ECLI:NL:RBOVE:2024:945

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
C/08/310181 KG RK 24-75
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verklaard verzoek tot wraking van rechter in civiele procedure

Op 21 februari 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel het verzoek tot wraking van mr. T.J. Thurlings - Rassa ongegrond verklaard. Verzoeker had op 13 februari 2024 een wrakingsverzoek ingediend, waarin hij stelde dat de tegenpartij de Grondwet overtrad en dat de rechter dit toestond. De wrakingskamer oordeelde echter dat de gronden van verzoeker grotendeels herhaling waren van een eerder verzoek dat op 31 januari 2024 ongegrond was verklaard. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter alleen gewraakt kan worden bij objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid, wat in dit geval niet was aangetoond. De inhoud van het e-mailbericht van verzoeker was onduidelijk en onsamenhangend, waardoor de wrakingsgronden niet duidelijk waren. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker geen feiten of omstandigheden had aangedragen die een aanwijzing voor vooringenomenheid of partijdigheid van de rechter opleverden. Bovendien werd vastgesteld dat verzoeker het middel van wraking lichtvaardig had ingezet, wat leidde tot de beslissing dat toekomstige verzoeken tot wraking in dezelfde zaak niet in behandeling zouden worden genomen.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer: C/08/310181 KG RK 24-75
Beslissing van 21 februari 2024
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker tot wraking.

1.De procedure

1.1.
Op 13 februari 2024 heeft verzoeker het verzoek tot wraking gedaan van
mr. T.J. Thurlings - Rassa, rechter in deze rechtbank en in die hoedanigheid belast met de behandeling van de zaak die is geregistreerd onder nummer ZWO 23 / 2617 ZW.
1.2.
Mr. Thurlings - Rassa heeft niet berust in de wraking.

2.De beoordeling

2.1.
De wrakingskamer stelt voorop dat verzoeker op 22 januari 2024 een verzoek tot wraking heeft gedaan van mr. Thurlings-Rassa. Dit verzoek is bij beslissing van
31 januari 2024 ongegrond verklaard.
2.2.
Nu verzoeker in het e-mailbericht van 13 februari 2024 de woorden “wraken” en “wraak” gebruikt, merkt de wrakingskamer dit e-mailbericht aan als een wrakingsverzoek.
2.3.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
2.4.
De inhoud van het e-mailbericht van 13 februari 2024 van verzoeker is erg onduidelijk en onsamenhangend, zodat het voor de wrakingskamer niet duidelijk is wat precies de wrakingsgronden zijn. Het verzoek welwillend lezend, begrijpt de wrakingskamer dat verzoeker vindt dat de tegenpartij de Grondwet overtreedt en dat de rechter dit toestaat, dat hij wil dat de rechter de tegenpartij erop wijst dat zij alle stukken moet overleggen die hij nodig heeft voor zijn onderzoek en dat het hem wordt toegestaan om de zitting te filmen. Deze gronden betreffen echter grotendeels een herhaling van hetgeen verzoeker heeft aangevoerd in zijn eerder gedane wrakingsverzoek dat bij beslissing van 31 januari 2024 ongegrond is verklaard. Er bestaat geen enkele reden om nu anders te oordelen over deze door verzoeker aangevoerde gronden/klachten. Voor zover verzoeker van mening is dat de rechter de tegenpartij moet opdragen om bepaalde stukken te overleggen, is de wrakingskamer van oordeel dat het aan de rechter is om (dergelijke) procesbeslissingen te nemen. Een procesbeslissing vormt in principe geen grond voor wraking, ook niet als verzoeker het niet eens is met die procesbeslissing, dan wel bezwaar maakt tegen het uitblijven van een procesbeslissing. Dat kan anders zijn indien geen andere verklaring voor de beslissing te geven is dan dat die beslissing door vooringenomenheid is ingegeven en een dergelijke beslissing of de motivering daarvan een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Naar het oordeel van de wrakingskamer is op geen enkele manier gebleken dat daarvan sprake is.
2.5.
De conclusie is dan ook dat verzoeker geen feiten of omstandigheden naar voren heeft gebracht die een aanwijzing opleveren voor het aannemen van vooringenomenheid of partijdigheid van de rechter, laat staan een zwaarwegende aanwijzing.
2.6.
Deze beslissing is gebaseerd op artikel 5 lid 2 van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank. Dat betekent dat de wrakingskamer zonder behandeling ter zitting het wrakingsverzoek aanstonds kennelijk ongegrond verklaart.
2.7.
Omdat verzoeker het middel van wraking lichtvaardig, want zonder enige grondslag (opnieuw) heeft ingezet, is naar het oordeel van de wrakingskamer sprake van misbruik van recht. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek van verzoeker tot wraking in dezelfde zaak niet in behandeling wordt genomen.

3.De beslissing

De wrakingskamer
3.1.
verklaart het verzoek ongegrond,
3.2.
bepaalt dat volgende verzoeken om wraking in deze zaak (geregistreerd onder nummer ZWO 23 / 2617 ZW) niet in behandeling zullen worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. A. van Holten, voorzitter, A. Smedes en
M.H. van der Lecq, in tegenwoordigheid van de griffier mr. I.A.M. Booijink en in openbaar uitgesproken op 21 februari 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.