ECLI:NL:RBOVE:2024:949

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
08.228291.23 en 08.196111.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en poging tot brandstichting met gevaar voor zwaar lichamelijk letsel

Op 22 februari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en poging tot brandstichting. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot doodslag op hoofdagent [slachtoffer 1] en poging tot brandstichting, waarbij gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. De verdachte heeft op 9 september 2023 met een stanleymes stekende bewegingen gemaakt naar [slachtoffer 1] vanuit een auto, terwijl hij dreigende woorden uitsprak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet met voorbedachte rade handelde, maar in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, beïnvloed door ernstige psychiatrische problemen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden en gelast dat hij ter beschikking wordt gesteld met dwangverpleging. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan [slachtoffer 1] van € 2.500,-- voor immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08.228291.23 en 08.196111.23 (P)
Datum vonnis: 22 februari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1979 in [geboorteplaats],
nu verblijvende in de P.I. Zwolle, PPC te Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 23 november 2023 en 8 februari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.C. Pol en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. D.P. Poppe, advocaat in Kampen, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de namens [slachtoffer 1] door [naam], casemanager Geweld Tegen Politieambtenaren, voorgedragen slachtofferverklaring.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 08.228291.23:heeft geprobeerd politieagent [slachtoffer 1] al dan niet met voorbedachte raad van het leven te beroven door met een stanleymes stekende bewegingen in zijn richting te maken dan wel hem zodoende heeft bedreigd;
parketnummer 08.196111.23:heeft geprobeerd brand te stichten, door zichzelf te overgieten met een brandbare vloeistof en daar vervolgens een aansteker bij te houden, waardoor levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was dan wel dat hij voorbereidingen voor brandstichting heeft getroffen dan wel dat hij anderen daarmee heeft bedreigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Parketnummer 08.228291.23
hij op of omstreeks 9 september 2023 te Zwolle, althans in Nederland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1], hoofdagent van basisteam Zwolle,
opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven,
met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een (stanley)mes,
althans (een) scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, in elk geval eenmaal,
door het openstaande autoraam van die [slachtoffer 1] stekende en/of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt naar en/of in de richting van het gezicht en/of de hals van die [slachtoffer 1] en/of daarbij de woorden toe te voegen “Kom die auto uit” en/of “Ik steek je neer”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 september 2023 te Zwolle, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1], hoofdagent van basisteam Zwolle,
opzettelijk van het leven te beroven,
met dat opzet met een (stanley)mes, althans (een) scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, in elk geval eenmaal, door het autoraam van die [slachtoffer 1] stekende en/of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt naar en/of in de richting van het gezicht en/of de hals van die [slachtoffer 1] en/of daarbij de woorden toe te voegen “Kom die auto uit” en/of “Ik steek je neer”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 september 2023 te Zwolle, althans in Nederland,
[slachtoffer 1], hoofdagent van basisteam Zwolle,
heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een (stanley)mes,
in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp in de hand genomen en/of
door het openstaande autoraam van die [slachtoffer 1] stekende en/of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt naar en/of in de richting van het gezicht en/of de hals
van die [slachtoffer 1] en/of daarbij de woorden toegevoegd “Kom die auto uit” en/of “Ik steek je neer”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
parketnummer 08-196111-23
hij op of omstreeks 13 december 2022 te Zwolle
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten, terwijl daarvan levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor één of meer anderen, te weten: [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] te duchten was:
- zichzelf heeft overgoten met HibiScrub Chloorhexidinegluconaat, althans een brandbare
vloeistof, en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] van zich af heeft geduwd en/of met hen in een worsteling terecht is gekomen (ten gevolge waarvan de brandbare vloeistof ook op hun lichamen en/of kleding terecht is gekomen) en/of
- meermalen een aansteker heeft aangestoken en/of af heeft laten gaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 december 2022 te Zwolle
ter voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten brandstichting, opzettelijk een hoeveelheid HibiScrub Chloorhexidinegluconaat, althans een brandbare vloeistof, en/of een aansteker, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 december 2022 te Zwolle
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling en/of brandstichting, door:
- zichzelf te overgieten met HibiScrub Chloorhexidinegluconaat, althans een brandbare vloeistof, en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] van zich af te duwen en/of met hen te worstelen (ten gevolge waarvan de brandbare vloeistof ook op hun lichamen en/of kleding terecht is gekomen) en/of
- meermalen een aansteker aan te steken en/of af te laten gaan en/of
- (zodoende) te dreigen zichzelf in brand te steken.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte heeft geprobeerd met voorbedachte raad [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, zoals primair ten laste gelegd onder parketnummer 08.228291.23.
Met betrekking tot het ten laste gelegde onder parketnummer 08.196111.23 heeft de officier van justitie gesteld dat eveneens het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen met uitzondering van het te duchten levensgevaar.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde onder parketnummer 08.228291.23 en daartoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. De raadsman heeft betoogd dat er geen sprake was van een uitgewerkt plan en dat verdachte niet voldoende tijd had om zich te beraden op het genomen besluit door zich van het leven te beroven door ‘suicide bij cop’. Er was sprake van een zeer kort tijdbestek tussen het idee en de uitvoering. Verdachte heeft bovendien gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling en onder invloed van ernstige psychische problematiek. Ter zake een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot het ten laste gelegde onder parketnummer 08.196111.23 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde kan worden bewezen, met uitzondering van het onderdeel dat levensgevaar voor anderen was te duchten.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Parketnummer 08.228291.23
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de hierna opgenomen bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 9 september 2023 reed hoofdagent [slachtoffer 1] (hierna [slachtoffer 1]) als bestuurder in een herkenbare dienstauto met het raampje van de bestuurdersdeur naar beneden. [slachtoffer 1] zag verdachte op zijn dienstvoertuig aflopen. [1] Verdachte had een stanleymes in zijn hand en kwam agressief op de auto waarin [slachtoffer 1] reed aflopen. [2] [slachtoffer 1] heeft het raam van de auto dat op dat moment openstond zoveel mogelijk omhoog gedaan. Verdachte heeft vervolgens door het nog deels openstaande raam een stekende beweging gemaakt. [3] Verdachte heeft hem niet weten te raken. Vervolgens riep verdachte nog naar [slachtoffer 1] “Kom die auto uit” en “Ik steek je neer”. [4] [slachtoffer 1] is een stukje doorgereden en verderop uit zijn auto gestapt en heeft verdachte overmeesterd.
Verdachte heeft erkend dat het hiervoor beschrevene zo is gebeurd. Hij heeft daarover verklaard dat hij zelfmoord wilde plegen en dat hij kort voor dit incident het plan had opgevat om dat te doen door middel van ‘
suicide by cop’. Hij wilde een agent of handhaver – de eerste die hij zou tegenkomen – met een mes aanvallen in de hoop dat hij door de politie zou worden doodgeschoten. Met die gedachte liep verdachte met een uitgeschoven stanleymes in zijn hand door het centrum van Zwolle. Ter zitting verklaarde hij op de vraag wat nou zijn doel was
“Ik wilde willekeurig een agent dood maken. Het belangrijkste was dat ik om zou komen. Het maakte mij niet zoveel uit dat daar dan ook een agent bij om het leven zou komen”.
De overwegingen en conclusies
De rechtbank concludeert op grond van de hiervoor vastgestelde gedragingen en verklaring van verdachte dat verdachte opzettelijk heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] van het leven te beroven.
Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij voor dit incident al eerder met het idee van ‘
suicide by cop’ had gespeeld, maar de rechtbank is van oordeel dat het besluit om het daadwerkelijk te gaan doen pas kort voor de uitvoering is genomen. De rechtbank is van oordeel dat die beslissing en de uitvoering daarvan in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling en onder invloed van ernstige psychiatrische problemen hebben plaatsgevonden. De rechtbank wordt gesterkt in dat oordeel, omdat kort voordat verdachte besloot om ‘
suicide by cop’ te proberen, hij zijn eigen leven nog wilde beëindigen door middel van verdrinking op een afgezonderde plek. Toen hij had bedacht dat hem dit niet zou lukken, heeft hij over een andere manier van zelfdoding nagedacht. Het idee om dit door ‘
suicide by cop’ te doen en daarop ook te handelen kwam op toen verdachte gevallen was en zijn sleutelbeen had gebroken, waarna verdachte een ‘
waas in zijn hoofd’ had gekregen, zo heeft hij ter zitting verklaard. Hoewel er enkele minuten tussen het besluit en de uitvoering zaten, heeft verdachte niet de gelegenheid gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De rechtbank betrekt bij dat oordeel ook de ernstige psychiatrische problematiek die bij verdachte is vastgesteld en ten tijde van het besluit aanwezig was. De rechtbank acht daarom niet bewezen dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld, zoals primair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan. Het in het wilde weg steken met een mes door een raam van het bestuurdersportier waarachter de bestuurder van die betreffende auto zit , levert naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans op de dood op, immers op die hoogte bevindt zich bij de bestuurder het hoofd en de hals, zodat gemakkelijk fataal letsel kan ontstaan. Dat [slachtoffer 1] niet is geraakt, is enkel gelegen in het feit dat hij zelf zijn autoraam deels had gesloten en is zeker niet een verdienste van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat het doel was een agent te doden, zodat de rechtbank tot het oordeel komt dat verdachte ook het opzet had [slachtoffer 1] te doden.
3.3.2
Parketnummer 08-196111-23
De rechtbank is overeenkomstig de standpunten van de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte op 13 december 2022 heeft geprobeerd brand te stichten, waardoor gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat door de brandstichting levensgevaar voor andere personen te duchten was, nu het onderliggende strafdossier daartoe onvoldoende bewijs bevat en zij zal verdachte daarom van dat deel van de tenlastelegging vrijspreken.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. [5]
1. het proces-verbaal van de zitting van 8 februari 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
2. het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] van 16 december 2022, pagina’s 8 en 9.
3. het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] van 27 januari 2023, pagina’s 13 en 14.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer 08.228291.23 subsidiairhij op 9 september 2023 te Zwolle, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1], hoofdagent van basisteam Zwolle, opzettelijk
van het leven te beroven, met dat opzet met een stanleymes door het autoraam van die [slachtoffer 1] een stekende beweging heeft gemaakt naar en/of in de richting van het gezicht en/of de hals van die [slachtoffer 1] en daarbij de woorden heeft toegevoegd “Kom die auto uit” en “Ik steek je neer”, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
parketnummer 08-196111-23 primair
hij op 13 december 2022 te Zwolle ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten, terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen, te weten: [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] te duchten was:
- zichzelf heeft overgoten met HibiScrub Chloorhexidinegluconaat, en
- voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] van zich af heeft geduwd en met hen in een worsteling terecht is gekomen ten gevolge waarvan de brandbare vloeistof ook op hun lichamen en/of kleding terecht is gekomen en
- meermalen een aansteker heeft aangestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 157 en 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 08.228291.23
het misdrijf: poging tot doodslag;
parketnummer 08.196111-23
het misdrijf: poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en om aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS-maatregel) met dwangverpleging op te leggen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte zo snel mogelijk moet worden behandeld en dat verdachte ook graag wil meewerken als hem de TBS-maatregel wordt opgelegd. De raadsman bepleit om de gevangenisstraf die naast de TBS-maatregel zal worden opgelegd, te beperken in duur, omdat het de vraag is wat daar – naast vergelding – nog het doel van is.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft geprobeerd een agent van het leven te beroven, door met een stanleymes in de richting van diens hoofd en hals te steken. Dat verdachte [slachtoffer 1] uiteindelijk niet heeft weten te raken, is te danken aan het adequate handelen van [slachtoffer 1]. Daarnaast heeft verdachte geprobeerd zichzelf in de brand te steken, terwijl daar drie medewerkers van de kliniek waar hij verbleef bij stonden en er daardoor gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die medewerkers te duchten was. Dat het verdachte ook in dit geval niet is gelukt zijn plan tot uitvoering te brengen, is wederom te danken aan het ingrijpen van de hulpverleners. Dat verdachte beide feiten heeft gepleegd, omdat hij eigenlijk zichzelf van het leven wilde beroven, acht de rechtbank zeer schrijnend. De rechtbank neemt het verdachte echter kwalijk dat hij door zijn wens om uit het leven te stappen anderen en in het bijzonder hulpverleners die hun best deden om hem te helpen, in gevaar heeft gebracht. [slachtoffer 1] heeft bovendien verklaard nog steeds te kampen met de gevolgen van de mislukte poging ‘
suicide by cop’.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 22 november 2023. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten, maar niet eerder voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft voor wat betreft de persoon van verdachte kennisgenomen van de over hem uitgebrachte Pro Justitia rapportage van 1 februari 2024, opgesteld door en mw. E. Sevenhuijsen, arts in opleiding tot psychiater en dr. T.W.D.P. van Os, forensisch psychiater. De psychiaters stellen vast dat bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis, een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met borderline en antisociale trekken en een stoornis in gebruik van cocaïne. De autismespectrumstoornis en de persoonlijkheidsstoornis waren aanwezig tijdens beide ten laste gelegde feiten. Het gebruik van cocaïne was niet aanwezig ten tijde de hem ten laste gelegde brandstichting, maar wel aanwezig ten tijde van de poging tot doodslag. De stoornissen beïnvloeden en versterken elkaar en spelen in meerdere of mindere mate een rol in het dagelijks leven van verdachte. De stoornissen hebben ook de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van beide ten laste gelegde feiten beïnvloed. De psychiaters adviseren dan ook om beide feiten verminderd aan verdachte toe te rekenen. De psychiaters concluderen dat het risico op recidive op een delict zoals ten laste gelegdhoog is. Een behandeling en intensieve begeleiding is noodzakelijk om de kans op herhaling duurzaam te verlagen. Vanwege zijn complexe problematiek met een beperkt ziektebesef en -inzicht, een gebrekkige impulscontrole, een stoornis van de emotieregulatie, een egocentrisch standpunt en een lacunaire gewetensfunctie is een voorwaardelijk kader gedoemd te mislukken. De psychiaters zien geen mogelijkheid om anders te adviseren dan een TBS-maatregel met dwangverpleging..
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van de over verdachte uitgebrachte Pro Justitia rapportage van 22 januari 2024, opgesteld door C.M. Hopman-Van Emmink, klinisch psycholoog. De psycholoog stelt dat bij verdachte een autismespectrumstoornis, een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis, een stoornis in het gebruik van cocaïne matig-ernstig (in remissie in gereguleerde omgeving), een stoornis in het gebruik van een opioïde matig-ernstig (in remissie in gereguleerde omgeving) en een stoornis in het gebruik van cannabis matig (in remissie in gereguleerde omgeving) kan worden vastgesteld. De autismespectrumstoornis en ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis waren ook aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten en hebben de gedragskeuzes en gedragen van verdachte beïnvloed. De psycholoog adviseert dan ook om beide ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De psycholoog schat het risico op herhaling van gewelddadig delictgedrag in als hoog. De afgelopen jaren is gebleken dat behandeling binnen de reguliere ggz onvoldoende kader voor blijvende stabilisering bood. Een zorgmachtiging is niet toereikend (gebleken) om verdachte voldoende te stabiliseren. Er blijkt sprake van een toenemende ervaren lijdensdruk bij verdachte met escalerende agressieve acties, waarbij ook derden betrokken worden en gevaar lopen. Een forensische setting met een hoog beveiligingsniveau is noodzakelijk om de veiligheid voor verdachte en voor anderen te kunnen waarborgen. Een TBS-maatregel met dwangverpleging wordt daarom geadviseerd om voldoende intensieve behandeling, toezicht en controle te kunnen bieden om de recidiverisico’s te kunnen hanteren en de veiligheid voor betrokkene zelf en voor zijn naaste omgeving te kunnen waarborgen.
Tactus Verslavingszorg heeft op 1 februari 2024 een reclasseringsadvies opgesteld. Uit dit rapport komt naar voren dat verdachte jarenlang ogenschijnlijk stabiel heeft gefunctioneerd. Sinds september 2022 is verdachte echter in beeld bij het ggz-overleg IJsselland vanwege zorgen over zijn toestandsbeeld. De aanleiding voor de ontwrichting lijkt de suïcide van een goede vriendin van verdachte te zijn en het feit dat de dagstructuur van verdachte wegviel, doordat de zorgboerderij waar verdachte dagbesteding had stopte. Hij verviel door deze ingrijpende levensgebeurtenissen in middelengebruik. Op basis van dossierinformatie stelt de reclassering dat na ongeveer een jaar door de betrokken partijen in het ggz-overleg geconstateerd werd dat alle mogelijkheden in zowel vrijwillig kader als in gedwongen kader (zorgmachtiging) waren uitgeput. Na het beëindigen van de zorgmachtiging in juli 2023 veroorzaakte verdachte wederom maatschappelijke onrust door grensoverschrijdend en dreigend gedrag. Verdachte is een kwetsbare man die om hulp roept, maar vervolgens hulpverlening afhoudt en een dwingende houding laat zien tegenover de hulpverlening. Het risico op recidive, letselschade en onttrekking aan voorwaarden wordt gelet op de bestaande problematiek ingeschat als hoog en de reclassering acht het niet mogelijk om een plan van aanpak op te stellen in enig voorwaardelijk kader. Verdachte kan zich, gezien zijn beperkingen, niet houden aan voorwaarden. Bij een veroordeling adviseert de reclassering dan ook een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank neemt de gronden waarop de adviezen ten aanzien van de verminderde toerekeningsvatbaarheid rusten over en concludeert dat de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
De op te leggen straf en maatregel
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegende acht de rechtbank het passend en geboden aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank stelt voorts vast dat aan alle de wettelijke vereisten voor het opleggen van een TBS-maatregel is voldaan. De door verdachte gepleegde poging tot doodslag en poging tot brandstichting zijn misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Bij verdachte bestond blijkens de hiervoor aangehaalde rapportages van de gedragsdeskundigen ten tijde van het begaan van beide feiten een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
Verder is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van de TBS-maatregel eist.
Ten aanzien van de dwangverpleging volgt de rechtbank de overwegingen en conclusies van zowel de Pro-Justitia rapporteurs als de reclassering. Als er geen adequate behandeling plaatsvindt, blijft het risico op herhaling van gewelddadig delict gedrag hoog, waarbij de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen in gevaar is. Alle andere mogelijkheden voor behandeling en begeleiding in zowel vrijwillig kader als in gedwongen kader (zorgmachtiging) zijn uitgeput. Een intensieve behandeling in een gedwongen kader is noodzakelijk voor het terugdringen van het hoge recidiverisico en om de veiligheid voor verdachte zelf en voor zijn naaste omgeving te kunnen waarborgen.
Nu de maatregel van terbeschikkingstelling wordt opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, kan de totale duur van de TBS-maatregel een periode van vier jaar te boven gaan en is dus ongemaximeerd.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om een immateriële schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering in zijn geheel toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rent.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft ter zitting verklaard bereidt te zijn de schade te vergoeden en door de raadsman is geen inhoudelijk verweer gevoerd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Op grond van artikel 6:106, aanhef en sub b, van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan voor vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De rechtbank stelt, aard en ernst van de normschending mede in aanmerking genomen, vast dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden: hij heeft ten gevolge van het incident veel stress ervaren, hij sliep de eerste weken na het incident slecht, kon zich niet concentreren en was prikkelbaar. Ook heeft hij de eerste vier weken na het incident niet kunnen werken. De opgevoerde schadepost is bovendien niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank stelt in dit geval, gelet op alle omstandigheden van het geval en de gegeven onderbouwing, de immateriële schadevergoeding naar billijkheid vast op een bedrag van
€ 2.500,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, te weten 9 september 2023.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 35 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
8. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 37a, 37b en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08.228291.23 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08.228291.23 subsidiair en onder parketnummer 08.196111.23 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08.228291.23
het misdrijf:poging tot doodslag;
parketnummer 08.196111-23
het misdrijf:poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder parketnummer 08.228291.23 subsidiair en onder parketnummer 08.196111.23 primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van
overheidswege zal worden verpleegd;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 2.500,-- (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (subsidiair onder parketnummer 08.228291.23): van een bedrag van € 2.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 september 2023;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde feit onder parketnummer 08.228291.23 en tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 september 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 35 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Ruiter, voorzitter, mr. R.P. van Campen en
mr. M. ter Riet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2024.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 10 september 2024, pagina 27.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 10 september 2024, pagina 28; Het proces-verbaal van de zitting van 8 februari 2024, voor zover inhoudende, de verklaring van verdachte.
3.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 10 september 2024, pagina 28; Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 10 september 2023, pagina’s 31 en 32; Het proces-verbaal van de zitting van 8 februari 2024, voor zover inhoudende, de verklaring van verdachte.
4.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 10 september 2024, pagina 28.
5.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022583155. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.