ECLI:NL:RBOVE:2024:966

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 februari 2024
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
08.245383.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor witwassen van een aanzienlijk geldbedrag met gedeeltelijke tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 23 februari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 32-jarige man veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een gedeeltelijke tenuitvoerlegging van een eerder vonnis met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand. De verdachte is schuldig bevonden aan witwassen van een geldbedrag van € 12.820,-, dat op 31 december 2022 in zijn auto werd aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat het geld afkomstig was uit een misdrijf, gezien zijn antecedenten en de omstandigheden waaronder het geld werd aangetroffen. De verdachte had geen concrete verklaring voor de herkomst van het geld en heeft geen bewijsstukken overgelegd om zijn verklaring te onderbouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het voorhanden hebben van een dergelijk bedrag in contanten door een particulier ongebruikelijk is en dat de verdachte niet in staat was om de herkomst van het geld te verifiëren. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die bezig is met het opbouwen van een stabiel leven en geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd sinds deze zaak. De rechtbank heeft de proeftijd van de voorwaardelijke gevangenisstraf met 1 jaar verlengd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.245383.23 (P)
Datum vonnis: 23 februari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
9 februari 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.M.J.A. Peters en van wat door de raadsvrouw mr. A. Foppen, advocaat in Harderwijk, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte een geldbedrag heeft witgewassen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 31 december 2022 te Enschede, althans in Nederland, (een) voorwerp(en), te weten geld (totaalbedrag 12.820,- euro) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of gebruik van heeft gemaakt terwijl hij, verdachte, wist dat dat geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 december 2022 te Enschede, althans in Nederland, (een) voorwerp(en), te weten geld (totaalbedrag 12.820,- euro) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, redelijkerwijs moest vermoeden dat dat geld onmiddellijk
afkomstig was uit enig eigen misdrijf.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de beschikbare bewijsmiddelen is geen rechtstreeks verband te leggen tussen het bij verdachte aangetroffen geldbedrag en een bepaald misdrijf. Naar vaste rechtspraak kan toch bewezen worden verklaard dat voorwerpen “uit enig misdrijf” afkomstig zijn, als het op grond van vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Als de vastgestelde feiten en omstandigheden zonder meer een vermoeden van witwassen rechtvaardigen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de voorwerpen. Zo'n verklaring moet concreet en min of meer verifieerbaar zijn en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast. Op 31 december 2022 werd verdachte als bestuurder van een auto gecontroleerd en staande gehouden door de politie. Bij de bevraging van het politieregistratiesysteem bleek dat verdachte antecedenten had op het gebied van harddrugs, dat hij onderdeel zou zijn van een crimineel speelveld en dat door de gemeente Deventer aan hem een last onder dwangsom was opgelegd van € 5.000,- ter zake handel in verdovende middelen. Verbalisanten zagen in de auto op de vloer bij de passagier een gripzak met daarin een witte substantie dat zij herkenden als zijnde 3MMC dan wel 4MMC. In het dashboardkastje van de auto werd een gripzakje met een kleine hoeveelheid hennep en een half opgerookte joint aangetroffen. Bij verdachte werd een speekseltest afgenomen waarvan het resultaat positief bleek voor THC. Verdachte verklaarde dat in het portier een geldbedrag van € 12.000,- lag. Vervolgens werd in het portier een enveloppe aangetroffen met daarin een bedrag van € 12.820.- in bankbiljetten van € 20,-, € 50,-, € 100,- en € 200,-. In de auto werd verder een tas aangetroffen met daarin acht enveloppen met daarop verschillende opschriften. In de tas zat ook een notitieboekje waarin meerdere namen stonden geschreven met daaraan gekoppeld telefoonnummers. Verder stonden in het notitieboekje meerdere drugssoorten met inkoopprijzen geschreven.
De rechtbank is van oordeel dat uit deze feiten en omstandigheden zonder meer een vermoeden van witwassen volgt. Het voorhanden hebben van grote contante geldbedragen door privépersonen is hoogst ongebruikelijk vanwege het risico van onder meer diefstal.
De verklaring die verdachte voor de herkomst van het geldbedrag heeft gegeven, te weten dat hij het van een vriend, van wie hij de naam niet heeft genoemd, heeft geleend om daarmee proceskosten in Duitsland te betalen zodat zijn auto door de douane weer vrijgegeven zou worden, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concreet en kan niet als een min of meer verifieerbare verklaring worden aangemerkt. Verdachte is bovendien door de politie in de gelegenheid gesteld stukken te overleggen die zien op de herkomst van het contante geldbedrag, zoals bijvoorbeeld geldleningsovereenkomsten of beslagstukken, maar hij heeft hier vervolgens geen gebruik van gemaakt. Daar komt bij dat niemand het in beslag genomen geld heeft opgeëist. Dat alles maakt dat het in dit geval niet langer op de weg van het Openbaar Ministerie ligt om de gegeven verklaring te verifiëren. Bij gebreke aan een concrete en te controleren verklaring komt de rechtbank op grond van voornoemde feiten en omstandigheden tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dat het geldbedrag - direct of indirect - uit enig misdrijf afkomstig is en dat verdachte dit wist. Ook overigens biedt het dossier geen enkele aanwijzing dat het aangetroffen geldbedrag op legale wijze is verkregen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde witwassen wettig en overtuigend bewezen is.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 31 december 2022 te Enschede, een voorwerp, te weten geld (totaalbedrag 12.820,- euro) voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dat geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf: witwassen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zijn aanvankelijke eis van twee maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf na het pleidooi gewijzigd in die zin dat aan verdachte zal worden opgelegd een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 60 uren en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand met een proeftijd van drie jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om rekening te houden met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte en geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Dit zou de beschermende factoren in het leven van verdachte in gevaar brengen. Verdachte kan en wil een werkstraf uitvoeren.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een aanzienlijk geldbedrag. Door zijn handelen heeft verdachte opbrengsten uit een misdrijf aan het zicht van justitie onttrokken. Door dergelijke witwaspraktijken wordt het plegen van criminele activiteiten bevorderd, vergemakkelijkt en in stand gehouden. Daarnaast heeft de vermenging van crimineel geld met legaal geld een ontwrichtende werking op de integriteit van het financiële en economisch verkeer en op de openbare orde.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij vaker met justitie in aanraking is gekomen. Verdachte liep bovendien in verband met een eerdere veroordeling ter zake de Opiumwet nog in een proeftijd. Dit heeft hem er niet van weerhouden om een nieuw strafbaar feit te plegen. De handel in drugs gaat veelal hand in hand met witwasoperaties, zo ook in deze zaak. Juist verdachte zou zich dan ook verre dienen te houden van praktijken als de onderhavige.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de oriëntatiepunten van het Landelijk overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) ten aanzien van fraude als uitgangspunt genomen en daarnaast gelet op de (hoogte van de) straffen die binnen de rechtspraak in soortgelijke gevallen worden opgelegd. Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde is de rechtbank van oordeel dat in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf binnen de range van de oriëntatiepunten passend zou zijn. De rechtbank houdt echter in het voordeel van verdachte rekening met de gewijzigde persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die, bij gebrek aan een reclasseringsrapport, door de raadsvrouw naar voren zijn gebracht. Daaruit blijkt onder meer dat verdachte bezig is met het opbouwen van een stabiel leven. Verdachte is na deze zaak niet meer in contact gekomen met politie en/of justitie. Hij heeft woonruimte gevonden en een vast inkomen uit werk. En hij is onder behandeling bij een psycholoog voor zijn psychische problemen. De rechtbank acht het van groot belang dat verdachte de thans (prille) positieve ingezette lijn vasthoudt. Een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou dit echter doorkruisen.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 120 uur, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door 60 dagen hechtenis passend en geboden.
6.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie vordert ten aanzien van het beslag verbeurdverklaring van de op de beslaglijst vermelde 8 STK enveloppe (1), 1 STK boek (2) en
€ 12.820,- van het in beslag genomen geldbedrag en teruggave aan verdachte van het resterende bedrag van € 50,-. (3)
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de op de beslaglijst vermelde 8 STK enveloppe (1), 1 STK boek (2) zal de rechtbank geen beslissing nemen nu op de beslaglijst staat vermeld dat deze voorwerpen op grond van artikel 117 Sv zijn vernietigd.
De rechtbank is van oordeel dat van het op de beslaglijst vermelde geldbedrag (3) een bedrag van € 12.820,- moet worden verbeurdverklaard, omdat verdachte wordt veroordeeld, het voorwerp vatbaar is voor verbeurdverklaring omdat het bewezenverklaarde met betrekking tot dit geldbedrag is begaan en het geld aan verdachte toebehoorde..
De rechtbank zal, de teruggave aan de verdachte gelasten van het resterende geldbedrag (3) van € 50,-.

7.De vordering tenuitvoerlegging

Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Overijssel van 27 september 2022, is verdachte veroordeeld tot onder meer een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich na het pleidooi op het gewijzigde standpunt gesteld dat de vordering gedeeltelijk dient te worden toegewezen met dien verstande dat ten aanzien van één maand gevangenisstraf de tenuitvoerlegging wordt gelast, die dient te worden omgezet naar 60 uur taakstraf, en de proeftijd verlengd dient te worden met een jaar ten aanzien van één maand gevangenisstraf.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft om verlenging van de proeftijd verzocht.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het plegen van nieuwe strafbare feiten in beginsel moet leiden tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straffen. De persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn voor de rechtbank echter reden om van dit uitgangspunt af te wijken en niet de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden te gelasten, maar van slechts één maand. Deze tenuitvoerlegging is zwaarder dan door de officier van justitie gevorderd, omdat omzetting naar een taakstraf onvoldoende recht doet aan het strafdoel vergelding nu verdachte een strafbaar feit heeft gepleegd dat past in het beeld van de voorwaardelijke straf. Voor het overige deel wordt de proeftijd met 1 jaar verlengd.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c, 22d, 33a en 33b Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: witwassen.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart verbeurd het in beslag genomen voorwerp, te weten het op de beslaglijst genoemde geldbedrag van € 12.820,- onder nummer 3;
- gelast de teruggave van een geldbedrag van € 50,- aan verdachte;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer
- beveelt de gedeeltelijke
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Overijssel van 27 september 2022 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
1 maand;
-
verlengtde proeftijd van de bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Overijssel van 27 september 2022 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstraf, met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.G.J. Gehring, voorzitter, mr. B.T.C. Jordaans en
mr. D. van den Berg, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2024.
Buiten staat
Mr. D. van den Berg is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022604944. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aanhouding verdachte van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], van 31 december 2022, pagina’s 16 t/m en 18, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisanten:
Op zaterdag 31 december 2022 waren wij belast met de uitoefening van de algemene
politietaak als bedoeld in artikel 3 van de Politiewet 2012. Op vermelde datum omstreeks 00.05 uur zagen wij op de Nijverheidstraat te Enschede een Opel Corsa voorzien van kenteken [kenteken]. De bestuurder overhandigde mij een rijbewijs met daarop de volgende gegevens: [verdachte] geboren op [geboortedatum]1991 te [geboorteplaats]. Ik zag dat de bestuurder antecedenten had op het gebied van harddrugs, dat hij onderdeel zou zijn van een crimineel speelveld en binnen gemeente Deventer een last onder dwangsom had van 5000 euro ter zake handel in verdovende middelen. Vervolgens scheen ik met mijn zaklamp door voornoemd voertuig en zag op de vloer van de bijrijder een vrij grote gripzak met daarin een witte substantie. Ik ben taakaccenthouder verdovende middelen en herkende de substantie als zijnde 3MMC dan wel 4 MMC. Vervolgens hoorden wij dat de bestuurder verklaarde dat hij in het portier aan de bestuurderszijde 12.000 euro had liggen. Ik, [verbalisant 2], vond op voornoemd locatie een enveloppe met daarin een bedrag wat later bleek te zijn 12.820 euro. . Wij hoorden de bestuurder zeggen dat hij dat geld van de tenaamgestelde had gekregen en dat dat een vriend zou zijn. Onderweg naar het cellencomplex nam ik, [verbalisant 1], om 00.25 uur een speekseltest af bij de bestuurder. Het resultaat van dit speekseltest bleek positief voor THC.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4], van 31 december 2022, pagina’s 5 en 6, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisanten:
In het voertuig troffen wij een rood kleurige Kruitvat plastictas. Deze tas bevond zich op de achterbank, achter de bijrijder stoel. In deze plastictas troffen wij meerdere witte, geopende, enveloppen. Wij zagen dat het 8 enveloppen betrof. Ik zag dat de 8 enveloppen het volgende
opschrift hadden:
-1000 verhuizing 2#
-1K verhuizing #3
-1000 #4
-1000 #5
-1000 #6
-1000 #7
- #9
- #10
Tevens vonden wij in deze plastictas een zwartkleurig notitieboekje. Wij opende dit
notitieboekje. Wij zagen dat op de eerste pagina's meerdere namen stonden met hieraan gekoppeld telefoonnummers. Tevens zagen wij achterin het boekje meerdere drugssoorten met inkoopprijzen staan. Wij doorzochten het voertuig verder. In het dashboardkastje troffen wij nog een gripzakje met een kleine hoeveelheid hennep en een half opgerookte joint.
3.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, van 9 mei 2023, pagina’s 26 t/m 32, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
O: Tijdens de staandehouding door de politie gaf je zelf aan dat er een aanzienlijk geldbedrag in een envelop in het vak van de bestuurdersportier lag.
V: Van wie is dit geld?
A: Het was van mij.
V: Wat kunt u verder verklaren omtrent het geldbedrag dat vandaag bij u is aangetroffen?
A: Briefjes van 20, 50, 100 en 200.
V: Wat kun je vertellen over deze rode plastic tas?
A: Er zaten wat spullen in, wat enveloppen. Ik heb nog een boekje gevonden in mijn
spullen met telefoonnummer, maar dat is al heel oud. De enveloppen die erin zaten
waren de enveloppen waarin ik het geld eerst verdeeld had.
V; Zat er ook verdovende middelen in?
A: Ik had van tevoren wiet gekocht in een coffeeshop. Ik had in totaal 5 gram gekocht
en dat lag in de auto, in mijn jaszak, in het dashboardkastje en volgens mij lag er
nog een halve joint in de asbak.
V: In die tas zat een klein zwart boekje. Wat kun je vertellen over dat boekje?
A: In 2020 toen heb ik daar allemaal nummers en codes ingeschreven. Dat boekje is bij
mijn inboedel gegaan en toevallig heb ik dat weer gevonden. Ik had het in de auto
gelegd, maar ik had er eigenlijk niet eens ingekeken. Het lag in de auto omdat ik
geen telefoonnummers meer had. Als ik dan een telefoonnummer nodig had kon ik daarin
kijken.
V: Van wie is dat boekje?
A: Dat is mijn boekje. Dat lag in mijn inboedel.