ECLI:NL:RBOVE:2024:96

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 januari 2024
Publicatiedatum
4 januari 2024
Zaaknummer
08/031915-21 (P) en 08/284826-22
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en heling van voertuigen door meerdere verdachten met gevangenisstraf als gevolg

Op 4 januari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen en helingen van voertuigen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal door twee of meer verenigde personen, medeplegen van opzetheling en schuldheling. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten betrokken was bij de diefstal van verschillende voertuigen, waaronder Fiat Ducato's, een Peugeot Boxer, een Mercedes-Benz Sprinter en een BMW 320ed. De diefstallen vonden plaats tussen 2019 en 2022, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten een modus operandi hanteerden die duidde op een georganiseerde aanpak. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak, wat heeft geleid tot een vermindering van de straf. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan benadeelde partijen, waaronder [bedrijf 4] en [slachtoffer 1]. De rechtbank heeft de vordering van [bedrijf 4] tot schadevergoeding toegewezen, maar de vordering van [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08/031915-21 (P) en 08/284826-22 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum vonnis: 4 januari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 14 december 2023 en 4 januari 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N. Menouar en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R. Schreudering, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] door mr. M. van der Steeg is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

Voor de leesbaarheid van dit vonnis nummert de rechtbank de feiten van de zaak met parketnummer 08/031915-21 als feiten 1 tot en met 14 en het feit van de zaak met parketnummer 08/284826-22 als feit 15.
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met anderen een Fiat Ducato met kenteken [kenteken 1] heeft gestolen dan wel geheeld;
feit 2:samen met anderen een Fiat Ducato met kenteken [kenteken 2] heeft gestolen dan wel geheeld;
feit 3:samen met anderen een Fiat Ducato met kenteken [kenteken 3] heeft gestolen dan wel dat voertuig of onderdelen van dat voertuig heeft geheeld;
feit 4:samen met anderen een Peugeot Boxer met het kenteken [kenteken 4] of onderdelen daarvan heeft geheeld;
feit 5:een motorboot van het merk Atlantic Marine met registratienummer [nummer 1] met bijbehorende buitenboordmotor en/of een aanhanger van het merk Pega 1800 met kenteken [kenteken 5] heeft geheeld;
feit 6:een Mercedes-Benz Sprinter met kenteken [kenteken 6] heeft gestolen dan wel geheeld;
feit 7:een Mini Cooper met het kenteken [kenteken 7] heeft geheeld;
feit 8:samen met anderen een BMW 320ed met het kenteken [kenteken 8] of onderdelen van dat voertuig heeft geheeld;
feit 9:een Mercedes-Benz C400 met het kenteken [kenteken 9] heeft gestolen dan wel geheeld;
feit 10:een auto ambulance van het merk Mercedes-Benz met het kenteken [kenteken 10] of onderdelen daarvan heeft geheeld;
feit 11:een Citroën Jumper met het kenteken [kenteken 11] heeft geheeld;
feit 12:samen met anderen een Fiat Ducato met kenteken [kenteken 12] en/of gereedschap(pen) en/of machine(s) en/of accu’s en/of trappen en/of gasbranders en/of opberg boxen en/of packouts heeft gestolen dan wel geheeld;
feit 13:samen met anderen een adereindhulstang van het merk Baurix en/of een doosje met een of meer adereindhuls(zen) van het merk Baurix heeft geheeld;
feit 14: samen met andereneen Mercedes-Benz type Sprinter met het kenteken [kenteken 13] of onderdelen van dat voertuig heeft geheeld;
feit 15:een fiets van het merk Babboe-Go heeft geheeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1
primair
hij op/in of omstreeks de periode van 18 november 2020 tot en met 19 november 2020, te Kampen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een voertuig van het merk Fiat Ducato met het kenteken [kenteken 1] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] B.V. (zaak 1), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair
hij op of omstreeks de periode van 18 november 2020 tot en met 20 november 2020, te Kampen en/of Steenwijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een voertuig van het merk Fiat Ducato met het kenteken [kenteken 1] , althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 2
primair
hij op/in of omstreeks de periode van 8 november 2020 tot en met 9 november 2020, te Nieuwleusen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een voertuig van het merk Fiat Ducato, kenteken [kenteken 2] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 2] B.V. (zaak 3), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair
hij op/in of omstreeks de periode van 8 november 2020 tot en met 20 november 2020, te Nieuwleusen en/of Steenwijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een of meer onderdeel/delen van), een voertuig van het merk Fiat Ducato met het kenteken [kenteken 2] , althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 3
primair
hij op/in of omstreeks de periode van 28 oktober 2020 tot en met 30 oktober 2020, te Zwolle, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een voertuig van het merk Fiat Ducato met het kenteken [kenteken 3] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 3] B.V. (zaak 4), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair
hij op/in of omstreeks de periode van 28 oktober 2020 tot en met 20 november 2020, te Zwolle en/of Steenwijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een of meer onderdeel/delen van), een voertuig van het merk Fiat Ducato met het kenteken [kenteken 3] , althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 4
hij op/in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 20 november 2020, te Zwolle en/of Steenwijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een of meer onderdeel/delen van), een voertuig van het merk Peugeot Boxer met het kenteken [kenteken 4] (zaak 5), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 5
hij op/in of omstreeks de periode 6 september 2020 tot en met 20 november 2020, te Monnickendam en/of Steenwijk (zaak 6), althans in Nederland,
  • een motorboot (althans een vaartuig) van het merk Atlantic Marine met registratienummer [nummer 1] met bijbehorende buitenboordmotor en/of,
  • een aanhanger van het merk Pega 1800 met kenteken [kenteken 5] , althans een goed

heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

feit 6
primair
hij op/in of omstreeks de periode van 25 december 2019 tot en met 26 december 2019 te Zwolle, althans in Nederland, een voertuig van het merk Mercedes-Benz Sprinter met kenteken [kenteken 6] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 4] (zaak 7), in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair
hij op/in of omstreeks de periode van 25 december 2019 tot en met 20 november 2020 te Zwolle en/of Steenwijk, althans in Nederland, een voertuig van het merk Mercedes-Benz Sprinter met kenteken [kenteken 6] , althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 7
hij op/in of omstreeks de periode van 28 juni 2016 tot en met 20 november 2020 te Woerden en/of Steenwijk, althans in Nederland, een voertuig van het merk Mini Cooper met het kenteken [kenteken 7] (zaak 8), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 8
hij op/in of omstreeks de periode van 1 november 2020 tot en met 20 november 2020 te Oosterhout en/of Steenwijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een of meer onderdeel/delen van), een voertuig van het merk BMW 320ed met het kenteken [kenteken 8] (zaak 10), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 9
primair
hij op/in of omstreeks de periode van 9 oktober 2020 tot en met 10 november 2020, te Deventer, althans in Nederland, een voertuig (met kentekenplaat/platen) van het merk Mercedes-Benz C400 met het kenteken [kenteken 9] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] (zaak 11), in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair
hij op/in of omstreeks de periode van 9 oktober 2020 tot en met 20 november 2020, te Deventer en/of Steenwijk, althans in Nederland, een voertuig van het merk Mercedes-Benz C400 met het kenteken [kenteken 9] en/of bijbehorende kentekenplaat/platen met het kenteken [kenteken 9] , althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 10
hij op/in of omstreeks de periode van 6 oktober 2018 tot en met 20 november 2020, te Epe en/of Steenwijk, althans in Nederland, (een of meer onderdeel/delen van), een voertuig (zijnde een auto ambulance) van het merk Mercedes-Benz met het kenteken [kenteken 10] (zaak 12), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 11
hij op/in of omstreeks de periode van 18 februari 2020 tot en met 20 november 2020, te Steenwijk, althans in Nederland, een voertuig van het merk Citroën Jumper met het kenteken [kenteken 11] (zaak 13), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 12
primair
hij op of omstreeks 2 mei 2021 te Zwolle (zaak 14), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
  • een voertuig van het merk Fiat Ducato met het kenteken [kenteken 14] , en/of
  • een of meerdere gereedschap(pen) en/of machine(s) van grote waarde van verscheidene merken, en/of
  • een of meerdere accu’s, en/of
  • een of meerdere trap(pen), en/of
  • een of meerdere gasbrander(s), en/of
  • een of meerdere opberg box(en),
  • een of meerdere packout(s), en/of
  • een of meerdere gasbrander(s),

in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] (zaak 14), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

subsidiair
hij op/in of omstreeks 2 mei 2021tot en met 3 mei 2021, te Zwolle, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
  • een voertuig van het merk Fiat Ducato met het kenteken [kenteken 14] , en/of
  • een of meerdere gereedschap(pen) en/of machine(s) van grote waarde van verscheidene merken, en/of
  • een of meerdere accu’s, en/of
  • een of meerdere trap(pen), en/of
  • een of meerdere gasbrander(s), en/of
  • een of meerdere opberg box(en),
  • een of meerdere packout(s), en/of
  • een of meerdere gasbrander(s),

althans een of meerdere goed(eren) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/die goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het/die een door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;

feit 13
hij op of omstreeks 3 mei 2021 te Zwolle (zaak 14), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
  • een adereindhulstang van het merk Baurix, en/of
  • een doosje met een of meer adereindhuls(zen) van het merk Baurix althans een of meerdere goed(eren)

heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/die goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het/die een door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;

feit 14
hij op/in of omstreeks de periode van 17 december 2019 tot en met 20 november 2020 te Haarlemmermeer en/of Steenwijk (zaak 15), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een of meer onderdeel/delen van), een voertuig van het merk Mercedes-Benz type sprinter met het kenteken [kenteken 13] en/of (namelijk) een bijbehorend multimediasysteem, althans een of meerdere goed(eren) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 15
hij op of omstreeks 8 oktober 2022 in de gemeente Zwolle, een fiets (van het merk Babboe-Go), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4, 5, 6 primair, 7, 8, 9 primair, 10, 11, 12 primair, 13, 14 en 15 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft algehele vrijspraak bepleit. Er zijn vermoedelijk van diefstal afkomstige voertuigen en/of onderdelen en vaartuigen met trailer in het door verdachte gehuurde bedrijfspand aangetroffen. Van een aantal van die voer- en vaartuigen hebben anderen verklaard dat zij dat voer-of vaartuig hebben gekocht. Ook had verdachte een deel van het door hem gehuurde pand onderverhuurd aan medeverdachte [medeverdachte 1] en waren er vaak diverse personen in de [bedrijf 5] aanwezig. Verdachte had niet op alles zicht.
Voorts heeft de raadsman ten aanzien van de onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 6 primair en 9 primair ten laste gelegde feiten aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte een wezenlijke bijdrage heeft gehad ten aanzien van de wegnemingshandelingen.
Ten aanzien van de onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 subsidiair, 4, 5, 6 subsidiair, 7, 8, 9 subsidiair, 10, 11, 12 subsidiair, 13, 14 en 15 ten laste gelegde feiten heeft de raadsman betoogd dat bij verdachte geen wetenschap bestond van het feit dat de goederen van diefstal afkomstig waren en dat hij dat ook niet behoefde te vermoeden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 14
3.3.1
Inleiding
Aanleiding
Op 20 november 2020 ontving de politie via Meld Misdaad Anoniem (hierna: MMA) een bericht, inhoudende dat twee gestolen busjes, een zwarte met kenteken [kenteken 15] en een witte, zich zouden bevinden op het terrein of in het pand van de [bedrijf 5] , aan de [adres 1] (hierna: [bedrijf 5] ). Uit de systemen van de politie bleek dat in de nacht van 18 op 19 november 2020 twee bestelbusjes werden gestolen in Kampen, die voldeden aan de (summiere) beschrijving in het MMA-bericht, namelijk een witte Fiat Ducato met kenteken [kenteken 1] en een zwarte Fiat Ducato met het kenteken [kenteken 16] .
Doorzoeking
Naar aanleiding van deze informatie heeft op 20, 21 en 22 november 2020 een doorzoeking plaatsgevonden op het perceel en in het pand van [bedrijf 5] . Het pand was globaal verdeeld in drie grote ruimtes en wat kleinere ruimtes, zoals een kantoor en een opslag. De drie grote ruimtes betroffen de wasstraat, de voorzijde, die was ingericht als showroom en een stalling voor voertuigen, en de achterzijde, die was ingericht als garage. Verdeeld over het pand en het terrein stonden personenauto’s, bestelbussen, een boot met trailer en bevonden zich meerdere kratten met auto-onderdelen. De aangetroffen goederen werden onderzocht door specialisten van het Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit (hierna: LIV), het Verzekeringsbureau Voertuigcriminaliteit (hierna: VBV), het Landelijk Vaartuigen Team (hierna: LAVA-team) en de afdeling Forensische Opsporing van de politie (hierna: FO). Uit een eerste onderzoek ter plaatste door het LIV bleek van de aanwezigheid van een aantal gestolen voer- en vaartuigen en omgekatte voertuigen. Deze en andere voertuigen die zich in het pand of op het terrein bevonden, werden door het VBV in beslag genomen, afgesleept en later op een andere locatie onderzocht. Ook werden digitale gegevensdragers, waaronder een actief draaiend beveiligingscamerasysteem van het merk Foscam, in beslag genomen en onderzocht door de FO. Voorafgaand aan de doorzoeking in het pand van [bedrijf 5] , reed net een personenauto weg van het pand. Het betrof een Peugeot 308 voorzien van kenteken [kenteken 17] . De bestuurder van de auto was medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ).
Vervolging verdachten
De uitkomsten van de onderzoeken door het LIV, het VBV en de FO hebben geresulteerd in vervolging van verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) ter zake van diefstal in vereniging en/of heling van meerdere voertuigen en/of vaartuigen en/of onderdelen van voertuigen.
3.3.2
Bewezenverklaring van de feiten 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8 en 12
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen verdachte wordt verweten onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8 en 12 wettig en overtuigend bewezen is.
Daartoe overweegt de rechtbank het onderstaande, waarbij wordt opgemerkt dat de bewijsmiddelen in hun onderling verband en samenhang gebezigd worden.
Algemeen
Betrokkenheid van verdachten bij [bedrijf 5]
Verdachte huurde sinds februari 2018 [bedrijf 5] van transportbedrijf
[bedrijf 6] . Hij verklaarde voor de facturering te zorgen en in de wasstraat te werken, naast werkzaamheden die hij in de handel in airco’s verrichtte voor zijn broer. Het achterste deel van het pand, ingericht als garage, heeft verdachte vanaf december 2019 onderverhuurd aan zijn neef, [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] verklaarde als tegenprestatie daarvoor een paar dagen in de week in de wasstraat te werken. Vanaf december 2020 zou hij huur gaan betalen en officieel een autobedrijf vestigen in de achterzijde van het pand. [medeverdachte 2] was ook regelmatig op het bedrijf aanwezig. Hij zou werken in de wasstraat en poetste, onderhield en repareerde auto’s. In ruil daarvoor mocht hij ook voor klussen die hij van anderen kreeg, gebruik maken van de voorzieningen in de garage aan de achterzijde van het pand.
Bedrijfsactiviteiten
Alle drie de verdachten hebben verklaard (mede) in de wasstraat werkzaam te zijn geweest. De rechtbank stelt echter vast dat uit het dossier nauwelijks blijkt van enige bedrijvigheid in de wasstraat in de afgelopen jaren. Getuige [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ), werkzaam als bedrijfsleider bij verhuurder [bedrijf 6] , heeft daarover verklaard dat hij van meerdere chauffeurs hoorde dat de kwaliteit van de werkzaamheden in de twee jaar die verdachte het pand huurde enorm was teruggelopen en dat er steeds minder klanten kwamen. Volgens [getuige 1] was sprake van te weinig bedrijfsactiviteit voor een gezonde onderneming. Dit was voor transportbedrijf [bedrijf 6] reden om het huurcontract met verdachte in september 2021 niet verlengen. [getuige 1] verklaarde verder dat er ’s nachts meer activiteiten in [bedrijf 5] plaatsvonden dan overdag. De situatie in en om het pand beschreef hij als volgt.
“Er waren ook heel vaak kleine vrachtwagens, type B rijbewijs, die doorlopend veel aanwezig waren. Deze hebben er nooit langer dan een maand gestaan. Daarnaast veel oude kapotte auto's. Het leek soms ook meer op een autosloperij, maar die bleven ongeveer een maand”.
Camerabeelden
In het dossier bevinden zich voorts stills van camerabeelden van zes verschillende camera’s die waren gekoppeld aan het in beslag genomen camerasysteem van [bedrijf 5] . Er zijn beelden van de periode van 20 oktober 2020 tot het moment van inbeslagname van het camerasysteem op 21 november 2020. In het dossier is te lezen dat de tijdstippen van de beelden 59 minuten en 18 seconden achterlopen op de werkelijke tijd. Waar in dit vonnis over tijdstippen van de camerabeelden van [bedrijf 5] wordt gesproken, betreft het de gecorrigeerde tijd, waarbij de rechtbank opmerkt dat voor de leesbaarheid van het vonnis één uur bij de tijdstippen wordt opgeteld en dat de tijdstippen zijn afgerond op hele minuten.
Modus operandi
De camerabeelden van [bedrijf 5] geven een beeld van de door verdachte en medeverdachten gehanteerde werkwijze. Op de beelden is te zien dat in de periode van
28 oktober 2020 tot en met 19 november 2020 meerdere voertuigen laat in de avond of in de nacht het pand van [bedrijf 5] werden ingereden. Deze voertuigen bleken later gestolen te zijn. Steeds waren verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op die avonden/in die nachten aanwezig bij [bedrijf 5] . De (al dan niet gestripte) voertuigen en/of onderdelen daarvan werden bij de doorzoeking op 20 november 2020 in en om het pand van [bedrijf 5] aangetroffen.
Toegespitst op de feiten
Hieronder zal de rechtbank de bewijsmiddelen per feit bespreken. Die bewijsmiddelen moeten worden gezien in onderling verband en in samenhang met hetgeen hierboven is weergegeven.
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
In de nacht van 18 op 19 november 2020 werd een Fiat Ducato met kenteken [kenteken 1] gestolen in Kampen van een parkeerplek nabij de woning van aangever [aangever 1] (hierna: [aangever 1] ). [aangever 1] heeft namens zijn werkgever, [bedrijf 1] B.V., aangifte gedaan van de diefstal.
Op camerabeelden van in en om [bedrijf 5] is te zien dat op 18 november 2020 rond 22:00 uur de Peugeot 308 met kenteken [kenteken 17] , met daarin tenminste drie personen, het terrein van [bedrijf 5] op komt rijden. Te zien is vervolgens dat verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de garage van het pand aanwezig zijn. Zowel [medeverdachte 1] als [medeverdachte 2] dragen op dat moment badslippers met witte strepen. Om 22:18 uur vertrekt de Peugeot 308 weer van het terrein met daarin drie personen. Op camerabeelden van de camera boven de voordeur van de woning aan de [adres 2] , nabij de locatie van de vervreemding van de Fiat Ducato, is te zien dat op 18 november 2020 om 23:27 uur een Peugeot 308 langsrijdt. Ongeveer twee minuten later is te zien dat twee mannen langslopen, waarvan één op badslippers. Een van die mannen wordt herkend als verdachte en de ander is vermoedelijk [medeverdachte 2] . Ongeveer tien minuten later rijdt de Peugeot 308 weer langs en kort daarna komen twee mannen op badslippers, die worden herkend als [medeverdachte 1] en vermoedelijk [medeverdachte 2] , teruglopen. Om 23:41 uur rijdt de Peugeot 308 weer langs, gevolgd door de gestolen Fiat Ducato. Die nacht, op 19 november 2020 om 01:14 uur, is op camerabeelden van [bedrijf 5] te zien dat een personenauto richting het terrein rijdt. [medeverdachte 2] stapt uit de auto aan de bijrijderszijde van de auto en opent het hek. Na de personenauto volgt, een minuut later, de gestolen Fiat Ducato met kenteken [kenteken 1] . De Fiat wordt richting de wasstraat gereden. Vanaf 01:18 uur is te zien dat zowel verdachte als [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in en om de garage aanwezig zijn. Om 01:44 uur zijn verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] allen op beeld te zien. [medeverdachte 1] heeft op dat moment een apparaat in handen, soortgelijk aan een ‘jammer’, die gebruikt wordt om signalen van bijvoorbeeld GPS systemen te verstoren. Wederom is te zien dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op badslippers lopen. Om 01:47 uur vertrekt de Peugeot 308 van het terrein, met daarin vermoedelijk alle drie de verdachten.
De telefoon van verdachte heeft ten tijde van de diefstal de zendmast aan de Wortmanstraat te Kampen, op korte afstand van de locatie van de diefstal, aangestraald en voordien en nadien werd de zendmast aan de [adres 3] , nabij [bedrijf 5] , aangestraald. Ook is uit onderzoek naar de telefoon van [medeverdachte 1] gebleken dat zijn toestel zich bevond op IOS locaties die overeenkomen met de tijdstippen en locaties van de diefstal en de aanwezigheid bij [bedrijf 5] . Verder werden screenshots van Facebookberichten van de diefstal van de Fiat Ducato, van een foto van voornoemde auto en van een bericht van aangever [aangever 1] op de telefoon van [medeverdachte 1] aangetroffen.
De gestolen Fiat Ducato werd op 20 november 2020 door de politie in de loods van [bedrijf 5] aangetroffen. Het voertuig was gestript. Onder andere de motor, de wielen, de deuren en de stoelen waren van het chassis verwijderd en lagen in de loods. Ook waren de chassisnummers bij de voorruit en de rechter voorwielkast verwijderd. Voor de bus lag een vuilniszak met daarin de bijbehorende kentekenplaten [kenteken 1] en onder de zonneklep in de auto zat een visitekaartje van aangever [aangever 1] .
De raadsman heeft ter terechtzitting betoogd dat aan de hand van de camerabeelden in Kampen niet kan worden vastgesteld dat verdachte in Kampen aanwezig was ten tijde van de diefstal. De herkenning van de verbalisant is twijfelachtig. Ook heeft de raadsman bepleit dat de telefoon van verdachte een telefoon van de zaak was. [bedrijf 5] was via doorschakeling op die telefoon bereikbaar. De telefoon werd bovendien door meerdere mensen gebruikt.
Anders dan de raadsman heeft gesteld, is de rechtbank van oordeel dat de herkenning van verdachte op de camerabeelden in Kampen voldoende en betrouwbaar is, zeker in samenhang bezien met de beelden van [bedrijf 5] . Ten aanzien van de telefoon van verdachte overweegt de rechtbank dat het toestel op naam van verdachte staat en dat uit de historische gegevens in het dossier kan worden afgeleid dat het toestel zich veelal op locaties bevindt, waar verdachte zich ook bevond, bijvoorbeeld op het adres waar verdachte staat ingeschreven en op het adres van zijn vriendin. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verdachte het telefoontoestel in zijn bezit had.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de Fiat Ducato op 18 november 2020 met zijn drieën uit Kampen hebben weggenomen waarna zij daarmee naar [bedrijf 5] zijn gereden, waar het voertuig kort daarna werd gestript. Verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben daarbij naar het oordeel van de rechtbank nauw en bewust samengewerkt. Verdachte heeft zich derhalve schuldig gemaakt aan het medeplegen van het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 12 november 2020 heeft [aangever 2] (hierna: [aangever 2] ), werkzaam voor [bedrijf 2] B.V., namens zijn werkgever aangifte gedaan van diefstal van zijn bedrijfsauto, een Fiat Ducato met kenteken [kenteken 2] . Het voertuig werd gestolen in Nieuwleusen, tussen 8 november 2020 om 13:00 uur en 9 november 2020 om 12:30 uur. In de auto was een blackbox aanwezig, waarmee rittenregistratie plaatsvond. Deze blackbox werd vermoedelijk geblokkeerd door middel van een jammer en uit het voertuig verwijderd. Uit het laatste signaal van de blackbox kan worden opgemaakt dat deze zich op zondagavond 8 november 2020 om 22:15 uur bevond in de [adres 4] ter hoogte van nummer [nummer 2] , nabij nummer [nummer 3] in diezelfde straat, waar verdachte staat ingeschreven. In de bedrijfsauto bevonden zich onder meer vijf verschillende modellen scootmobielen van het merk Quingo en hesjes met daarop “Quingo”.
Op camerabeelden van [bedrijf 5] is te zien dat de Peugeot 308 op 8 november 2020 om 21:21 uur het terrein van [bedrijf 5] komt oprijden. Kort daarop loopt een persoon die later wordt herkend als [medeverdachte 2] , de trap die zich in de garage bevindt op, waarna hij om 21:23 uur de trap weer af komt lopen met in zijn linkerhand een voorwerp, dat wordt herkend als een jammer. Verdachte komt dan ook de garage inlopen. De Peugeot moet kort na aankomst weer van het terrein vertrokken zijn. Dit is niet te zien op camerabeelden, maar wel is te zien dat de Peugeot 308 om 22:08 uur opnieuw het terrein komt oprijden. De bestuurder van de Peugeot wordt omschreven als een kale man. Verdachte en [medeverdachte 2] zijn dan ook in het pand aanwezig. Om 22:22 uur komt vervolgens een bedrijfsauto het terrein op rijden. Op het voertuig staat het woord “Quingo”. De bedrijfsauto wordt achteruit de garage in gereden. Om 22:28 uur wordt de kentekenplaat van de achterzijde van het voertuig, waarop de letters “VBT” te lezen zijn, van het voertuig verwijderd door verdachte. Vervolgens is te zien dat door verdachte en [medeverdachte 2] in de garage werkzaamheden worden verricht bij de achterdeur van de bedrijfsauto. Ook [medeverdachte 1] verricht werkzaamheden aan de auto. Hij was voor binnenkomst van de bedrijfsauto niet in de garage aanwezig. De rechtbank leidt daaruit af dat [medeverdachte 1] de bestuurder van de bedrijfsauto was.
De historische telefoongegevens van de telefoon van verdachte laten zien dat het toestel op
8 november 2020 om 20:27 uur een zendmast aan de [adres 5] nabij Nieuwleusen, die dekking geeft aan de locatie waar de diefstal plaatsvond, heeft aangestraald om daarna, via een zendmast in Rouveen, tot 21:00 uur meerdere zendmasten in Zwolle aan te stralen, waaronder de zendmast aan de [adres 6] te Zwolle, in de directe omgeving van de [adres 7] , waar het laatste signaal van de blackbox werd afgegeven. Vanaf 22:33 uur wordt de zendmast aan de [adres 3] , nabij [bedrijf 5] aangestraald. De rechtbank leidt daaruit af dat [verdachte] op de avond van de diefstal van de Fiat Ducato bij de locatie van de diefstal in de buurt was en dat hij zich daarna via Zwolle naar [bedrijf 5] heeft verplaatst.
De historische telefoongegevens van de telefoon van [medeverdachte 1] laten zien dat zijn toestel op 8 november 2020 om 21:18 de zendmast aan de [adres 3] , nabij [bedrijf 5] heeft aangestraald. Rond die tijd was de Peugeot 308 bij [bedrijf 5] om een jammer op te halen, waarna het voertuig weer vertrok. Het toestel gaat vervolgens zuidwaarts en straalt om 21.27 uur een mast aan de A32 bij Nijeveen aan. De historische telefoongegevens van [medeverdachte 2] laten zien dat het toestel op 8 november 2020 rond 22:05 uur de zendmast aan de Bootsmansweg te Steenwijk heeft aangestraald. Volgens beelden van [bedrijf 5] k was hij enkele minuten later in het pand aanwezig.
Bij de doorzoeking in het pand van [bedrijf 5] op 20 november 2020 werd de gestolen Fiat Ducato niet aangetroffen, maar werden wel, verdeeld over meerdere ruimtes, de vijf scootmobielen, gele hesjes met daarop Quingo en een visitekaartje van aangever
[aangever 2] aangetroffen. De VBV heeft voorts gerapporteerd dat het sterke vermoeden bestond dat ook een rechter voorscherm van de gestolen Fiat Ducato werd aangetroffen.
Ter terechtzitting heeft de raadsman betoogd dat verdachte op de avond van
8 november 2020 in ieder geval om 21:21 uur en 22:07 uur op beelden van [bedrijf 5] aanwezig was. Hij heeft [bedrijf 5] tussentijds niet verlaten. Verdachte zat dus niet in de Fiat Ducato toen hij om 22:22 uur het terrein op kwam rijden. De route naar de [adres 4] is volgens de raadsman niet zonder meer belastend, omdat het nummer [nummer 2] betreft en niet het woonadres van verdachte op nummer [nummer 3] . Bovendien verblijft verdachte vaak bij de moeder van zijn kinderen aan de Nijerwalstraat in Zwolle.
De rechtbank stelt vast dat verdachte vanaf 21:21 uur in het pand van [bedrijf 5] aanwezig was. Uit zijn telefoongegevens blijkt naar het oordeel van de rechtbank echter dat verdachte daarvoor, om 20:27 uur in de nabijheid van de locatie van de diefstal was en dat hij vervolgens rond 21:00 uur nabij zijn woning in Zwolle was. De rechtbank baseert daarop de overtuiging dat verdachte de Fiat Ducato uit Nieuwleusen heeft weggenomen en heeft geparkeerd in de nabijheid van zijn woning. De rechtbank sluit, gezien het feit dat verdachte en [medeverdachte 2] samen bij [bedrijf 5] aankwamen om 21:21 uur, niet uit dat [medeverdachte 2] daarbij aanwezig was, maar dat kan niet worden vastgesteld. Om 21:21 uur reden verdachte en [medeverdachte 2] naar [bedrijf 5] , waar [medeverdachte 2] een jammer heeft opgehaald. Volgens de telefoongegevens van [medeverdachte 1] was hij omstreeks 21:18 uur ook in de nabijheid van [bedrijf 5] .. Naar het oordeel van de rechtbank staat in ieder geval vast dat [medeverdachte 1] het voertuig de garage van [bedrijf 5] ingereden heeft om 22:22 uur. De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben samengewerkt om het vervreemden van de Fiat Ducato te realiseren en de opsporing daarvan te bemoeilijken. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het onder 2 primair ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 2 november 2020 heeft [aangever 3] , namens zijn werkgever [bedrijf 3] B.V., aangifte gedaan van diefstal van zijn bedrijfswagen, een zwarte Fiat Ducato met kenteken
[kenteken 3] . De wagen werd gestolen vanaf het bedrijfsterrein van [bedrijf 3] B.V. tussen 28 oktober 2020 18.00 uur en 30 oktober 2020.
Op camerabeelden van [bedrijf 5] van 28 oktober 2020 is te zien dat om
21:54 uur een donkerkleurige bedrijfsauto het terrein op komt rijden, gevolgd door een personenauto van het merk Peugeot. Vervolgens loopt een persoon, die later wordt herkend als verdachte, de garage binnen, gevolgd door een persoon die later wordt herkend als [medeverdachte 1] en, korte tijd later, door een persoon die later wordt herkend als [medeverdachte 2] . Om 21:58 uur wordt de donkerkleurige bedrijfsauto achteruit de loods van de garage ingereden. Vervolgens wordt een vrachtwagen, die al op het terrein aanwezig was, onder begeleiding van onder meer [medeverdachte 2] , achteruit richting de loods van de garage gereden, totdat de oplegger van de vrachtwagen tegen de garage aan staat. Om 22:57 uur gaan vervolgens de lichten in de garage uit en niet veel later vertrekt de Peugeot van het terrein, waarna het hek gesloten wordt. Op 29 oktober 2020, rond de klok van 8:00 uur wordt een witte bedrijfsauto van het merk Citroën het terrein van [bedrijf 5] opgereden. In ieder geval [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn die ochtend in de garage aanwezig en werkzaam. Vanaf 13:15 uur is te zien dat de achterklep van de vrachtwagen, die eerder achteruit tegen de loods werd gezet, wordt geopend en dat de donkerkleurige bedrijfsauto die op 28 oktober 2020 de garage werd ingereden, en waarvan inmiddels de banden zijn verwijderd, in de vrachtwagen wordt geplaatst.
Uit de telefoongegevens van [medeverdachte 1] blijkt dat zijn toestel op de avond van 28 oktober 2020 om 21:28 uur de zendmast aan de [adres 8] in Zwolle, die dekking geeft aan de locatie van de diefstal, heeft aangestraald, waarna het toestel, via zendmasten gelegen in Staphorst, Rouveen en Meppel, om 21:54 uur de zendmast aan de [adres 3] in Steenwijk heeft aangestraald. Dit laatste tijdstip komt nagenoeg overeen met het tijdstip waarop de donkerkleurige bedrijfsauto het terrein van [bedrijf 5] wordt opgereden.
Tijdens de doorzoeking van [bedrijf 5] op 20 november 2020 werd, tegen de achterzijde van het pand, een vrachtauto aangetroffen met in de laadruimte een in stukken geslepen chassis van een zwarte Fiat Ducato. Onderzoek van het LIV heeft uitgewezen dat het ging om de gestolen Fiat Ducato met kenteken [kenteken 3] . De motor, de versnellingsbak en de complete voorzijde van de auto waren niet meer aanwezig en bijna het volledige interieur ontbrak. Ter plaatse van de bestuurderszitplaats werd een vuilniszak aangetroffen met daarin onder meer kentekenplaten met daarop het kenteken [kenteken 3] .
De raadsman heeft aangevoerd dat op grond van de bewijsmiddelen in het dossier niet kan worden vastgesteld dat op 28 oktober 2020 de gestolen zwarte Fiat Ducato het pand van de [bedrijf 5] werd ingereden. Bovendien blijkt nergens uit dat verdachte enige bemoeienis heeft gehad met de donkerkleurige auto die werd binnengereden, aldus de raadsman
De rechtbank verwerpt de verweren van de raadsman. Uit de bewijsmiddelen in het dossier volgt dat de donkerkleurige bedrijfsauto de gestolen Fiat Ducato betreft, gelet op de historische telefoongegevens van [medeverdachte 1] , in samenhang bezien met het binnenrijden van een donkerkleurige bedrijfsauto bij de [bedrijf 5] en het aantreffen van het chassis van de Fiat Ducato in een vrachtwagen op het terrein op 20 november 2020. [medeverdachte 1] heeft het voertuig vanaf de locatie van de diefstal naar [bedrijf 5] gereden. Van een wegnemingshandeling door verdachte zelf is niet gebleken, zodat verdachte zal worden vrijgesproken van feit 3 primair. Wel komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de subsidiair tenlastegelegde opzetheling. Verdachte is aanwezig op het moment dat de bedrijfsbus laat in de avond [bedrijf 5] ingereden wordt. Op dat moment wordt ook een reeds op het terrein aanwezige vrachtwagen achteruit richting de loods van de garage gereden, totdat de oplegger van de vrachtwagen tegen de garage aan staat. De volgende dag, op 29 oktober 2020, is vanaf 13:15 uur te zien dat de donkerkleurige bedrijfsauto in de betreffende vrachtwagen wordt geplaatst. Kennelijk is de vrachtwagen op 28 oktober 2020 ten behoeve van die werkzaamheden op 29 oktober 2020 reeds klaar gezet. Gelet op deze omstandigheden, in samenhang bezien met de modus operandi zoals die uit het dossier blijkt (waarbij telkens laat in de avond/in de nacht gestolen voertuigen het pand van [bedrijf 5] werden binnengereden), wist verdachte dat het door [medeverdachte 1] binnengereden bedrijfsvoertuig van diefstal afkomstig was. De rechtbank komt dan ook tot bewezenverklaring van het onder 3 subsidiair ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 4
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 3 oktober 2020 werd door aangever [aangever 4] (hierna: [aangever 4] ), namens [bedrijf 7] , aangifte gedaan van diefstal van een bedrijfsauto van het merk Peugeot, type Boxer, met kenteken [kenteken 18] . Het voertuig werd gestolen tussen 1 oktober 2020 en
3 oktober 2020. Ten tijde van de diefstal stond er een tas van Action in de auto.
Tijdens de doorzoeking in het pand van de [bedrijf 5] op 20 november 2020 werd in de garage van het pand, achter twee golfkarren, een Action tas gevonden met daarin onder meer schoonmaakmateriaal en een parkeerbon van 1 september 2019 waarop het kenteken [kenteken 19] is vermeld. Uit gegevens van de RDW bleek dat dat kenteken op
1 september 2019 op naam van aangever [aangever 4] stond. Desgevraagd bevestigde aangever [aangever 4] dat hij inderdaad de eigenaar was van een auto met dit kenteken. In de wasstraat van het pand trof de politie ook een Peugeot Boxer aan. Onderzoek van het LIV heeft uitgewezen dat deze Peugeot Boxer de Peugeot Boxer met kenteken [kenteken 18] was en dat dit voertuig was omgekat.
Verdachte heeft verklaard dat de Peugeot Boxer van een vriend van hem was. De rechtbank stelt vast dat de verklaring van verdachte geen steun vindt in de bewijsmiddelen in het dossier. De Peugeot Boxer stond in de wasstraat van [bedrijf 5] . Daarmee staat vast dat verdachte het voertuig voorhanden heeft gehad. Verdachte was immers de huurder van de bedrijfsruimte en enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 5] . Gelet op het feit dat de Action tas, met daarin persoonlijke spullen van aangever [aangever 4] , die kennelijk uit het voertuig werd verwijderd en achter twee golfkarren in de garage werd weggezet, in samenhang bezien met het feit dat verdachte zich, zo blijkt uit de hierboven beschreven modus operandi, bezig hield met de diefstal van voertuigen, oordeelt de rechtbank dat het niet anders kan dan dat verdachte wist dat ook deze Peugeot Boxer van diefstal afkomstig was. De rechtbank komt dan ook tot bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 5
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 10 september 2020 deed aangever [aangever 5] aangifte van diefstal van zijn boot van het merk Atlantic Marine (rompnummer [nummer 4] ), met buitenboordmotor van het merk Suzuki (serienummer [nummer 5] ) en een trailer van het Pega, type 1800. De boot en trailer werden gestolen van het parkeerterrein van de jachthaven in Monnickendam op 9 september 2020 rond 05:00 uur.
Bij de doorzoeking van het pand van [bedrijf 5] werd in de showroom van het pand een consoleboot op een trailer aangetroffen. De boot was van het merk en type Atlantic Marine Sun Cruiser 650 en was voorzien van een buitenboordmotor van het merk Suzuki met motornummer [nummer 6] . De trailer was van het merk Pega, type 1800. Het bleek om de gestolen boot met motor en trailer te gaan. Uit onderzoek van het LAVA-team bleek namelijk dat het op de boot aangetroffen WIN-nummer vals was. Het was bovendien duidelijk zichtbaar dat onder het aangebrachte plaatje met het WIN-nummer een ander identiteitskenmerk had gezeten. Het originele WIN-nummer kwam overeen met dat van de gestolen boot. Het serienummer van de buitenboordmotor bleek eveneens gemanipuleerd te zijn. De eerste ‘8’ van het nummer was anders van kleur en van vorm dat de andere cijfers. Deze ‘8’ was oorspronkelijk een ‘0’.
Verdachte heeft in eerste instantie verklaard dat hij de boot en trailer heeft gekocht van twee jongens voor € 15.000,00. Bij de rechter-commissaris heeft de vader van verdachte,
[betrokkene 1] , verklaard de boot te hebben gekocht. Hij zou in de wasstraat zijn benaderd door twee jongens en zou de boot hebben gekocht voor € 12.000,00 en contant hebben betaald. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het juiste bedrag € 12.000,00 was en dat zijn vader de boot heeft gekocht. De boot stond op naam van verdachte, omdat hij een vaarbewijs heeft. Verdachte heeft verklaard een factuur te hebben ontvangen, maar die niet meer te kunnen vinden. Hij heeft verder verklaard het nummer van de boot te hebben gecontroleerd op de website stopheling.nl en dat daar niets uit kwam. Vragen ten aanzien van de identiteit van de verkoper/verkopers bleven door verdachte onbeantwoord.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van verdachte niet consequent en verifieerbaar zijn en dat zijn eerste verklaring in strijd is met hetgeen zijn vader later heeft verklaard. De verklaringen worden ook niet ondersteund door bewijsmiddelen in het dossier. De rechtbank stelt verder vast dat het serienummer van de boot zichtbaar over een ander, verwijderd identiteitskenmerk was geplaatst. Het is voorts een feit van algemene bekendheid dat men bij verkoop van tweedehands vervoersmiddelen door particulieren bedacht moet zijn op de mogelijkheid dat sprake is van gestolen goederen. De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, volgt dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de boot, de motor en de trailer van diefstal afkomstig waren. De rechtbank komt dan ook tot bewezenverklaring van het onder 5 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 6
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 30 december 2019 werd door aangever [aangever 6] , namens
[bedrijf 4] , aangifte gedaan van de diefstal van een bestelauto van het merk Mercedes-Benz, type Sprinter, met kenteken [kenteken 6] en poging diefstal van een bestelauto met het kenteken [kenteken 20] . Beide bestelauto’s waren voorzien van een Track and Trace systeem, dat bij de bus die nog op het terrein stond was gedeactiveerd. Via dat systeem kon aangever zien dat de gestolen bus op 25 december 2019 werd gestolen vanaf de [adres 9] . Vervolgens is te zien dat het voertuig vijf minuten later, om
20:50 uur, stopt aan de [adres 7] te Zwolle, nabij de woning van verdachte. Daar blijft hij de hele nacht staan om vervolgens op 26 december 2019 om 07:07 uur te vertrekken in de richting van Zwartsluis. De bus werd het laatst gesignaleerd ter hoogte van de oprit van de snelweg bij Meppel.
Bij de doorzoeking van het pand van [bedrijf 5] op 20 november 2020 werd in de garage een Mercedes-Benz Sprinter aangetroffen zonder kentekenplaten. Uit onderzoek door het LIV kwam naar voren dat het voertuig was omgekat. Er was een vals chassisnummer aangebracht. Uit productiekenmerken van het voertuig bleek dat het originele chassisnummer en het aangetroffen motornummer behoorden bij een voertuig met kenteken [kenteken 6] .
Bij de rechter-commissaris heeft een vriend van verdachte, [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2] ), verklaard dat de in de garage van [bedrijf 5] aangetroffen
Mercedes-Benz Sprinter van hem was. Hij zou de auto hebben gekocht in oktober 2019 in België en had er samen met verdachte een nieuwe motor en een nieuw versnellingsbak ingezet. De rechtbank stelt vast dat dat de verklaring van [betrokkene 2] door de bewijsmiddelen in het dossier wordt weerlegt. Gelet op de aangifte en de gegevens uit het Track and Trace systeem, dat in de gestolen auto aanwezig was, kan de verklaring dat hij sinds oktober 2019 eigenaar was van de auto niet kloppen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de kerstdagen in 2019 niet in de woning aan de [adres 4] is geweest, maar dat hij samen met de moeder van zijn kinderen en de kinderen op haar adres kerst vierde. De rechtbank acht die verklaring van verdachte ongeloofwaardig, gelet op het feit dat de gestolen bestelauto, die in november 2020 in de garage van [bedrijf 5] werd aangetroffen, onmiddellijk aansluitend aan de diefstal werd geparkeerd nabij de woning van verdachte en daar ook heeft gestaan totdat de auto wegreed de volgende ochtend. De rechtbank haalt daaruit de overtuiging dat het verdachte is geweest die de Mercedes-Benz Sprinter op de avond van 25 december 2019 heeft weggenomen van de [adres 9] , nabij zijn woning heeft geparkeerd en de auto de volgende dag heeft vervoerd naar [bedrijf 5] . De rechtbank komt dan ook tot bewezenverklaring van het onder 6 primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 8
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 2 november 2020 deed [aangever 7] (hierna: Fekoivc) aangifte van diefstal van een bruine personenauto van het merk BMW, type 320ed met kenteken [kenteken 8] . Het voertuig werd gestolen in Oosterhout en de diefstal had plaatsgevonden tussen 1 november 2020 om
20:30 uur en 2 november 2020 om 08:30 uur.
Op camerabeelden van [bedrijf 5] is te zien dat verdachte en [medeverdachte 2] op zondag 1 november 2020 vanaf 20:28 uur in de garage in het pand van [bedrijf 5] aanwezig zijn. Zij rijden een heftruck naar buiten en verplaatsen een BMW en andere spullen, zodat ruimte in de garage ontstaat. Om 22:30 uur komt dan een bruine personenauto het terrein rijden. De auto vertoont gelijkenis met de gestolen BMW 320ed. De auto wordt vooruit de garage ingereden. Op camera is te zien dat [medeverdachte 1] vanaf d ook in de garage aanwezig is. Hij was vermoedelijk de bestuurder van de BMW. Om 22:38 uur verlaten verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het pand in een Citroën Jumper. De volgende dag, op 2 november 2020, zijn verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , overdag maar ook ‘s avonds, weer in de garage aanwezig. Op de camerabeelden is te zien dat om 22:29 uur de neus van de bruine BMW in beeld is en dat [medeverdachte 1] de kentekenplaten van de voorzijde van de BMW verwijdert, waarna hij die dubbel buigt.
Bij onderzoek naar onderdelen van de gestolen Fiat Ducato met kenteken [kenteken 3] (feit 3) werd een vuilniszak met voertuigonderdelen aangetroffen. Daaronder bevonden zich ook twee kentekenplaten met het kenteken [kenteken 8] en een deel van een kentekenplaathouder van [bedrijf 8] te Bavel. Op een foto die aangeefster [aangever 7] aan de politie stuurde, is te zien dat op de gestolen BMW 320ed eenzelfde kentekenplaathouder was gemonteerd. Uit informatie van de RDW blijkt verder dat [bedrijf 8] van 4 december 2013 tot en met 31 december 2013 als kentekenhouder van de BMW geregistreerd stond.
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat niet met zekerheid kan worden gesteld dat de BMW die is te zien op de camerabeelden, de in Oosterhout gestolen BMW is. Daardoor is niet vast te stellen dat het gestolen voertuig in de garage is geweest en dus ook niet dat verdachte daar bij aanwezig is geweest en/of daarvan weet had. Voorts staat niet vast dat verdachte erbij was en/of gezien heeft dat [medeverdachte 1] de kentekenplaten van een voertuig, waarvan niet zeker is dat het de gestolen BMW was, heeft verwijderd.
De rechtbank stelt vast dat op de camerabeelden het kenteken van de BMW 320ed niet zichtbaar is. De rechtbank is echter van oordeel dat het, gelet op de overeenkomst van de datum van diefstal van de BMW en de datum van binnenrijden van de donkerkleurige BMW in het pand van [bedrijf 5] en het aantreffen van onderdelen van de gestolen BMW tijdens de doorzoeking op 20 november 2020, niet anders kan dan dat de BMW die het pand binnen werd gereden op 1 november 2020, de in Oosterhout gestolen BMW was. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op de avond van
2 november 2020 in de garage aanwezig waren en dat werkzaamheden aan het voertuig werden uitgevoerd, waarbij onder meer de kentekenplaten van de gestolen BMW werden verwijderd. Anders dan de raadsman heeft gesteld, is de rechtbank van oordeel dat verdachte, net als [medeverdachte 1] een [medeverdachte 2] , gelet op de vastgestelde feiten en omstandigheden, bezien in het licht van de hierboven beschreven modus operandi, op de hoogte was van het feit dat de BMW van diefstal afkomstig was toen hij en zijn medeverdachten het voertuig voorhanden kregen. De rechtbank komt dan ook tot bewezenverklaring van het onder 8 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 12
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 3 mei 2021 werd door de politie een bedrijfsbus met kenteken [kenteken 12] aangetroffen op de Heinoseweg te Zwolle. Deze bus werd herkend als de bus van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ), die werkzaam is bij de politie en ook als zelfstandig ondernemer in de koeltechniek. Aan een zijde van de aangetroffen bus was bestickering van “ [bedrijf 9] ” zichtbaar. De bestickering van de andere zijde van de bus was verwijderd en de laadruimte van de bus was nagenoeg leeg. Naar aanleiding hiervan werd contact opgenomen met [slachtoffer 1] en deze heeft desgevraagd bevestigd dat zijn bus is weggenomen van de parkeerplaats nabij zijn woning aan [adres 10] , waar [slachtoffer 1] hem op 2 mei 2021 had geparkeerd. [slachtoffer 1] heeft vervolgens aangifte gedaan van diefstal van de Fiat Ducato en de zich daarin bevindende gereedschappen.
De politie heeft camerabeelden van 2 mei 2021 bekeken van deurbellen van twee woningen in de wijk vanwaar de bestelauto van [slachtoffer 1] weggenomen werd. Op die beelden is te zien dat de bus van [slachtoffer 1] , die wordt herkend aan de bestickering, om ongeveer 23:10 uur de wijk uitrijdt, gevolgd door een personenauto met zilveren dakbeugels. Op beelden van de gemeente Zwolle van 2 mei 2021, ter hoogte van de Mastenbroekerbrug, is ook de bus van [slachtoffer 1] te zien, gevolgd door een blauw voertuig met zilveren dakbeugels, vermoedelijk een Toyota Avensis. Ook op camerabeelden vanaf de [adres 11] van
3 mei 2021, op 500 meter afstand van de plek waar de bus werd aangetroffen door de politie, is de bus van [slachtoffer 1] te zien.
Op camerabeelden van [getuige 2] , gevestigd aan de [adres 12] , en van [getuige 3] , gevestigd aan de [adres 13] , met de achterzijde aan de [adres 12] , is te zien dat op 2 mei 2021 om 23:21 uur een personenauto aan komt rijden, die niet veel later wordt gevolgd door een Fiat Ducato met het opschrift “ [bedrijf 9] ” met kenteken [kenteken 12] . Deze bestelauto wordt het pand van [bedrijf 10] B.V. ingereden, waarna het pand wordt afgesloten. Op 3 mei 2021, na 00:00 uur, komt de bus het pand van [bedrijf 10] B.V. weer uitrijden. De bestuurder van de bus raakt dan met een persoon in gesprek die wordt herkend als verdachte.
Van aangever [aangever 8] (feit 13) begreep [slachtoffer 1] op 3 mei 2021 dat verdachte mogelijk zijn bestelauto zou hebben weggenomen. [slachtoffer 1] is vervolgens naar het (nieuwe) bedrijf van verdachte, [bedrijf 10] B.V., gevestigd aan de [adres 14] , gereden, waar hij een blauwe Toyota Avensis met zilveren dakbeugels en met kenteken [kenteken 21] aantrof. Dit voertuig bleek op naam van [betrokkene 2] te staan. De verbalisanten die nadien ter plaatse gingen herkenden de Toyota Avensis als de auto die zij op de camerabeelden van de avond van de diefstal van de Fiat Ducato hadden waargenomen. Terwijl de verbalisanten op het terrein waren, kwam een bestelbus met het kenteken [kenteken 11] en met bestickering van [bedrijf 10] B.V. het terrein oprijden, die vervolgens keerde en achter het pand wilde wegrijden. Aan de bestuurder van deze bus werd vervolgens een stopteken gegeven door de politie, waarna de bus tot stilstand kwam. De inzittenden van de bus bleken te zijn verdachte en zijn vader, [betrokkene 1] . Zij gaven toestemming om in de laadruimte van de bus te kijken. Daarin bevond zich een warmtebeeldcamera van het merk FLIR type E6, met daarop foto’s van een hond en van de woonkamer van [slachtoffer 1] .
In de bus bleken nog meer goederen te liggen, waarvan [slachtoffer 1] had laten weten dat die uit zijn bestelbus gestolen waren, te weten:
- JBL speaker grijs;
- Nexans YMVK kabel;
- Carat diamantboor;
- Rems minipress perstang met bekken;
- Mastercool vacumeerpomp;
- Testo manifold meter;
- Stanley verzamelboxen (2 stuks);
- Milwaukee packout;
- 10 liter cilinder formeergas met reduceerventiel;
- Makita haakse slijper op accu;
- Rotec borensetje;
- Fischer duopower pluggen in box;
- Dynaplus houtbouwschroef;
- Griffon Fitterskit;
- Tiewraps.
In het pand aan de [adres 14] werd vervolgens in een prullenbak een deel van de bestickering van de bestelauto van [slachtoffer 1] aangetroffen. Ook werden bouwmaterialen aangetroffen, waarvan [slachtoffer 1] verklaarde dat ze van hem waren.
Verdachte heeft verklaard dat drie personen een sleutel van het pand hadden en dat hij in de twee weken voor zijn aanhouding niet in het pand was geweest. De raadsman heeft voorts betoogd dat verdachte in de nacht van 2 of 3 mei 2021 naar het pand aan de [adres 14] kwam, omdat het alarm kort daarvoor was afgegaan. Hij is nadien ook weer snel vertrokken. Verdachte had niets te maken met het wegnemen van de bestelbus van [slachtoffer 1] . In de bus van verdachte werden goederen aangetroffen die afkomstig waren van diefstal.
Het is verdachte en ook zijn vader, die op 3 mei 2021 met verdachte aan het werk was, niet opgevallen dat er gestolen goederen in zijn bus lagen. Hij had daarvan geen wetenschap.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen in het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte betrokken was bij het wegnemen van de Fiat Ducato van [slachtoffer 1] . De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 12 primair ten laste gelegde feit. Voorts kan niet worden vastgesteld dat verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de gestolen goederen in het pand aan de [adres 14] . De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen wel volgt dat verdachte de gestolen goederen in zijn bedrijfsbus voorhanden heeft gehad. Het is naar het oordeel van de rechtbank onaannemelijk dat iemand gestolen goederen in de bedrijfsbus van verdachte zou plaatsen, zonder dat verdachte daarvan op de hoogte was. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte minstens het redelijke vermoeden moet hebben gehad, dat de voor hem onbekende goederen in zijn bus van diefstal afkomstig waren. De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 12 subsidiair ten laste gelegde feit.
3.3.3
Vrijspraak van de feiten 7, 9, 10, 11, 13, en 14
De rechtbank komt niet tot bewezenverklaring van de feiten 7, 9, 10, 11, 13 en 14. Zij overweegt daartoe het volgende.
Ten aanzien van feit 7
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Bij de doorzoeking van [bedrijf 5] op 20 november 2020 aan de voorzijde van het pand, ingericht als showroom, werd een zwarte personenauto van het merk Mini Cooper aangetroffen. De kentekenplaten van het voertuig ontbraken. Onderzoek van het LIV heeft uitgewezen dat deze auto was omgekat. Het chassisnummer behoorde niet bij de auto en bleek er later te zijn ingelast. Aan de hand van een productiekenmerk van de auto kon worden achterhaald dat voor deze auto het kenteken [kenteken 7] was afgegeven. Op
5 juli 2016 was aangifte gedaan van diefstal van de Mini Cooper met voornoemd kenteken.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat de auto in België was gekocht door een vriend van hem. Verdachte wilde in eerste instantie niets kwijt over de identiteit van die vriend. Op 23 januari 2023 heeft die vriend, die bleek te zijn [betrokkene 2] , bij de rechter-commissaris een verklaring afgelegd die de verklaring van verdachte ondersteunt. [betrokkene 2] heeft verklaard dat hij de Mini Cooper in 2019 heeft overgenomen van [naam 1] , de vroegere eigenaar van [bedrijf 11] , die was gevestigd in de garage van [bedrijf 5] voordat verdachte het pand huurde. Hij verklaarde voor de auto € 6.800,00 of € 6.900,00 te hebben betaald. De auto stond in het pand van [bedrijf 5] , omdat sprake was van een elektronica probleem dat moest worden hersteld. Daarvoor had [betrokkene 2] thuis geen ruimte.
De rechtbank is, gelet op het bovenstaande, van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist dat de Mini Cooper was gestolen en evenmin dat hij dat redelijkerwijs moest vermoeden. Zij zal verdachte vrijspreken van het onder 7 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 9
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Bij de doorzoeking in het pand van [bedrijf 5] op 20 november 2020 werden in het garagedeel van het pand twee kentekenplaten met kenteken [kenteken 22] in beslag genomen. Deze bleken te horen bij een in Deventer gestolen Mercedes-Benz personenauto. Op 10 oktober 2020 werd door aangever [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) aangifte gedaan van diefstal van de auto.
Op beelden van aangever [slachtoffer 2] is te zien dat de auto in de nacht van 9 op 10 oktober 2020 om 00:11 uur wordt weggenomen, vermoedelijk door middel van een sleutelloze autodiefstal. Op de beelden is de persoon die de auto wegneemt niet herkenbaar in beeld.
Uit de historische telefoongegevens van verdachte kan worden afgeleid dat zijn toestel in de nacht van 9 op 10 oktober 2020 iets na middernacht drie verschillende zendmasten, waaronder de zendmast op de locatie [adres 15] , in Deventer heeft aangestraald. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij die nacht inderdaad in Deventer was. Hij verklaarde op de parkeerplaats bij de McDonalds richting Apeldoorn te hebben afgesproken met een neef van hem, die in Deventer woonachtig is.
De raadsman heeft ter terechtzitting betoogd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte het voertuig heeft weggenomen. De auto werd, volgens de beelden, weggenomen op
10 oktober 2020 om 00:11 uur, terwijl de telefoon van verdachte tot 00:08 uur de zendmast Achter de Hoven heeft aangestraald. De locatie van die zendmast en de locatie van de diefstal liggen volgens de raadsman een kwartier autorijden van elkaar af. Verdachte was ten tijde van de diefstal dus niet op de plaats delict aanwezig, zodat hij van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Dat geldt volgens de raadsman ook voor de subsidiair ten laste gelegde heling, omdat niet vaststaat dat het voertuig bij [bedrijf 5] is geweest en evenmin dat verdachte het voorhanden heeft gehad en heeft geweten van de herkomst van het voertuig.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de auto heeft weggenomen. Evenmin kan worden vastgesteld dat het voertuig in het pand van [bedrijf 5] aanwezig is geweest, nu daarvan geen beelden zijn en slechts de kentekenplaten van het voertuig werden aangetroffen. Ten aanzien van die kentekenplaten oordeelt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen in het dossier niet volgt dat verdachte wist van de aanwezigheid van de platen in de loods en evenmin dat hij wist of moest vermoeden dat de kentekenplaten van diefstal afkomstig waren. Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder feit 9 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 10
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Bij de doorzoeking in het pand van [bedrijf 5] op 20 november 2020 stond in de wasstraat een zogenaamde autoambulance van het merk Mercedes-Benz, type 516CDI, voorzien van het kenteken [kenteken 23] . Het kenteken stond op naam van [bedrijf 5] B.V.. Uit onderzoek van het LIV is gebleken dat de aandrijflijn (de motor, de versnellingsbak en de assen) van de Mercedes-Benz afkomstig was uit een Mercedes-Benz 518CDI, die op of omstreeks 8 oktober 2018 werd gestolen in Epe.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de autoambulance al drie jaar in bezit heeft en dat de aandrijflijn is overgenomen van de sloop. De vader van verdachte, [betrokkene 1] , heeft bij de rechter- commissaris verklaard dat de autoambulance van hem is. Hij heeft het voertuig gekocht en het vanwege belastingvoordeel op naam van [bedrijf 5] later zetten.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen in het dossier niet volgt dat verdachte wist dat de aandrijflijn die hij in de autoambulance heeft geplaatst van diefstal afkomstig was. Hij had naar het oordeel van de rechtbank ook geen reden om dat te vermoeden. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 10 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 11
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op camerabeelden van [bedrijf 5] in de periode van 20 oktober 2020 tot en met 21 november 2020 is regelmatig te zien dat een Citroën Jumper met kenteken
[kenteken 11] op het terrein van [bedrijf 5] aanwezig was. Dit voertuig werd tijdens de doorzoeking van het terrein en het pand op 20 november 2020 echter niet aangetroffen. Bij zijn aanhouding op 3 mei 2021 (in verband met het onder 12 ten laste gelegde feit) zat verdachte als bijrijder in deze Citroën Jumper. Op het voertuig was toen bestickering aangebracht van [bedrijf 10] B.V., het nieuwe bedrijf van verdachte. Het voertuig stond ten tijde van de aanhouding van verdachte op naam van [bedrijf 12] B.V. te Geesbrug, waarvan [naam 2] (hierna: [naam 2] ) (middellijk) enig bestuurder en aandeelhouder was.
Uit onderzoek van het LIV bleek dat de Citroën Jumper was omgekat. Er was een ander chassisnummer in het voertuig gelast. Het originele chassisnummer behoorde bij een Citroën Jumper waarvoor in Duitsland het kenteken [kenteken 24] was afgegeven. Dat voertuig was in Duitsland in april 2020 als gestolen opgegeven door [naam 3] .
Het procesdossier bevat voorts een mail van [betrokkene 2] , waarin hij stelt dat [naam 2] zijn bus terug wil. [naam 2] is gehoord als getuige en heeft verklaard dat hij inmiddels had vernomen dat de Citroën op naam van zijn bedrijf stond, maar dat hij dat niet zelf heeft gedaan en dat hij daar ook geen toestemming voor heeft verleend.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat de Citroën Jumper sinds 22 mei 2020 op zijn naam stond. Hij kocht meerdere voertuigen uit Duitsland, waaronder de Citroën Jumper. Deze voertuigen liet verdachte keuren bij de RDW en vervolgens werd dan een Nederlands kenteken afgegeven. [betrokkene 2] heeft vervolgens geregeld dat het voertuig werd verkocht aan [naam 2] . Verdachte kende [naam 2] niet persoonlijk. Vanwege het feit dat [naam 2] destijds gedetineerd zat, mocht verdachte het voertuig zolang lenen en gebruiken voor zijn bedrijf. Ook dat had [betrokkene 2] volgens verdachte geregeld.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het vorenstaande niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist of had moeten vermoeden dat de Citroën Jumper van diefstal afkomstig was. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder feit 11 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 13
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte en zijn vader werden op 3 mei 2021 aangehouden op verdenking van heling (zie ook feit 12). Ten tijde van de aanhouding zaten zij in een Citroën Jumper met kenteken [kenteken 11] . In de laadruimte van de bus werden meerdere gereedschappen aangetroffen, waaronder een adereindhulstang van het merk Baurix en een assortimentsdoos adereindhulsjes.
[aangever 8] (hierna: [aangever 8] ) heeft op 1 mei 2021 aangifte gedaan van diefstal van gereedschappen uit zijn bedrijfsbus. Op 4 mei 2021 heeft de politie [aangever 8] gereedschappen getoond, die na aanhouding van verdachte en zijn vader in de Citroën Jumper werden aangetroffen. [aangever 8] heeft naar aanleiding daarvan verklaard dat de adereindhulstang van het merk Baurix en een assortimentsdoos adereindhulsjes mogelijk van hem waren.
De raadsman heeft ter terechtzitting betoogd dat sprake was van algemene goederen en gereedschappen en dat daarvan niet kan worden vastgesteld dat ze van [aangever 8] afkomstig waren.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat sprake is van standaard gereedschappen en dat uit het dossier niet blijkt dat daarop specifieke kenmerken aanwezig waren. Daardoor kan niet worden vastgesteld dat de in de bedrijfsbus van verdachte aangetroffen adereindhulstang van het merk Baurix en een assortimentsdoos adereindhulsjes van [aangever 8] waren. De rechtbank zal verdachte, gelet hierop, vrijspreken van het onder feit 13 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 14
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Tijdens de doorzoeking op 20 november 2020 werd in het pand van [bedrijf 5] een multimediasysteem in beslag genomen, dat volgens opgave van de fabrikant behoorde bij het voertuig met chassisnummer [nummer 7] , te weten een Mercedes-Benz Sprinter met kenteken [kenteken 25] . Op 23 december 2019 werd door [aangever 9] aangifte gedaan van diefstal van die Mercedes-Benz Spinter.
Ter terechtzitting heeft de raadsman betoogd dat niet duidelijk is waar in het pand het multimediasysteem werd gevonden, dat verdachte dit systeem niet eerder heeft gezien en niet wist of moest vermoeden dat het van diefstal afkomstig was.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen in het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte het multimediasysteem voorhanden had. Ook zijn er geen feiten en omstandigheden beschreven waaruit kan worden afgeleid dat verdachte de illegale herkomst van het multimediasysteem kende of redelijkerwijs moest vermoeden. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 14 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 15
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 8 oktober 2022 werd door aangever [aangever 10] aangifte gedaan van diefstal van zijn elektrische bakfiets van het merk Babboe-Go. Zijn fiets was in de nacht van 7 op 8 oktober 2022 weggenomen. Onder de fiets had aangever een Apple Airtag aangebracht, waardoor hij de fiets kon lokaliseren. Op 8 oktober 2022 om 01:00 uur wees de Airtag uit dat fiets zich bevond aan de [adres 16] . Dat is het adres van de moeder van de kinderen van verdachte.
Verbalisanten waren om 01:23 uur ter plaatse en troffen op het adres aan de
[adres 16] verdachte aan. Onder een zeil binnen het omheinde erf troffen verbalisanten ook de elektrische fiets aan. Verdachte verklaarde dat hij zelf die avond niet thuis was, maar dat de bakfiets een half uur eerder door iemand was gebracht en dat die de bakfiets de volgende dag weer zou komen ophalen.
De rechtbank is van oordeel dat uit vorenstaande feiten en omstandigheden kan worden afgeleid dat verdachte de bakfiets voorhanden had. Deze bevond zich binnen de omheining van de woning waar verdachte regelmatig en ook die nacht verbleef. Bovendien kan het gezien de omstandigheden, dat de fiets midden in de nacht werd gebracht en dat deze onder een zeil werd geplaatst, niet anders zijn dan dat verdachte wist dat de bakfiets van diefstal afkomstig was. De rechtbank komt dan ook tot bewezenverklaring van het onder 15 ten laste gelegde feit.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
primair
hijop/inof omstreeksde periode van 18 november 2020 tot en met 19 november 2020, te Kampen,althans in Nederland,tezamen en in vereniging meteen of meeranderen,althans alleen,een voertuig van het merk Fiat Ducato met het kenteken [kenteken 1], in elk geval enig goed,dat/die geheel of ten deleaan [bedrijf 1] B.V. (zaak 1), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s)toebehoorde(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 2primair
hijop/inof omstreeksde periode van 8 november 2020 tot en met 9 november 2020, te Nieuwleusen,althans in Nederland,tezamen en in vereniging meteen of meeranderen,althans alleen,een voertuig van het merk Fiat Ducato, kenteken [kenteken 2], in elk geval enig goed,dat/die geheel of ten deleaan [bedrijf 2] B.V. (zaak 3), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s)toebehoorde(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 3
subsidiair
hijop/inof omstreeksde periode van 28 oktober 2020 tot en met 20 november 2020,te Zwolle en/ofSteenwijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met eenof meeranderen, althans alleen, (een of meer onderdeel/delen van),een voertuig van het merk Fiat Ducato met het kenteken [kenteken 3], althans een goed heeft verworven,voorhanden heeft gehaden/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s)ten tijde vande verwerving ofhet voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoedendat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 4
hijop/inof omstreeksde periode van 1 oktober 2020 tot en met 20 november 2020,te Zwolle en/ofSteenwijk,althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een of meer onderdeel/delen van),een voertuig van het merk Peugeot Boxer met het kenteken [kenteken 4] (zaak 5), althans een goed heeft verworven,voorhanden heeft gehaden/of heeft overgedragen,terwijl hijen zijn mededader(s)ten tijde vande verwerving ofhet voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoedendat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 5
hijop/inof omstreeksde periode van 6 september 2020 tot en met 20 november 2020, teMonnickendam en/ofSteenwijk (zaak 6), althans in Nederland,
  • een motorboot(althans een vaartuig)van het merk Atlantic Marine met registratienummer [nummer 1] met bijbehorende buitenboordmotor en/of,
  • een aanhanger van het merk Pega 1800 met kenteken [kenteken 5], althans een goed
heeft verworven,voorhanden heeft gehaden/of heeft overgedragen, terwijl hijen zijn mededader(s)ten tijde vande verwerving ofhet voorhanden krijgen van dit goedwist(en), althansredelijkerwijs had(den)moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 6
primair
hijop/inof omstreeksde periode van 25 december 2019 tot en met 26 december 2019 te Zwolle, althans in Nederland,een voertuig van het merk Mercedes-Benz Sprinter met kenteken [kenteken 6], in elk geval enig goed,dat/die geheel of ten deleaan [bedrijf 4] (zaak 7), in elk geval aan een ander dan aan verdachtetoebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 8
hijop/inof omstreeksde periode van 1 november 2020 tot en met 20 november 2020 teOosterhout en/ofSteenwijk,althans in Nederland,tezamen en in vereniging meteen of meeranderen, althans alleen, (een of meer onderdeel/delen van),een voertuig van het merk BMW 320ed met het kenteken [kenteken 8] (zaak 10), althans een goed heeft verworven,voorhanden heeft gehaden/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s)ten tijde vande verwerving ofhet voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoedendat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 12
subsidiair
hijop/in de periode vanof omstreeks2 mei 2021 tot en met 3 mei 2021, te Zwolle,althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
  • een voertuig van het merk Fiat Ducato met het kenteken [kenteken 14] , en/of
  • een of meerderegereedschap(pen)en/ofmachine(s)van grote waarde van verscheidene merken, en/of
  • eenof meerdereaccu’s, en/of
  • een of meerdere trap(pen), en/of
  • een of meerdere gasbrander(s), en/of
  • een of meerdereopberg box(en)en,
  • eenof meerderepackout(s),en/of
  • een of meerdere gasbrander(s),
althans een of meerdere goed(eren) heeft verworven,voorhanden heeft gehaden/of heeft overgedragen,terwijl hijen zijn mededader(s)ten tijde vande verwerving ofhet voorhanden krijgen vandit/die goed(eren) wist(en), althansredelijkerwijs had(den)moeten vermoeden dat het/die eendoor misdrijf verkregen goed(eren)betrof;
feit 15
hij opof omstreeks8 oktober 2022 in de gemeente Zwolle, een fiets (van het merk Babboe-Go), althans een goed heeft verworven,voorhanden heeft gehad,en/of heeft overgedragen,terwijl hij ten tijde vande verwerving ofhet voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoedendat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 311, 416 en 417 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feiten 1 primair en 2 primair,
telkens, het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
feiten 3 subsidiair en 8
het misdrijf:
medeplegen van opzetheling;
feiten, 4 en 15,
telkens, het misdrijf:
opzetheling;
feiten 5 en 12 subsidiair
telkens, het misdrijf:
schuldheling;
feit 6 primair
het misdrijf:
diefstal;

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 40 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, een lange gevangenisstraf niet op zijn plaats is, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn en de rol die verdachte heeft gehad, waarbij de raadsman opmerkt dat verdachte niet degene was die de leiding had.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] twee voertuigen gestolen. Zij gingen daarbij, gelet op de modus operandi die werd gehanteerd, bijna bedrijfsmatig te werk. Daarnaast heeft verdachte zich ook zonder medeverdachten schuldig gemaakt aan diefstal van een voertuig. Verder heeft verdachte zich, al dan niet tezamen met zijn medeverdachten, schuldig gemaakt aan (schuld)heling van meerdere voertuigen, een fiets en gereedschap. Verdachte en zijn medeverdachten hebben met hun handelwijze geen enkel respect gehad voor andermans eigendommen en hebben uitsluitend hun eigen belang voor ogen gehad. Diefstal van voertuigen gaat voor de rechtmatige eigenaren en gebruikers van die voertuigen veelal gepaard met hoge kosten en met praktische problemen. Dat heeft verdachten er echter niet van weerhouden. Wat betreft de geheelde voertuigen, de fiets en het gereedschap heeft verdachte een uiterst kwalijke bijdrage geleverd aan de handel in gestolen goederen en daarmee aan het stimuleren van diefstallen. Daardoor blijft een illegaal circuit van auto-onderdelen bestaan en wordt de reguliere, eerlijke handel verstoord. De rechtbank neemt verdachte dat kwalijk.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 15 november 2023. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor diefstal en heling. Dit gaat echter om oude veroordelingen (2012 en 2008).
Redelijke termijn
De rechtbank overweegt dat elke verdachte recht heeft op een behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), te weten in beginsel twee jaar nadat de termijn een aanvang heeft genomen. Deze termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Staat jegens de verdachte een handeling is verricht waaruit verdachte heeft opgemaakt en redelijkerwijs heeft kunnen opmaken dat het openbaar ministerie het ernstig voornemen had om een strafvervolging in te stellen. In deze zaak moet de termijn worden gerekend vanaf 20 november 2020, te weten de dag waarop de doorzoeking van [bedrijf 5] plaatsvond.
De behandeling van deze zaak is niet afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van deze datum, te weten 20 november 2022. De redelijke termijn is met ruim dertien maanden overschreden. Nu deze overschrijding naar het oordeel van de rechtbank niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden.
Op te leggen straf
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank acht, alles afwegende, in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden passend en geboden, maar zal deze, gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn, matigen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
6.4
De in beslag genomen voorwerpen
De officier van justitie heeft ter terechtzitting geen standpunt ingenomen betreffende het beslag.
De raadsman heeft betoogd dat alle goederen op de beslaglijst van 4 juli 2023 moeten worden teruggegeven aan verdachte.
De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de aan hem toebehorende op de beslaglijst van 4 juli 2023 vermelde goederen aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet. Een afschrift van de beslaglijst zal aan dit vonnis worden gehecht als bijlage.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vordering van de benadeelde partij
Benadeelde [bedrijf 4] (feit 6)
[aangever 6] heeft zich namens [bedrijf 4] als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.164,80 (eenentwintighonderd en vierenzestig euro en tachtig cent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • eigen risico leasetermijn (€ 300,00);
  • belettering (950,00);
  • huur vervangende auto (€ 115,70);
  • dieplader (€ 251,10);
  • schipholpas (€ 50,00);
  • twee telemagics (systemen met inbouw) (€ 398,00);
  • diversen materiaal in auto (€ 100,00).
Benadeelde [slachtoffer 1] (feit 12)
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 5.240,89 (vijfduizend tweehonderdveertig euro en negenentachtig cent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • niet teruggevonden gereedschappen;
  • gederfde inkomsten.
Daarnaast heeft [slachtoffer 1] gevorderd verdachte te veroordelen tot betaling van een proceskostenvergoeding, begroot op € 389,00.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [bedrijf 4] exclusief btw kan worden toegewezen. De btw moet op de vordering in mindering worden gebracht, omdat de benadeelde partij een onderneming is.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze in zijn geheel kan worden toegewezen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering van [bedrijf 4] primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de vordering kan worden toegewezen, mits de btw daar vanaf wordt getrokken.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3] heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Benadeelde [bedrijf 4] (feit 6)
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit onder 6 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 2.164,80, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Benadeelde [slachtoffer 1] (feit 12)
Verdachte is vrijgesproken van de onder feit 12 primair ten laste gelegde diefstal. De rechtbank heeft de onder 12 subsidiair ten laste gelegde schuldheling (deels) bewezen verklaard. De rechtbank is van oordeel dat het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade van [slachtoffer 1] te ver verwijderd is, waardoor niet is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij KVS Kantooninrichtingen heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 43 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 47, 57 en 63 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3 primair, 7, 9, 10, 11, 12 primair, 13 en 14 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2, primair, 3 subsidiair, 4, 5, 6 primair, 8, 12 subsidiair en 15 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1 primair en 2 primair, telkens, het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
feiten 3 subsidiair en 8, telkens het misdrijf:
medeplegen van opzetheling;
4 en 15: telkens, het misdrijf:
opzetheling;
feiten 5 en 12 subsidiair: telkens, het misdrijf:
schuldheling;
feit 6 primair: het misdrijf:
diefstal;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
vordering van benadeelde partij [bedrijf 4]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 4] toe tot een bedrag van € 2.164,80 (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 4] (feit 6) van een bedrag van € 2.164,80 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 december 2019);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.164,80 (zegge: eenentwintighonderd en vierenzestig euro en tachtig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 december 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 43 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1]
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] , (feit 12) in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
de in beslag genomen voorwerpen
- gelast de teruggave van de op de beslaglijst van 4 juli 2023 genoemde voorwerpen aan de rechthebbende.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. D.E. Schaap en mr. S.H. Peper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Leyendijk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op
4 januari 2024.