen. Hij had tevens een wezenlijk aandeel in de onder 4 en ten laste gelegde heling, door na binnenkomst van het voertuig in de garage, tezamen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , in de avond en nachtelijke uren werkzaamheden aan de auto te verrichten, waaronder het verwijderen van de kentekenplaten. De rechtbank komt aldus tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 ten laste gelegde feiten.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 5 ten laste gelegde feit op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.