ECLI:NL:RBOVE:2024:947

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
08.326470.22, 08-090481-22 en 08-119563-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van minderjarige door zorgdrager, mishandeling en overtreding van gedragsaanwijzingen

Op 22 februari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 36-jarige man, die werd beschuldigd van verkrachting van zijn stiefdochter, mishandeling van zijn ex-vriendin en het overtreden van gedragsaanwijzingen. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden en een schadevergoeding van € 10.000 aan de benadeelde partij. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verkrachten van zijn toen 16-jarige stiefdochter, die aan zijn zorg was toevertrouwd. Dit gebeurde in de periode van 29 november tot en met 1 december 2021. De rechtbank oordeelde dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn positie en het emotionele overwicht dat hij op het slachtoffer had. Daarnaast heeft de verdachte op 3 maart 2022 zijn ex-vriendin mishandeld en zich niet gehouden aan gedragsaanwijzingen die hem verboden contact met haar te hebben. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als geloofwaardig en consistent beoordeeld, en heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de impact van de daden op haar leven.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08.326470.22, 08-090481-22 en 08-119563-22 (P)
Datum vonnis: 22 februari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1987 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
8 februari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.A. Nieli en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. D.L.A.M. Pluijmakers, advocaat in Almere, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) voorgedragen slachtofferverklaring en van wat namens [slachtoffer 1] verder door
mr. [naam] is aangevoerd ter toelichting van de vordering schadevergoeding en het verzoek om een contact- en locatieverbod.

2.De tenlastelegging

Ter bevordering van de leesbaarheid van het vonnis wordt het ten laste gelegde onder parketnummer 08-236470.22 hierna aangeduid als feit 1. De feiten 1 en 2 onder parketnummer 08-090481-22 zijn doorgenummerd als respectievelijk feiten 2 en 3 en het feit onder parketnummer 08-119563-22 is doorgenummerd als feit 4.
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 29 november 2021 tot en met 1 december 2021 zijn toen zestienjarige stiefdochter [slachtoffer 1] heeft verkracht dan wel dat hij ontucht met haar heeft gepleegd;
feit 2:op 3 maart 2022 de aan hem gegeven gedragsaanwijzing inhoudende dat hij geen contact mocht hebben met [slachtoffer 2] , heeft overtreden;
feit 3:op 3 maart 2022 [slachtoffer 2] heeft mishandeld;
feit 4:op 12 mei 2022 de aan hem gegeven gedragsaanwijzing inhoudende dat hij niet in de buurt van de woning van [slachtoffer 2] mocht komen, heeft overtreden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 29 november 2021 tot en met 1 december 2021 te Deventer, althans in Nederland,
door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden,
[slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2005),
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1]
door
- het (tong)zoenen van die [slachtoffer 1] en/of
- het betasten en/of aanraken van de borst(en) van die [slachtoffer 1] en/of
- het likken en/of het betasten van de vagina van die [slachtoffer 1] en/of
- het brengen van zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] en/of
- het brengen van zijn penis in de mond en/of vagina van die [slachtoffer 1] en/of
- ( hierbij) misbruik te maken van het uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend (emotioneel en/of psychisch) overwicht op die [slachtoffer 1] , immers was die [slachtoffer 1] aan de zorg en/of waakzaamheid van hem, verdachte, toevertrouwd en/of was die [slachtoffer 1] onvoldoende in staat om weerstand aan verdachte te bieden en/of
- zich (telkens) binnen de huiselijke sfeer agressief en/of gewelddadig op te stellen en/of
- die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: “niet tegen je moeder vertellen”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( hierdoor) een situatie te creëren waaraan die [slachtoffer 1] zich niet kon onttrekken en waarin die [slachtoffer 1] zich niet kon verzetten en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie te creëren;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij – als (toenmalig) partner van de moeder van [slachtoffer 1] - in of omstreeks
de periode van 29 november 2021 tot en met 1 december 2021 te Deventer, althans
in Nederland,
ontucht heeft gepleegd
met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige
[slachtoffer 1] geboren op [geboortedatum 2] 2005, door
- die [slachtoffer 1] te (tong)zoenen en/of
- de borst(en) van die [slachtoffer 1] te betasten en/of
- de vagina van die [slachtoffer 1] te likken en/of te betasten en/of
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] te brengen en/of
- zijn penis in de mond en/of vagina van die [slachtoffer 1] te brengen;
2.
hij op of omstreeks 3 maart 2022 te Deventer,
opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens
artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten
de gedragsaanwijzing d.d. 1 januari 2022 gegeven door de officier van justitie te
Oost-Nederland kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich dient te
onthouden van contact met [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum 3] 1981) door
voornoemde [slachtoffer 2] een of meer berichten te sturen en/of door voornoemde
[slachtoffer 2] te volgen, aan te spreken en/of te mishandelen;
3.
hij op of omstreeks 3 maart 2022 te Deventer,
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2] een of meerdere malen
aan het haar te trekken, in/op/tegen het hoofd/gezicht te slaan/stompen en/of te
trappen/schoppen;
4.
hij op of omstreeks 12 mei 2022 te Deventer
opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens
artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten
de gedragsaanwijzing d.d. 11 april 2022 gegeven door de officier van Justitie te
Oost-Nederland, kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich (onder
meer) niet op mocht houden in een straal van 500 meter rondom de woning gelegen
op/aan de [adres 2] ,
door zich in of nabij voornoemde woning te bevinden en/of zich op te houden.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de onder feit 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van hetgeen onder feit 1 primair is ten laste gelegd en daartoe aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte door middel van bedreiging, dwang of een andere feitelijkheid [slachtoffer 1] zou hebben gedwongen tot de ten laste gelegde seksuele handelingen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de twee verklaringen die [slachtoffer 1] hierover bij de politie heeft afgelegd onbetrouwbaar zijn en uitgesloten dienen te worden van het bewijs. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat het dossier geen steunbewijs bevat voor de verklaringen van [slachtoffer 1] . Voor wat betreft een bewezenverklaring van feit 1 subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft vrijspraak van feit 3 bepleit en daartoe aangevoerd dat de verklaring van aangeefster en de getuige niet overeenkomen. Met betrekking tot de feiten 2 en 4 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 [1]
De rechtbank stelt op grond van de verklaringen van verdachte en [slachtoffer 1] vast dat op meerdere momenten gelegen in de periode van 29 november 2021 tot en met 1 december 2021 de in de tenlastelegging beschreven seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer 1] . Verdachte en [slachtoffer 1] hebben allebei verklaard dat zij in volle omvang seks met elkaar hebben gehad, waarbij ze hebben ge(tong)zoend, orale seks hebben gehad en verdachte met zijn penis de vagina van [slachtoffer 1] heeft gepenetreerd. De verklaringen van [slachtoffer 1] en verdachte staan echter haaks op elkaar voor wat betreft de vraag of [slachtoffer 1] hiertoe gedwongen werd en dit punt is van belang voor de vraag of het primair ten laste gelegde kan worden bewezen. Uit het dossier blijkt in elk geval niet dat sprake is geweest van geweld of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] . De vraag die thans ter beantwoording aan de rechtbank voorligt is of sprake is geweest van dwang door een andere feitelijkheid, dan wel bedreiging daarmee. De rechtbank zal in dat kader hierna eerst in gaan op de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1] en daarna de feitelijkheden bespreken.
De betrouwbaarheid van de verklaringen
[slachtoffer 1] heeft op 4 januari 2022 [2] bij de politie – in grote lijnen – verklaard dat zij op 29 november 2021 met verdachte bij haar moeder in het ziekenhuis was geweest. Op de weg terug naar huis zijn ze langs de coffeeshop en seksshop gereden, waar verdachte telkens alleen naar binnen ging en [slachtoffer 1] in de auto bleef zitten. Toen zij thuis waren heeft verdachte op enig moment een cola voor [slachtoffer 1] ingeschonken en daar 3MMC in gedaan. [slachtoffer 1] voelde zich hierdoor uit het niets heel geil worden, maar ook heel naar. Zij wilde eigenlijk naar de buurvrouw gaan, maar omdat zij bang was voor verdachte, durfde ze dat niet. Verdachte begon aan haar te zitten en [slachtoffer 1] durfde geen ‘stop’ te zeggen en was helemaal verstijfd. Hij nam haar vervolgens mee naar boven naar zijn slaapkamer en duwde haar op het bed, waar hij meerdere keren seks met haar had. Na afloop zei hij “Niets tegen mama zeggen, anders wordt zij boos en zet ze jou op straat en moet je bij mij wonen”.
Op 22 januari 2022 [3] heeft [slachtoffer 1] nogmaals een verklaring afgelegd bij de politie en zij heeft toen – anders dan in haar eerdere verklaring – gezegd dat zij de 3MMC van verdachte kreeg en vervolgens zelf in haar cola heeft gedaan, omdat verdachte zei dat het vies was. Verder heeft zij verklaard dat verdachte tegen haar zei dat ze van de 3MMC beter zou kunnen slapen. Voordat [slachtoffer 1] de 3MMC kreeg, had zij ook al een paar hijsjes wiet van verdachte gekregen. Dit gebeurde in de woonkamer. Vervolgens zijn verdachte en [slachtoffer 1] naar de coffeeshop gegaan en toen ze thuiskwamen hebben ze samen nog meer drugs gebruikt. Op enig moment zei verdachte tegen [slachtoffer 1] dat zij haar broek uit moest doen, waarna verdachte ook haar onderbroek uitdeed en haar begon te vingeren. [slachtoffer 1] verstijfde toen helemaal. Vervolgens heeft verdachte op de bank – zonder voorbehoedsmiddel – seks met haar gehad. Daarna zei verdachte tegen [slachtoffer 1] dat ze naar boven moest gaan en op het bed van hem en de moeder van [slachtoffer 1] moest gaan liggen. Daar had verdachte weer seks met [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] is uiteindelijk naar haar eigen bed gegaan waar verdachte weer seks met haar had. De volgende ochtend om 6:00 à 7:00 uur riep verdachte [slachtoffer 1] , [slachtoffer 1] is toen naar de slaapkamer van verdachte gelopen, waar verdachte zei dat ze hem moest pijpen. Dat heeft zij toen gedaan.
Zoals hiervoor al vastgesteld heeft verdachte bij de politie en ook ter zitting erkend dat hij meerdere keren seks met [slachtoffer 1] heeft gehad, maar hij verklaart daarover dat zij dit ook wilde en dat er geen sprake was van dwang [4] .
De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer 1] van 22 januari 2022 geloofwaardig en betrouwbaar en neemt deze verklaring tot uitgangspunt voor het bewijs van de ‘dwang door andere feitelijkheden’. [slachtoffer 1] heeft immers gedetailleerd en op veel punten consistent verklaard over wat er is gebeurd. Zij verklaart over specifieke details van bepaalde momenten en zij zegt ook over bepaalde dingen dat zij niet snapt of weet waarom zij dat zelf zo heeft gedaan, waardoor haar verklaring authentiek overkomt. Zo heeft zij verklaard over dat verdachte tegen haar zei dat zij haar broek uit moest doen
“Ik deed dat ook. Ik weet niet waarom, misschien onder invloed van drugs”. En over het moment dat verdachte zei dat ze beneden moesten opruimen, omdat haar moeder anders door zou hebben dat er iets was, verklaart zij
“ [verdachte] heeft toen opgeruimd. Ik hoopte dat [verdachte] iets zou vergeten, zodat mama zou zien dat er wat aan de hand was. Ik durfde zelf niet te vertellen, want ik weet niet hoe je dat zegt tegen je moeder”.Als [slachtoffer 1] in haar tweede verklaring terugkomt op wat zij eerder heeft verklaard over het innemen van de 3MMC, kan de rechtbank haar goed begrijpen als zij uitlegt
“Ik zei toen dat [verdachte] mij drugs had gegeven. Mama maakte daar toen meteen gedrogeerd van”en dat ze haar moeder toen niet durfde te zeggen dat ze wist dat ze drugs innam.
Anders dan door de raadsman bepleit, vindt de verklaring van [slachtoffer 1] naar het oordeel van de rechtbank voldoende steun in ander bewijsmateriaal. Zo wordt haar verklaring op veel onderdelen ondersteund door wat verdachte zelf heeft verklaard over wat er is gebeurd. Ook de verklaringen van de moeder van [slachtoffer 1] en getuige [getuige 1] ondersteunen de verklaring van [slachtoffer 1] . Zo volgt uit de verklaring van [getuige 1] dat [slachtoffer 1] haar op 4 december 2021 hetzelfde verhaal heeft verteld over wat er is gebeurd tussen haar en verdachte als het gaat om het drogeren, de seksuele handelingen die hebben plaatsgevonden en de wijze waarop. Ook wist [getuige 1] dat [slachtoffer 1] bang was voor verdachte. [5]
‘Andere feitelijkheden’
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij bang was voor verdachte, omdat ze wist ‘dat hij tot alles in staat is’ en dat hij ook haar moeder in het verleden al eens had geslagen. [6] [slachtoffer 2] , de moeder van [slachtoffer 1] , heeft in haar aangifte bevestigd dat verdachte haar in het verleden heeft mishandeld en dat [slachtoffer 1] dit ook wist. Ook was [slachtoffer 1] er bij toen verdachte dreigde met de auto het huis in te rijden, waarna hij daadwerkelijk hard de tuin in kwam rijden en op het laatste moment vlak voor het huis de auto stilzette. [7]
De rechtbank stelt verder vast dat uit het dossier volgt dat [slachtoffer 1] een kwetsbaar meisje is dat op haar jonge leeftijd al bij verschillende familieleden had gewoond en al veel nare dingen heeft meegemaakt. Zij woonde pas sinds een paar maanden weer bij haar moeder en verdachte in huis. Verdachte wist ook dat [slachtoffer 1] een kwetsbaar meisje was. [8] [slachtoffer 1] zag verdachte als een tweede vader en verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] als zijn eigen dochter zag. [9] In het weekend dat de seksuele handelingen tussen verdachte en [slachtoffer 1] hebben plaatsgevonden, was de moeder van [slachtoffer 1] , en destijds ook de vriendin van verdachte, voor een paar dagen opgenomen in het ziekenhuis. Verdachte was voor het eerst gedurende (langer dan) een nacht alleen met [slachtoffer 1] en het was zijn taak om voor [slachtoffer 1] te zorgen en op haar te letten. [10]
Conclusie
De rechtbank is op grond van de verklaring van [slachtoffer 1] en de hiervoor uiteengezette feitelijkheden in onderling verband en samenhang bezien van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat [slachtoffer 1] in de ten laste gelegde periode meerdere malen door verdachte is gedwongen om seks met hem te hebben en seksuele handelingen met hem te verrichten. [slachtoffer 1] kon zich door het leeftijdsverschil, haar kwetsbaarheid, het fysieke en het emotionele overwicht van verdachte, de wetenschap van het gewelddadige karakter van verdachte en de door haar gebruikte drugs die zij van verdachte had gekregen, niet onttrekken aan de situatie of zich verzetten tegen verdachte. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
Feit 2
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. [11]
1. het proces-verbaal van de zitting van 8 februari 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
2. het proces-verbaal van aanhouding verdachte van verbalisanten [verbalisant 1] en
[verbalisant 2] van 13 mei 2022, pagina 4;
3. een geschrift, te weten de gedragsaanwijzing gegeven op 1 januari 2022 door de officier van justitie A. Nettenbreijers, pagina’s 11 en 12.
Feit 3 [12]
Op 3 maart 2022 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan van mishandeling door haar ex-vriend, zijnde verdachte. Zij heeft verklaard dat zij op het station in Deventer was om haar dochter te zien die met de bus kwam. Verdachte was daar toen ook en begon gelijk op agressieve toon tegen haar te praten. Ze wilde dat verdachte wegging en zei dat ook tegen hem, maar hij bleef vervelend aanwezig. Toen zij vanaf het station naar huis liep, volgde verdachte haar. Op de [adres 3] haalde verdachte haar in, trok hard aan haar haar en sloeg met zijn vuist in haar gezicht. Daarna sloeg hij haar nog en keer, waarbij ze tegen haar keel werd geraakt. [13]
Op foto’s van het gezicht van aangeefster die bij de aangifte zijn gevoegd, is een rode verkleuring van de huid naast de neus waar te nemen en een bebloed plekje op de kin. [14]
Deze aangifte wordt op onderdelen ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 2] . [getuige 2] is woonachtig aan de [adres 3] en hoorde vanuit zijn woning geschreeuw komen vanaf de straat. Toen hij naar buiten keek, zag hij daar een man en een vrouw met elkaar vechten. Hij zag dat de man een harde vuistslag gaf aan de vrouw en dat de man de vrouw schopte. [15]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 3 maart 2022 in Deventer was en dat hij met [slachtoffer 2] was, maar hij heeft ontkend haar te hebben mishandeld.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de aangifte, de foto, de verklaring van verdachte dat hij met [slachtoffer 2] was en de getuigenverklaring van [getuige 2] , wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte op 3 maart 2022 [slachtoffer 2] heeft mishandeld door aan haar haren te trekken en haar in het gezicht te slaan. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] ook heeft geschopt of getrapt en zij zal verdachte daarom van dat deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Feit 4
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. [16]
1. het proces-verbaal van de zitting van 8 februari 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
2. het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] van 3 maart 2022, pagina’s 18 en 19;
3. een geschrift, te weten de gedragsaanwijzing gegeven op 11 april 2022 door de officier van justitie J.E.R. Osinga, pagina’s 39 en 40.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 29 november 2021 tot en met 1 december 2021 te Deventer, door feitelijkheden [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2005), heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] door
- het (tong)zoenen van die [slachtoffer 1] en
- het betasten en/of aanraken van de borst(en) van die [slachtoffer 1] en
- het likken en het betasten van de vagina van die [slachtoffer 1] en
- het brengen van zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] en
- het brengen van zijn penis in de mond en/of vagina van die [slachtoffer 1] en
- hierbij misbruik te maken van het uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend (emotioneel en psychisch) overwicht op die [slachtoffer 1] , immers was die [slachtoffer 1] aan de zorg en waakzaamheid van hem, verdachte, toevertrouwd en was die [slachtoffer 1] onvoldoende in staat om weerstand aan verdachte te bieden en
- zich binnen de huiselijke sfeer agressief en/of gewelddadig op te stellen en
- die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: “niet tegen je moeder vertellen” en
- hierdoor een situatie te creëren waaraan die [slachtoffer 1] zich niet kon onttrekken en waarin die [slachtoffer 1] zich niet kon verzetten;
2.
hij op 3 maart 2022 te Deventer, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 1 januari 2022 gegeven door de officier van justitie te Oost-Nederland kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich dient te onthouden van contact met [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum 3] 1981) door voornoemde [slachtoffer 2] een of meer berichten te sturen en door voornoemde
[slachtoffer 2] te volgen, aan te spreken en te mishandelen;
3.
hij op 3 maart 2022 te Deventer, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 2] aan het haar te trekken, in/op/tegen het hoofd/gezicht te slaan/stompen;
4.
hij op 12 mei 2022 te Deventer opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 11 april 2022 gegeven door de officier van Justitie te Oost-Nederland, kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich (onder meer) niet op mocht houden in een straal van 500 meter rondom de woning gelegen aan de [adres 2] , door zich in of nabij voornoemde woning te bevinden en zich op te houden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 184a, 242, 248 en 300 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: verkrachting, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige;
feit 3
het misdrijf: mishandeling;
feiten 2 en 4
telkens het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 40 maanden. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat op grond van artikel 38v Sr een vrijheidsbeperkende maatregel aan verdachte wordt opgelegd, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1] en een locatieverbod voor de woon- en werkomgeving van [slachtoffer 1] , voor de duur van vijf jaren. De officier van justitie heeft gevorderd de contact- en locatieverboden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair ten laste gelegde verkrachting, heeft de raadsman bepleit voor wat betreft de straf aansluiting te zoeken bij de LOVS oriëntatiepunten die zien op een lichte vorm van dwang, te weten een gevangenisstraf van 24 maanden. Verder heeft de raadsman betoogd bij het bepalen van de straf mee te wegen dat verdachte verantwoordelijkheid neemt en de waarheid boven tafel wil krijgen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verkrachten van [slachtoffer 1] , de minderjarige dochter van zijn vriendin over wie hij op dat moment de zorg had. De verkrachting heeft plaatsgevonden in de woning van het gezin; in de woonkamer, de slaapkamer die verdachte met de moeder van [slachtoffer 1] deelde en de slaapkamer van [slachtoffer 1] . Haar thuis is bij uitstek een plek waar [slachtoffer 1] veilig zou moeten zijn. Daar komt bij dat [slachtoffer 1] een kwetsbaar meisje is dat op veel verschillende plekken heeft gewoond en die op jonge leeftijd al veel nare dingen heeft moeten meemaken. Verdachte wist dit ook en hij heeft als degene die op dat moment belast was met de opvoeding en verzorging van [slachtoffer 1] , gebruik gemaakt van zijn overwicht op haar als volwassen man en misbruik gemaakt van de vertrouwensband die er tussen verdachte en [slachtoffer 1] was. Verdachte heeft [slachtoffer 1] ook drugs gegeven, waarvan hij wist dat je daar opgewonden van raakte.
Verdachte heeft op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer 1] . Haar is de kans op een normale seksuele ontwikkeling ontnomen. Daar komt bij dat verdachte zelf ter zitting heeft verklaard dat hij op [slachtoffer 1] moest letten, omdat er op seksueel gebied zorgen waren over de naar eigen zeggen kwetsbare [slachtoffer 1] . Desondanks heeft verdachte de eerste avond dat hij alleen met [slachtoffer 1] was, misbruik van haar gemaakt door haar drugs te geven en meermalen seks met haar te hebben en heeft hij zijn eigen behoeftes en belangen voorop gesteld. Hoewel verdachte stelt zijn verantwoordelijkheid te nemen, laat hij niet zien inzicht te hebben in het leed dat hij heeft veroorzaakt bij [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] is in januari 2023 uit huis geplaatst, omdat de situatie thuis onhoudbaar werd en de moeder van [slachtoffer 1] bang was dat zij zichzelf iets zou aandoen. Uit de slachtofferverklaring, die [slachtoffer 1] op de zitting zelf heeft voorgelezen, is op indringende wijze naar voren gekomen dat het misbruik zelf en de gebeurtenissen daarna grote impact op [slachtoffer 1] hebben. Het is niet ondenkbaar dat zij hier de rest van haar leven last van blijft houden. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
Naast dit feit heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn ex-vriendin [slachtoffer 2] . Hierdoor heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 2] . Verdachte heeft daarnaast tweemaal een (verschillende) gedragsaanwijzing overtreden die bedoeld waren om verdachte ervan te weerhouden contact te zoeken met [slachtoffer 2] of in haar buurt te komen. Dit zijn ergerlijke feiten, waarmee verdachte gevoelens van onrust en onveiligheid heeft veroorzaakt bij het slachtoffer en ook in bredere zin in de samenleving.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 4 januari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor zedenfeiten. Verdachte is wel eerder veroordeeld voor mishandelingen en huiselijk geweld.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het reclasseringsadvies over verdachte van 17 juli 2023. De reclassering heeft verdachte niet gesproken voor het rapport en baseert de bevindingen op informatie die al bekend is over verdachte. In een conclusie uit een reclasseringsrapport van 28 maart 2022 staat – kort samengevat – beschreven dat verdachte geen zinvolle dagbesteding heeft, een uitkering ontvangt en een bewindvoerder heeft. Verdachte is gediagnosticeerd met persoonlijkheidsproblematiek en een licht verstandelijke beperking. In het kader van een eerdere voorwaardelijke veroordeling heeft verdachte een behandeling gevolgd bij Trajectum, maar deze is voortijdig negatief beëindigd, omdat verdachte zich onvoldoende conformeerde aan de bijzondere voorwaarden.
De reclassering adviseert nu om aan verdachte een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden, omdat er geen aanknopingspunten worden gezien om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen.
De op te leggen straf
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in dit geval passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Sr, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1] en een locatieverbod, niet proportioneel en ook niet noodzakelijk. Er zijn geen signalen dat verdachte na het ten laste gelegde contact heeft gehad of geprobeerd heeft te zoeken met [slachtoffer 1] . Naar het oordeel van de rechtbank zijn er thans geen concrete aanwijzingen dat sprake is van de situatie dat er rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte zich belastend naar haar toe zal gedragen.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 10.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. Het bedrag wordt ter vergoeding van immateriële schade gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering in zijn geheel toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering in verband met de gebrekkige onderbouwing dan wel het toe te wijzen bedrag te matigen tot € 3.500,--.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit onder 1 primair rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Op grond van artikel 6:106, aanhef en sub b, van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan voor vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De rechtbank stelt vast dat de aard en de ernst van de normschending in dit geval meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde voor de hand liggen, zodat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank overweegt hiertoe ook dat [slachtoffer 1] al een kwetsbaar meisje was en ten gevolge van het incident psychisch letsel heeft opgelopen waarvoor zij diverse therapieën heeft ondergaan, waaronder EMDR en spel- en beweegtherapie. Ook heeft zij een zwangerschapstest moeten doen, omdat zij vermoedde zwanger te zijn, wat voor veel angst en stress heeft gezorgd. De rechtbank stelt in dit geval, gelet op alle omstandigheden van het geval en de gegeven onderbouwing, de immateriële schadevergoeding naar billijkheid vast op een bedrag van€ 10.000,-- en wijst dat toe.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 85 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 57 en 63 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair
het misdrijf:verkrachting, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige;
feit 3
het misdrijf:
mishandeling;
feiten 2 en 4
telkens het misdrijf:opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
-
wijst de vorderingvan de benadeelde partij [slachtoffer 1]
toetot een bedrag van
€ 10.000,--(bestaande uit immateriële schadevergoeding);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (feit 1 primair): van een bedrag van € 10.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2021;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit onder 1 primair tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 10.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 85 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. J. de Ruiter en mr. M. ter Riet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2024.
Buiten staat
Mr. De Ruiter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, dienst regionale recherche, team zeden, met onderzoeksnummer ONRBC22001/ Passat. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] van 4 januari 2022, pagina’s 14 tot en met 30.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] van 22 januari 2022, pagina’s 34 tot en met 43.
4.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 8 februari 2024 en het proces-verbaal van verhoor verdachte van 8 december 2022, pagina’s 80 tot en met 83.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 12 januari 2022, pagina’s 47 tot en met 49.
6.Het proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 1] van 4 januari 2022, pagina 28.
7.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] van 5 januari 2022, pagina 7.
8.Het proces-verbaal van de zitting van 8 februari 2024, voor zover inhoudende, de verklaring van verdachte.
9.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 8 december 2022, pagina 77.
10.Het proces-verbaal van de zitting van 8 februari 2024, voor zover inhoudende, de verklaring van verdachte.
11.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022208522. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
12.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022157038. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
13.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] van 3 maart 2022, pagina’s 18 en 19.
14.De achter het proces-verbaal van aangifte gevoegde foto, pagina 20.
15.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 3 maart 2022, pagina 24.
16.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022157038. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.