Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
2.De beoordeling
31 januari 2024 ongegrond verklaard.
3.De beslissing
M.H. van der Lecq, in tegenwoordigheid van de griffier mr. I.A.M. Booijink en in openbaar uitgesproken op 21 februari 2024.
Rechtbank Overijssel
Op 21 februari 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel het verzoek tot wraking van mr. T.J. Thurlings - Rassa ongegrond verklaard. Verzoeker had op 13 februari 2024 een wrakingsverzoek ingediend, waarin hij stelde dat de tegenpartij de Grondwet overtrad en dat de rechter dit toestond. De wrakingskamer oordeelde echter dat de gronden van verzoeker grotendeels herhaling waren van een eerder verzoek dat op 31 januari 2024 ongegrond was verklaard. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter alleen gewraakt kan worden bij objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid, wat in dit geval niet was aangetoond. De inhoud van het e-mailbericht van verzoeker was onduidelijk en onsamenhangend, waardoor de wrakingsgronden niet duidelijk waren. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker geen feiten of omstandigheden had aangedragen die een aanwijzing voor vooringenomenheid of partijdigheid van de rechter opleverden. Bovendien werd vastgesteld dat verzoeker het middel van wraking lichtvaardig had ingezet, wat leidde tot de beslissing dat toekomstige verzoeken tot wraking in dezelfde zaak niet in behandeling zouden worden genomen.