6.3De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal bij de Zeeman. Diefstal is een ergerlijke vorm van criminaliteit die voor de betrokkene leidt tot overlast en financiële schade. Daarbij veroorzaakt het gevoelens van onrust en onveiligheid bij de slachtoffers en ook in bredere zin in de samenleving. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich kennelijk heeft laten leiden door de zucht naar financieel gewin en zich niets aangetrokken aan de overlast die hij veroorzaakt en gevoelens van onveiligheid die hij anderen laat ervaren.
De persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 19 januari 2024 blijkt dat verdachte zich al jarenlang schuldig maakt aan vooral vermogensdelicten.
De rechtbank heeft voor wat betreft de persoon van verdachte kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Tactus verslavingszorg van 11 januari 2024. Hieruit komt naar voren dat verdachte bekend is met ernstige psychiatrische- en verslavingsproblematiek, waardoor hij geregeld met politie en justitie in aanraking komt. In 2021 is verdachte gediagnosticeerd met een andere gespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Er is sprake van instabiliteit op vrijwel alle leefgebieden en er zijn geen beschermende factoren aanwezig. Verdachte staat dan ook al enige tijd bekend als zeer actieve veelpleger. Vanuit het Zorg en Veiligheidshuis is de afgelopen jaren het levensloop team betrokken geweest. Zij hebben geprobeerd om door middel van een outreachende aanpak en een lange adem, passende begeleiding en zorg te bieden aan verdachte. De zorgmijdende houding van verdachte heeft er echter voor gezorgd dat zij geen grip op hem hebben kunnen krijgen en hem tot op heden niet voldoende hebben kunnen helpen. Verdachte krijgt hierdoor geen adequate zorg voor zijn psychiatrische- en verslavingsproblematiek en het ontbreekt aan stabiele huisvesting en dagbesteding. Omdat verdachte vaak recidiveert, raakt hij vaak gedetineerd en hierdoor valt zijn uitkering vaak weg, waardoor er momenteel ook geen sprake is van inkomen. De reclassering schat het risico op recidive in als hoog.
De reclassering ziet geen andere optie dan het opleggen van de ISD-maatregel om te pogen een gedragsverandering te bewerkstelligen en de overlast die verdachte veroorzaakt terug te dringen. Een ambulante behandeling of een klinische behandeling in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf of maatregel wordt, met oog op de omvangrijke problematiek, onvoldoende stringent geacht. Volgens de reclassering en de betrokken hulpverlening kan er binnen een ISD-maatregel getracht worden verdachte in structuur te krijgen. Het levensloop team zal gedurende de ISD-maatregel nauw betrokken blijven en werken aan contact opbouw. Er kan nieuwe diagnostiek worden uitgevoerd, zodat verdachte kan worden toe geleid naar een passende kliniek. Vanuit daar kan verdachte mogelijk worden ingesteld op de juiste medicatie en kan hem passende behandeling worden geboden. Bij een (mogelijke) terugval heeft verdachte dan ook de mogelijkheid om binnen detentie terug te stabiliseren.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het ‘Advies indicatieoverleg NIFP’ van
7 november 2023, waarin het NIFP concludeert dat zij geen contra-indicaties ziet voor het opleggen van een ISD-maatregel.
De straf of maatregel
De rechtbank onderschrijft de conclusie van de reclassering dat de problematiek van verdachte maakt dat hij hulp, begeleiding en behandeling nodig heeft en dat oplegging van de ISD-maatregel daarom is aangewezen.
Aan de vereisten voor het opleggen van de ISD-maatregel, zoals gesteld in artikel 38m Sr, is voldaan. Het bewezen verklaarde feit is een feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Verdachte is in de vijf jaar voorafgaand aan het thans door hem gepleegde feit veelvuldig veroordeeld, onder meer tenminste driemaal voor misdrijven tot een vrijheidsbenemende straf. Die betreffende veroordelingen zijn onherroepelijk en de onderhavige bewezenverklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen.
De rechtbank overweegt dat ook is voldaan aan de gestelde voorwaarden in de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers (in het bijzonder de vordering van de ISD-maatregel bij stelselmatige daders). Verdachte is een persoon van 18 jaar of ouder die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijffeiten, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit.
De ISD-maatregel moet als een uiterst middel worden beschouwd, maar de hardnekkigheid waarmee verdachte tot nu toe de hem geboden hulp weigert, volhardt in zijn criminele gedrag en de maatschappelijke schade en overlast die hij daarmee veroorzaakt, rechtvaardigen de oplegging van deze maatregel. Mede gelet op de inhoud van het hiervoor genoemde reclasseringsadvies moet er ernstig rekening mee gehouden worden dat verdachte wederom een soortgelijk misdrijf zal begaan. Uit zijn strafblad blijkt dat verdachte een zeer actieve veelpleger is. De veiligheid van personen en goederen eist het opleggen van de ISD-maatregel, aangezien verdachte telkens opnieuw strafbare – overlastgevende – feiten pleegt en alle eerder opgelegde strafmodaliteiten, toezichten en zorgmachtigingen hem daarvan niet hebben kunnen weerhouden. Het opleggen van een voorwaardelijke ISD-maatregel biedt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende waarborgen om te voorkomen dat verdachte niet opnieuw degelijke strafbare feiten zal plegen.
Om het bereiken van de doelen die met oplegging van de ISD-maatregel worden nagestreefd, waaronder het werken aan een oplossing voor de problematiek van verdachte, zoveel mogelijk kans van slagen te geven, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. De rechtbank zal daarom ten aanzien van het bewezen verklaarde feit aan verdachte de ISD-maatregel opleggen voor de maximale termijn van twee jaren. Gelet op het doel van de maatregel en de persoon van verdachte, ziet de rechtbank geen aanleiding het voorarrest in mindering te brengen op de duur van de maatregel.