ECLI:NL:RBOVE:2024:961

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
10650909 \ CV EXPL 23-3097
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over herstel gas-, water- en elektriciteitsvoorzieningen en huurbetalingen tussen chaletbezitters en campingexploitant

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel, gaat het om een geschil tussen twee partijen, aangeduid als partij A en partij B, over de eigendom en huur van een chalet op camping 't partij B. Partij A, bestaande uit twee eisers, heeft een chalet in eigendom en huurt de staanplaats van partij B, die verantwoordelijk is voor de levering van gas, water en elektriciteit tot de hoofdmeterkast. In conventie vordert partij A dat partij B de leidingen van gas, water en elektriciteit herstelt en een schadevergoeding betaalt wegens misgelopen huur en waterschade. In reconventie vordert partij B betaling van de eindafrekening voor gas, water en elektriciteit en de huur van de staanplaats voor het jaar 2023.

De procedure omvat een tussenvonnis, een mondelinge behandeling en diverse stukken, waaronder facturen en correspondentie tussen de partijen. De kantonrechter oordeelt dat partij B verantwoordelijk is voor de levering van de voorzieningen en dat het afsluiten daarvan een te zwaar middel is. De vordering van partij A tot herstel van de leidingen wordt toegewezen, evenals de schadevergoeding voor de geleden schade in januari 2022. De vordering van partij B in reconventie wordt afgewezen, omdat partij A zich terecht op opschorting van hun betalingsverplichting beroept. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10650909 \ CV EXPL 23-3097
Vonnis van 20 februari 2024
in de zaak van

1.[partij A 1],

te [woonplaats 1],
2.
[partij A 2],
te [woonplaats 2],
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [partij A],
gemachtigde: Fazet Administratiekantoor,
tegen

1.[partij B 1] V.O.F.,

te [vestigingsplaats],
en haar vennoten
2.
[partij B 2],
te [woonplaats 3],
3.
[partij B 3],
te [woonplaats 4],
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [partij B] en gedaagden sub 2 en 3 afzonderlijk: [partij B 2] en/of [partij B 3],
gemachtigde: mr. M. Douwenga.

1.Waar deze zaak over gaat

1.1.
[partij A] hebben samen een chalet in eigendom. Dat chalet staat op camping [partij B]. [partij A] huren de staanplaats van het chalet van [partij B]. [partij B] levert gas, water en elektriciteit tot de hoofdmeterkast bij de staanplaats. In conventie gaat het onder meer over de vraag of [partij B] de leidingen van gas, water en elektriciteitstoevoer van het chalet moeten herstellen, en of zij aan [partij A] een bedrag moet betalen vanwege misgelopen huur en waterschade. In reconventie is onder meer aan de orde of [partij A] nog een bedrag aan [partij B] moeten betalen vanwege de eindafrekening van gas, water en elektriciteit over 2022 en de huur van de staanplaats voor het jaar 2023.
2. De procedure
2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 oktober 2023,
- de conclusie van antwoord in reconventie,
- de mondelinge behandeling van 8 januari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de spreekaantekeningen van mr. Douwenga.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

in conventie en in reconventie
3.1.
[partij B 2] en [partij B 3] exploiteren een camping in [vestigingsplaats], genaamd [partij B]’. Zij verhuren op die camping onder andere staanplaatsen aan personen die daar een chalet op plaatsen. [partij B] levert in dat geval gas, water en elektriciteit tot de hoofdmeterkast bij de staanplaats. De huurder is verantwoordelijk voor de aansluiting vanaf de meterkast tot in het chalet. Het jaarlijks voor de staanplaats te betalen bedrag is inclusief 2 kuub water en 75 kwh elektriciteit.
3.2.
Op 28 juni 2021 hebben [partij A] drie chalets op het terrein van [partij B] (over)gekocht. Het gaat om de chalets op staanplaatsen 84, 86 en 94. Twee chalets zijn begin 2022 (door)verkocht aan een derde. [partij A] hebben het chalet op staanplaats 86 (hierna: het chalet) behouden. Dit chalet is bestemd voor verhuur.
3.3.
[partij A] hebben op 18 november 2021 een bedrag van € 4.500,00 aan [partij B] betaald voor de huur van de staanplaatsen.
3.4.
Op 4 januari 2022 hebben [partij A] voor een bedrag van in totaal € 2.005,62 schade geleden bij het chalet op staanplaats 84 (hierna: het chalet).
3.5.
Op 7 februari 2022 heeft [partij B] een factuur van € 1.550,00 naar [partij A] gestuurd voor de kosten van de staanplaats van het chalet voor 2022.
3.6.
[partij A] hebben [partij B] op 23 februari 2022 een brief gestuurd. Daarin geven zij onder andere aan het niet eens te zijn met de factuur voor de kosten van de staanplaats. Verder geven zij aan dat zij op 4 januari 2022 schade hebben geleden die is ontstaan door toedoen van [partij B] (hierna ook: de schade).
3.7.
Op 12 december 2022 heeft [partij B] een factuur van € 4.026,18 naar [partij A] gestuurd vanwege de kosten van gas, water en elektriciteit. Onderaan deze factuur staat:
“Indien de betaling niet binnen de gestelde datum is voldaan, kunnen wij u extra kosten in rekening brengen. (…) Indien betaling als nog uitblijft kunnen wij de vordering uit handen geven aan incasso. Alle kosten zullen aan u doorgerekend worden. Ook kunnen wij in het uiterste geval overgaan tot het afsluiten van elektra en gas, tot alles is voldaan.”
3.8.
[partij A] hebben op 19 december 2022 aan [partij B] een aantal vragen over voornoemde factuur van 12 december 2022 gesteld.
3.9.
Vervolgens hebben [partij A] een aangepaste factuur ontvangen. Die factuur bedraagt € 3.046,91.
3.10.
Op 19 januari 2023 heeft [partij B] [partij A] een factuur gestuurd voor kosten in verband met de huur van de staanplaats van het chalet voor 2023, inclusief verhuurtoelage en huisvuiltoeslag. De factuur bedraagt in totaal € 2.005,01.
3.11.
Op of omstreeks 1 februari 2023 heeft [partij B] de toevoer van gas, water en elektriciteit van het chalet afgesloten. Er zijn kabels doorgesneden.
3.12.
Op 2 februari 2023 zijn de aansluitingen hersteld. Diezelfde dag heeft [partij B 2] de leidingen van het chalet kapotgetrokken en deels meegenomen.
3.13.
[partij A] hebben [partij B] op 6 februari 2023 aangeschreven en gesommeerd om de voorzieningen aan te sluiten en aangesloten te houden. Verder is [partij B] gesommeerd om tot betaling van de schade over te gaan.

4.Het geschil

in conventie en reconventie
4.1.
[partij A] vorderen – kort samengevat – hoofdelijke veroordeling van [partij B 2] en [partij B 3] om:
I. de leidingen van de gas, water en elektriciteitstoevoer van het chalet door een daartoe gespecialiseerd bedrijf te laten herstellen onder afgifte van een herstelbewijs en deze vervolgens ongemoeid te laten, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag,
II. aan [partij A] te betalen een bedrag van € 770,- per maand vanaf 1 februari 2023 tot twee maanden nadat herstel van de voorzieningen heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover,
III. aan [partij A] te betalen een bedrag van € 2.005,62 vanwege de herstelkosten van de schade van januari 2022, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover,
IV. aan [partij A] te betalen de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten inclusief nakosten.
4.2.
[partij B] voert verweer en stelt een tegenvordering in. Zij wil dat [partij A] worden veroordeeld tot betaling van de aangepaste eindafrekening gas, water en elektriciteit over 2022 van € 3.046,91 en de factuur van de huur van de staanplaats voor het jaar 2023 van € 2.005,01, zijnde in totaal € 5.051,92. [partij B] vraagt over dit bedrag wettelijke rente. Verder vordert [partij B] dat [partij A] worden veroordeeld tot betaling van € 627,60 aan buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten, inclusief nakosten.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie
Gas, water en elektriciteitstoevoer
5.1.
[partij A] willen dat de leidingen van de gas, water en elektriciteitstoevoer van het chalet worden hersteld. De kantonrechter wijst die vordering toe en overweegt als volgt. Het staat vast dat [partij B] verantwoordelijk is voor de levering van gas, water en elektriciteit tot de hoofdmeterkast op de staanplaats. [partij B] heeft erkend dat zij de toevoer van gas, water en elektriciteit omstreeks 1 februari 2023 heeft afgesloten door kabels door te snijden. Op 2 februari 2023 zijn de aansluitingen hersteld. Diezelfde dag heeft [partij B 2] de leidingen van het chalet kapotgetrokken en deels meegenomen. [partij B] heeft aangegeven dat zij dit gedaan heeft, omdat [partij A] facturen onbetaald lieten. In de algemene voorwaarden en onderaan de facturen staat dat zij hiertoe dan kan overgaan. Naar het oordeel van de kantonrechter kan dit haar handelen echter niet rechtvaardigen. Het staat namelijk vast dat [partij B] verantwoordelijk is voor de levering van gas, water en elektriciteit tot de meterkast op de standplaats. Zelfs als [partij A] een betalingsachterstand zouden hebben – waarop in reconventie nader ingegaan zal worden – dan geldt naar het oordeel van de kantonrechter dat het afsluiten van de aansluitingen van gas, water en elektra door [partij B] een te zwaar middel is. Deze voorzieningen zijn immers essentieel voor het gebruik van het chalet. Dat betekent dat het in beginsel op de weg van [partij B] ligt om de toevoer te herstellen. [partij B] stelt zich op het standpunt dat zij dat ook heeft gedaan. Volgens [partij B] heeft zij de stroomkabel omstreeks 15 februari 2023 alweer hersteld en heeft zij de andere leidingen ongemoeid gelaten, waardoor er – zo begrijpt de kantonrechter – nu niets meer te herstellen valt. De kantonrechter volgt [partij B] daar niet in. Weliswaar hebben [partij A] niet weersproken dat de leidingen die [partij B 2] kapot getrokken en deels meegenomen had inmiddels zijn hersteld, maar het staat vast dat de zekering bij de hoofdaansluiting nog niet weer is aangezet. Die zekering bevindt zich in de hoofdmeterkast. De hoofdmeterkast is voorzien van een slot, waar alleen [partij B] de sleutels van heeft. Bovendien heeft [partij B] de gaskraan dichtgedraaid. De leidingen ter zake de gas, water en elektriciteitstoevoer zijn in zoverre dan ook nog niet hersteld. [partij B] zal daarom tot herstel worden veroordeeld.
5.2.
Voor het laten uitvoeren van de herstelhandelingen door een gecertificeerd bedrijf onder afgifte van een herstelbewijs, ziet de kantonrechter geen rechtsgrond. [partij A] hebben in dit verband gesteld dat stroom- en gaskabels voor gevaarzetting kunnen zorgen, maar niet gesteld of gebleken is dat met die kabels zelf nog iets moet gebeuren. [partij B] moet alleen de zekering van de stroom omzetten en de gaskraan opendraaien. Dit deel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.
5.3.
Na herstel moet [partij B] de leidingen van gas, water en elektriciteit ongemoeid en vrij laten. Zij dient ervoor te zorgen dat de voorzieningen blijvend geleverd kunnen worden, zodat [partij A] en/of hun huurders daarvan ongestoord genot kunnen hebben. [partij B] zal daartoe veroordeeld worden.
5.4.
De kantonrechter ziet aanleiding voor toewijzing van de gevorderde dwangsom, omdat dit een extra prikkel tot nakoming vormt. De dwangsom zal op € 50,00 per dag worden gesteld, met een maximum van € 3.000,00.
Gederfde huurinkomsten
5.5.
[partij A] vorderen een bedrag van € 770,- per maand vanaf 1 februari 2023 tot twee maanden nadat herstel van de voorzieningen heeft plaatsgevonden. Zij stellen dat zij het chalet voor € 770,00 per maand verhuurden en dat zij dit bedrag sinds februari 2023 zijn misgelopen. Het chalet kan immers vanaf dat moment niet meer verhuurd worden, omdat door toedoen van [partij B] de voor bewoning essentiële voorzieningen (gas, water en elektricitiet) niet meer beschikbaar zijn. De kantonrechter is van oordeel dat [partij A] hun stellingen onvoldoende – met stukken – hebben onderbouwd. Zo is er bijvoorbeeld geen huurovereenkomst of verklaring van de huurder overgelegd waaruit blijkt dat de huurder het chalet voor langere tijd zou huren. Ook kan niet worden vastgesteld dat de huur € 770,- per maand bedroeg. [partij A] hebben wel een betalingsbewijs overgelegd waaruit blijkt dat de huurder op 16 december 2022 een bedrag van € 500,00 naar [partij A] heeft overgemaakt, maar er staat niet bij waar dit bedrag voor is. Bovendien komt dit bedrag niet overeen met de gestelde maandelijkse huurprijs. Daarbij komt dat [partij A] in hun brief van 6 februari 2023 hebben aangekondigd om een kort geding tegen [partij B] op te starten. Dit hebben zij niet gedaan. Dit had in het kader van een schadebeperkingsplicht wel op hun weg gelegen. De vordering van [partij A] tot betaling van de huur vanaf februari 2023 zal dan ook worden afgewezen.
Vergoeding schade januari 2022
5.6.
[partij A] stellen dat zij op 4 januari 2022 door toedoen van [partij B] voor een bedrag van € 2.005,62 schade hebben geleden en zij vorderen betaling hiervan. De kantonrechter is van oordeel dat deze vordering voor toewijzing in aanmerking komt. [partij B] heeft niet betwist dat de schade is ontstaan doordat de zekering in het chalet in de hoofdmeterkast uitstond, waardoor de elektrische ringverwarming niet meer werkte en de leidingen kapot gevroren en gescheurd zijn. [partij B] is verantwoordelijk voor de levering van gas, water en elektriciteit tot de hoofdmeterkast bij de staanplaats. [partij B] moet ervoor zorgen dat de zekeringen aangezet zijn. [partij B] heeft aangevoerd dat zij de zekering niet heeft uitgezet en dat derden dat moeten hebben gedaan, maar dat verweer kan niet slagen. [partij B] is de enige die in de hoofdmeterkast kan komen en zij heeft ook niet voldoende aannemelijk gemaakt dat een derde aan de zekering gezeten heeft. Dat betekent dat [partij B] aansprakelijk is voor de door [partij A] geleden schade. [partij B] heeft de hoogte van de schade niet betwist. De vordering van [partij A] zal worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.7.
[partij A] maken aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Deze vordering is niet toewijsbaar. Niet gesteld is dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht.
in reconventie
De factuur voor de eindafrekening gas, water en stroom voor 2022
5.8.
[partij B] vordert in reconventie onder meer betaling van de factuur voor de eindafrekening van gas, water en stroom over 2022 van in totaal € 3.046,91. Volgens [partij B] is er in 2022 48 m2 water verbruikt, 50 m3 gas en 3560 kWh elektriciteit. Op het verbruik is 2 kuub water en 75 kWh elektriciteit in mindering gebracht en het overige verbruik is in rekening gebracht tegen de tarieven zoals vermeld op de website van [partij B], aldus [partij B]. De kantonrechter wijst de vordering van [partij B] af. Naar het oordeel van de kantonrechter hebben [partij A] zich terecht op opschorting van hun (eventuele) betalingsverplichting beroepen. [partij A] hebben de factuur gemotiveerd betwist. Zij hebben onder meer aangevoerd dat de begin- en eindstanden niet juist zijn en dat uit de factuur niet blijkt voor welke periode of welk chalet de factuur bestemd is. Verder voeren [partij A] aan dat [partij B] een veel hoger tarief in rekening brengt dan redelijk is. Gelet op het gemotiveerde verweer van [partij A] had het op de weg van [partij B] gelegen om de totstandkoming van de eindafrekening nader toe te lichten. Dat geldt temeer nu [partij A] hier al kort na ontvangst van de eindafrekening om hebben gevraagd. [partij B] heeft echter tot op heden niet (met stukken) onderbouwd hoe de factuur tot stand is gekomen. Nog los van de discussie over de gehanteerde tarieven, geldt dat onvoldoende inzicht is gegeven over hoe tot de berekening is gekomen. Zo blijken de meterstanden bijvoorbeeld nergens uit. Ook is geen onderliggende factuur van de leverancier overgelegd. Zolang dit niet is gebeurd, hoeven [partij A] de factuur niet te betalen.
De factuur voor de staanplaats van het chalet voor 2023
5.9.
[partij B] vordert verder betaling van de factuur voor de staanplaats van het chalet voor 2023. De kantonrechter is van oordeel dat [partij A] deze factuur van in totaal € 2.005,01 incl. btw moeten betalen. [partij A] hebben aangevoerd dat [partij B] al voordat de betaaltermijn van deze factuur was verstreken, de voorzieningen van het gas, water en de stroom had afgesneden. [partij A] hebben naar eigen zeggen in 2023 - behalve de maand januari - dan ook geen genot kunnen hebben van het chalet. De kantonrechter vat dit op als een beroep op de redelijkheid en billijkheid. Dit beroep gaat niet op. Zoals eerder al is overwogen, had het op de weg van [partij A] gelegen om eerder actie te ondernemen tegen het afsluiten van de voorzieningen, bijvoorbeeld door een kort geding te starten. Bovendien heeft het chalet wel het hele jaar op de staanplaats gestaan. [partij A] hebben de factuur op zichzelf ook niet betwist. De kantonrechter is daarom van oordeel dat [partij A] de factuur moeten betalen.
5.10.
[partij A] hebben verder een beroep op verrekening respectievelijk opschorting gedaan. Zij willen in de eerste plaats dat het bedrag dat zij in november 2021 hebben betaald (€ 4.500,00) wordt verrekend met de factuur van de staanplaats voor 2023. Zij stellen dat dit bedrag is betaald voor de staanplaatsen van de toen nog drie chalets voor het jaar 2022. Aangezien twee van de drie chalets kort na de betaling zijn verkocht aan derden en die derden voor het jaar 2022 zelf een factuur van [partij B] ontvingen voor het stageld voor 2022, hebben [partij A] voor de staanplaats van het overgebleven chalet al voor drie jaar vooruit betaald. Nergens blijkt uit in hoeverre [partij B] hier rekening mee heeft gehouden en op welke factuur dit voorschot is afgeboekt, aldus [partij A]. De kantonrechter zal dit verrekeningsverweer passeren, omdat de juistheid van een eventuele tegenvordering niet eenvoudig is vast te stellen (artikel 6:136 BW). [partij B] heeft namelijk aangevoerd dat er per jaar per staanplaats een bepaald bedrag moet worden betaald. [partij A] hebben dat betwist. Wat hierover precies is afgesproken, is niet duidelijk. Daarbij komt dat niet duidelijk is van wanneer tot wanneer [partij A] welke chalets precies in eigendom hebben gehad en wat er precies aan de nieuwe eigenaren is gefactureerd.
5.11.
In de tweede plaats beroepen [partij A] zich op verrekening met de door hen gestelde huurschade. Ook dit beroep op verrekening slaagt niet. Hiervoor in conventie is namelijk al overwogen dat [partij A] op dit punt geen vordering op [partij B] hebben.
5.12.
Tot slot beroepen [partij A] zich op verrekening met de schade van januari 2022. De kantonrechter is van oordeel dat dit bedrag van € 2.005,62 voor verrekening in aanmerking komt. Deze vordering is in conventie toegewezen en aan de vereisten voor verrekening is voldaan.
5.13.
De conclusie van wat hiervoor besproken is, is dat [partij A] een bedrag van € 2.005,01 incl. btw aan [partij B] moeten betalen vanwege de kosten voor de staanplaats van het chalet voor 2023. [partij A] kunnen hierop een bedrag van € 2.005,62 in mindering brengen. Dat betekent dat de in reconventie gevorderde hoofdsom door verrekening teniet gaat. De vordering in reconventie zal daarom worden afgewezen.
5.14.
[partij B] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Nu het beroep van [partij A] op verrekening slaagt en zij daarom niets meer aan [partij B] verschuldigd zijn, zal de vordering van buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
Tot slot
5.15.
Na verrekening resteert nog een bedrag van € 0,61 dat [partij B] aan [partij A] moet betalen. Dat is het bedrag dat in conventie zal worden toegewezen. De hierover gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen met ingang van de datum van dagvaarding, omdat niet is gesteld en onderbouwd waarom de rente met ingang van een andere datum verschuldigd is.
5.16.
Beide partijen zijn zowel in conventie als in reconventie op enkele punten in het (on)gelijk gesteld. Dat is reden voor de kantonrechter om de proceskosten in zijn geheel te compenseren.

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt [partij B] hoofdelijk om de leidingen van de gas, water en elektriciteitstoevoer van het chalet te (laten) herstellen en deze vervolgens ongemoeid en vrij te laten en er voor te zorgen dat die voorzieningen blijvend geleverd worden zodat [partij A] en/of hun huurders daarvan ongestoord het genot kunnen hebben, zulks op straffe van een dwangsom van € 50,- per dag, met een maximum van € 3.000,00,
6.2.
veroordeelt [partij B] hoofdelijk om aan [partij A] te betalen een bedrag van € 0,61, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW hierover, gerekend vanaf 28 juli 2023 tot de dag van volledige betaling,
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.5.
wijst af het meer of anders gevorderde,
in reconventie
6.6.
wijst de vorderingen af,
6.7.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C.M. Manders en in het openbaar uitgesproken op
20 februari 2024.